Aan de kade het vrachtschip voor anker ,wachtend intermezzo het draagt een vreemde naam van een exotische reus zijn buik staat open containerers op vrachtwagens rijden binnenin door de geopende poort. Uit de schouwen rook ik sta erbij verbauwereerd als een onnozele mier die een olifant bewondert
Even aan de wal zit ze onder de platanen te genieten van de rust op het binnenplein.
Op de vijver ziet ze een zwaan die haar aanspreekt verwonderd en beangstigd voelt ze zich vastgenageld op de bank
de zwaan zegt : "Hou je van mij?" de vrouw vraagt : "wie ben je?" de zwaan laat haar raden
"Weet ik niet "schreeuwt de vrouw Harry ! maak je weg ! Ik wil je nooit meer zien Straks ziet mijn man dat: ik praten tot een zwaan.
Later zit de zwaan aan boord haar man jaagt hem weg met grote kabaal zwaait de zwaan zijn vleugels uit richting oosten de schippersvrouw is nu tevreden.
Hoog zwartgerookt en zonder functie staat de schoorsteen in het afbraakpuin van zijn moederschoot de verffabriek Zwermen vogels zitten op zijn rand kwetteren er de avond vol terwijl ze hun boterbriefje laten vallen langs zijn trieste lijf. De schoorsteen is eenzaam in zijn stilte zonder enig verweer in grenzeloos verval.