Alleen zijn "behoort nauwelijks tot het hart van de boomgaard. Hij heeft altijd wel ergens bezoek of omstaanders, bewonderaars of nieuwsgeirigen op zijn grondgebied.
In winter staan ze gezamelijk in hun blote kaalheid in de greep van de wind maar ze zijn nooit aan hun lot overlaten. In gemeenschap worden ze dooreengeschud door een zotte wind die hen allemaal in een fractie van enkele seconden aan de tand voeltzijn adem door hun ribben blaast.De striemende regenvlagen maken hun stammen allemaal in dezelfde richting nat.Een kwestie van gemeenschapszin.
Onder een identieke lentezon gaan hun knoppen zwellen, een lieve lust voor het oog van de wandelaar en stilaan schieten de jonge bladeren aan elke boom uit hun donzen doosjes als hippe poppen op de toppen van hun takken. De bomen bloeien in hun mooiste outfit tussen oud roze en ingetogen wit.
In gezelschap van heel veel soorten nestbouwend volk wordt het nieuwe seizoen ingeluid. Vogels vliegen aan en af met takjes en grassen voor hun residentie waarin straks de eieren gelegd worden, waar de jongen de eierschaal breken en met wijd open bek en waar ze om voedsel schreeuwen tot de dag ze het nest uitvliegen.
Bijen en insecten bezoeken de bloesems en verrichten er hun taak.Het gonst er van bedrijvigehid . De grassen groeien, ruiken naar vochtige aarde met de vruchtbaarheidskiemen in de schoot.
Lammeren in de de bonte gele wei huppelen achter hun moeder aan. Ze mekkeren tegen beter weten in .De ganzen stappen met hun schijnbaar eindeloze kroost op rij door het weiland.De boomgaard is in feest. Hoe zou hij ooit alleen kunnen zijn in zijn vele functies tussen zoveel leven?
Ingrid Lenaerts
|