Vrijdagmorgen is mama heel triest. Ik vind haar huilend in de stoel. Ze is vandaag in bad geweest. Volgens de hoofdverpleegster en de verzorgende geniet ze daarvan, maar deze morgen heeft het haar in geen geval blij gemaakt. Ze neemt mijn hand vast en zegt: Ze moeten gewoon spreken
gewoon spreken, niet
Ze geraakt niet meer uit haar woorden en barst los in een bijna hysterische huilbui. Help mij een keer
.! vraagt ze me wenend, terwijl ze hard in mijn hand knijpt. Wat is er deze morgen gebeurd? Heeft er iemand zijn geduld verloren en tegen mama luidkeels geroepen? Ik weet het niet.
Het doet me denken aan een voorval van zowat drie jaar geleden. Mama was toen net opgenomen, nog niet zo ziek als nu en nog vlot ter taal. Vaak had het personeel de handen vol met haar. Ze kon zich niet neerleggen bij de haar opgelegde manier van leven en rebelleerde vaak tegen de huisregels van de afdeling dementen. Enkele weken na de opname hadden de hoofdverpleegster B. en ik een evaluatiegesprek. Ook mama was daarbij aanwezig. Mama nam het woord: Ik heb als jonge vrouw jaren in een bejaardentehuis gewerkt, maar nooit of te nooit heb ik of mijn collegas tegen die oude mensen geroepen. Ze zijn oud en ziek, roepen tegen hen is niet nodig. Hier doen ze dat wel! Ik wou uitleg. Maar de hoofdverpleegster wuifde de beschuldiging weg: Je moet niet alles geloven wat je ma vertelt. Ze deed er nog een veelbetekenend knikje bij in mamas richting: "ze is dement, ze weet niet wat ze zegt!"
Maanden later hoorde ik van een sanitaire helpster: Verdorie toch, er zijn er hier bij die nogal kunnen roepen tegen die oude mensen!
|