Deze morgenheeft een witte jas aan
hij heeft de bruine voor even opgeborgen
nu verdwijnen zijn mouwen langzamerhand
bomen en takken verliezen hun ijzig gewicht
de stammen hebben nog hun winters pyjama aan
de klimmende zonkomt heel even over de heg kijken
een streepje blauw is er gratis bij
de stilte in het bos fluistert
een late paashaas springt tussen de bomen
hij is op zoek naar zijn ingangsdeur
zijn holenpaleis lijkt ingesneeuwd
Horen zijn medebroers en zusters hem niet?
En zoef zoef daar zoeft hij weer weg
tot volgend jaar wellicht
want ik weet nog altijd niet waar de paashaas woont.
Ingrid Lenaerts
|