Als ik zondagnamiddag bij mama kom, zit ze geïnteresseerd naar de televisie te kijken. De laatste rit van de Ronde van België wordt uitgezonden. Koers heeft haar nooit echt geboeid, maar daar is nu blijkbaar verandering in gekomen. Ze is enorm geconcentreerd op wat zich op het scherm afspeelt. Het duurt dan ook wel even voor ze doorheeft dat ik er ben.
Ik haal haar uit haar zetel en we gaan samen naar haar kamer. Daar steekt ze haar armen naar mij uit, en lachend zegt mama: Kom hier jij, hier bij mij. Ik ga bij haar staan, we nemen elkaar vast en het wordt een echt zoenfestijn. De ene dikke kus volgt na de andere.
We gaan samen buiten in het park van het rusthuis wandelen. Weer valt het mij op dat mama, nu ze deelneemt aan Start to walk, vlotter ter been is. Dus meer beweging doet haar in ieder geval deugd. Ze babbelt, wel met een stil stemmetje, weer honderd uit zonder dat ik er ook maar één woord van begrijp. Tot ze plots zegt: Ik rij niet meer naar t Sas hoor! Vroeger woonden mijn ouders vlakbij de Nederlandse grens. Net over die grens ligt de gemeente Sas van Gent, kortweg door iedereen t Sas genoemd. Soms was het vroeger voor mijn ouders voordeliger om met onze Belgische frank in Nederland de wekelijkse boodschappen te doen. Dat is allemaal al jaren geleden. Dat dit nu ineens door mamas hoofd speelt. Ga jij geen boodschappen doen in t Sas?" vraag ik. Neen, zegt mama kort en gedecideerd. Oké, dan kan je jouw geld maar beter sparen, hé! zeg ik droogjes. Mama kijkt me lachend aan, geeft me een klein duwtje en antwoordt: Gij kleine stoute beest! Ze gaat verder in haar brabbeltaaltje en dan komt dit: Daarmee heb ik nu nog geen auto. Heb jij jouw auto nodig? vraag ik heel bezorgd. Maar neen, is mamas antwoord en daarmee is dit gespreksthema ook weeral afgehandeld.
Ze heeft het nog een paar keer over de wind en dat die op haar hoofd blaast, maar volgens de uitleg die ze geeft, stoort het haar totaal niet. Net als mama en ik willen naar binnen gaan, komt Karoline de parking van het rusthuis opgereden. We wachten haar op, want mama is altijd blij als Karoline er is. Ook zij begint over de wind: Marcella, we moeten maar denken dat we aan zee lopen. Op het strand, arm in arm, en de wind blaast in ons gezicht. Mama kijkt Karoline aan en lacht eens. Enkele stappen verder zegt mama, wijzend naar de grond: Kijk, schelpjes! Er is geen schelpje te bespeuren, maar Karoline zegt heel serieus: Ja, schelpjes!
|