vandaag las ik uw opiniestuk in De Morgen over de opwaardering van het technisch en beroepsonderwijs. Uit mijn ervaring in een 'gemengde' school (oorspronkelijk tso en bso, later ook aso) kan ik bevestigen dat het 'cascadesysteem' nog altijd van kracht is: ouders proberen het met hun kinderen eerst in het aso of niet op handenarbeid gerichte tso, dan pas in andere richtingen.
Het vooroordeel zit dus in de hoofden van de ouders en van de gehele maatschappij, niet zozeer in het onderwijs zelf.
Ik geloof dat de media hier wat kunnen aan doen door meer mensen met een vakopleiding aan het woord te laten en in beeld te brengen.
En de politieke partijen zouden dergelijke mensen meer moeten aantrekken als kandidaten: hoeveel vakarbeiders of mensen met een tso-opleiding zitten er in de diverse parlementen? Hoeveel handenarbeiders zetelen in een gemeenteraad?
Daarnaast zou een sensibiliserende campagne om de gelijkwaardigheid van handenarbeid te promoten geen overbodige luxe kunnen zijn.
Dan kom ik bij mijn vak, het Nederlands: willen we bereiken dat deze mensen meer aan het woord komen dan moet hun verbale vaardigheid worden verhoogd. Tot mijn ontstelling heb ik al meermaals moeten ondervinden dat juist in het bso en tso het aanbod talen wordt verwaarloosd, in het bijzonder het aantal uren Nederlands dat dan onder een algemene noemer valt zoals 'algemene vorming' etc waardoor het vak wel eens gegeven wordt door mensen met een 'voldoende geacht' diploma maar zonder echte kennis van de moedertaal en zonder een diepe betrokkenheid bij het vak.
Een mentaliteit veranderen moet mijns inziens op alle fronten gebeuren. Gelieve uw collega van media Geert Bourgeois hierover aan te spreken opdat de openbare omroep eveneens zijn verantwoordelijkheid opneemt. Gewone mensen moeten niet alleen aan bod komen in dwaze spelletjes.
In het dubbelinterview met de allochtone journalisten Özgünes en Yüksel (zie Humo deze week) herhaalt deze laatste het mantra dat door vrijwel alle nieuwsproducenten wordt gezongen: 'Helaas, goed nieuws is geen nieuws.'
Welke mediapaus heeft dit dogma ooit geproclameerd, op welke goddelijke openbaring is het gebaseerd?
Op de kijk- en verkoopcijfers allicht. Maar spreek je buur of kennis persoonlijk aan en de vraag: 'Wil jij ook eens positief nieuws horen of lezen' blijkt een retorische vraag te zijn.
Het eenzijdig - met de nadruk op eenzijdig - negativisme in de berichtgeving heeft zorgwekkende nadelen:
- het versterkt de sensatiezucht. Behoeften kan men nu eenmaal creëren of aanwakkeren.
- bewust of onbewust ondermijnen de onheilsberichten het welbevinden van de bevolking. Hoe kan men in alle ernst blijven zeuren over de zogenaamde verzuring als men het onbehagen juist in de hand werkt door dagelijkse bombardementen met negatieve prikkels?
- de solidariteit wordt op de duur gezien als een dwaasheid: waarom zou men zich bijvoorbeeld nog moeten engageren voor Afrika als uit dat continent alleen maar boodschappen komen van corruptie en geweld?
- de samenlevingsproblemen in eigen land krijgen een rechtvaardiging door de steeds herhaalde koppeling van moslims aan godsdienstig fanatisme, misdadigheid en gewelddadige waanzin - idem dito voor het zogenaamde 'onveiligheidsgevoel': hoe zouden de mensen zich veilig moeten voelen in een maatschappij waaruit alleen maar tijdingen komen van moord, diefstal en inbraak?
Dit is geen naïeve roep om een good news-show: er is de informatieplicht van de media - struisvogels staan met hun kont in de lucht en bij de meesten van ons is dat geen fraai gezicht -, maar het nieuwsaanbod is totaal uit evenwicht. Om te geloven in de toekomst, om vertrouwen te hebben in de medemens heb je ook berichten nodig die deze positieve levenshouding ondersteunen. Anders kan men zich in het beste geval ervan afmaken met een liedje van Urbanus: 'de wereld is om zeep, er gebeuren rare dingen rondom mij...'
Of geloven de nieuwsfabrikanten - en neem dit woord letterlijk: door hun selectie maken de media het nieuws al beweren zij dat zij het alleen maar signaleren en doorgeven - zelf dat de Apocalyps voor de deur staat?
Aanvulling: als leraar Nederlands heb ik mijn laatstejaars altijd verplicht om de actualiteit te volgen. Telkens zat ik met het gewetensprobleem: 'heb ik het recht om deze 17-, 18-jarigen met hun neus boven de beerput te duwen?' Want dat serveren onze kranten en tv-zenders: de beerput van de menselijke beschaving, alsof de mensheid tot niets anders in staat is.
De schooldirecteurs doen in De Morgen hun beklag over het maximumbedrag dat zij zouden mogen besteden aan meerdaagse uitstappen. Zij wijzen op de pedagogische waarde van sneeuw- en bosklassen. Het kan best dat de door minister Vandenbroucke voorgestelde maximumfactuur voor de lagere scholen te laag uitvalt. Maar moeten lagere scholen noodzakelijkerwijze sneeuwklassen organiseren? Is het nodig dat kinderen vóór hun 12de of zelfs 18de leren skiën, afgezien van toekomstige skivedetten dan?
Kun je milieubewustzijn en energiezuinigheid bijbrengen en tegelijk met alle lagere scholen elk jaar naar verre skigebieden trekken? Is Vlaanderen niet groot genoeg om in de eigen natuur aan het groepsgevoel te werken?
En als bijzondere activiteiten een kans zijn om de ouders samen te krijgen waarom kunnen deze ouders dan niet naar het voorbeeld van de Steinerscholen initiatieven ontwikkelen om het schoolgebouw en de klassen te verfraaien, om het leerlingenvervoer te verzorgen wat in Nederlandse dorpen een vanzelfsprekendheid is geworden. Daar zouden hun kinderen alle dagen wat aan hebben en de band tussen ouders en school zou pas echt intens zijn. Als je spreekt over 'pedagogische waarde': leren keuzes maken en inzien dat je niet alles tegelijk kan hebben, lijkt me zeker in deze tijd een van de meest essentiële opdrachten in de opvoeding.
houden van er is geen houden aan: een lastig werkwoord, zijn wijs aanvoegend; zijn vervoeging voegt zich naar geen tijd: te vroeg voor een verleden, voor een andere toekomst al te laat - en wat is tegenwoordig
in zijn klank: goud en fout, de heldere 'én' die geen 'of' toelaat
zijn tongval valt, verrijst in 'van' en 'kan', in banvloek soms: alle tongen van de wereld wanneer het geheel vloekt met de delen
het komt op delen neer: niet op- niet overhouden wanneer de dobbelstenen hebben gesproken, soldaten grijpen naar de kleren en minstens één lichaam is gebroken
een lastig werkwoord zijn wijs aanvoegend: dat lijkt perfect soms op bevelend maar wie beveelt is niet te bevroeden
Guy Tegenbos hekelt vandaag in De Standaard het feit dat de huidige ministers van financiën en justitie niet zijn afgetreden ondanks overduidelijke fouten op hun departement.
Hij maakt de vergelijking met de ontsnapping van Dutroux toen de ministers Stefaan de Clercq (justitie) en Vandelanotte (binnenlandse zaken) prompt ontslag namen. Alsof zij persoonlijk verantwoordelijk waren voor twee ingedommelde rijkswachters.
Maar wat zagen we gebeuren: onmiddellijk keerde de Clercq terug als voorzitter van de grootste oppositiepartij en Vandelanotte als minister van begroting.
Sedert Louis Tobback aftrad vanwege de dood van Semira Adamu - zeer tegen de zin van premier Dehaene trouwens - heeft de 'keizer van Leuven' nooit meer een ministerportefeuille aanvaard en evenmin de post van partijvoorzitter. Tobback is dan ook 'van de oude stempel'.
Een 'geste' heeft pas enige morele en intellectuele inhoud als het om meer gaat dan een stukje theater. Voor ieder van ons betekent een ontslag een bewijs van onbekwaamheid: wie op het zelfde niveau blijft functioneren zegt in feite dat zijn ontslag ongegrond zoniet een farce was.
Aanvulling: eens te meer neemt De Standaard de rol van oppositiekrant op zich en schiet ze op de meest dankbare 'koppen van jut' (voor zover van die uitdrukking een meervoud bestaat) zijnde Onkelinx en Didier Reynders. De eerste afkraken is in Vlaanderen geweldig populair gezien haar stuntelige, om niet te zeggen schandalige Nederlands (en dat voor de dochter van een uitgeweken Vlaming), de andere spreekt onze taal voorbeeldig maar lijkt een symbool van het Waalse immobilisme, van de onwil om vooruit te gaan. En dit laatste zou wel eens waar kunnen zijn: Reynders lijkt inderdaad niet gemotiveerd om de fiscale fraude aan te pakken. Maar in die zin is hij eerder een donkerblauwe liberaal dan een typische Waal: het is weinig waarschijnlijk dat een Vlaamse liberaal het beter zou doen op het departement financiën, zeker Vincent Quicky of Rik Daems niet.
En wat justitie betreft: hier zijn de visies op een aantal deelproblemen zoals de bestraffing van jeugdige criminelen zo verschillend in de landsdelen en liggen die verschillen zo muurvast, dat een splitsing op zijn minst in het vervolgingsbeleid zich opdringt: als de Walen de jonge boefjes alleen maar willen heropvoeden dan kunnen ze dat, de meeste Vlamingen willen een stap verder gaan en ze ook bestraffen. Al is dit in grote mate een schijndiscussie: zoals eerder gezegd is een gevangenis waarin niet aan heropvoeding wordt gedaan een mensonwaardige gevangenis en op langere termijn een oorzaak van nog meer criminaliteit.
de veerman met zijn twee vrouwen: de frêle jonkvrouw en de donkere Annemarie, op het monument alledrie even grijs - op de achtergrond het torentje van Sint-Jozef in Tielrode
de Schelde bij Driegoten, het bord geeft aan dat de Durme alleen te bevaren is bij hoog tij: vroeger voeren de vrachtschepen tot Waasmunster, aan de kade in Hamme lagen de aken met wel vijf of zes in een rij.
Tot mijn ontgoocheling moet ik vaststellen dat De Standaard de voorbije weken meer een blad van de CD&V-oppositie lijkt dan een objectieve waarnemer. In Terzake mocht Bart Brinckman de 'woordbreuk' van Leterme 'met de mantel der liefde toedekken' maar zou deze vergevensgezindheid ook te horen zijn mocht het een minister van paars betreffen?
Typerend is de evaluatie van Laurette Onkelinx die van DS 52 % meekrijgt en van Le Soir 70 % . Misschien speelt hier het gezegde : 'het hemd is nader dan de rok' en neemt Le Soir deze Waalse politica in bescherming maar het belangrijkste argument dat Onckelinckx tot haar verdediging aanvoert: 'ik heb meer geïnvesteerd dan al mijn voorgangers' wordt door jullie commentaar bevestigd en dat de kolos van het gerechtsapparaat weinig in beweging komt, wordt door Renaat Landuyt zeer terecht toegeschreven aan de arrogante houding van eigenmachtigheid van de gerechtelijke kaste: het immobilisme is vooral daar te zoeken en door de scheiding der machten kan één minister daar niet zoveel zo snel aan veranderen.
Herman van Rompuy mag verklaren dat we terug moeten naar het beleid van Jean-Luc Dehaene - wat dus in feite betekent: terug naar zijn eigen begrotingsbeleid. Dehaene en van Rompuy waren geobsedeerd door de Maastrichtnorm en voerden een inleveringsbeleid. Deze inlevering werd betaald door de loontrekkenden en door de non-profitsector. Waarom braken er onder paars-groen protesten los in het onderwijs en in de gezondheidssector? Waarom krijgt Inge Vervotte het verwijt naar het hoofd geslingerd dat zij zal worden herinnerd als de minister van de wachtlijsten? Kan men op een beperkt aantal jaren recht trekken wat gedurende meer dan 10 jaren is scheef gegroeid, rekening houdende met het feit de problemen - met name de vergrijzing - nog zijn toegenomen?
De splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde is mislukt, net als de regeling van de geluidsnormen voor Zaventem: maar welke partij zal deze problemen wel oplossen zolang er altijd wel een tegenstander is die zich onverzoenlijk opstelt? En dit kunnen zowel de Vlamingen uit de Noordrand zijn als de francofone Brusselse parvenus.
Ik wens Leterme veel succes mocht hij de nieuwe premier worden maar ik vrees dat zijn imago van 'goed bestuur voor de mensen' en rechtlijnigheid zwaar op de proef zal gesteld worden eens hij aan de onderhandelingstafel zal moeten gaan zitten. Benieuwd of de argusogen van De Standaard dan even onverbiddelijk zullen toezien en oordelen.
Noot: het is duidelijk dat de politieke analyses in De Standaard gekleurd worden door de persoonlijke voorkeuren van de meeste journalisten van dit blad. Zij kunnen hun sympathie niet wegstoppen voor een stringent begrotingsbeleid, een strenger generatiepact etc Dat de armoede in Vlaanderen, een van de rijkste regio's ter wereld, hierdoor alleen maar zou toenemen telt blijkbaar niet. Zij verkiezen politici zoals Herman van Rompuy die een wit voetje willen halen bij het IMF, de Wereldbank en de Oeso, organisaties die in de eerste plaats denken aan de belangen van de bedrijven, de aandeelhouders en beleggers, en heel wat minder aan de meest kwetsbaren onder ons: de veel te lage pensioentjes, de wachtlijsten, de gezondheidskosten etc Hun gezegde: 'de taart moet eerst gebakken worden eer ze kan worden verdeeld' is correct; alleen hebben zij weinig aandacht voor de manier waarop de taart wordt gebakken en hoe onrechtvaardig ze wordt verdeeld.
In de literatuurbijlage van De Standaard van gisteren vrijdag stonden twee advertenties voor bekroonde poëziebundels, die van Nolens en Zwagerman: geen enkel gedicht en dit is al verscheidene weken, zelfs maanden zo.
Naar mijn mening is dit een tekort in een kwaliteitskrant.
Mijn eerste argument: de poëzie is een economisch gezien bedreigde sector. Dat wordt tegengesproken daar het relatief hoge aantal gepubliceerde bundels maar men zegt er nooit bij hoeveel exemplaren van die bundels worden verkocht en hoeveel een uitgeverij (laat staan de dichter) eraan overhoudt.
Ten tweede zou een gedicht een moment van bezinning kunnen bieden in een krant die toch dagelijks allerlei beladen feiten moet meedelen: 'een stil hoekje' kan toch geen grote moeite zijn.
Gelijkaardige mails heb ik al verstuurd naar jullie collega's van De Morgen en Canvas, zonder enig resultaat: misschien doet De Standaard er wel iets mee? De Standaard is wel geen literair tijdschrift maar moet poëzie gereserveerd worden voor de cenakels van de literatuur?
Toevoeging: dergelijke mailtjes heb ik al vaak verstuurd, nog geen enkel werd gepubliceerd blijkbaar omdat de redacties van de kranten en tijdschriften van oordeel zijn dat ik overdrijf. Wie er ook zo of integendeel anders over denkt mag het laten weten. Misschien moeten we een soort petitie lanceren om meer poëzie te krijgen in dag- en weekbladen, op radio en tv????