De weergoden sieren hun hemelwagens
alvorens zij het iets soberder zullen doen
vlak voor de veertigdaagse vasten
Ze spannen hoge grijze wolken in vol paardenkracht
ze mennen als dronken aardse prinsen
gooien sneeuwvlokken als zakken confetti
roffelen de donder op de grote trom
gooien hagelbollen naar hartelust voor Jan Plezier
hun presentaties schitteren in het poolkleurige licht
terwijl ze bliksemschichten afvuren in dolle pret
op de kleuren van de regenboog.
Zo vieren de weergoden de geboorte van de lente
als de nukkigste buienkinderen in maart
grillig tot in april.
Ingrid Lenaerts
|