afl. 059/121 ~ Blijvende angst, mijn angst
Ik hield halt bij een taveerne. Sanitaire stop eerder en gulzige dorst naar schuimend abdijbier. Ik wou tevens Francis bellen. Hij was de vorige avond laat ontboden. Pat had er vanmorgen om negen uur moeten zijn. Hij grijnsde dat zijn vrouw panikeerde tot en met. Net een bange wezel. Kalmeerpillen moeten slikken. Gedaan grote mond! Ze dacht dat Vloesberghe ook haar zou verdenken. Zij bezat immers een sleutel en er was geen slot geforceerd. Dus …! Helemaal over haar toeren.
'Ondanks al de miserie deed het deugd haar zo te zien, pa.'
Tiens, zijn vrouw totaal van de kaart en Francis had binnenpretjes! Kalmer en ernstiger ging hij verder:
'Pa, je weet die magistraat, enfin een clubgenoot van mij, uiteraard mag niets lekken uit het onderzoek, maar omdat het om mijn moeder gaat … Wel ze denken aan iemand uit de directe omgeving. Vloesberghe sluit echt niemand uit. Ook familie niet, terwijl onze alibi’s nochtans kloppen als een bus, denk ik toch!'
Het moordwapen was nog niet gevonden, ging hij verder, wel hadden ze een en ander meegenomen. Ik hield mijn hart vast en wou weten wat ze precies hadden meegenomen. Francis wist het niet: 'Ze zijn nog steeds bezig met buurtbewoners en vriendinnen van ma te ondervragen. Tot de melkboer en de postbode toe. Ik moet stoppen, pa. Ik hoor geroffel boven. Pat ligt al een paar uur in bed met barstende hoofdpijn. De naweeën van de ondervraging. Ik heb haar vanmorgen nochtans duidelijk gezegd: wees kalm, antwoord kort en precies op al de vragen. Zeg niets méér!'
Dat "niets meer" bleef hangen. Werd even een drukkende hand rond mijn hals. Wat bedoelde Francis? Mocht ik het beschouwen als een van zijn onderduims dubbelzinnige vingerwijzingen? Me doen inzien dat hij wél op de hoogte was van de dagboeken, maar Pat op het hart had gedrukt haar mond te houden? Wou hij me schrik aanjagen? Nee, ik stelde me alleen wat voor. Domme inbeelding, natuurlijk. Misschien geloofde Pat niet eens aan het bestaan van die dagboeken. Had ze die nooit gezien en veronderstelde dat Gerda, in een wrekende driftbui, het haar zomaar op de mouw had gespeld.
Ik vroeg, gespeeld koel: 'Zou er wat gestolen zijn?'
'Vloesberghe is met mij vannacht naar de villa gereden. De mensen van het labo waren er nog. Ik denk niet dat er iets verdwenen is, maar ja, er staat zo waanzinnig veel in de kamer van ma. Een of twee stukken minder, geen mens die het merkt. Ik heb hem verwezen naar Madeleine en vooral Adrienne. Ze zaten daar soms uren samen te bidden of whatever. Er was wel wanorde in de kamer. Enkele laden opengetrokken. De kleerkast open en wat papieren op het parket. Kan zowel door de belager als door ma gedaan zijn.'
'Ik blijf erbij dat het die bende moet zijn geweest, Francis. Een of ander smoesje en Gerda zal die gasten binnen gelaten hebben, goedgelovig als ze was.'
Francis wou weten of ik die namiddag nog naar de redactie ging. Als er iets was dat me nu hartgrondig tegenstond, dan was het wel de redactie. Maar hoe dan ook, morgen of begin volgende week, moest ik erheen. Ik wou met de raad van bestuur gaan praten en met Gerard van personeelszaken: pensioen aanvragen en al mijn verlofdagen opnemen (en dat waren er een heel pak!). Vooral trachten een minnelijke schikking te bekomen. Simonne zou dit nu misschien met veel plezier in overweging nemen. En dan salut en de kost! Max de hoofdredacteur was verleden tijd.
Ik, eens de stoere, steeds zelfverzekerde criticaster en betweter; nu een bange zwalper, verpest door vragen met klemmende antwoorden. Schuldig zonder echt schuldig te zijn, gekweld door zelflast.
wordt morgen vervolgd - bovenstaande tekst is geplaatst met toestemming van de auteur: http://blog.seniorennet.be/titipoes3/archief.php?startaantal=100
|