| De oudjes zitten deze namiddag rond de tafel, er wordt samen gezongen. Ook mama zit, - op een gewone stoel -, in de groep. Ze heeft me niet zien aankomen en als ik vooroverbuig om haar een zoen te geven, kijkt ze me verwonderd aan: wie zijde gij?  Het hoofd uit veiligheidsoverweging iet wat achteruit, je laat je immers niet zoenen door een wildvreemde: ik ken u niet!  Maar van zodra mama mijn stem hoort, weet ze het weer:  t is ons Ellen.  Ze lacht en er mag meteen gekust worden! 
 Ik denk bij mezelf: wat mama, als je ook mijn stem niet meer zult herkennen?
 
 |