Zijn taalkoorts ijlt in zijn lijf lijdt teveel aan vrouwelijkheid te zacht te innemend of te week hij moet zijn taal spieren geven de ballen van de hengst die de merrie mint onvoorwaardelijk niet dat slappe thee gedoe de twijfel en de angst
hij zal haar dooreen schudden met de cymbalen naast het oor de taal der verwonding de korsten op zijn ware ego Zal hij dan tevreden zijn de criticus met de gouden pen die slechts snep is voor het begrip van de dichter en zijn dochter van de taalkoorts die in hen rondwaart als de gesel der flagellanten?
Aan mode heeft hij het land gooit spieren ballen en hengsten door het raam kruipt weer in zijn alterego tevreden als een spinnende kat
Ingrid Lenaerts
|