Vissen doen het met de noodzaak er te zijn ergens in zoet- of zoutwater
Bij hun afwezigheid bestaat geen visser gaat geen dobber te water tot rusten
wordt het aas van ondergang gespaard zit geen dromerig man uren in de kou
te hengelen naar een doodsverlangen nog voor zonsopgang vanop de brug
met de lijn te wachten tot vis bijt vaart de boot niet uit gooit geen netten
en zou niet langs de zandbank schuren tot soorten bedreigd werden met uitsterven
realiteit is echter van een andere dimensie de vis zit kwetsbaar noodzakelijk in water
Ingrid Lenaerts
|