| In zijn vrouw zit een arend nu hoogbejaard die nog kwiek haar stappen telt aan zijn arm Hij loopt plechtig naast haar ijzeren lijf vol rimpels  in zijn jas gedoken als een schilpad uit haar dek Ik zie ze zweven vol verminkte herinneringen uit een tijd van opstand en gewapend verzet Scheldwoorden voor zwakte als rotte appels  tegen je hoofd tot moes gekopt ter verbetering van het slapjanus zijn zonder ruggegraat Dit verdient een applaus voor het volle drama
 dat ze evoceren na eigen creatie van het kamp dat ons bastion met prikkeldraad omringt We schieten met spek op de fakkels  van de toekomst die nog niet branden van ons verleden dat zijn staart roert  als de duivel in het wak van zijn diepvrieskist. 
 Ingrid Lenarets 
 
 |