Wij alsof we zitten prinsheerlijk onder de sterren de nacht te bevragen naar zijn charmes zijn parfum en omfloerste stem in de hals een mand boordevol zomers verlangen denken
we weten dat het nog winter is nu het sneeuwt in onze verzen het bos wit als poedersuiker spinnenwebben als kanten kragen aan de boom wellicht schaatsers in onze droom op het ijs.
Morgen vieren we onze helden in rondelen Einstein die het heelal uit zijn hoofd haalde die de formules doorzag en klaarstoomde de wetenschap in dienst sprak van relatviteit
Wij hebben kriebels van zoveel gedachten vleugels woorden die ons stuwen tot behoefte of begeerte de wens wie durft zich in liefde waden of dompelen vrede hopen want wij geen helden van het laatse uur
hebben nu alleen slaap.
Ingrid Lenaerts
|