Een noorderwind vertoont nijdige trekjes
halsstarrig en striemend raast hij
in de duinen verstuift het zand
voor wervelbedden voor weergoden
zij die van storm en water-galloperen houden.
Tussen stoten door een ijzige kamte
waarin een moment stilte verzuilt
voor natuurgeweld dat nog komen moet.
Dan voert het zand alweer een rondedans uit
bij grote snelheid flirt het over armen en benen
Het kraakt tussen de tanden
het schuurt de gedachten uit
naar een verlangen van oneindigheid
of knusheid bij de haard in het dorpscafé.
Ingrid Lenaerts
|