Hij kijkt richting zeegat, staat daar
Zijn jaren uit armen gekruist te turen
In zijn maritieme plunje
Regen en wind moet hij verduren
Onverstoorbaar
De westenwind speelt in zijn holle rug
De vogels zitten op zijn hoofd te schreeuwen
wordt hij oneerbiedig bejegend, bekakt
een verwelkte bloemenkrans aan zijn sokkel
resten friet en ijs van dagjestoeristen
de bouvier die zijn poot licht
Arme dode zeelui hier herdacht
De boten kruisen elkaar aankomst
En vertrek, het wrede vertrek
Zit in zijn hoofd het eeuwige afscheid.
Ingrid Lenaerts
|