De stad verpatst zich goedkoop aan de nacht
zoals een opgedirkte deerne die er lustig tippelt
bij neonlicht dat zijn schreeuwende boodschap braakt
over de koepels van een verweerde gallerij
waar de dames van lichte zeden sprankelen
achter vensterglas zoals slachtkippen
half ontbloot in de wind van hun ventilatoren
lonkend naar de klant die zijn koopwaar schouwt.
De hitte van de dag straalt uit het baksteenrood
Asfalt kleeft aan slenterende schoenen
Lawaaierige tenten verkopen hotdog en bier
De nacht is nog jong en gulzig van begeerte
naar de buitenbanen van het leven.
Ingrid Lenaerts
|