In het dorp zwerft de stormrond
hevig en brutaal
Het moet eendriftige kerel zijn
met spierballen zoals balonnen
Hij gaat tekeer als bezetene
huilt ,maakt lawaai met mokerslagen
Hij beukt tegen de gevels als een stormram
spaart niets of niemand zijn ellende
zijn ijzige adem blaast een razende vaart
ik hoor zijn onbarmhartig slaan
tegen ramen en deuren
hij steelt mijn slaap, de apenkop
ik kan hem niet overmeesteren.
Ingrid Lenaerts
|