Vader moeder heb ik nooit gekend was een wees uit de afrikaanse droogte de rode aarde barstte grote kloven gapend in de diepte die nog verder barstte.
Ik liep maar rond te niksen in de wezenhut die mij als een spook aangaapte door de enge ramen zonder glas we lagen ronduit tegen de muren terwijl het gonsde van nare beesten
Namen ken ik niet ik had geen interesse wou alleen smullen en wachtte op een weldoener die mij naar dat grote Europa zou voeren het land der wonderen het paradijs zoals men vertelde
Eten hadden we nauwelijks soms wat zoete aaardappelen of een deel maniok Er werd gevochten om een kippebout gemept om een portie noten schoolgaan was me onbekend we speelden met dierenknoken aardkluiten of speren
En op zeker dag kwam een vader een moeder om naar dat grote paradijs te vliegen en ik ben er nog altijd maar gewoon met heel veel heimwee naar de blauwe geesten van de nacht de zon van mijn oorsprong wellicht lijk ik een beetje ontheemd maar niet tenvolle ik kan het niet onder woorden brengen
Ingrid Lenaerts
|