Steltlopers als een wandelend palendorp passage op een festival jongleurs en vuurwerkmakers, ze wandelden bevreemdend boven de hoofden en het leek alsof zij de meesters waren wij, de kechten op de begane gronden ze maakten allerlei bochten en sprongen als ooiveraars op reuzepoten Ze droegen vreemde gezichten droegen heel veel blauw en rood als de wijzenuit het Oosten schitterend was hun vertoning voor het benedenvolk Het applaus steeg de lucht in Het leek hun koude kleren niet te raken. Ze beeden hun weg naar oneindig aan de horizon.
Ingrid Lenaerets
|