Nacht loopt naast zijn onderdanen die geen vragen stellen hij dwingt hen in het gelid van uur tot uur duisternis een maan is zijn gezel al dan niet met wolken
Nacht draagt zijn mantel ondoordringbaar ver het zonlicht dat verdween hij spookt in schaduwen hoeken en kanten in kamers en bedden hij zaait zalvend begerig voldoening en paniek liefde voor het lijf paniek voor het leed
de nacht draagt de macht en niemand kan ontkomen aan de touwen die hij in handen heeft zijn paard dat hij ment tot de vroege morgen
Ingrid Lneaerts
|