Borgloon trekt vooral in de lente veel wandelaars en fietsers aan die komen genieten van de bloesemtochten. Toch mag onze gemeente niet vergeten worden tijdens de andere seizoenen. Vooral tijdens de fruitpluk.
De fruitstreektocht van de Strooplekkers is een ideale wandeling om Borgloon te ontdekken tijdens de fruitpluk. De wandeling vertrekt in de Stationsstraat, deze was vroeger de belangrijkste straat in Borgloon, het is te zien aan de villas die er staan, was ook een belangrijke plaats voor industrie, de stoommelkerij en de stroopfabrieken was ook de straat waar voor het eerst stroom gemaakt werd voor de stad. Vandaag zijn de villas nog steeds getuige van de rijkdom van weleer. Ook het gebouw van de Stoommelkerij is er nog. Als we wat verder wandelen komen we aan het stoomstroopfabriek. Wij wandelen weer wat verder en aan het stationsplein wandelen we naar de Fruitlijn richting Kuttekoven.
De Fruitlijn was een bijzondere spoorlijn die het mogelijk maakte om ons fruit uit te voeren, treinen vol werden naar Oostende gebracht waar ze via de ferry naar Engeland werden gebracht. Dat de fruithandel belangrijk was blijkt uit het feit dat er verschillende fruithandelaars op en rond het station woonden. We wandelen een stukje over Puthofveld en dan de fruitlijn op. Steken de weg over naar Kuttekoven. Langs het Kasteel de Klee en de Kleehoeve. Kasteel de Klee ligt in een domein dat vroeger tot het patrimonium van de abdij van Herkenrode behoorde. Nu rest er nog een herenhuis uit 1907 met 17de eeuwse hoektoren en een kwadraathoeve met wapenschilden die herinneren aan de vroegere banden met de abdij van Herkenrode. Voor ons op een van de hoogste punten van Borgloon ligt Kasteel Hulsberg. Kasteel Hulsberg werd in 1882 gebouwd op een heuvel waarvan de top 108m boven de zeespiegel uitsteekt. Omwille van deze heuvelsite is het kasteel een opvallend oriëntatiepunt in het landschap. Wij wandelen weer een eind verder verlaten Kuttekoven en wandelen nu naar Hendrieken-Voort. We wandelen langs de Lorette kapel van Kasteel Hulsberg.
Dan komen we aan de rust en controle .Na de rust wandelen we weer verder en komen zo in de velden en boomgaarden, het landschap van Haspengouw op zijn best. Een eind langs de Romeinse Kassei en dan weer verder. We wandelen een heel eind door de velden, met laagstamboomgaarden, peren en appels. Veel peren zijn al geplukt en de appelen beginnen mooi te kleuren. Eigenlijk is het een kleurenpalet die tentoongesteld word. Gelukkig zijn ook nog wat hoogstamboomgaarden bewaard, deze zijn zeer waardevol en dienen beschermt te worden zodat dit stukje erfgoed ook bewaard word.
Wij wandelen verder om zo terug in Borgloon te komen. Langs de Grote Mot en de wijngaard, het Speelhof met kerk en monument voor de gesneuvelden. Op het Speelhof staan nog enkele kanunnikenhuizen en in ervan is het Administratief Centrum van de stad gevestigd. Op het gekasseid binnenpleintje van het Kanunnikenhuis op het Speelhof, staat het beeldje van de Strooplekker, de spotnaam van de Lonenaren. De Strooplekker is een vrolijk manneke. Hij verbeeldt ons rijke verleden. Zijn hoofd is een appel, zijn lijf een peer, tezamen de vruchten die we van oudsher in deze streek verbouwen. De stroop verwijst naar het product dat we vroeger massaal fabriceerden. We verlaten het Speelhof en dalen af naar de Markt. Hier staan verschillende beschermde huizen en ook het historische Grevenhuis, nu ons stadhuis in zuivere Maasstijl.
Sinds 1985 mag Borgloon zich opnieuw stad noemen. In de 11de en 12de eeuw was het immers de residentieplaats van de invloedrijke graven van Loon en de hoofdplaats van het graafschap Loon. Borgloon was in de Middeleeuwen omwald en ommuurd. Er waren ooit zeven gilden en/of ambachten: smeden, bakkers, brouwers, schoenlappers, slachters, kremers en lakenmakers. Een bijzonderheid die de aandachtige wandelaar wel opgevallen is kroontje boven de huisnummers. Het voorrecht om de huisnummers met grafelijke kroontjes te bekronen is niet elke Vlaamse stad gegeven.
We verlaten de Markt met het perron. Het perron is eigenlijk een pui (verhoging, massief stenen bouwsel) voor het stadhuis in het midden van de markt dat men met behulp van treden beklom en waarop men vroeger de besluiten, verordeningen, voorlas. Alle misdrijven, die gepleegd werden, werden beslecht aan het perron. Wat bij het perron opvalt zijn de gemeenschappelijke delen, nl. de treden, de zuil, dennenappel en het kruis. Een perron was een zeer belangrijk teken van stedelijke vrijheid, en onderlinge verbondenheid met andere steden.
Wij dalen af en keren terug naar ons vertrek. Een mooie wandeling in het Land van Loon de Parel van Haspengouw.
MARCHE DES DEUX FRONTIERES / LES DJOYEURS GOUVIONS GOUVY / GOUVY 03/09/2011.
MARCHE DES DEUX FRONTIERES.
LES DJOYEUX GOUVIONS GOUVY.
GOUVY.
Gouvy is gelegen vlak bij de noordelijke grens van het Groothertogdom Luxemburg, en is de kern van de gemeente die uit 23 dorpen en gehuchten bestaat.
We kunnen genieten van een landschap van heuvels en uitgestrekte valleien, rivieren met helder water, bossen en groene hoogvlaktes met prachtige uitzichten.
In Gouvy vindt U nog de ongerepte natuur, vrij van industriële vervuiling, waar U niet gestoord wordt door hinderlijke geluiden, karakteristiek van grote steden. Gouvy biedt aan de inwoners en bezoekers een landschap van heuvels en uitgestrekte valleien, bossen en groene hoogvlaktes met prachtige uitzichten, hier en daar mooie dorpjes waar u vriendelijk onthaald wordt en in alle rust kan verblijven.
We dwalen door de bossen, wandelen over de vlakten of langs de paden, slenteren door de dorpen en de gehuchten geeft ons de gelegenheid de mensen, de gewoonten en de woonomgeving beter te kennen; de lokale levensfilosofie en de specificiteit van de Ardennen te begrijpen.
Dit kan als je een wandeling maakt in deze prachtige streek, de tijd neemt om natuur en cultuur in je op te nemen. De Ardennen, een rustpunt, in een jachtige wereld : een streek waar gewerkt en geleefd wordt op eigen tempo, waar veel sporen van het verleden nog zichtbaar zijn; kleine dorpen die een gezond en eenvoudig leven vervoegen met de vereisten van de voortdurend in beweging moderne wereld. Tijdens onze wandelingen houden wij van die kleine bezienswaardigheden, typisch van een streek : kruisen, kapelletjes, verlaten paden, meren, moerassen, oude sporen van menselijke activiteiten, limieten zoals grachten, aardewallen, palen ... Voor ons is dit bijzonder erfgoed. Wij proberen dikwijls de geschiedenis te achterhalen. Wij wandelen door het landschap en genieten van de prachtige natuur wat later komen we in Ourthe hier ontstaat de gelijknamige rivier uit vier kleine stromen die aflopen van de heuvels rondom het dorp.
Bij een droge zomer ziet men de rivier als een kalm beekje dat rustig kronkelt tussen de weelderige plantengroei van de oevers. In de winter, bij hoge waterstand, wordt het een wilde onstuimige rivier. Het debiet kan 100 maal groter worden. Ook hier weer typische huizen en boerderijen. Met prachtige natuur, velden en bossen met vergezichten over het landschap. We keren terug langs bossen en weilanden terug naar Gouvy.
Op de toeristische dienst geven ze ons een brochure over de St Petruskerk in Beho. We hebben toch nog tijd en het is niet ver van Gouvy en we rijden er naar toe.
St Petruskerk BEHO
Beho ligt op een 500 m hoge heuvel in het oosten van de gemeente. Men vindt er hoeven uit de 18de en 19de eeuw. De belangrijkste bezienswaardigheden zijn. Door het dorp loopt een oude Romeinse weg.
De kerk van Beho dateert uit de XII eeuw. De kerktoren is 26 m hoog, naar het zuidwesten georiënteerd. De galerij wordt door 3 heksenkoppen ondersteund. Op deze galerij werden de op kruistochten gevonden relikwieën getoond. Het meubilair binnen in de kerk is in Barok stijl, van eiken en bewerkt door de beeldhouwer J.G. Scholtus van Bastogne tussen 1713 en 1724. De preekstoel is nog in originele staat van Scholtus. De beelden van de 4 evangelisten zijn gebeeldhouwd op de panelen. Op het klankbord staat Sint Michel de duivel bang te maken. Het beeld van de apostel Sint Petrus, gekleed als paus, houdt in een hand sleutels en in de andere de bisschopsstaf met 3 kruizen. In 1954 is de kerk gedeeltelijk afgebrand. In 1955 is de kerk gerestaureerd door de architect Robert uit Gouvy. Voor de kleurrijke schilderingen in Rococo stijl, heeft men de raad gevraagd van Louis-Marie Londot van Namur.
Het interieur verbaast door het kleurige hoofdaltaar (1713-1724). van de hand van de beeldhouwer Jean-Georges Scholtus. Ons moderne oog is niet gewend aan de barokke kleuren, die vaak later eenkleurig wit overschilderd werden volgens de neoclassicistische smaak van de 19de eeuw. In 1956 werden de oorspronkelijke kleuren terug aangebracht. De gedraaide zuilen en andere getordeerde frontstukken van het hoofdaltaar dienen als kader voor een goedgevulde beeldengroep.
Het is een prachtige kerk zowel buiten met de galerij rond de toren en zeker het kleurrijke altaar.
Wie is Jean-Georges Scholtus.
Jean-Georges Scholtus (1680-1754) was een meester-beeldhouwer van de stad Bastenaken. Hij beheerste perfect de kunst van Lodewijk XIV- en Régence-vormen, samen met een grondige kennis van de Luikse beeldhouwkunst in de tweede helft van de 17 de eeuw. Ander werk vindt u in Bastenaken, Tavigny, Rachamps.
Het gebied "Eifel" -een gevarieerd middelgebergtelandschap met eenzame bossen, dode vulkanen, uitgestrekte heuvellandschappen en pittoreske valleien- ligt in de drielandenhoek Duitsland-België-Luxemburg. In dit prachtige gebied vinden we verschillende oude dorpskernen.
Sinds 1993 is Olef lid van de vereniging Historische Ortskerne in NRW. Olef is een deelgemeente van de stad Schleiden en is een van de oudste parochies uit de Eifel. Uit geschriften blijkt dat Olef een Klooster en een Burg bezat, waar nu niks meer van te zien is. In een oorkonde van 1252 werd Olef al vermeld en was onder de Jülischer heerschappij en later onder de Pruisische. De historische kern van Olef bevat een oppervlakte van 3,5ha en komt vandaag nog overeen met de kaarten uit 1808. In 1697 werd Olef geteisterd door een groet brand en vele huizen gingen verloren. De ommuurde kerkhof en kerk zijn de centrum van het dorp en de vakwerkhuizen zijn allemaal van na de grote brand uit 1697.
Het verkeer moest tot voor enkele jaren nog midden door het dorp maar met de aanleg van de omweg is het er nu weinig verkeer, maar een bijzonderheid is zeker nog de spoorweg die midden over het dorpsplein loop. Vandaag word het nog gebruik door een stoomtrein. Het is een hele belevenis om de stroomtrein door het dorp te zien rijden. Wij brengen een bezoek aan het dorp met zijn vakwerkhuizen, het is werkelijk een hele bijzondere ervaring om midden in het vakwerk te wandelen. Prachtige huizen en aangename omgeving.
Op het pleintje vertrekt een rondwandeling Olef Wintzen-Olef.
Rondwandeling Olef Wintzen Olef.
We staan nu in het historische centrum van Olef met veel vakwerkhuizen. Opvallend en uniek zijn de spoorrails van de Oleftalbahn in het wegdek van het dorpsplein.
Olef is een van de oudste parochies van de Eifel, die al in 1274 vermeld wordt als liber Valoris. Bezienswaardig in deze Laat-Gotische kerk uit 1697 is het doopvont van blauwe graniet uit Namen en een zeldzaam twee verdiepingen tellend altaar. De spoorrails volgend slaan we vlak voor het bord Wintzen linksaf de Büchel in en beginnen aan een klimmetje om Olef achter ons te laten. Soms moet je toch eens achterom kijken om zo te zien welk mooi panorama we achter ons laten, we klimmen verder en stilaan verdwijn de kerk in het dal.
Als we boven komen verlaten we Olef en wandelen verder door het prachtige landschap. Het landschap is hier heuvelend en het is dan weer wat klimmen en dan weer een eindje dalen. Bossen en weilanden wisselen af. Hier is de Eifel op zijn mooist. We wandelen verder tot we aan het plaatsnaam Wintzen komen. Hier een bijzonder vakwerkhoeve de rijweg loop door de boerderij. Het is wel een mooi plaatje, wij wandelen verder en komen op een splitsing aan de kapel, mooi is het wel gemaakt in vakwerk met mooie glasramen.
Nu wandelen we Wintzen binnen ook hier weer verschillende vakwerkhuizen, hier zijn we halverwege onze wandeling. Nu keren we terug richting Olef. De terugweg in bijzonder mooi met uitgestrekte weilanden met bossen op de achtergrond, gewoon mooi en de stilte die je hier ervaart is ongelofelijk op de ganse wandeling komen we geen enkele auto tegen, niks dan rust en natuur. Het is hier werkelijk genieten van de natuur. Nu wandelen we een heel eind door het bos en dalen af naar Olef. De kerk kom weer in zicht. We komen terug in het centrum van het dorpje. Het was een mooie en aangename wandeling. Olef is een deelgemeenten van Schleiden.
De stad Schleiden
De stad Schleiden is de Hoofdstad van het Nationaalpark Eifel. De Kreisstadt Schleiden heeft nog een 16 dorpen in het Schleidener Tal en op de hoogvlakte Berescheid, Broich, Bronsfeld, Dreiborn, Ettelscheid, Harperscheid, Herhahn, Berescheid, Broich, Bronsfeld, Dreiborn, Ettelscheid, Harperscheid, Herhahn en ook nog het Kneipp-Kuroord Gemund. Schleiden ligt aan de voet van een heuvel met een burcht.
Het dankte zijn vroegere welvaart aan de ijzerindustrie. Zoals in Monschau werd er eerst een burcht gebouwd en kwam pas later de bewoning. De ijzerindustrie maakte gebruik van het hout en het water als krachtbron. In de 19de eeuw kwam deze nijverheid in verval. Wij bezoeken Schleiden en aan de rand van het stadje kun je gratis parkeren en al dadelijk heb je het mooie stadje aan je voeten liggen. Hier kunnen we een prachtige toren zien met wapenschilden.
Wij wandelen naar het kerkje aan de toren. Het is een prachtige kerkje met een bijzonder altaar/spreekstoel al de meubels zijn in hout en prachtig geschilderd. We verlaten het kerkje en wandelen het stadje binnen. Door de hoofdstraat met prachtige gebouwen en winkels die ons naar het kasteel van Schleiden brengt. De voormalige burg werd in 1198 voor de eerste keer vermeld in een oorkonde. In de loop der eeuwen werd hij regelmatig beschadigd door oorlogen. Telkens weer werd hij terug opgebouwd met als gevolg dat het een slotachtige kasteel werd. In Wereldoorlog 2 werd het kasteel bijna geheel verwoest. In 1952 werd de heropbouw gestart. Na een tijd gebruikt te zijn als internaat en vele jaren van leegstand werd Schloos Schleiden uiteindelijk een seniorentehuis en tot vandaag is het nog in gebruik.
Er is ook een slotcafé met een prachtig panorama op de stad doordat het schloss op een hoogte gebouwd is. Iets lager gelegen ligt de slotkerk een prachtig gebouw, spijtig dat we er niet in kunnen gaan kijken. We wandelen nog even door de stad langs de rivier over de brug, we kijken even in de rivier en kunnen zien hoe zuiver het water is, heel helder je ziet de vissen zwemmen. Mooi! Nog even door de stad en dan verlaten we Schleiden.
Rursee Einruhr
De Rurstausee is het grootste kunstmatige meer van Duitsland. Het is 8 km² groot. Rust gegarandeerd want geen enkele grote weg loopt langs dit meer. Vroeger was het water een lust, want het leverde energie voor watermolens, maar vaak vormde het ook een last, omdat er regelmatig overstromingen optraden. Om dit probleem tegen te gaan werden in de loop van de 20e eeuw allerlei stuwmeren aangelegd.
Eén van die stuwmeren is de Rursee. De Rursee ligt temidden van beboste heuvels, die zich in het water weerspiegelen. Met de bouw van de Urfttalsperre in 1905 begon voor de Eifel een geheel nieuwe periode, men kon nu namelijk gaan beschikken over een grote mate van elektrische energie. Een tweede taak van de stuwmeren was het beschermen van het gebied tegen overstromingen. Door sterke regenval, of het smelten van sneeuw, kon het water van de Rur, Olef en Urft vaak sterk aanzwellen en dit leidde tot overstromingen in de gebieden langs deze rivieren. Met de bouw van de stuwmeren kon men het overstromingsprobleem enigszins de baas. De ergste hoogwaterstanden werden hierbij opgevangen. Maar ook in periodes van droogte bewezen de stuwmeren hun diensten. Dan leverden ze namelijk ook in droge zomers nog voldoende water aan de rivieren. Een laatste taak is het leveren van drinkwater aan de omliggende steden.
De Rursee is verbonden met allerlei andere stuwmeren stroomop- en afwaarts langs de Rur. Deze negen grote stuwmeren kunnen per jaar 80 miljoen m3 drinkwater leveren aan de steden Aken, Düren, Heinsberg en omgeving. Enkele stuwmeren, zoals de Dreilägerbachtalsperre bij Roetgen en de Perlenbachtalsperre bij Höfen, hebben alleen de drinkwatervoorziening als doel. De Wehebachtalsperre in het Hürtgenwald levert zowel drinkwater en heeft ook een functie in het beschermen van de stroomafwaarts gelegen gebieden in het gebied rond Aken en Düren. Op de plek van het huidige stuwmeer lagen vroeger akkers, bossen, weilanden en dorpen. Tijdens de eerste bouwfase van het stuwmeer werden reeds 300 hectare landbouwgrond overspoeld. Toen moesten echter slechts 35 gebouwen verlaten worden. Dit kwam omdat het onderste deel van het Rurdal door de vele overstromingen slechts spaarzaam bewoond was.
De hoofddorpen lagen ofwel op de helling, zoals Rurberg, Woffelsbach en Einruhr, ofwel op de hoogvlaktes. Daarom waren het slechts enkele verspreide, kleine boerderijen, die het veld moesten ruimen voor het water. Veel namen van gebieden herinneren nog aan deze oude bewoning. Hierbij horen onder meer Pleushütte bij Einruhr, de boerderij Paulushof, enkele delen van het dorpje Rurberg, het gehucht Weidenauel, enkele gebouwen die hoorden bij Woffelsbach, de boerderij Morsauel en het gehucht Eschauel. De bewoners trokken naar de omliggende dorpen, emigreerden of bouwden soms zelfs nieuwe woningen boven het nieuwe stuwmeer. Bij de tweede vergroting van de Rurtalsperre tussen 1955 en 1959 eindigde de geschiedenis van de Pleushütte. De ijzersmelterij werd in 1957 gesloten, de mensen verhuisden en het gebied werd overstroomd. Onafhankelijk van de Pleushütte was in de 17e eeuw ten noorden van de stenen brug over de Rur een boerennederzetting met de naam Einruhr ontstaan. Na de ondergang van de Pleushütte en de vergroting van de Rursee zorgde de opbloei van het toerisme voor een nieuwe inkomstenbron voor het plaatsje.
Op de hoek van de Rurstraße en de straat "Auf dem Römer" staat een vakwerkboerderij uit 1634. Het gebouw werd echter in de afgelopen eeuwen sterk verbouwd. Aan de Rurstraße staat ook een voor de noordelijke Eifel typische vakwerkboerderij. Ook elders in het dorp staan fraaie vakwerkboerderijen. In het centrum van Einruhr ligt de Heilsteinbrunnen. Dit is een bron die water van een diepte van 43 meter omhoog brengt en in 1826 werd ontdekt. Door de vondst van Romeinse munten zou het kunnen dat de Romeinen hier al water putten. Op 1 juni 2003 werd ze weer toegankelijk gemaakt voor het grote publiek. Ze bevindt zich op de binnenplaats van het zogenaamde Heilsteinhaus, waarin ook de VVV is gevestigd. Wij verkennen het dorpje en doen de wandeling langs de Rursee. Het is een aangename tocht met prachtige zichten op de Rursee. We wandelen tot aan de eerste aanlegsteiger na Einruhr. Het is een 3 kilometer ver. We keren langs de zelfde weg terug naar Einruhr. Een prachtige afsluiting van een dag EIFEL.
Van Borgloon naar Kerniel een wandeling die we verschillende keren per week doen, is de weg naar mijn ma en toch komen we altijd wel iets tegen en we zien hier de seizoenen zo veranderen. Onze eerste plek is het Stoomstroopfabriek hier kunnen we zien hoe de restauratie stilaan begin vorm te krijgen, de schouw staat er prachtig bij en is in haar oude glorie hersteld. Het oudste gedeelte is overkapt en wacht op zijn restauratie. Ook de omgeving van het stroopfabriek moet nog grondig opgekuist worden.
Wij wandelen nu de oude spoorwegzate op. Deze spoorweg was van bijzondere betekenis voor de streek. Het Fruitspoor of de oude spoorwegzate (Lijn 23) van Tongeren naar Sint - Truiden (Belgie) bracht in 1879 industrie naar het zuidelijk deel van Limburg én toverde Haspengouw om tot het huidige bloesemparadijs. De spoorweg welke oorspronkelijk (33,4 Km) lang was is Oost - West georiënteerd en verbindt de parallelle Noord - Zuid georiënteerde beekvalleien van Meersbeemden en Kuttekoven. Momenteel is "het Fruitspoor" (Lijn 23) maar gedeeltelijk opengesteld voor de actieve fietser en wandelaar en ander gedeelte is natuurreservaat. Het stuk tussen Borgloon en Jesseren is fiets en wandelroute. Wij verlaten de fietsroute in Kerniel en wandelen het dorpje binnen. Aan het stationsplein is onlangs een wijngaard aangeplant en wij wandelen hier voorbij om zo naar de kerk te gaan. De neoclassicistische Sint-Pantaleonkerk in Kerniel dateert uit 1832. Het orgel uit 1853 is van de bekende Truiense orgelbouwer Arnold Clerinx en is representatief voor de Limburgse orgelbouw van toen. Na de kerkbrand van 1966 raakte het in onbruik en in 1992 werd het gerestaureerd. Sinds 2004 is het orgel beschermd. De kerk zelf werd 2010 gerestaureerd.
Wij wandelen over het kerkhof en komen langs de Cohlenbergse Wijnbouwers De wijngaarden zijn gelegen op de heuvels tussen de kerktoren van Kerniel en de abdij van Cohlen (Mariënhof). Het is hier dat de traditie en ervaring van pionier en vader Jan Bellefroid verder gezet wordt. Een perfecte zuid helling samen met de juiste druivenrassen en kwaliteit snoei staan jaarlijks borg voor voldoende rijpheid. In een oude gewelfde kelder worden de verschillende druivenrassen op traditionele wijze geassembleerd en met de grootste zorg uitgebouwd. Wij wandelen langs de wijnbouwers die in de oude pastorij wonen.
Nu nemen we het voetpadje naar Colen. Dit Voetpadje is voor vele mensen uit Kerniel heel bekend. Toen in Colen nog school was voor de kleuters en de meisjes werd dit pad veel gebruikt, ook was het de verbinding tussen kerk en abdij en de communicanten brachten een bezoek aan de nonnen na hij H. Communie en zo was de verbinding tussen dorp en abdij heel belangrijk. Ook heb je van op de voetweg een prachtig zicht op de vallei van Colen en de abdij.
Weggedoken in het heuvelend Haspengouwse landschap midden in de fruitstreek straalt de Abdij "Mariënlof" vrede en rust uit. In de loop der jaren is ze een vaste waarde geworden in Zuid-Limburg. Oorspronkelijk gesticht voor en bewoond door de Kruisheren, opgeheven met de Franse Revolutie, wordt de Abdij sedert 1822 bewoond door de cisterciënzerzusters, als voortzetting van de Abdij Woutersbrakel in Waals-Brabant. Het cisterciënzerideaal werd er hoog gehouden en nog steeds beleeft.
In een zijgebouw op het binnenplein van de Abdij Colen staan een aantal panelen opgesteld die de ganse geschiedenis van de fruitteelt uit Haspengouw weergeven aan de hand van foto's en teksten. Daarbij kan de bezoeker eveneens de nevenactiviteiten aangaande fruit bezichtigen en ook de moderne fruitteelt met al haar facetten. Thema's als het belang van de fruitproductie, fruit en gezondheid, fruit en wetenschap, worden zeer bevattelijk en educatief geïllustreerd, uitgelegd en getoond. Uiteraard zijn er ook een groot aantal relicten uit het verleden te zien, waaronder de oudste sorteermachine uit Europa en de oudste veilingklok van België. Een hedendaagse moderne presentatie aan de hand van interactieve media maakt het mogelijk uitgebreide informatie op te vragen. De uitleg is ook bedoeld voor het jonge publiek. We wandelen nu terug naar de spoorweg en keren terug naar Borgloon.
38e MARCHE EN HASBAYE / LA SAVATE ALLEUROISE / ANS - LONCIN 28/08/2011.
38E MARCHE EN HESBAYE.
LA SAVATE ALLEUROISE.
ANS LONCIN.
Ans, dat aan de rand van de landbouwstreek Haspengouw ligt maar zich tegelijk ook vlak bij de stadspoorten van Luik bevindt, werd lang gekenmerkt door de talrijke molens op de Légia, een snelstromend riviertje dat van de heuvels van Ans naar de Maasvallei stroomt. In het verleden had het stadje zijn voorspoed te danken aan de steenkoolindustrie in de 13de eeuw werd hier namelijk al steenkool ontgonnen. Aan nummer 39 van de Place Nicolaï kan men het duizend jaar oude Christusbeeld zien. Het is de vi bon Dju dés Anwés de oude Goede God van de inwoners van Ans, die de mijnwerkers aanriepen voor ze afdaalden.
Wij wandelen vandaag vanuit Ans naar Loncin, een ander belangrijk dorpje waar op 15 augustus 1914 de verschrikkelijke explosie was in het Fort van Loncin. Het Fort werd bewaard zoals het was op 15 augustus 1914. Op 15 augustus 1914 raakte een 42 cm granaat de munitiekamer van Loncin. Het fort ontplofte en 350 Belgische soldaten waren op slag dood. Hiermee kwam de strijd om de forten van Luik ten einde. De 350 soldaten bevinden zich vandaag nog altijd in het vernielde fort. Wij wandelen naar de kerk van Loncin waar een prachtig tegelschild hangt met een aantal gesneuvelde soldaten. Het panorama is van een ontroerende schoonheid. Op de achtergrond zijn de graven en vernielingen zichtbaar. De kerk zelf is heel mooi. De St. Jean Baptiste kerk gebouwd tussen 1852 1862 in baksteen en kalksteen. We wandelen verder en komen aan het kerkhof, hier enkele prachtige grafzerken van adellijke families. We wandelen verder en wandelen verder door het landelijke landschap duidelijk dat we hier in Haspengouw zijn. We komen zo terug in Ans langs het kasteeltje en een eind over de voormalige spoorweg. Zo komen we terug in Ans en eindigt de wandeling.
3 INTERNATIONALE VOLKSWANDERUNG DER WANDERFREUNDE KONZ / WANDERFREUNDE KONZ / KONZ 27/08/2011.
3 INTERNATIONALE VOLKSWANDERUNG DER WANDERFREUNDE KONZ.
WANDERFREUNDE KONZ e.V.
KONZ. DUITSLAND.
Konz is een plaats in de Duitse deelstaat Rijnland-Palts. De stad ligt 8 km ten zuiden van Trier bij de monding van de Saar in de Moezel.
De naam Konz gaat terug op het Latijnse Contionacum: de Romeinen hadden er een keizervilla met die naam die aan de route tussen Metz en Trier lag. Konz ontwikkelde zich in de 19de eeuw tot een belangrijk spoorwegknooppunt. In 1959 kreeg het stadsrechten. In Konz vloeien de naamgevende rivieren Saar en Boven-Moezel, na een reis door een gevarieerd cultuurlandschap, met elkaar samen.
Het nauwe Saardal is gestempeld door steile leistenen hellingen, zonnige wijngaarden en romantische rivierbochten, die voor een deel ongerept zijn met springerige stroomversnellingen en rivierkribben. De Boven-Moezel presenteert zich internationaal georiënteerd. Luxemburg en Frankrijk liggen direct om de hoek. Hier heeft de Moezel zich met haar zacht zwaaiende wijngaardhellingen een breed dal in de machtige mosselkalkrotsen gegraven.
Dat het Moezelland en de wijn bij elkaar horen, ziet men bij de eerste blik. Onverschillig uit welke richting en hoe men de dalen van Moezel, Saar en Ruwer bereikt, de wijngaarden beheersen het wijncultuurlandschap Moezel, dat in zijn veelsoortigheid nauwelijks te overtreffen is. De wandeling door d ewijnbergen is prachtig met zichten op de rivier gewoon prachtig. Witte druiven en blauwe druiven verschillende soorten passeren de revue. Het is aangenaam om hier te wandelen. We genieten vol op van de prachtige natuur en wijngaarden. Ook de kleuren pracht van de bloemenweiden is een streling voor het oog.
De volledige wandeling blijven tussen de wijnbergen aangenaam en prachtig.
Na de wandeling hebben we nog tijd over en het is nog vroeg en wij komen langs
Cisterciënzerabdij Onze Lieve Vrouw Himmerod.
Abdij Himmerod is een cisterciënzer klooster in de gemeenschap van Großlittgen , Manderscheid in het district Bernkastel-Wittlich, gelegen in de Eifel, in de vallei van de Salm. De abdij werd gesticht in 1134 door Sint Bernard en is nauw verbonden met de Abdij van Clairvaux. De barokke kerk werd voltooid in 1751, maar kwam in 1802 onder Frans bewind in verval. In 1922 werd het klooster opnieuw opgericht. De kerk werd opnieuw gebouwd onder Vitus Recke en voltooid in 1962 en bevat een beroemd orgel door Johannes Klais.
De abdij heeft ook haar eigen uitgeverij, de "Himmerod Drucke" een boekwinkel, een winkel waar men lokale producten kan kopen en er is een restaurant/ café aanwezig waar men kloosterbier kan drinken. Wij wandelen rond en genieten van de prachtige gebouwen, langs het Alte muhle een museum en volgen het Bienenlehrpfad (bijen leerpad) het is een prachtig kerk en we gaan ook even een bezoekje aan de winkel en taverne brengen. We wandelen nog wat rond en genieten van de prachtige natuur. Een prachtige dag is het geworden met de wandeling in Konz en het bezoek aan de abdij.
OPEN MONUMENTENDAG VLAANDEREN / BORGLOON- HOEPERTINGEN / 11/09/2011.
OPEN MONUMENTENDAG VLAANDEREN.
BORGLOON-HOEPERTINGEN.
KASTEEL MARIAGAARDEN.
STOOMSTROOPFABRIEK.
Kasteel Mariagaarden in Hoepertingen werd tijdens de WO II door de Amerikaanse soldaten een veldhospitaal ingericht. The 67the Field Hospital. Op de binnenkoer word naar aanleiding van OMD het veldhospitaal nagebouwd. Tevens is er een tentoonstelling over vliegtuigen die gevallen zijn op het grondgebied van Borgloon tijdens WO II.
In Borgloon in de Stationsbuurt de Stoomstroopfabriek; Dit is de laatste vrij intact gebleven getuige van de industriële fruitverwerking in dé fruitregio van het land. Ze werd in 1879 opgestart, toen o.m. aan de nieuwe fruitspoorlijn Neerlinter-Tongeren stoomstroopfabrieken verrezen. Tijdens WO II werden de koperen ketels in beslag genomen. De restauratie begint binnenkort. In 1988 sloot de fabriek haar deuren, in 1999 werden een deel ervan en het machinepark beschermd, in 2005 kocht Borgloon de fabriek en in 2007 won ze de Monumentenstrijd.
13E MARCHE DES BLES / AL VILE CINSE BERNEAU / BERNEAU 24/08/2011.
13E MARCHE DES BLES.
AL VILE CINSE BERNEAU.
BERNEAU.
Berneau ook wel eens de poort naar de Ardennen. De namen Bern en Bernauw kwamen al in de 13e eeuw voor. De plaats behoorde tot het graafschap Dalhem. In de kern lag van 1921 tot 1957 nog een eigen spoorweghalte, namelijk het station Berneau aan spoorlijn 24. Berneau ligt in het Land van Herve. In het noorden gaat het Land van Herve over in de Voerstreek, in het oosten door het Hertogenwald en de Belgische Eifel, in het zuiden door de Ardennen, in het westen door de Maasvallei, alle landschappelijk heel verschillende streken. De naam komt van het stadje Herve in het zuiden van de streek, dat lang de belangrijkste marktplaats was. Terwijl de breuk in het landschap met de Maasvallei, de Eifel en de Ardennen zeer abrupt is, is lopen de landschappen in het noorden veel zachter over in de Voerstreek en Nederlands Limburg.
Wij wandelen vandaag in Berneau en we verlaten het dorpje, je ziet wel dat je hier in het land van Herve bent groene weilanden grote boerderijen en veel natuur. Maar voor aleer we de weilanden in wandelen passeren we het Kasteel van Berneau. Chateau Berneau dateert tussen de veertiende en zeventiende eeuw. De verschillende bouwstijlen Romaans en gotiek met aan de rechterzijde de Luikse villa maken dit object zeer bijzonder. Chateau Berneau is opgetrokken uit kalk- of zandhoudende breuksteen, zandsteen en baksteen. Het geheel wordt verfraaid door schietgaten (openingen) en vensters met accoladebogen en vensterkruisen. Chateau Berneau heeft een bijzondere maatvoering en adembenemend uitzicht vanaf de vestingstoren. De ommuurde tuin sluit naadloos aan bij het kasteel. We steken de Berwinne over en gaan onder de viaduct door en dan wandelen we door de weilanden en komen zo in Bombaye. Door het landschap en langs de boerderijen. Wat verder komen we terug in Berneau langs een mooie boerderij en dan zijn we terug in de zaal Al Vile Cinse. Hier eindigt een mooie wandeling in het Land van Herve.
We vertrekken met de wandeling in Heerlen, zo niet verwachten dat het zo een prachtige wandeling zou worden. Veel groen en natuur, veel prachtige gebouwen en historische plekken, een pracht van een wandeling.
Al vlug na het vertrek komen we aan Huys de Dohm. De naam Dohm is afgeleid van het Latijnse domus wat huis betekent. Huys Dohm dateerde uit de 8 a 9de eeuw. Er zijn voldoende aanwijzingen om aan te nemen dat oorspronkelijk op deze plek een van de vele jachtsloten van Karel de Grote stond. In 1647 werd het verwoest en nog hetzelfde jaar heropgebouwd op de originele fundamenten. Het Huys de Dohm werd bewoond door verschillende vooraanstaande adellijke geslachten. We vervolgen onze wandeling en komen in de groene omgeving , akkers en velden met stukken bos, verwonderlijk hoeveel groen hier nog is. Op een moment krijgen we de mooi zicht van de stad Heerlen.
Wij wandelen weer verder en komen in Kunrade, hier word de Kunrader Kalksteen gedolven deze is harder dan het meeste krijtgesteente, omdat het zand bevat. Het is in het verleden veel gebruikt als bouwmateriaal. Kunrader Kalksteen is gebruikt in vele boerderijen, kastelen en kerkgebouwen, waaronder de O.L. Vrouwebasiliek in Maastricht. De kalksteen werd al voor de komst van de Romeinen gebruikt voor het bemesten (bemergelen) van akkers en weilanden. Later werd het gebrand en gebruikt als metsel- en pleisterkalk. De aanwezige hardere stenen werden gebruikt als bouwstenen. Tegenwoordig wordt Kunrader Kalksteen bijna uitsluitend bij de restauratie van oude bouwwerken gebruikt, die er oorspronkelijk uit zijn opgetrokken. Wij wandelen langs de Kunradersteengroeve. Wij wandelen Kunrade binnen en zien een paar mooie gebouwen die in Kunradesteen gebouwd zijn.
We wandelen nu naar Voerendaal en wat verder komen we aan Kasteel Cortenbach Kasteel Cortenbach is één van de vijf kastelen van Voerendaal. Het kasteel bevindt zich ten noordoosten van de woonplaats en is tegenwoordig particulier bezit en niet voor het grote publiek te bezichtigen. De oorspronkelijke middeleeuwse burcht, waarvan uit de resten het huidige kasteel is opgebouwd, en de bijbehorende kasteelhoeve stammen beide uit de 14e eeuw. De enige overblijfselen van de burcht zijn onder andere twee ronde torens die vervaardigd zijn uit de plaatselijke Kunradersteen, vermoedelijk de hoektorens van de voorburcht. Daarnaast is er nog een deel van de walmuur overgebleven. Het huidige kasteel is rond 1713 als herenhuis gebouwd door de Akense handelaar Herman Lamberts nadat hij het oude liet slopen. In 1776 is het nog eens grotendeels herbouwd. De eigenaar daarvoor heeft het op zijn beurt van de familie Van Cortenbach gekocht. De voorburcht heeft een karakteristieke toegangspoort met een uivormige torenspits, er is een agrarisch bedrijf gevestigd. Wij wandelen langs de vijvers en hebben een prachtig zicht op kasteel en omgeving.
We wandelen door het bos en dan door de velden en komen zo aan het Domein Terworm. Sinds de 14e eeuw woonden er op TerWorm adelijke families. Vaak vooraanstaande bestuurders, ridders, graven en baronnen uit lang vervlogen tijden. Graaf Vincent van der Heyden-Belderbusch (1690-1771) was zon bestuurder uit de 18e eeuw. Hij restaureerde het kasteel en liet de tuin in Franse rococostijl aanleggen. Het destijds witte kasteel was het middelpunt van een 1500 ha groot landgoed met negen pachthoeves. Eind 19e eeuw gaf Baron François de Loë (1857-1938) het kasteel de huidige verschijningsvorm. TerWorm kende zes markante verbouwingsperiodes. De fles met tekst is gevonden tijdens de restauratie in 1997. Baron de Loë schreef een eeuw eerder de tekst. Van 1917 tot 1988 was de Oranje Nassau Mijn eigenaar van het kasteel en landgoed. Het gangenstelsel van de ON I ligt onder het landgoed. Op het kasteel woonden in die periode opzichters, kunstenaars, de boswachter en de badmeester. Na de mijnsluiting stelden overheidsbestuurders en de ON voor om een grootschalig pretpark te stichten op het landgoed. De Heerlense bevolking liep deze pretparkplannen in 1983 letterlijk en figuurlijk onder de voet in een groots opgezette en breed gesteunde protestmars. De betrokkenheid van de Heerlense bevolking is ontstaan in de met veel jeugdsentiment omgeven tijd van het openluchtzwembad TerWorm. Dit bijzonder fraaie en grote openluchtzwembad lag van 1920 tot 1984 in het bos achter het kasteel. Geen pretpark, maar behoud van de natuur en cultuur was de uiteindelijke keuze van veel Heerlenaren.
Op het landgoed Terworm krijgen de zeggekorfslak en de korenwolf weer een kans. Van grootschalig naar waardevol en kleinschalig. In samenwerking met Natuurmonumenten, gemeente Heerlen en de Provincie Limburg, is geïnvesteerd in groen en krijgt de natuur weer een eerlijke kans. Nieuwe wandelpaden op oude tracés, hoogstamfruit, holle wegen, meer bos, een landgoed imker, de valkenier en een schaapskudde. Zomaar wat ingrepen van de afgelopen jaren. Beleef de natuur bij de Stad is het thema. Met als schitterend middelpunt het kasteel en de fraaie tuinen. De tuin. Toen Graaf Vincent van der Heyden-Belderbusch in 1787 zijn Franse tuin opende, kon hij niet bevroeden dat ruim twee eeuwen later zijn tuin volledig in ere hersteld zou worden. Tot een paar jaar geleden was er van zijn lusthof niets meer te zien.
De tuin van weleer was door de eeuwen heen veranderd in een weiland. Restanten van de twee ingangszuilen waren de enige zichtbare sporen uit een roemrucht verleden. Aan de hand van opgravingen en onderzoek is de Rococo tuin nauwkeurig gereconstrueerd. Oude leifruitrassen, rozen en lavendel, samen met buxus vormen de authentieke beplanting en geven de structuur aan. De tuin is openbaar en een favoriete trouwlocatie. Het is heerlijk weg mijmeren in de avondzon of bij de ruisende fontein. We wandelen door de prachtige tuin langs de wandelpaden door het domein. We komen wat later aan de Eikendermolen De molen wordt al in 1385 in de archieven genoemd. In dat jaar moest ridder Gerard van den Eyckholt acht vaten rogge leveren aan het klooster St. Gerlach te Houthem. In 1468 komt de molen voor in een koopakte van Johan van Ubachsberghe. Het huidige gebouw dateert uit de 18e eeuw.
De molenvijver kreeg niet alleen water van de Geleenbeek, maar ook van de artesische (zelfvoedende) bronnen in de omgeving. De mijnen leidden tot de ondergang van de Eikendermolen. Door mijnverzakkingen raakte de molenvijver dichtgeslibt. In 1920 zag de molenaar zich genoodzaakt de molen te sluiten. Het ijzeren schoepenrad bleef gedeeltelijk onder de grond liggen en de molenas en-installatie in de kelder werd in goede staat bewaard. Hierdoor was het in 1970 mogelijk het hele moleninstrumentarium voor hergebruik naar de volmolen van Epen over te brengen. Van de Eikendermolen is tegenwoordig alleen nog het woonhuis over. Iets verder ligt de ruïne Eyckholt. Kasteel Eyckholt, ook wel Eijckholt of Oude Eijkert genoemd, is een ruïne van een kasteel in het huidige landschapspark Terworm in Welten. Het riddergoed Eykholt was een leengoed van het aartsbisdom Keulen en bestond uit een kasteel met bijbehorende hoeve en watermolen. De eerste vermelding van het kasteel was in een akte uit 1385 toen het eigendom was van de uit Aken afkomstige ridder Gerard van den Eycholtz. Hij behoorde tot het geslacht Van der Lynden genaamd Eycholtz. Nadat de hoeve en bijbehorende schuur in 1736 waren afgebrand, raakte het kasteel steeds verder in verval. Het kasteel was toen al niet meer in gebruik als woonhuis en werd na de brand gebruikt als opslagruimte voor landbouwproducten en akkerbouwgewassen. Alhoewel na de brand van 1736 een nieuwe hoeve werd gebouwd, is het kasteel nooit onderhouden. Rond 1760 werd het kasteel uiteindelijk afgebroken. De nieuwe hoeve werd in 1925 gesloopt. Over de jaren raakte het kasteel overwoekerd met planten en kon men de kasteelruïne een tijdlang niet meer zien. Tegenwoordig is van het kasteel en van de boerderij niet veel meer dan een ruïne over waarvan de toestand slecht is. Alleen het woonhuis van de Eikendermolen is nog in goede staat behouden gebleven. De ruïne van het kasteel bestaat uit een weermuur, vermoedelijk uit de 13e of 14e eeuw, en een vierkante toren, vermoedelijk uit de 14e eeuw. De toren bestaat uit mergel en uit Kunradersteen. Zowel de ruïne van het kasteel als de hoeve maken onderdeel uit van het natuurgebied van het landgoed Terworm, het landschapspark Terworm.
We wandelen nog een heel eind door het domein Terworm met prachtige natuur. Dan verlaten we Terworm en komen aan het Geleenhof wordt al in 1381 genoemd, wanneer Thijs Reijnaerts van Herle van de weduwe van Peter van Glene het leen zo Glene gelegen bij den dorpe Herle in leen krijgt. Een aantal aanzienlijke families was achtereenvolgens eigenaar van de hoeve. In 1917 verkocht Frans Levin Eugen Hubert Maria de Loë het landgoed aan de Oranje-Nassaumijnen. De Geleenhof werd verpacht als boerderij. Enkele decennia later verloor zij de functie van boerderij en de grond werd verkocht. Na een grondige restauratie is de hoeve nu in gebruik als architectenbureau en restaurant. De huidige gedaante van de Geleenhof dateert uit eind 18e eeuw. Voor de verbouwing uit die tijd was de gesloten hoeve kleiner en waarschijnlijk omgracht. Het eigenlijke huis lag aan de kant van de Geleenbeek. Hier lagen begin 19e eeuw nog twee delen van een gracht. Van de vier vleugels van het monument is de noord-westelijke het oudste, namelijk 16e of 17e eeuw. Boven een ingang aan de binnenplaats vinden we het jaartal 1635.
Het huidige hoofdgebouw dateert uit 1796/97. De noord-oostelijke vleugel, die hier haaks op staat, werd ook in die tijd gebouwd. Bij de hoeve hoorden twee moestuinen, een lusttuintje en een boomgaard. In het pand was tevens een herberg gevstigd. De Geleenhof was halteplaats en wisselstation voor de paarden van de postkoets tussen Maastricht en Aken. De post werd in die tijd verzorgd door de internationale postonderneming van de Duitse familie Thurn und Taxis. De, aan de Valkenburgerweg gelegen, Geleenhof met haar brede facade biedt ons nog altijd een prachtige aanblik. Wij wandelen weer verder door het park en dan komen we aan De Weltermolen wordt voor het eerst genoemd in een akte uit 1381 en is altijd het eigendom geweest van het huis Strijthagen te Welten. Het gebouw bestaat uit een langgerekt bakstenen deel van één verdieping. De vierkante, drie verdiepingen tellende, toren dateert waarschijnlijk van rond 1700. De molen is een banmolen geweest voor de aan het huis Strijthagen leenplichtige, boeren. Dat wil zoveel zeggen dat deze boeren verplicht waren hun molenwerkzaamheden verplicht waren te, en tegen betaling moesten, laten uitvoeren in deze molen.
Sinds de tweede helft van de 18e eeuw is het gebrek aan water een probleem voor de molen. Tijdens droge zomers kon er niet meer dan ± 60 liter graan gemalen worden. Momenteel duurt het na één maaldag ongeveer een week voordat de Weltervijver weer voldoende op peil is om de nodige stuwkracht te verzorgen. Het gebouw is in de jaren negentig geheel gerestaureerd en wordt regelmatig opengesteld voor het publiek. Wij hebben vandaag geluk de molen is open en het waterrad draai, we kunnen binnen gaan kijken.
We krijgen uitleg van de vriendelijke molenaar en dan wandelen we weer verder langs de molenvijver en dan wat verder zijn we terug aan ons vertrekpunt. Een pracht van een wandeling met veel bijzondere bezienswaardigheden.
MARCHE D'APRES-MIDI / MARCHEURS DU GEER / EBEN-EMAEL. 20/08/2011.
MARCHE DAPRES-MIDI.
MARCHEURS DU GEER.
EBEN-EMAEL.
Zes dorpjes die van de gemeente Bassenge deel uit maken, liggen netjes op een rij naast elkaar langs de Geer, die hier enkele bekoorlijke plekjes van zijn vallei te bieden heeft.
Een van deze dorpjes starten we met onze wandeling in Eben Emael. We wandelen door het dorp en gaan dan naar natuurreservaatje De La Guizette we komen langs de waterput en dan wandelen we het hekje in en komen zo in het natuurreservaatje. Wilde bloemen bedden voor de vlinders, bomen en struiken. Ook een grote vijver met kikkers en libellen. Het is geen grote oppervlakte maar de verscheidenheid fauna en flora is groot.
We komen aan Moulin de Frangele. De Moulin de Frangèle of Moulin Loverix is een graanwatermolen uitgerust met drie steenkoppels, opgetrokken voor 1800. De Bestendige Deputatie van de provincie Limburg, waartoe Eben-Emael vroeger behoorde, keurde op 7 oktober 1846 de vastgestelde pegelhoogte van 1,066 meter goed. De toenmalige eigenaar was Nicolas Letihon. Bij de inval van de Duitsers in 1940 werd de molen getroffen door een Stuka-bom. De inrichting is nog grotendeels aanwezig en het gebouw is mooi hersteld. Bij de vestiging van een taverne in 2005 werd het gebouw gerenoveerd en het hoog en smal metalen onderslag rad hersteld. Het geboomte aan de beekzijde is gerooid, zodat het rad wederom meer zichtbaar is. De watertoevoer is afgesneden door de recht trekking van de Jeker. De molen is zeer toeristisch gelegen, in de onmiddellijke nabijheid van het bekende fort van Eben-Emael.
Wij wandelen nu verder en gaan richting Kanne. Het witte dorp aan de Jeker. Zijn de overige deelgemeenten van Riemst komdorpen op het Haspengouws krijtplateau, dan heeft Kanne een uitgesproken valleisite. Het ligt immers aan de benedenloop van de Jeker die enkele kilometers stroomafwaarts van de dorpskom in de Maas uitmondt. Het Jekerdal is ca. 40 tot 50 meter in het krijtsubstraat ingesneden. Plaatselijk zijn de valleihellingen dan ook zeer steil.
Bijzonder fraai in dit verband is de Slingerberg in de Zusserdel waar de weg zich doorheen een droog dalletje naar boven kronkelt. Het smalle interfluvium tussen het Maas- en het Jekerdal noemt de Sint-Pietersberg. Het landschappelijk meest aantrekkelijke deel van deze heuvelkam situeert zich precies op het grondgebied van Kanne en noemt het plateau van Caestert. Het microklimaat en de kalkrijke bodem bezorgen dit plekje een voor Vlaanderen unieke kalkflora. Kanne wordt in toeristische brochures ook wel eens het witte dorp genoemd. Alle oude woningen en boerderijen zijn opgetrokken in plaatselijk ontgonnen mergelzandsteen;;; anderen zijn met kalkcement bestreken en wit geschilderd. De achterin liggende boerderij Cilissen, de U-vormige hoeve Vrijens en L-vormig huis Colijn uit 1651 zijn beschermde gebouwen in streekeigen mergelzandsteen.
Kanne is een uitgesproken grensdorp. De zuidelijke buurgemeente Eben-Emael thans een deelgemeente van Bassenge ligt in Wallonië en aan de voet van het kasteel van Neerkanne steek je haast onopgemerkt de landsgrens met Nederland over. Aan de Belgische voet van dit kasteel staan overigens nog enkele andere fraaie, historische gebouwen uit de 17e eeuw zoals een korenwatermolen, de H.-Grafkapel en het klooster van de kanunniken van Hoogcruts-Noorbeek. Verderop in de dorpskom staat de Sint-Hubertuskerk, een moderne zaalkerk (1938) met een Maasgotische toren (15e 16e eeuw). Aan de kruising van de Bakkerstraat met de Jeker liggen een aantal reusachtige rotsblokken. Deze zwerfstenen zijn afkomstig uit de Ardennen, ze werden tijdens de ijstijden door de Maas op ijsschotsen aangevoerd en in de zgn. Maasterrassen afgezet. We komen aan het Albertkanaal.
En wandelen langs de Trekweg Caestert en keren terug het dorp in langs de kapel. De barokke Heilig-Grafkapel, die volledig uit mergel of kalksteen opgetrokken is. De kapel werd door Herman Jekermans, een timmermanszoon en bezoeker van het heilige land in 1647 gebouwd als kleine kopie van de H. Grafkerk te Jeruzalem om zijn belofte bij behouden terugkeer na te komen. Vooral de gevel van de kapel is sterk geornamenteerd met onder meer Toscaanse pilasters en beeldhouwwerk. De kapel werd in de Tweede Wereldoorlog zwaar beschadigd. Dan komen we aan Huis Poswick, eerst klooster van de kanunniken van het H.Graf uit 1714. Later school en internaat en dan huis van Burgemeester Felix Poswick. Dan verlaten we Kanne en wandelen de Nederlandse grens over.
We wandelen op het Plateau van Caestert en Hoeve Caestert. Dan weer verder en krijgen een prachtig panorama op het Albertkanaal en de brug van Kanne. Het plateau vormde vroeger van Maastricht tot aan Wezet één geheel, maar is in de loop der tijd doorsneden geraakt en is er een deel van afgegraven ten behoeve van de kalkwinning. Het Albertkanaal doorsnijdt het plateau tussen de Belgische plaatsen Kanne en Ternaaien (Frans: Lanaye) en trekt met de 60 meter diepe insnijding veel fieters en wandelaars. Op het Nederlands grondgebied heeft de ENCI-groeve een grote krater geslagen en op Belgisch grondgebied heeft men de groeve Marnebel bij Eben Emael en een groeve bij Wezet gegraven. D'n Observant is een heuvel van metersdikke onbruikbare deklagen die bij het graven van de ENCI-groeve vrijkwamen. We komen nu aan Thier de Castert het gangenstelsel in het plateau. Wat later hebben we een prachtig panorama op de Maasen zijn uiterwaarden in Nederland.
Voor de tweede maal komen we aan de Hoeve Caestert met controle. Dan dalen we af naar Kanne en keren terug naar Eben Emael langs het Fort. Het Fort Eben-Emael is een voormalig Belgisch militair verdedigingsfort dat deel uitmaakte van de buitenste oostelijk gelegen fortengordel rond Luik, gebouwd in het Interbellum. Dit uniek gelegen en superieur bewapend sper Fort met 17 ondergronds met elkaar verbonden bunkers, werd in die tijd beschouwd als het sterkste fort ter wereld dat onneembaar leek.
Toch bleek in de praktijk dat het concept achterhaald was. Op 10 mei 1940 slaagden geoefende Duitse luchtlandingstroepen er in door verrassing, snelheid en nieuwe militaire technieken (gebruik van zweefvliegtuigen en toepassing van een nieuw wapen: de holle lading) om het geschut van het fort in vijftien minuten uit te schakelen.
Na anderhalve dag belegering moest het fort capituleren. We wandelen verder en vlug komen we aan het einde van deze prachtige wandeling.
In Borgloon toont Fred Eerdekens een geplooide lijn in het landschap. Vanuit een bepaald perspectief vervormt deze lijn in de perceptie, wordt datgene wat schijnbaar is ook zichtbaar.
READING BETWEEN THE LINES.
In het landschap gaan ze een nieuwe kerk bouwen met dunne laagjes staal. De speciale constructiewijze zorgt ervoor dat het landschap altijd zichtbaar blijft doorheen de kerk, zowel van op afstand als van dichtbij. De kerk is hierdoor wel aanwezig, maar ook afwezig in het landschap.
DIAVOORSTELLING BOLDERBERG - BORGLOON KUNST IN DE OPEN RUIMTE.
30E JOURNEE NATIONALE DE MARCHE POPULAIRE. / FEDERATION LUXEMBOURGEOISE DE MARCHE POPULAIRE. / JUNGLINSTER. LUX 15/08/2011.
30E JOURNEE NATIONALE DE MARCHE POPULAIRE.
FEDERATION LUXEMBOURGEOISE DE MARCHE POPULAIRE.
JUNGLINSTER. LUXEMBOURG.
Junglinster is een gemeente in het Luxemburgse Kanton Grevenmacher. Junglinster is een aangenaam dorp, de ligging tussen het uitgestrekte Grünewald in zuidelijke richting en Luxemburgs Klein Zwitserland.
Het agrarische landschap wordt enigszins ontsierd door de al te prominente aanwezigheid van enkele RTL-zendmasten. De eglise Saint Martin is een fraai voorbeeld van Luxemburgse laat barok (1774). Wij wandelen het dorp uit en komen zo in de prachtige landbouwstreek. Velden en akkers met hier en daar een groepje bomen. Gewoon mooi. Het is aangenaam om te wandelen de zon schijnt en het is lekker wandelweer. Nu komen we in het bos rond Bourglinster. Eerst komen we aan het Rennpad de oude verbindingsweg tussen Bourglinster en Junglinster. Wat verder komen we aan de Keltische vesting Beddestein wat verder hebben een prachtig zicht op de burg van Bourglinster. Aan de rand van het schilderachtige tegen de rotsen aangebouwde dorpje Bourglinster bevindt zich het indrukwekkende en prachtige gerestaureerde kasteel van de Heren van Linster.
Het word beschouwd als een van de belangrijkste kastelen van Luxemburg. Het dorpje Bourglinster zelf geeft een bijzonder charmante indruk. Vanuit Bourglinster hebben we een prachtig zicht op de brede vallei van de Ernz Noire. Wij wandelen door een prachtige streek. Op de akkers staan nog vele blauwe korenbloemen wat het heel mooi maakt. Wat verder komen de antennes van de radio in zicht en ook het einde van onze wandeling. De nationale wandeldag is weer een denderend succes.
We hebben nog wat tijd over en gaan nog een bezoekje brengen aan het historisch dorpje EHNEN.
Samen met de naburige dorpen vormde Ehnen het Hof van Lenningen dat van 967 tot 1795 bij het Grootkapittel van Trier behoorde.
In Ehnen bevonden zich de residentie van het hof, de tienden schuur en het administratiefcentrum van het gehele Hof. Als eerste komen we aan de Moezel waar we parkeren en tegenover de parking is het Wijnmuseum dit prachtige goed was gedurende verscheidene eeuwen het verblijf van d erijke en toonaangevende familie Wellenstein. Het werd in 1662 gebouwd, door huwelijken en aankopen werden de naburige huizen aan het goed toegevoegd. In 1974 kocht de Luxemburgse staat het goed en richtte er het Nationaal Wijnmuseum.
Na een wandeling door het dorpje gaan we het wijnmuseum bezoeken. We wandelen door het dorpje met prachtige oude gebouwen. Het Huis van Schengten is uit 1535,Tiendenhuis en Tienden schuur uit 1770 het werd gebouwd door het kapittel van Trier. Een bijzonder gebouw is de ronde kerk de enige in de streek de indrukwekkende toren is zeer oud omstreeks 1500, de ronde kerk werd in 1826 gebouwd. We genieten van de rondwandeling door dit prachtige dorpje. Als we terug aan het museum komen is dit open, wij bezoeken het. Het is een overzichtelijk en interessant museum over het leven van de wijnbouwer en het maken van wijn.
Het is een zeer leerrijk bezoek.
Wij wandelen ook nog een eindje langs de Moezel en dan gaan we naar MONDORF-LES-BAINES.
Mondorf-les-Baines is een populair kuuroord vlak bij de Franse grens. Het ligt in een aangename landelijke omgeving in het grens gebied van de Moezelstreek en het Franse Lotharingen.
De eerste bron met geneeskrachtige water werd hier in 1840 aangeboord. Het 24°C warme water heeft een heilzame werking voor onder meer reumapatiënten. Het Domaine Thermal dat in 1988 een grondige vernieuwing onderging, ligt in een prachtig 36ha groot park. Het park is rijkelijk met bloemen beplant en het oog heel mooi en geeft een rustgevende indruk.
Wij wandelen door het park en genieten van de pracht van de bomen en planten. Heel mooi, een pauze op het einde van het park in de taverne is welkom en wij hebben er een mooi overzicht op het park en de vele bloemen, de taverne is gelegen in de rozentuin. Wij wandelen terug naar de uitgang en gaan nog even door de straten wandelen.
Hier staan prachtige grote huizen. We hebben genoten van onze wandeldag in Luxemburg, hebben een prachtige museum en dorp bezocht en om af te sluiten een bezoek aan de Thermen. Gewoon prachtig.
PANNENKOEKENTOCHT / DE LOONSE TSJAFFELEERS / BORGLOON 14/08/2011.
PANNENKOEKENTOCHT.
DE LOONSE TSJAFFELEERS.
BORGLOON.
De wandeling vertrekt in de Stationstraat, dit is de straat waar vroeger de Villas stonden en de welgestelde woonden, vandaag zijn de villas er nog.
Verschillende zijn beschermt als monument. De vroegere stoommelkerij is er ook nog, maar nu wonen er mensen in. Wij wandelen verder naar beneden en komen aan de Stoomstroopfabriek. In de 19e en 20e eeuw zijn landbouw en fruitteelt niet meer weg te cijferen. Sinds het ontstaan van het Belgisch spoorwegennet en vooral na de aanleg van de lijn St. Truiden Tongeren (1879) ontbolsterden Borgloon en de regio er omheen zich geleidelijk tot de boomgaard van Vlaanderen. Tussen de twee wereldoorlogen beleefde de Loonse stationsbuurt zijn economisch en commercieel hoogtepunt.
Er waren toen drie fruitgroothandels en vier stroopstokerijen operationeel waarvan het gebouwenbestand tot op heden gedeeltelijk als industrieel-archeologisch erfgoed bewaard bleef. Dan wandelen we de spoorwegzate op, deze oude spoorweg was heel belangrijk voor de streek. Vandaag is het een wandel en fietsroute welke ons door het Loonse landschap brengt. We wandelen langs het Klooster van Colen en dan richting Kerniel.
Langs de oude spoorhalte en dan richting Jesseren. Zo komen we aan het voormalige station van Jesseren. Station Jesseren is een voormalig spoorwegstation langs spoorlijn 23 (Drieslinter-Tongeren) in Jesseren, een deelgemeente van de stad Borgloon. Bij de opening van de lijn in 1879 was er enkel een spoorweghalte. Rond de eeuwwisseling kreeg Jesseren een volwaardig station. Na de sluiting van de spoorlijn werd het gebouw ingericht als een café. Tegenwoordig is het een woning. Het goederenstation bediende de stroopfabriek "Grande Siroperie Limbourgeoise" die aan het stationsplein gevestigd was. De fabriek werd in 1999 afgebroken, het goederenstation is nog steeds aanwezig. Nu wandelen we naar de controlepost en dan gaan we terug door Jesseren dorp met zijn grote hoeven.
We wandelen het veld in langs plantage en akkers, de ruilverkaveling is bezig met werken in het veld. Wij wandelen verder richting Borgloon; Boeshoven. Dan wandelen we door de stad af langs het stadhuis en terug naar het vertrek. Een mooie en aangename wandeling in Borgloon de Parel van Haspengouw.
33e MARCHE INT. / CLUB DES MARCHEURS DE BELLEVAUX. / BELLEVAUX. 13/08/2011.
33E MARCHE INT.
CLUB DES MARCHEURS DE BELLEVAUX.
BELLEVAUX.
Bellevaux-Ligneuville, strekt zich uit in de vallei van de Amblève een groene oase omgeven door beboste heuvels waar men gezonde lucht inadement. Dit landelijke paradijs vormt met Pont en Bellevaux een gemeenschap van ongeveer 1273 inwoners.
Het onstuimige water van de Amblève dringt zich door het weidelandschap, en het is moeilijk ongevoelig te blijven voor de charme van die natuur. Sinds 1984 is Ligneuville, de plaats waar forellen gekweekt worden, vandaar zijn naam (Capitale de la Truite). De dorpskerk dateert van 1910. Ze werd na de 2de wereldoorlog gerestaureerd. In Pont, in de schaduw van reusachtige bomen hebben we de kapel van de heilige Donatius ingehuldigd in 1752. Ze behoort tot het geklasseerde patrimonium van de gemeente. In dit kleine dorp is er eveneens het Huis Micha, de grot van de Maagd Maria in een mooi park niet ver van het riviertje van Recht, en ook een forellenkwekerij.
Het charmante dorp Bellevaux (Belva ) synoniem van mooie vallei, is met zijn pittoreske gehuchten verscholen in een dal. De geklasseerde kerk uit 1435 is toegewijd aan de heilige Albinus. Uit 1592 is ook het huis Maraite, een geklasseerde woning, alsook de oude molen van Bellevaux uit 1387 maar niet meer in gebruik sinds 1963. De tuinen van de tuinbouwers en de serres kan men bezoeken en aanbevelen, alsook de recent gevestigde brouwerij in het dorp.
De amateur alpinisten kunnen zich uitleven op de rotsen van de Warche. De aandachtige wandelaar kan hier ontspannen de wilde natuur waarnemen. Vandaag op de wandeling door de bossen kunnen we een verscheidenheid aan paddenstoelen ontdekken. De wandeling brengt ons door de mooiste natuurplekjes van Bellevaux, Hedomont en Lasnenville. Een prachtige natuurwandeling hebben we vandaag gedaan.
2E MEMORIAL BERNARD DUBOIS. / LES ROTEUS WAIBIENS THUIN / LEERNES. 10/08/2011.
2E MEMORIAL BERNARD DUBOIS.
LES ROTEUS WAIBIENS THUIN.
LEERNES.
We vertrekken met de wandeling bijna aan de Abdij van Aulne. We zien de ruïne als we de tocht aanvatten. We wandelen de straat af en stekken de sluis over en wandelen even langs de Samber en dan komen we aan de ruïne van de abdij.
De majestueuze ruïnes van de voormalige Abdij van Aulne liggen aan de bosrijke oever van de Samber, op het grondgebied van Gozée, nu een deelgemeente van de Belgische stad Thuin. De plek is genoemd naar de elzeboom (geslacht Alnus, in het Frans aulne), die hier wellicht in grote hoeveelheden voorkwam toen de abdij werd gesticht. Verborgen in een steile vallei op de rechteroever van de Samber, wordt ze terecht "Vallei van de Vrede" genoemd. De alluviale grond en oneindige rijkdommen zijn voor de monniken van onschatbare waarde. De Samber biedt hen een onuitputtelijke watervoorraad, een ideale transportweg en een enorme bron van hydraulische energie. Daarom bouwden ze ook ingenieuze hydraulische machines. Een oase van rust waar het goed leven is...
De oude boomgaard die onlangs werd heraangelegd, was de binnenplaats van de voormalige ziekenboeg en de tuin met geneeskrachtige planten bevond zich op de plek van de conciërgewoning. De tuin was ook een belangrijke bron van energie.
Een stukje geschiedenis:
Volgens de plaatselijke legende zou de Abdij van Aulne gesticht zijn in 637, door de berouwvolle struikrover Landelinus, die ook de naburige abdij van Lobbes stichtte. Tot het jaar 889, toen de abdij niet langer onder de voogdij van Lobbes ressorteerde, blijft de geschiedenis vrij duister.
Onder het stimulerende bewind van Ursmarus, 2e prior van Lobbes, en van Pepijn van Herstal kende Aulne een snelle ontwikkeling. In 880 werd de abdij geplunderd door de Noormannen, waarna ze een vijftigtal jaren in puin bleef liggen, tot ze weer uit haar as verrees, door de tussenkomst van de Luikse bisschop Richarius (922-945).De monniken leefden aanvankelijk volgens de strenge regel van Columbanus van Luxeuil. In 1147 schonk de Luikse prinsbisschop Hendrik II van Leyen (1145-1164) de abdij aan Bernardus van Clairvaux, waarna ze overgenomen werd door cisterciënzermonniken, en dat was het begin van een totaal nieuwe periode. Vooral prinsbisschop Hugo II van Pierrepont (1202-1229 droeg in hoge mate bij aan de geestelijke en materiële welvaart.
De verdere geschiedenis van Aulne wordt gekenmerkt door afwisseling van luisterrijke perioden en tijden van rampspoed, oorlogen en plundering. De abdij verwierf uitgestrekte landerijen in de wijde omgeving, wat haar tot een van de machtigste van de Zuidelijke Nederlanden maakte. Ook beschikte zij over refugiehuizen in de steden Thuin, Hoei, Luik en Bergen, en sinds 1629 ook over een eigen college (Aulnecollege) aan de Leuvense universiteit. De kloosterbibliotheek herbergde meer dan 50.000 volumes en 4.000 handschriften. In de 15e eeuw had de abdij zwaar te lijden onder de plundering door de Bourgondiërs tijdens de oorlog tegen het prinsbisdom Luik (waartoe Aulne behoorde), in de 16e eeuw eerst onder de invasie van Franse troepen van koning Hendrik II, daarna onder de uitspattingen van de Geuzen.
In de 18e eeuw liet de abt Barthélémy Lovant (1728-1753) zijn abdij, die aan natuurlijk én menselijk verval ten prooi was gevallen, grondig restaureren. Aulne werd met overdadige luxe herbouwd: de gotische abdijkerk (oorspronkelijk uit de 12e eeuw) kreeg een nieuwe voorgevel in classicistische stijl, de abdij had zijn eigen fabrieken, waaronder een leerlooierij en een brouwerij, en de vroegere vertrekken van de abt werden omgebouwd tot een luxueus gastenverblijf, terwijl de abt zelf zijn intrek nam in een nieuwe vleugel. In 1775 waren de bouwactiviteiten eindelijk voltooid, maar de abdij was geen lang leven meer beschoren.
In 1794 werd Aulne zodanig vernield dat er slechts een ruïne overbleef door het geweld van de Franse Revolutie, maar ook en vooral door de plaatselijke bevolking, die het al een tijdje moeilijk had met het autoritaire beleid van de invloedrijke abten (onder meer m.b.t. de graanprijzen) en nu de kans kreeg opgekropte haatgevoelens te luchten. Ook de schitterende bibliotheek ging in vlammen op... In de 19e eeuw tenslotte werden bepaalde delen gerestaureerd, die een nieuwe bestemming kregen als retraitehuis. Ook werd, met materiaal uit de ruïnes, een nieuwe Sint-Jozefskerk gebouwd (in 1868, voltooid 1875).
Straks als we van de wandeling terug komen kunnen we de ruïne bezoeken, maar eerst wandelen we de prachtige natuur in, we komen langs de unieke boerderij van de abdij het woonhuis is uitzonderlijk groot en de stallingen met pilaren en bogen is zeer mooi om te zien, wij kijken even op de binnenkoer naar de prachtige bouwwerken. We vervolgen onze route door de prachtige natuur met verschillende vergezichten.
Na een hele poos door de bossen komen we terug aan de abdij. Een gebouw als toegangspoort brengt ons naar de ruïne. Hier verlaten we even het parkoer en bezoeken de abdij.
We kunnen hier verschillende prachtige fotos maken. Wij wandelen door de ruïne en nemen onze tijd om de ruïne te bezoeken. Na ons bezoek terug op de wandeling en wat verder komen we terug aan ons vertrekpunt, wat een prachtige wandeling en zeker het bezoek aan de ruïne is heel bijzonder.
We zijn hier dicht bij FONTAINE-LEVEQUE: hier staat het Kasteel van Bivort.
We wandelen even door het stadje, wat opvalt zijn de vele huizen die leeg staan, maar ook zijn er nog prachtige gebouwen zoals het Kasteel van Bivort. Vandaag in gebruik als gemeentehuis.
Het Kasteel is een oud feodaal kasteel omringd door water, uit de 13de eeuw dat momenteel de gemeentelijke diensten huisvest. Het kasteel dat verwoest werd door tal van branden en oorlogen, werd in 1869 gerestaureerd door Mr Bivort en de architect Cador. De kamers hebben hun inrichting in Lodewijk XVI-stijl behouden; de kapel heeft haar Lodewijk XIV-voorgevel behouden en de vensterkruisen zijn nog steeds zichtbaar.
De voorgevels van het kasteel dateren uit de Renaissance. We komen aan het plein voor het kasteel twee ronde torens met muren verbonden onthalen ons. Wij klimmen de trap op om aan de ingang van het kasteel te komen, het is een indrukwekkende geheel. Prachtig om te zien. Wij wandelen rond en dan wandelen we nog even de stad in. Boven aan de stad staat nog een kasteel nu in gebruik door de politie. Hier eindigt voor ons onze wandeldag in een mooie streek.
WANDERUNG "GO WEST" / WSV DE GRENSLOPERS. SCHINVELD. / GANGELT. D. 07/08/2011.
WANDERUNG GO WEST
WSV DE GRENSLOPERS. SCHINVELD.
GANGELT. D.
De wandeling word georganiseerd door de Nederlandse wandelclub De Grenslopers het is een wandeling om de regio Selfkant in Duitsland het wandelen te leren kennen. Der Selfkant" beschikt over een aantrekkelijk natuur- en landschapspotentieel en is een echt waardevol cultureel erfgoed. Deze regio staat open voor toerisme en dagrecreatie. Beleef door middel van een tocht het hertenkamp in Gangelt, de "Selfkantbahn" en het boerderijmuseum. Ontdek tevens door middel van een fietstocht de verschillende molens in deze regio.
"Der Selfkant" heeft een oppervlakte van 129 km2 met 31.000 inwoners en is de meest westelijk gelegen regio van Duitsland die op een lijn van 50 km de grens naar Nederland en de Nederlands/ Belgische maasregio vormt. De gemeentes Gangelt, Selfkant en Waldfeucht zijn verbonden door hun rijkdom aan natuurlijk landschap. Dit landschap kan te voet op een ontspannen en uitstekende manier verkend worden. Vooral het 700ha grote natuur- en landschapspark Rodebach (Roode Beek) is een belevenis. Vertrek van de wandeling aan het stadhuis van het Historischer Ortkern 1644. Het in 828 Koniggoed van Karel de Grote kreeg in 13/14 eeuw een stenen omwalling met in totaal van 13 torens waarvan 4 toegangspoorten waarvan er vandaag nog 2 over zijn. Ook de burchttoren die vandaag bewoont is bewaard gebleven. Er zijn nog verschillende delen van de stadsmuur bewaard.
Wij verlaten Gangelt en wandelen langs hetMunchhausen en dan door de stadspoort en zo komen we buiten het dorpje. Langs mooie oude panden en zo komen we aan de Mohrenmuhle dan wandelen we de natuur in prachtige zichten over het landschap. We komen in Stahemet zijn vierkante rode stenen kerktoren en weer verder met de wandeling. In het volgende dorpje komen we aan Niederbusch en zo komen we aan de grens met Nederland welke we weldra overstekken.
We komen in het natuurpark "Rodebach-Roode Beek waar we verder wandelen en dan in de Schinveldse Bossen prachtige zichten over het landschap met bossen en vijvers. Wat een prachtig stukje natuur gebied met een grote kudde Hooglanders prachtig om te zien en er tussen door te wandelen. We komen zo aan de rust post bij Nonke Buusjke .
Aan de rand van de Schinveldse Bossen, half verscholen onder het lover, ligt het Nonke Buusjke. Een historisch kleinood dat uniek is voor Nederland. Het koestert een verzameling Zuid-Limburgse vakwerkhuizen en werkplaatsen uit het begin van de vorige eeuw. Middelpunt is de geheel gerestaureerde vakwerkboerderij. Daaromheen de bijgebouwen als bakhuis, stroopstokerij, timmerwerkplaats, weefhuis, klompenmakerij en schoenmakerij. Alle gebouwen zijn volledig ingericht met authentieke meubels en gebruiksvoorwerpen die rond 1900 op het Limburgse platteland werden gebruikt. Een collectie landbouwwerktuigen uit de tijd voor de mechanisatie maakt de herinnering aan een voorbije samenleving compleet. Toch is het Nonke Buusjke niet zomaar een openluchtmuseum ..... het is een gezellige plekje waar je rustig kunt genieten van al wat er tentoongesteld word en de verschillende gebouwen.
Tijdens onze rondgang door het Nonke Buusjke zien we aan de muren van de gebouwen tal van gereedschappen en gebruiksvoorwerpen. Zo komen we onder meer langs de volgende bezienswaardigheden: Vakwerkpaneel in opbouw. Hier kunt we zien hoe het 'vakwerk' gemaakt wordt. Alle gebouwen in Nonke Buusjke zijn op deze wijze gebouwd. Landbouwwerktuigen, onder een afdak staan allerlei landbouwwerktuigen als ploegen, eggen enz. Het wesjhok (washok) Attributen die vroeger bij het wassen werden gebruikt zijn o.a. de wasteil met wasbord (de home-trainer van weleer), de schommelwasmachine, de mangelwringer, de strijkstoof/kragenstrijker en natuurlijk milieuvriendelijke wasmiddelen. Achter het Zeemsjtoakes staan enkele attributen die werden gebruikt bij overlijden en begraven, zoals een lijkkistenwagen voor het vervoeren van de zerk van de timmerman naar het sterfhuis. Verder een paar dodenplanken en een draagbaar voor kinderen. Als laatste een vervoermiddel voor overledenen naar de kerk en het kerkhof.
Verder staat er nog een koekbreker voor het breken van veevoer. Het zeemsjtoakes (stroopstokerij) U bevindt zich hier in een echte stroopstokerij. De appels en peren worden in ongeveer 4 uur gekookt, waarna het wordt uitgeperst. Het sap wordt opgevangen in tonnetjes en daarna opnieuw 4 uur opgekookt. Het vuur wordt gestookt met hout. Op de bovenverdieping is een ruimte voor de opslag van stroop en een zit/slaapkamer voor de stroopstoker. Het werk gaat immers dag en nacht zo'n 6 weken lang door. Het stroopstoken is al met al een tijdrovende bezigheid. De timmerwerkplaats. Deze geeft u een indruk hoe en waarmee de timmerman vroeger werkte. Er staat o.a. een met de hand te bedienen boormachine. Verder een houtdraaibank met voetbediening. Deze werd o.m. gebruikt voor het maken van pompzuigers. Verder ziet u diverse zagen, schaven en klein gereedschap. Het weefhuis. Hier vindt u alles op het gebied van weven, spinnen en vlasbewerking. O.a. een weefgetouw uit 1750, enkele spinnenwielen en gereedschap voor de bewerking van vlas, zoals vlaskammen, vlasbraak enz. De klompenmaker. De klompenmaker gebruikte o.a. een boor, guts, dopbeitel, paalmes, schrapmes en varshaak. De karresjob. Deze werd vroeger gebruikt voor het opbergen van karren, hooiwagens en landbouwwerktuigen. Nu doet hij, vooral bij slecht weer, dienst als onderkomen voor onze gasten.
De stallen. Hierin zijn ondergebracht een paarden- en koeienstal, een varkens- en geitenstal en een opslagruimte voor stro, hooi en paardentuig. Aangrenzend aan de stallen is er nog een 'karresjob', waar de koets, de gierton en andere voertuigen een plaats hebben. Buiten staat een roswerk dat in beweging kan worden gebracht door een paard en waarop bijvoorbeeld een dorsmachine kan worden aangesloten. Tuin en weiland. Achter de schoenmakerij kunt u een blik werpen op de moestuin, bloemen- en kruidentuin, de bijenstand en weilanden. Meestal lopen er paarden, schapen, ganzen, eenden en kippen. De dorpswinkel. Deze verkoopt nog snoepgoed uit grootmoeders tijd, zelfgemaakte stroop (afhankelijk van het voorbije seizoen) en bijenhoning uit eigen imkerij. Verder zijn hier consumptiebonnen verkrijgbaar voor drank en zelfgebakken vlaai. Ook litteratuur en ansichtkaarten over het Nonke Buusjke zijn hier te koop. Privé-woonhuis Naast de winkel is het dagelijks verblijf van de 'nonkes', de vrijwilligers van het Nonke Buusjke. Dit is niet toegankelijk voor het publiek.
Bakkes (bakkerij). De oven van de bakkerij wordt gestookt met 'sjansen' (takkebossen). Binnen ziet u de oven, met deegtrog, mengtafel, inschieten en de kist met de voorraad meel. Er kunnen in één keer 16 vlaaien of 30 broden worden gebakken. Achter deze oven staat nóg een oven. Deze wordt enkele malen per week gebruikt voor het bakken van de vlaai. De sjoester. Dit is een originele schoenmakerij, zoals er vroeger in elk dorp wel één of meerdere waren. Binnen ziet u de werktafel, de naaimachine, diverse gereedschappen en materialen en buiten staat de leermangel. De smidse en de noodstal (hoefstal). De hoefstal staat buiten en wordt gebruikt voor het beslaan van paarden. Binnen kunt u het smidsvuur zien, met een handbediende blaasbalg, een boormachine en een stansmachine. Verder het aambeeld, de bankschroef en andere werktuigen die de smid nodig heeft.
Schuur. Op 'den den' (de deel) is de plaats waar met een dorstvlegel het graan werd gedorst. Hier staat ook de wanmolen waarmee het kaf van het koren wordt gescheiden). Verder de strohakselmachine, enkele inhoudsmaten (vaten), de bascule (weegschaal) en een trieur (zaadsorteermachine). Zo hebben we alles kunnen bewonderen en kunnen we ook even verpozen met een stukje Limburgse vlaai en koffie. We vervolgen onze wandeling.
Terug op het parkoer en we komen dan langs de Dahlmuhle deze werd in 1642 al vermeld en werd gebruikt tot in 1935. Dan komen we weer terug aan de ingang van het dorp door de toegangspoort en terug naar het stadhuis waar een prachtige wandeling eindigt.
SELFKANTBAHN.
In het uiterste westen van Duitsland rijdt de laatste metersporige tramlijn in Noordrijn-Westfalen. Iedere zon- en feestdag van Pasen tot begin oktober rijdt de Selfkantbahn tot grote vreugde van grote en kleine treinliefhebbers de 5,5 kilometer lange route tussen de stations Gillrath en Schierwaldenrath. Met 20 kilometer per uur vervoert een echte stoomlocomotief zijn gasten net als vroeger.
In de derde klas van de historische wagons of op een open platform genieten de reizigers van het rustig voorbijtrekkende landschap. Wij nemen de kans waar om met de oude stoomtrein mee te rijden een hele belevenis en zeker de moeite om eens te doen. Wij hebben er in alle geval van genoten.
37E MARCHE DE LA GODASSE. / LA GODASSE OUPEYE. / OUPEYE 06/08/2011.
37E MARCHE DE LA GODASSE.
LA GODASSE OUPEYE.
OUPEYE.
Oupeye doorkruist door de Romeinse weg van Maastricht naar Luik via Verviers. We wandelen door een stukje Waals Haspengouw met veel landbouw, mooi is het wel om er te wandelen, vele grote boerderijen komen we op de wandeling tegen. We wandelen een heel eind over de oude spoorwegzate nu een fiets en wandelroute die ons de mooiste plekje laar zien uit de streek.
We wandelen weer verder en komen zo aan in Pontisse. We komen aan de Ferme Thiry of Ferme de Pontisse (rue de lAbbaye) Deze hoeve was eigendom van de15de-eeuwse Abdij van Vivegnis en werd in 1661 tijdens de regeerperiode van de abdis Marie-Anne de Fléron de Melin een eerste keer herbouwd. Te dicht in de buurt van het fort gelegen, dus schuilplaats voor de vijand of een obstakel bij het schieten, liet het Belgische Leger het gebouw opblazen. Nadien weer opgebouwd werd het gebouw tijdens W.O.II opnieuw getroffen en later opnieuw gerestaureerd. Harmonieuze vierkante hoeve met duivenpoort (symbool van de heerlijke macht), karrenpoort, gedenksteen van de eerste constructie in 1661. Nu gelegen in een prachtige omgeving. Aan de overzijde van de straat het Fort van Pontisse. Het fort van Pontisse maakt deel uit van de 12 forten die de Belgische regering in 1887 in Luik wilde bouwen. Tijdens beide Wereldoorlogen werd op deze locatie hevig gevochten en zwaar weerstand geboden. Na W.O.II gebruikte het leger dit als munitiedepot en verkocht het in 1964 aan de FN (Nationale Fabriek van oorlogswapens) die er een opslagplaats voor explosieven van maakte.
In 2002 besloten een aantal vrijwilligers uit de streek, liefhebbers van geschiedenis en naturalisten, om een vereniging op te richten met de naam «Fort de Pontisse ». De doelstelling ervan is het bewaren van de ruïnes van het fort, de valorisatie en de promotie van de biologische, historische en culturele waarde van dit oord. Er huizen intussen vleermuizen en het oord is begroeid met een weelderige vegetatie waardoor het ontegenzeggelijk een hoge milieuwaarde heeft. Ook is hier de vereniging « Animânerie » gevestigd met een opvang voor ezels, hier door hun eigenaren ondergebracht of door dierenbeschermingen. Voor kinderen worden ezeltochtjes georganiseerd en iedere eerste zondag van de maand wordt opendeurdag gehouden. Het is prachtig te zien hoeveel ezels hier een opvang bekomen en een rustig leventje kunnen leiden.
We wandelen weer verder en komen in Vivegnis. Langs de weg keren we terug naar Oupeye waar we nog even langs het kasteel wandelen. Met uitzondering van Hermalle-sous-Argenteau, een niet-leenroerig goed van het hertogdom Brabant, hingen de dorpen van Oupeye af van het prinsbisdom Luik. Een klooster van cisterciënzerinnen werd in 1238 gesticht in Vivegnies en bleef er gevestigd tot aan de Franse Revolutie. Het hoofdgebouw van het kasteel van de Heren van Oupeye uit 1176, werd in de 17de eeuw verbouwd door de Luikse wapenhandelaar Curtius. De dorpen, die vroeger uitsluitend agrarisch waren, namen in de 19de eeuw in beperkte mate deel aan de industrialisering van het Luikse bekken. Vandaag is het kasteel van Oupeye een cultureel centrum.
L'AOÛTIENNE / LES MARCHEURS DE L'AMITIE LANDENNE / SEILLES. 03/08/2011.
LAOÛTIENNE.
LES MARCHEURS DE LAMITIE LANDENNE.
SEILLES.
Seilles een deelgemeente van Andenne die telt tien deelgemeenten. Naast de stadkern Andenne zelf zijn dit nog Bonneville, Coutisse, Landenne, Maizeret, Namêche, Sclayn, Seilles, Thon en Vezin. Andenne is de belangrijkste en meest bevolkte deelgemeente, gelegen aan de zuidkant van de Maas. Direct aan de overkant van de rivier ligt het centrum van Seilles.
Hier vertrekt onze wandeling vandaag. Aan het dorpsplein met een prachtig parkje en kiosk, wat verder de kerk en hier vertrekt onze wandeling. Wij wandelen nu naar Reserve naturelle de Sclaigneaux Het natuurreservaat van Sclaigneaux strekt zich uit over meer dan 50 hectare en vormt een paradoxale plaats. Het is een natuurreservaat toe te schrijven aan vervuiling door de zinkovens. Het biedt ons een dorre landschap, gemaakt van kalkgraslanden, die slechts een paar zeldzame bomen groeien.
Er zijn vele orchideeën, en zeer zeldzame planten, zoals de Viola calaminarla, Armeria Maritima of ovina calaminaire, alle planten die de bijzonderheid hebben om op metaalrijke bodem te leven. Heel verbazingwekkend om te bezoeken met mooie zichten op de maasvallei. Veel gaten komen voor in kalkgraslanden het zijn de restanten van militaire oefeningen die hier plaats vonden tussen de twee wereldoorlogen. Wij wandelen door dit prachtige natuurreservaat.
Een bijzondere plant die hier voorkomt zijn de Kaardebollen.
De grote kaardebol komt oorspronkelijk uit Noord-Afrika (Maghreb), Voor-Azië en Europa, maar komt tegenwoordig overal in de gematigde streken voor. De plant is tweejarig en kan 70-150 cm hoog worden. De bladeren zijn twee aan twee tegenoverstaand en de vergrote bladvoet werkt als opvangbakje voor water. De lila bloempjes zijn klein en ongesteeld en staan bij elkaar op een hoge ineengedrongen tros (hoofdje). Ze hebben een 5-9 cm lange gemeenschappelijke 'kelk' (het omwindsel). Elk bloempje heeft naast een eigen vergroeidbladig omwindseltje ook nog een kelk van stijve haren. Een bloempje heeft vier meeldraden, één stamper en een onderstandig vruchtbeginsel met één zaadknop. De bloei begint vanuit het midden van de bloeiwijze en bloeit tegelijk naar boven en beneden. Hierdoor zijn twee bloeiende ringen te zien.
De kaardebol produceert veel nectar en trekt daarom veel insecten zoals solitaire bijen en hommels. De weverskaarde werd vroeger in de Vaucluse (Zuid-Frankrijk) veel verbouwd en geëxporteerd naar onder meer Nederland, Rusland en Japan. Honderden hectaren waren in Zuid-Frankrijk in de 19e en 20e eeuw in productie. In 1862 was dat 2326 ha. Na 1968 was er nog één firma die de weverskaarde kon leveren maar dat bedrijf sloot in 1985. De Bloemhoofdjes van de kaardebol werd in de Middeleeuwen gebruikt voor het ruwen van gevolde wollenlaken, hiertoe werden een aantal van deze kaardebollen in een kruisvormige houten houder bevestigd. Later zijn er zelfs speciale machines ontwikkeld voor het ruwen van weefsels met behulp van de kaardebol. De bloemhoofdjes werden daartoe op stalenpennen geregen. Een dergelijke machine staat nog opgesteld in het Nederlands Textielmuseum te Tilburg. Als wolkaarde is de weverskaarde nooit gebruikt. De stekels van deze zaadbol zijn daar niet sterk genoeg voor.
Als we het reservaat verlaten zien we de prachtige kasteelhoeve de zang van de vogels . we wandelen verder en komen zo langs de prachtige grote hoeven in hardsteen. We komen zo in Petit Waret. Een gezellig dorpje de oude school is gerenoveerd en word binnenkort gebruikt als ontmoetingscentrum.
Wat verder nog wat mooie boerderijen en dan wandelen we de velden in. Velden en akkers zo ver het oog rijkt. Landbouw is hier nog steeds de hoofdactiviteit. Wat het landschap aangenaam maakt. Dan komen we in Landenne, met de kasteelhoeve, op oude fotos staat er een groot vierkante kasteeltje bij maar deze is nu verdwenen. Het is een grote boerderij met grote stallingen. Dan weer terug de velden in. Nu keren we terug naar Seilles waar deze prachtige wandeling eindigt.
CATHARINATOCHT / WANDELCOMITE HARMONIE CATHARINA / LEMIERS - VAALS 31/07/2011.
CATHARINATOCHT.
WANDELCOMITE HARMONIE CATHARINA.
LEMIERS VAALS.
Lemiers is een klein kerkdorpje, dat voor het grootste deel in Nederland, gelegen is in de gemeente Vaals, in het zuiden van de Nederlandse provincie Limburg.
Een klein gedeelte van Lemiers ligt echter in Duitsland en behoort tot de "Stadt" Aachen en grenst aan de plaatsen Laurensberg en Orsbach. De grens in Lemiers tussen Duitsland en Nederland wordt door de Selzerbeek (Senserbach) gevormd. Een bruggetje over de beek vormt de verbinding tussen de twee dorpsdelen in de twee landen. Wij vertrekken met de wandeling en vlakbij de weg werd in 1896 een nieuwe Sint-Catharina en Luciakerk gebouwd, een gebouw in neoromaanse stijl ontworpen door architect Jan Jorna. Dan wandelen we even langs de steenweg waar we langs een prachtige vakwerkhoeve wandelen.
In Lemiers komen nog verschillende vakwerkhuizen voor. Zowel de naam als de vakwerkhuizen hebben iets te maken met Lemiers. Het eerste deel van de naam Lem- bestaat in de lokale Lemierser taal nog steeds in de vorm van het woord "leem". Dat aangeeft, dat er ten gevolge van regelmatige overstromingen van de Selzerbeek veel gemakkelijk winbare limburgse klei (Löss) voorkwam. Deze klei werd als grondstof bij de bouw van vakwerkhuizen gebruikt. Wij wandelen verder en gaan de weilanden en velden in, aangenaam om te wandelen de rust van de omgeving trok een kloosteroorde aan. Wij zien de Abdij St. Benedictusberg van Vijlen liggen. Het kloostergebouw, dat bij velen de indruk wekt al eeuwen oud te zijn, dateert van het jaar 1923. De bewoners van deze abdij zijn monniken van St.Benedictus. Wij komen in Mamelis is een gehucht in de gemeente Vaals, in Limburg. Hoewel Mamelis in het hedendaagse postcodeboek onder het dorp Lemiers is opgenomen, vormde het gehucht van oudsher een van de Vijlener rotten; de buurtschappen van de heerlijkheid Vijlen. Het plaatsje bestaat uit een aantal huizen, boerderijen en - gelegen op een heuvel - de abdij St. Benedictusberg. De huizengroep in vakwerk zijn prachtig en zijn werkelijk een juweeltje. In 1840 had Mamelis 15 huizen en 128 inwoners. Anno 2008 heeft het gehucht zo'n 80 inwoners. Er zijn twee hotels en een paard rijschool gevestigd. Vanwege de landschappelijke waarde van de omgeving is Mamelis geliefd bij toeristen en wandelaars.
De Selzerbeek stroomt vlak langs het gehucht, en heeft naar alle waarschijnlijkheid een belangrijke rol gespeeld bij het ontstaan en de ontwikkeling ervan. Tot ver in de twintigste eeuw was er bovendien een watermolen in gebruik: de Schoeërmolen. Mamelis is een beschermd dorpsgezi Wij wandelen door het dorpje steken de Selzerbeek over en dan wandelen we de natuur in. Wij wandelen verder en komen in het Kolmonderbos. Nu steken we de grens over en komen in Orsbach. Hier zijn prachtige huizen in witte steen. Orsbach is een dorp met ongeveer 600 inwoners in de Duitse stadsgemeente Aken, gelegen in het stadsdeel Laurensberg. Orsbach ligt ten noorden van het Nederlandse dorp Lemiers en ligt op ongeveer zeven kilometer van het centrum van de stad Aken.
Het dorp ligt op het Duitse deel van het Plateau van Bocholtz. "Burg Orsbach" In het dorp ligt een oude middeleeuwse burcht die tegenwoordig als woning in gebruik is. ook hier weer mooie vakwerkhuizen en we komen zo in Oud-Lemiers. Oud-Lemiers met de Sint-Catharinakapel ligt aan de zuidkant van de Selzerbeek op enige afstand van het kasteel van Lemiers. In de vroege middeleeuwen lag Lemiers aan de verkeersader Tongeren-Maastricht-Aken. In 936 reisde de Duitse keizer Otto I na zijn kroning langs deze weg naar Maastricht. Omstreeks 1055 schonk graaf Katelo een hof in Lemiers aan de Mariakerk in Aken. Oud-Lemiers is een beschermd dorpsgezicht.
We wandelen langs de huizen en komen zo aan het Kasteel Gen Hoes. We lopen even tot aan de ingang met brug over de grachten, het is wel mooi om te zien maar het kasteel zelf zien we niet ligt verscholen achter de bomen en struiken, wel kunnen we tot aan de kasteelboerderij wandelen met vierkante toren en langs de kasteel bakoven welke prachtige gerestaureerd is. Wij wandelen nu terug naar ons vertrekpunt, hier eindigt een prachtige wandeling in de grensstreek.
We zijn hier in Vaals en we gaan even tot aan het Drielandenpunt. Een fijne en aangename dag.
34E MARCHE DE NUIT / LES GOE-LANDS / GOE 30/07/2011.
34e MARCHE DE NUIT.
LES GOE-LANDS.
GOE.
Goé ligt aan de voet van de stuwdam van de Gileppe en aan de rand van het Hertogenwald. Het is een van de oudste en meest schilderachtige dorpjes uit de streek en heeft zijn authentieke karakter weten te behouden. De Sint-Lambertuskerk met haar spiraalvormige klokkentoren en de prachtige stenen huizen zijn gewoon prachtig.
Wij wandelen door het dorpje.
Wat is er bijzonder aan de gedraaide torens en de vereninging Clochers tors dEurope
Een gedraaide toren(spits), gespiraalde toren(spits), getordeerde toren(spits) of schroefvormige toren(spits) is een toren waarbij het piramidevormige deel niet recht omhoog gaat maar een kleine of grote slag gedraaid is. De toren van een kerk bestaat meestal uit een vierkante stenen toren waarop een piramidevormige constructie geplaatst is als een soort kroon, de torenspits. Een gedraaide torenspits is een toren waar de spits een spiraal is en deze torens zijn vaak bedekt met leisteen. Er zijn ongeveer honderd klokkentorens van dit type in Europa. Er zijn twee concurrerende hypothesen over de oorsprong van de draaiing: Sommige van hen zijn gedraaid gebouwd als architectonische prestatie. Voorbeelden hiervan zijn in Frankrijk die van Mouliherne of Fontaine-Guerin in Anjou, Treignac in Corrèze of Saint-Outrille in Cher. Het omvatte ook het huis van de Compagnons du Devoir in Nantes, een waar meesterwerk. In Duitsland werd het dak van een stadspoort van Duderstadt al in de vijftiende eeuw gedraaid en draait van rechts naar links. Andere zijn door de tijd heen zo geworden. Een voorbeeld is te vinden in het dorp Fougeré in Maine-et-Loire, die door 4 wervelstormen getroffen werd in 40 jaar tijd. Sommige architecten zoals Eugène Viollet-le-Duc denken dat ze schroefvormig geworden zijn na het slecht drogen van hout. Het effect is bewezen dat de structuur van sommige oudere torens verplaatst is. Hout werkt bijna altijd, met zijn gevoel voor een natuurlijke rotatie van links naar rechts. In een toren hoeft slechts een rotatie van een twintigste van een graad te zijn aan de basis voor een verdraaiing van 45 graden aan de top als de hele spits zich verdraait. De verdraaiing van het belfort van de Notre-Dame in Puiseaux in Loiret is te wijten aan het onjuist drogen van hout. Het gewicht van de bekleding kan, als deze te zwaar is, ook zorgen voor een eventueel vervormen van de basis van de structuur en kan zorgen voor het instorten. Soms worden er bij de dakbedekking materialen gebruikt die afwijken van de oorspronkelijk geplande materialen. Dit is waarschijnlijk het geval met de toren van Chesterfield in Engeland, waarbij er platen van lood gebruikt zijn om het dak te bekleden. Dit woog 50 ton en de constructie stortte in..
Wij wandelen verder en komen zo in het Bois dHervremont . We komen in Hèvremont, ligt tussen Limbourg en Goé aan de rand van het gelijknamige bos. Liefhebbers van oude stenen, maar ook wandelaars komen hier aan hun trekken. Wij kunnen ons hartje ophalen in de bossen in de buurt en kunnen genieten van het prachtig uitzicht op de vallei van de Bovegnée. Wij wandelen door de Chemin des Mouches en komen zo in de prachtige natuurlijke omgeving, langs de typische huizen en langs de verschillende wegkruizen.
We komen in het centrum van Hevremont. De vroegere inwoners van Hèvremont meestal boeren, spinners of wevers maakten deel uit van de parochie Goé. Om de lange trip naar het naburige dorp te vermijden, willen ze vanaf 1733 een eigen kapel. Die komt er uiteindelijk in 1802. Dan wordt midden in het gehucht de Sint-Franciscus van Assisi-kapel gebouwd. Het rijkelijk versierde altaar (school van Delcour) dateert uit 1684. Naast de kapel staat het Hauptmannkruis. Het kruis met Franse en Duitse inscripties ter nagedachtenis van Arnold Hauptmann (1566) is vermoedelijk afkomstig uit de Hoge Venen. Het is een mooie plek en wij wandelen het gehucht uit en komen langs de Ferme de la Chapelle hier zijn verschillende prachtige oude hoeves. De Goronnes-hoeve (18de eeuw) en de Pré le Maire-hoeve (17de eeuw). Op de weg naar Halloux staat de prachtige kapel op een heuvel, wij wandelen weer verder een heel eind door de weilanden en langs de prachtige omgeving, langs weilanden met paarden met hun veulens, gewoon mooi.
Zo komen we in Limbourg.
Een brokje geschiedenis:
Limbourg ligt op een uitstekende rotspunt, hoog boven een bocht van de Vesder. De plek is strategisch zo belangrijk, dat er al snel een versterkte burcht wordt gebouwd. Die vesting groeit uit tot de hoofdstad van het hertogdom Limbourg. De strategische ligging heeft echter als nadeel, dat de inwoners van Limbourg geen vreedzaam bestaan is beschoren. Limbourg wordt achtereenvolgens belegerd door de Germanen in 1101, door de Brabanders in 1268, door de Bourgondiërs in 1404, door de Spanjaarden onder Keizer Karel, door de Prinsen van Oranje in 1577 en nog een keer door de Spanjaarden in 1648 (verdrag van Münster).
In 1675 bezetten de Fransen de stad. Zonnekoning Lodewijk XIV laat de burcht en de versterkingen ontmantelen en levert de stad drie jaar later aan de Spanjaarden over (verdrag van Nijmegen). Van 1701 tot 1703 komt Limbourg opnieuw onder Frans bewind. In die periode vallen legers uit Engeland, Oostenrijk en de Verenigde Provinciën onder leiding van de hertog van Marlborough de stad aan. Door het verdrag van Utrecht komt de stad in 1715 opnieuw onder Oostenrijks bewind. Na de Franse Revolutie wordt ze bij het departement Ourthe ingedeeld. Ze raakt dan haar administratieve en rechterlijke autonomie kwijt. In 1834 teistert een felle brand de stad, waarbij heel wat oude huizen verloren gaan.
We wandelen door het stadje met zijn prachtige huizen, het geplaveide plein voor het kasteel. We komen aan Het oude stadhuis met zijn schitterende interieur is een perfect kader voor prestigieuze kunsttentoonstellingen. Het indrukwekkende schaalmodel op het gelijkvloers toont de versterkte stad in 1632. Het gebouw werd tussen 1681 en 1687 opgetrokken. Het diende als vergaderzaal voor de Staten van het hertogdom. Tot 1703 was het ook de zetel van het hoge gerechtshof en van de feodale kamer. Om het gebouw binnen te gaan, moet u onder de arvô of de onderdoorgang lopen. In de boog van de arvô ziet u een stenen blazoen met het Bourgondische kruis en het jaartal 1681. De vensters van de bovenverdiepingen hebben nog hun oorspronkelijke gedrukt gebogen lateien. Helemaal in de top van de gevel ziet u het wapenschild van de stad. Het oudste stadszegel van Limbourg is op een reuzensteen op de ondermuur links afgebeeld. Het is overigens al wat rest van het eerder vermelde kleine stadhuis dat in het midden van het plein stond. Het oorspronkelijke kleine stadhuis, dat al in 1446 als hal wordt vermeld, deed dienst als scepenhuis. Wij bezoeken de fototentoonstelling en hebben de kans om de prachtige binnen zijde van het stadhuis te zien, zijn prachtige trap en de bijzondere binnendeuren in eik met schilderijen boven. Een gedeelte werd een tijd lang gebruikt als vredegerecht daardoor het schilderij.
We wandelen naar beneden en verlaten Limbourg langs het kasteel met ronde toren en de wandelpaal Chemin des Duc de Limbourg hier kunnen we ven het oude kerkhof op, er staan verschillende oude grafzerken, spijtig dat er zoveel vernield zijn. Wij wandelen verder naar beneden langs de hoge rotsen langs de weg. Een stukje langs de rivier en zo komen we terug aan ons vertrekpunt. Een prachtige wandeling waar we nog wat hebben van opgestoken.
Je moet soms eens durven van het parkoers afwijken om iets mooi te zien, zo ook het bezoek aan de tentoonstelling waar we veel uitleg kregen over deze prachtige streek.