Een balhoofdplaatje is een logo van de fabrikant of het merk dat is aangebracht op de balhoofdbuis van een fietsframe. Balhoofdplaatjes werden al eind 19e eeuw toegepast en waren vaak gemaakt van metaal. Ter bevestiging aan de balhoofdbuis kunnen daarin nagels of schroeven zijn gebruikt. Bij moderne(re) fietsen kunnen tevens, al dan niet met lijm, balhoofdplaatjes van kunststof zijn aangebracht. Ook kan een balhoofdbuis voorzien zijn van een transfer/sticker.
Het Franse fietsmerk Bertin werd na WOII opgericht door ex renner André Bertin en opgedoekt in de jaren 90. Ook in het Belgische Poperinge stond er ooit een fabriek.
Bertin is een Frans fietsmerk, opgericht door voormalig profwielrenner André Bertin (1912-1994). André Bertin was Frans profwielrenner, teammanager en ook ondernemer. De productielijn was actief van 1946 tot begin jaren 2000 en was gevestigd in Saint-Laurent-Blangy , aan de rand van Arras , in de regio Hauts-de-France.
André Bertin werd geboren op 3 maart 1912 in de landelijke gemeente Ecques in de regio Nord Pas de Calais (Noord-Frankrijk) nabij de Belgische grens. Het ligt ongeveer 50 km ten noordwesten van Arras. Deze kleine landelijke gemeente werd volledig vernietigd tijdens de Eerste Wereldoorlog en werd heropgebouwd na de oorlog.
Bertin’s familie verhuisde naar St.-Laurent-Blangy (tijdens of na WO I.) St .- Laurent-Blangy is ook een gemeente in de regio Nord Pas de Calais en is ondertussen uitgegroeid tot een buitenwijk van de stad Arras. Het werd eveneens verwoest tijdens WO I en daarna opnieuw opgebouwd. Hoewel de regio tijdens de Tweede Wereldoorlog in het door de nazi’s bezette Frankrijk lag werd de gemeente nu wel gespaard en bleef de schade beperkt.
Andre Bertin was tussen beide oorlogen drie jaar profwielrenner. Van 1935 tot 1937 reed hij voor Frankrijk-Sport. Hij was ploegmaat en knecht van Antonin Magne die tweemaal de Tour de France won, in 1936 wereldkampioen werd en 3 maal de GP des Nations won. Bertin verliet het team voor de start van het seizoen 1938. Na zij profcarrière startte André met zijn eerste bedrijf, een groothandel in fiets- en motoronderdelen.
Na WO II , in 1946 begon Bertin zijn carrière als fietsfabrikant. André Bertin richtte toen in Saint-Laurent-Blangy het fietsmerk Bertin op. Zowel de fabriek en de kantoren van het bedrijf waren in St. Laurant-Blangy gevestigd. Het feitelijke adres was in de Rue Georges Clemenceau in St.Laurant-Blagny. Bertin begon een fietsfabriek om zo mede te helpen om de Franse naoorlogse nood aan persoonlijk vervoer op te vangen.
Naast de oprichting van zijn bedrijf bleef Bertin in 1945 en 1946 rijden als een onafhankelijke pro. Daarna, tot in 1966, werd hij manager en sponsor van het professionele Bertin team dat tijdens de levensduur van de ploeg verbonden was met diverse cosponsors.
Bertin’s logo met de Franse driekleur en Arend werd geregistreerd in 1950 en blijft een geregistreerd handelsmerk logo tot heden.
Het bedrijf Bertin kreeg al snel een goede reputatie vanwege hun aanbod aan kwaliteitsfietsen, ze werden ontworpen met de beste stalenbuizen van Vitus-, Columbus- of Reynolds. Het merk had een ruim assortiment fietsen, waardoor veel gebruikers de ideale fiets konden vinden. Dit merk stond vooral bekend om hun echte à la carte service bij het ontwerpen en monteren van fietsen.
De groeiende reputatie van dit bedrijf stelde het in staat nieuwe buitenlandse markten te veroveren.
Er werd uitgevoerd naar België (waar er zelfs een fabriek werd gebouwd in Poperinge), Marokko, vervolgens naar Japan , de Verenigde Staten , Canada en zelfs in Australië.
Cycles Bertin had gedurende meer dan twee decennia (1945-1966) een eigen professioneel team, Équipe cyclisme Bertin. Deze ploeg verwierf een zekere bekendheid door zich te onderscheiden in tal van wedstrijden zoals de Ronde van Vlaanderen, Parijs-Nice maar vooral in de grote klassiekers. Het droeg bij aan de ontwikkeling van professionele wielrenners zoals Roger Decock, Barry Hoban en Patrick Sercu. Na 1966 bestond er geen Bertin wielerploeg meer dat strikt bij het merk Bertin hoorde.
Cycles Bertin bleef aanwezig in het profpeloton door in 1972 en 1973 de wielerploeg IJsboerke uit te rusten met fietsen, bij de ploeg reden renners als Willy Planckaert en Hubert Hutsebaut de ploegleider was Rik Van Looy .
Cycles Bertin was ook een van de oprichters van het merk Milremo. Dit merk, opgericht in 1957, was het resultaat van een samenwerking tussen André Bertin en de Brit Ron Kitching, fabrikant van Kitching-fietsen. Milremo was een productlijn die voor beide bedrijven was bedoeld en waarmee ze een groter marktaandeel in de markt voor de fietsuitrusting konden verwerven. Het merk Milremo werd gepromoot via het Bertin Cycling Team. Milremo is nu eigendom van Shimano Europe en levert uitsluitend op maat gemaakte wielerkleding.
Bertin Establishments is nauw verbonden met de wereldleider op het gebied van fietsuitrusting, Shimano. Het Japanse merk besloot om vanaf 1972 Bertin Cycles te kiezen voor de distributie van zijn 'cycle'-productie in Frankrijk.
Het einde van het familiebedrijf begon toen Andre Bertin zijn dood nabij was. Ets. Andre Bertin werd verkocht aan een holding ‘Cibo Participations’ in 1993. Helaas, dit werd al snel gevolgd door de dood van Andre Bertin op 5 januari 1994 in St.-Laurent-Blangy op de leeftijd van 81 jaar.
Deze samenwerking met Shimano duurde tot 2000, toen kocht Shimano de Bertin vestigingen om haar activiteiten in Europa verder te ontwikkelen onder de bedrijfsnaam Shimano France - Bertin Distribution. Vanaf dit punt werd de fietsconstructie stopgezet.
In 2015 werd in Quimper het merk "Cycles Bertin" opnieuw gelanceerd door Michaël en Mathieu Bertin, beiden naamgenoten van de historische oprichter. Dit nieuwe merk is geïnspireerd op de historische fundamenten van André Bertin en specialiseert zich vooral in hoogwaardige fietsen .
BELGISCHE EN FRANSE BERTIN FIETSEN
Zoals hier eerder beschreven duurde niet lang vooraleer in Poperinge een afdeling van Bertin België werd opgericht. Er is nog steeds een winkel in Poperinge die fietsen verkoopt onder de naam Bertin. Of dit verre verwanten zijn weet ik niet. Bertin Bikes, Sint-Jansstraat 21, 8970 Poperinge.
Alhoewel ze beiden tot dezelfde familie behoorden waren de Bertin fietsen die in België gemaakt waren toch anders dan de Franse. Hieronder enkele verschillen:
De Belgische werden gepoederlakt terwijl de Franse genatlakt werden
De Franse gebruikten de volgende componenten: Milremo, Shimano, Reynolds buizen in tegenstelling tot de Belgische: Mafac, CLB, Weinmann, Ishiwata buizen, Ringo Sakae. Dit vermoedelijk om goedkopere fietsen te produceren.
De Belgische decals waren meer gedetailleerd en de lugs van de voorvork en achterbrug waren geschilderd in 3 kleuren.
Door de overname van Alcyon werd Lucer een van de grootste fabrikanten van fietsen en motorfietsen in Frankrijk. De productie begon in 1947 en in 1959 produceerden Alcyon-Lucer en Rhonson VAP-hulpmotoren tot in 1967. De paradox is dat deze fietsen nu bijna onbekend zijn.
Kinderfietsen of -motorfietsen, sport- of gebruiksbromfietsen, de Lucer- en VAP-fietsen werden geproduceerd in tienduizenden eenheden, verkocht in Frankrijk en de rest van de wereld.
En absorbant Alcyon, Lucer devint l’un des plus gros fabricants de cycles et motos de France. La production débute en 1947, puis en 1959, Alcyon-Lucer et Rhonson fabriquent des moteurs auxiliaires VAP jusqu’en 1967. Le paradoxe est que ces bicyclettes sont aujourd’hui quasi inconnues.
Vélos pour enfants ou motos, cyclomoteurs sportifs ou utilitaire, les cycles Lucer et VAP ont été produits à des dizaines de milliers d’exemplaires, vendus en France et dans le monde entier.
Nemo (...1902..) --- cycles Dupont Frères constructeurs ----268 rue Nationale --- Lille/Rijsel --- France/Frankrijk
In de buurt van de paardenmarkt in Lille bestond een vélocipèdefabriek van G. Dupont (Manufacture de vélocipèdes G. Dupont), dat staat vermeld in het boek Le vélo, fils de France (1938).
Florin cycles ----------- Wattrelos – Nord ------------ France/Frankrijk
Fietsen zijn altijd al een familieaangelegenheid geweest voor de familie Florins. Paul en zijn zoon Gustave runden jaren een fietsenzaak aan de Rue Carnot in Wattrelos.
La Perle cycles -----33 rue du Pont de Creteil ------- Saint Maur – Seine ----- France/Frankrijk
Het fietsenbedrijf La Perle (De Parel) was gevestigd in Saint-Maur, Seine-Maritime, Frankrijk. La Perle Cycles, opgericht rond 1930, was gevestigd in St Maur des Fossés 94 en op 33 Boulevard du Pont de Créteil.
Verschillende bronnen op internet melden dat het bedrijf in 1955 failliet ging, maar De Cycling Archives ( http://www.cyclingarchives.com/ ) vermelden dat wielerteams tot 1957 La Perle-fietsen gebruikten.
Afgaande op het gebrek aan informatie en het lage aantal La Perle-fietsen dat te koop werd aangeboden, lijkt het een klein bedrijf te zijn geweest. Je vraagt je af hoe ze zich een wielerteam konden veroorloven. Misschien lukte dat niet, en dat zou de reden kunnen zijn waarom ze failliet gingen.
De eerste sporen van dit merk in wielerwedstrijden werden aangetroffen in 1935. De renners droegen een rode trui met een witte streep.
Na de Tweede Wereldoorlog werd de voormalige wielrenner Francis Pélissier, bijgenaamd "Le Grand", directeur van La Perle cycles. Vervolgens leidde hij prestigieuze renners als Edouard Fachleitner, André Darrigade, Hugo Koblet, Ferdinand Kübler, Jacques Dupont, ...
De befaamdste overwinning voor La Perle was de Tour de France-overwinning van Hugo Koblet in 1951, wat hen waarschijnlijk nog wel even op de been heeft gehouden.
De jaren vijftig waren een moeilijke tijd voor de Franse fietsenindustrie, die veel klanten verloor aan bromfietsen en scooters. Begin de jaren vijftig maakte de algemene daling van de fietsverkoop het voor bedrijven zoals La Perle zeer moeilijk om een wielerploeg in stand te houden. De komst van commerciële bedrijven, naast wielerbedrijven, in de wielerwereld hielp renners dan ook om van de werkloosheid af te komen.
Francis Pélissier en La Perle beleefden een fantastisch jaar in 1953, dat door de komst van een jonge, 19-jarige renner , Jacques Anquetil, die de Grand Prix des Nations won. Jacques Anquetil koerste succesvol voor La Perle in de seizoenen 1954 en 1955 en behaalde enkele belangrijke overwinningen. In 1956 verhuisde hij naar Helyett. Franse wielerteams konden het zich doorgaans niet veroorloven om hun renners naar Italiaanse wedstrijden te sturen, maar een concessie van de Franse wielerbond stond toe dat Franse renners een contract met Italiaanse teams kregen om in Italië te racen. Jacques Anquetil reed dus voor La Perle, behalve in Italië, waar hij een contract had met Bianchi.
De Dion-Bouton is een bekend historisch Frans merk van auto's, treinwagons, inbouwmotoren, tricycles, motorfietsen en fietsen. De Dion-Bouton was actief van 1883 tot 1953.
Het bedrijf werd opgericht door de graaf Jules-Albert de Dion, Georges Bouton en Boutons zwager Charles Trépardoux. De Dion had de financiering; Bouton en Trépardoux hadden de kennis. De drie mannen besloten hun krachten te bundelen en richtten in Parijs een werkplaats voor de bouw van stoommachines op. Het bedrijf werd in 1883 opgericht, vóór het einde van 1883 had het bedrijf een vestiging geopend in een pand in de Passage de Léon, Parijs. De werkplaats in Parijs werd al snel te klein. De precieze voorwaarden van de verhuizing is niet duidelijk. Het lijkt erop dat in Puteaux, rue des Pavillons, de voormalige stoommachinewerkplaats van een zekere Chaumé-Delabarre, in 1878 overgenomen door de ingenieurs Bénier en Pradel, beschikbaar kwam. Waarom juist deze werkplaats? De vraag blijft nog steeds onbeantwoord. Er was ongetwijfeld een gouden kans om het bedrijf te vestigen in een aantrekkelijke omgeving (dichtbij Parijs, dicht bij de Seine, met uitbreidingsmogelijkheden). Hoe dan ook, in 1883 verhuisden de drie mannen naar 20 rue des Pavillons. Het eerste patent werd datzelfde jaar aangevraagd. Puteaux is een gemeente in de westelijke buitenwijken van Parijs. Het ligt in het hart van het departement Hauts-de-Seine, 8,7 kilometer van het centrum van Parijs.
Het bedrijf groeide erg snel. Eerst verplaatste de winkel zich naar de rue Ernest (square Léon Blum) en breidde zich geleidelijk uit over het gehele gebied tussen de rue Godefroy, de rue des Pavillons, de rue Ernest en de kades. In 1887 besloeg de fabriek 1.000 m²; in 1897 waren dat er 27.000; in 1907 was dat al 50.000 m²! Het hoofdadres werd 36 quai National(nu Quai de Dion-Bouton) te Puteaux. In 1904 had de fabriek van De Dion-Bouton 1.300 mensen in dienst
Aanvankelijk werden stoommachines gebruikt om hun driewielige voertuigen aan te drijven, maar de Dion wilde met motoren gaan werken. Dit was niet naar de smaak van Charles Trépardoux, die alleen met stoom verder wou. Georges Bouton aarzelde. De relatie tussen de eerste twee verslechterde. In mei 1893 vochten ze zelfs een duel uit! Charles Trépardoux , die aan stoom wilde vasthouden, verliet uiteindelijk in 1893 het bedrijf.
"De Dion-Bouton" heette niet altijd zo. In eerste instantie spreken we vaak van “Trépardoux en Co”, dan van “Trépardoux, de Dion en Bouton” of van “De Dion, Bouton en Trépardoux. Pas in 1893, nadat Charles Trépardoux het bedrijf verliet, werd “De Dion-Bouton” echt geboren. We spreken dan vaak van het “Huis van Dion”.
De meeste vroege autofabrikanten begonnen als fietsfabrikanten. Ongetwijfeld vanwege hun vroege innovaties met stoom- en benzinemotoren, maar de productie van fietsen door De Dion - Bouton lijkt pas in 1909 te zijn begonnen. Hoewel ze ongetwijfeld een van 's werelds belangrijkste pioniers op het gebied van autorijden waren, is De Dion Bouton niet zo bekend als fietsfabrikant. Toch werden hun fietsen met evenveel aandacht voor kwaliteit gemaakt als drie- en vierwielers.
Het einde van de Dion Bouton: Met nationale tragedies zoals de Eerste Wereldoorlog en het begin van de Grote Depressie, had het bedrijf financiële problemen. In 1927 werd de productie tijdelijk stopgezet en toen de productie werd hervat, had het een nieuwe 2,5-liter achtcilinder en een 2-liter viercilindermotor. De verkoop liep stroef, dus werd besloten om de cilinderinhoud in 1930 te verhogen naar 3 liter.
De laatste auto die door de De Dion Company werd geproduceerd, werd in 1932 geproduceerd. Het bedrijf bleef tot in de jaren veertig vrachtwagens produceren en hield zich uiteindelijk ook bezig met het onderhouden van auto's, vrachtwagens en motorfietsen.
Bedrijfsnamen zijn altijd een verhandelbaar product geweest en gerenommeerde auto-, motor- of fietsfabrikanten werden vaak gekocht nadat het bedrijf zelf stopte met handelen. De naam De Dion Bouton werd in 1935 door Dilecta gekocht en na de Tweede Wereldoorlog gaf Dilecta een aantal van hun fietsen en cyclemotoren de naam De Dion Bouton le Blanc. Sommige BMA's (cyclemotoren onder de 100cc) werden eind jaren 20 ook verkocht onder de naam De Dion Bouton, hoewel het niet bekend is wie ze heeft gemaakt.
Alcyon was een Frans bedrijf dat fietsen, motorfietsen en auto’s produceerde. Het werd opgericht door Edmond Gentil (1874-1946), dat gebeurde in 1903 aan de boulevard Bourdon in Neuilly-sur-seine. In 1902 vervaardigde Alycon 3.000 fietsen en 40.000 in 1909, het succes werd zo groot dat de Neuilly-fabriek verlaten werd voor een pand van 20.000 m² in Courbevoie. Vóór de Eerste Wereldoorlog bouwde Alcyon ook enkele auto's, maar een commerciële mislukking maakte een einde aan deze diversificatie.
Edmond Gentil, ooit voorman bij Griffon, werkte zich op tot een heuse captain of industry. Hij kocht en creëerde een groot aantal merken die tot de beste van de fietscreaties behoorden: Alcyon, Cycles A. Thomann (1911), La Merveilleuse, Olympique Cycles en La Française Diamant (1923), Paris-Brest cycli, Liberator, Acatene, Marly, Mariland, Metrople, Acatene Metropole, Acatene-Velleda, Manutri, Galibier, Prima et Tenax, Deauville, Standa, Strong, Armor, Armorique...
Hij produceerde ook algemene benodigdheden voor auto’s en vliegtuigen.
De productie van de Alcyon-fietsen begon al in 1902, Alcyon was het bekendste merk van Gentil fietsen. Net als de Saint-Emilion wijnen was Alcyon een naam die goed klonk in het collectieve geheugen. In 1905 sponsorde Alcyon zijn eerste professionele wielrenner, dat was Jean Dargassies, hij werd tweede in de Bordeaux-Parijs en 4e in de Tour de France van 1904. Vervolgens zou Alcyon vele beroepsrenners sponseren , waaronder Hippolyte Aucouturier, winnaar van Bordeaux-Parijs en 2e in de Tour de France 1905. De meest prestigieuze wielerwedstrijden werden op Alcyon-fietsen gewonnen: Milaan-San Remo, Ronde van België, Bordeaux-Parijs, Luik-Bastenaken-Luik, Parijs-Brest, Parijs-Roubaix, de Grand Prix des Nations en het Wereldkampioenschap. Tijdens de Tour van 1927 stelde Gentil liefst vier teams op: Thomann, Alcyon, Armor en Labour. Het palmares van de groep blijft uniek: Alcyon-fietsen wonnen 14 maal de Tours de France, 12 maal Parijs-Roubaix en 13 maal Bordeaux-Parijs (die cijfers variëren naargelang de bronnen). Alcyon, een kleine fabrikant in de westelijke buitenwijken van Parijs, was een van de meest succesvolle, de successen die hij elk jaar tijdens de Tour de France boekte, leverden hem de bijnaam « intrépide (onvervaard) Alcyon » op.
Het merk Alcyon was zowel sportief als industrieel een succes, in bepaalde jaren werden meer dan 100.000 fietsen per jaar verkocht! Alcyon had immers een zeer compleet assortiment van koersfietsen, fietsen voor jongens en meisjes, populaire toerismefietsen, tandems, bakfietsen...
De affiches van het merk waren van een buitengewone grafische rijkdom, ze respecteerden vaak twee constanten, de blauwe kleur van de lucht en de zeevogel, drager van gelukkige voortekenen.
In 1954 nam Peugeot de fietsenhandel over. De motor- en bromfietsactiviteit bestond tot 1957.
Het merk GRIFFON werd op 2 november 1898 om 11 uur ’s morgens, onder het nummer 162, ter griffie van de burgerlijke rechtbank van Montbéliard vastgelegd. Het merk werd geregistreerd door de zonen van de gebroeders Peugeot (Peugeot frères) fabrikanten in Valentigney (niet de familie Peugeot maar de fabrikant Les Fils de Peugeot Frères).
Fabriekadres vóór WOI: Rue Louis-Blanc, Courbevoie. Showroom: Avenue de la Grande Armée 22, Parijs. Kantoren in Londen: 16 Upper St. Martin's Lane, Londen (1904).
Griffon cycles, opgericht door o.a. Eugène Peugeot, bouwden in 1902 hun eerste motorfietsen met een van hun fietsmodellen als basis, daarop monteerden ze een Zédel -motor. De ontwikkeling ging snel en het jaar daarop presenteerden ze 10 verschillende modellen op de Paris Show. In 1905 werkten er in de fabrieken in Courbevoie 300 mensen. Naast fietsen en motorfietsen boden ze ook tricars aan en tussen 1906 en 1910 produceerden ze cyclecars aangedreven door Aster en Buchet single-cylinder motoren.
In de jaren voorafgaand aan de Grote Oorlog raakte Griffon in verval en kort na de wapenstilstand fuseerde het met Peugeot. Het kan zijn dat Griffon vóór de Eerste Wereldoorlog fuseerde met Peugeot, rond 1911 of 1912. Griffon was dus een secundair merk van Peugeot. Na de Eerste Wereldoorlog maakte Griffon deel uit van het consortium La Sportive, een groep van Franse merken.
In 1920 kocht Peugeot Griffon. Ongetwijfeld door een gebrek aan een beschikbare omkadering, liet Peugeot al zijn autonomie over aan het merk uit Courbevoie, maar de zeer efficiënte juridische diensten van Peugeot vergaten niet om in oktober 1920 het merk Griffon en zijn embleem te registreren op naam van het auto- en fietsbedrijf Peugeot.
In 1926 scheidden Peugeot Cycles en Peugeot Automobiles zich af en vanaf 1927 waren de modelreeksen van de twee merken vrijwel identiek. In de jaren vijftig richtte Peugeot het bedrijf France Motor Cycle (FMC) op, dat de merken Aiglon, Automoto en Griffon samenvoegde.
Betekenis GRIFFON : Een griffioen, ook grijpvogel of Vogel Grijp genoemd, is een hybridisch fabeldier dat de heerschappij over twee rijken symboliseert: over de aarde (zijn leeuwenlichaam) en over de lucht (de kop en de vleugels van een adelaar). Het is een hybride schepsel zoals ook de centaur, de draak en de hippogrief. Behalve de genoemde kenmerken heeft hij ook de oren van een paard en een hanenkam die lijkt gemaakt te zijn van vissenschubben. De griffioen komt oorspronkelijk uit de mythologie van de Scythen en het Oude Griekenland. De Aziatische griffioen had een gekuifd hoofd, terwijl de Minoïsche en Griekse griffioenen meestal in spiralen gevormde gekrulde manen hadden. Sinds de middeleeuwen komt hij ook in West-Europa voor, onder meer in de heraldiek. Zo speelt de griffioen bijvoorbeeld een belangrijke rol in het wapen van Pommeren. Vandaar dat de hertogelijke dynastie zich de griffioenen (Greifen) noemde. Ook is de griffioen een symbool voor goddelijke macht en een bewaker van het goddelijke.
Aiglon cycles ----------- Paris & Argenteuil - Seine et Oise------- France/Frankrijk
Aiglon, (het jong van de adelaar en de bijnaam van Napoleon II, zoon van Napoleon Bonaparte), was een secundair merk van Peugeot.
Door in 1905 de wegen van de Tour de France te betreden, rustte Peugeot haar koersfietsen uit met de nieuwste technische innovaties en creëerde het vervolgens merken zoals Aiglon of Griffon, die waren betaalbaarder en populairder. De merken Aiglon en Eglon werden in 1900 geregistreerd door Emile Debaralle en gekocht door Rodolphe Emile Koechlin, beheerder van Les fils de Peugeot frères, die ze in 1910 opnam in het fiets- en autobedrijf Peugeot.
MBK Industrie (voorheen Motobécane-Motoconfort ) is een Franse tweewielerfabrikant, opgericht in 1924, die in 1986 een dochteronderneming van Yamaha werd. In 2018 richtte de fabriek zich uitsluitend op de productie van tweewielers van het merk Yamaha.
In 1924 ontwierpen de heren Alphonse Tallet, Charles Benoît en Abel Bardin hun eerste motorfiets, de MB1. Dankzij de financiële, administratieve en technische steun van Jules Bénézech werd op 11 december de “Ateliers de la Motobécane ” opgericht in Pantin , op de hoek van de Avenue Jean-Jaurès en de rue de Paris. Het resultaat is de Motobécane, een model uitgerust met een 175 cc tweetakt -tweecilindermotor met riemaandrijving. Dit zeer eenvoudige model zou tot 1929 verkocht worden.
Het jaar daarop in 1925 ( andere bron vermeld 1926 ) werd in de rue Hoche n° 3 in Pantin de Société des Ateliers La Motoconfort opgericht. De jaren ’20 waren de zogeheten gekke jaren waarin alles mogelijk was, waarin merken werden geboren en snel hun hoogtepunt bereikten of soms binnen een paar weken weer verdwenen!
Het was van groot belang dat Motobécane een nieuw model op de markt bracht maar de partners hadden nog onvoldoende ervaring. Bovendien kon een mislukt model het merkimago dat met de MB1 was opgebouwd in een rap tempo vernietigen en het jonge bedrijf ten onder laten gaan.
Daarom werd besloten een machine te bouwen met een grotere cilinderinhoud, beter uitgerust en luxueuzer afgewerkt. De grote profielbanden zorgden voor een zeker comfort en de nieuwkomer, een 308 cc, kreeg de naam MOTOCONFORT. Op het plaatje dat aan de magneetbehuizing was geklonken, stond het opschrift: MOTOCONFORT MC1 moteur licence MOTOBECANE. Als het model zou mislukken, dan zou de reputatie van het merk slechts licht beschadigd zijn en het jonge bedrijf niet in gevaar gebracht worden. Zoals geweten heeft dit duistere lot zich nooit voltrokken. De "308" kende, ondanks een relatief bescheiden productie, een rustige carrière met diverse ontwikkelingen tot begin jaren dertig.
Kleine anekdote: in reclamecatalogi werden Motobécanes vaak van de linkerkant gefotografeerd en Motoconfort van de rechterkant. Dat komt doordat er voor de folders slechts één prototype werd gebruikt met een tank met op elke kant een ander logo.
In tien jaar tijd produceerde Motobécane ongeveer 150.000 BMA's. In de jaren dertig groeide Motobécane uit tot een belangrijke fabrikant van motorfietsen, met talrijke modellen van alle motorinhouden. We zien prototypes van 750cc met viercilinders . Sommige modellen hebben om commerciële redenen ook de naam “Motoconfort” gekregen.
In1933 produceerde het bedrijf zijn eerste 250cc viertaktmotorfiets . In1938 presenteerde het bedrijf del Poney 60 AG1 (63 cc), de motor hiervan was de voorouder van die van de Mobylette .
1943: De ingenieur en directeur van het ontwerpbureau Marcel Steinbach, in het Motobécane-avontuur sedert SICAM, verdween in Auschwitz
De twee merknamen waren lang in gebruik, rond 1979/80 werden de dealers geinformeerd over de terugkeer naar één merk “MOTOBECANE.
Meer dan 80 jaar was Motobécane een vlaggenschip van de Franse industrie. En het was in Saint-Quentin in de Aisne dat de saga van deze fabrikant van fietsen, motorfietsen en vooral bromfietsen zijn grootste successen heeft beleefd. Voordat Motobécane een fietsenmerk werd was het een motormerk.
Het Motobécane-avontuur begon te Pantin in de regio Parijs. Charles Benoît, Abel Bardin en Jules Benezech bundelden hun krachten om een productie- en verkoopbedrijf voor motorfietsen op te richten. De motorfiets was in de mode en de vraag was groot. De MB1, het eerste motorfietsmodel dat voortkwam uit wat nog steeds Les ateliers de Motobécane heette, werd in 1923 op de markt gebracht.
Charles Benoît, die tijdens de Eerste Wereldoorlog in de Verenigde Staten verbleef, stelde een motorfiets met nieuwe vormen voor. Hij was volledig geïnspireerd door de esthetiek van Amerikaanse motorfietsen. Hij bracht geen techniek mee uit de V. S. maar wel een nieuwe look.
De motorfiets MB1was een groot succes en de oprichters van Motobécane besloten om nog andere modellen van motorfietsen met een matige cilinderinhoud op de markt te brengen. Tegelijkertijd richtten ze in 1926 een dochteronderneming op, Motoconfort, om zo te proberen krachtigere motorfietsen met luxere afwerkingen te produceren en te verkopen . Omdat het merk nog maar drie jaar oud was, waren ze bang om een tekortschietend model uit te brengen en bijgevolg de reputatie van de MB1 te bederven. Dus het nieuw model dat uitkwam was een 308cc die ze de Motoconfort noemden. Omdat dit model het ook goed deed, maakten ze van de gelegenheid gebruik om de twee merken parallel te creëren, Motobécane en Motoconfort. Het was een commerciële truc die het netwerk van verkoopagenten in elke stad verdubbelde er was een Motobécane-netwerk en een Motoconfort-netwerk.
Tijdens het interbellum kregen Motobécane-fietsen erkenning voor hun precisie en duurzaamheid. Zelfs tijdens de uitdagende jaren van de Tweede Wereldoorlog bleef Motobécane's toewijding aan vakmanschap bestaan en legde de basis voor een erfenis die zou blijven bestaan. De fabriek die zich nog steeds in Pantin, bevond overleefde de Tweede Wereldoorlog door de productie van fietsen, enkele 100 cc’s en brandbluspompmotoren voor de Duitsers, de fabriek was immers opgevorderd door de bezetter. Een deel van het ontwerpbureau trok zich terug in Saint-Étienne, toen een vrije zone, om er zich voor te bereiden op de naoorlogse periode.
Met het naoorlogse tijdperk dat een hernieuwd optimisme inluidde, kwamen de Motobécane-fietsen naar voren als symbolen van vrijheid en mobiliteit. De toewijding van het bedrijf aan kwaliteit, design en prestaties maakte haar fietsen populair bij fietsliefhebbers. Strakke ontwerpen en betrouwbare techniek werden kenmerken van Motobécane en vormden de basis voor de bekendheid van het merk in de fietswereld. Ook in de wereld van de gemotoriseerde tweewielers speelde Motobécane mee. Het vlaggenschip van het merk was de Mobylette die vervaardigd werd vanaf 1949 en waarvan er 14 miljoen exemplaren werden verkocht. Het was meteen een succes en de bestellingen voor deze Franse uitvinding stroomden binnen. 50 jaar lang werd vergeten dat het oorspronkelijke idee van die Mobylette in feite uit Nederland kwam. De bromfiets was geen uitvinding van het ontwerpbureau van Motobécane, ze kwam van een dochteronderneming in Arnhem die onder een Motobécane-licentie werkte. Het idee was van Willem Kaptein, de bedrijfsleider. Willem Kaptein trok met zijn prototype naar Parijs om Charles Benoît te vragen het in productie te nemen. Maar de baas van Motobécane geloofde niet in deze motorfiets. Hij geloofde er niet in omdat het niet zijn idee was! Gelukkig voor Motobécane zorgde een toevallige gebeurtenis dat ze het model toch zouden produceren. In 1975 nam het bedrijf de controle over zijn concurrent VéloSoleX over en verplaatste de productie naar een van zijn fabrieken in Saint-Quentin.In 1951 werd de fabriek in Pantin te klein. Motobécane was op zoek naar een nieuwe locatie om een grotere productie-eenheid te bouwen. Het werd een voormalige weverij in de rue de la Fère, in de faubourg d'Isle in Saint-Quentin. De weverij was verlaten sinds de jaren 1930 en gebombardeerd tijdens de Tweede Wereldoorlog. Tegen het einde van 1951 werd de fabriek opgestart met ongeveer 250 arbeiders. In 1954 kocht Motobécane een tweede fabriek aan de Boulevard du Maréchal Juin en kort daarna werd een derde fabriek gebouwd in de rue d’ Ostende. Op het hoogtepunt van zijn geschiedenis creëerde Motobécane in Saint-Quentin 4.200 directe banen en tot 6.000 meer in de Aisne.
Het pand aan de rue de la Fère werd al snel te klein. Een paar kilometer verderop, in Rouvroy, werd een gloednieuwe fabriek gebouwd. De eerste machines werden in januari 1963 in gebruik genomen. Saint-Quentin had nog steeds de fietsenfabriek, tussen 1936 en het einde van de jaren 1980 produceerde Motobécane 11 miljoen fietsen en dat grotendeels in de hoofdstad van de Aisne.
Motobécane speelde in de jaren 1960 en 1970 ook een cruciale rol bij het vormgeven van het fietslandschap. Het merk omarmde innovatie en introduceerde verbeteringen op het gebied van framematerialen en design. Motobécane-fietsen werden bekend om hun veelzijdigheid en richtten zich op recreatieve fietsers en competitieve wielrijders. De iconische Mirage- en Grand Jubilé-modellen veroverden de harten van wielrijders over de hele wereld.
Deze snelgroeiende innovatie leidde tot de creatie van een winnende kampioenschapsfiets, waarmee de legendarische renner Luis Ocaña naar de overwinning reed in de Tour de France van 1973.
Motobécane was een groot fietsenmerk, in alle soorten, in alle stijlen en voor alle leeftijden. Begin de jaren tachtig waagde Motobécane zich in de veelbelovende wereld van de crossfietsen, met felgekleurde minifietsen voor kinderen met midden- en voorvering, kentekenplaten in de stijl van wedstrijdfietsen, met crossbanden en comfortabele zadels.
In de loop van de jaren ’70, begon de verkoop te dalen. In 1985 vroeg Motobécane faillissement aan. 30% van het personeel van de fabriek in Rouvroy werd ontslagen. Om het merk te redden, werd een overnameconsortium gevormd door de regionale raad van Picardië, Fichtel & Sachs (een Duitse fabrikant van tweewielers) en Yamaha, dat een jaar eerder al aandelen in het bedrijf had gekocht. Het bedrijf kwam al snel onder de controle van Yamaha en kreeg in 1986 de naam MBK.
Maar als Yamaha in Rouvroy heeft geïnvesteerd was dat niet om bromfietsen te blijven produceren die slecht verkopen. Toen Yamaha arriveerde, was de fabriek aan het verouderen, ze dateerde uit 1961. Ze was al 25 jaar oud en voldeed niet per se aan de normen die de Japanners hadden voor hun eigen producties.
Vandaag de dag heeft de fabriek 650 mensen in dienst. Ze produceert motorfietsen en scooters met een grote cilinderinhoud van 125 tot 300 cm3. In 2022 rolden 80.000 tweewielers van de productielijnen van MBK Industrie in Rouvroy. Het is de enige fabriek van de Yamaha Group in Europa. Nu heet MBK Industrie officieel Yamaha Motor Manufacturing Europe.
Vanaf het eerste kwartaal van 2024 startte de fabriek in Rouvroy met de productie van motoren en elektrische fietsen.
In de voormalige gebouwen van de firma Motobécane in Saint Quentin werd op de eerste verdieping een museum gewijd aan Motobécane geïnstalleerd.
La Persane cycles -----L. Darras -------- Persan - Val d'Oise (Paris)-------- France/Frankrijk
Persan ligt in het noorden van Val-d'Oise , op de grens met het departement Oise, op de rechteroever van de Oise en tegenover Beaumont-sur-Oise , op een afstand van 33 km ten noordnoordwesten van Parijs.
Ik ben Delameilleure Philippe
Ik ben een man en woon in Preshoekstraat 145 - 8510 Marke - België (België) en mijn beroep is Gepensioneerd.
Ik ben geboren op 27/09/1960 en ben nu dus 65 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Wielrennen - Verzamelen van fietsmerkenplaatjes (balhoofdplaatjes) .