Onze laatste wandeling van 2018. 165 wandelingen dit jaar is voor ons een fijn resultaat met 48.571 kilometers op de teller. We wandelen onze laatste wandeling in Tongeren. We wandelen naar Beukenberg. En langs het kasteel Betho.
Het Kasteel van Betho is een kasteelhoeve en bestaat uit twee delen. Het kasteel telt vier vleugels rondom een gesloten binnenplaats. Tegen de noordwestelijke vleugel van het kasteel is een U-vormige hoeve gebouwd rondom een tweede binnenplaats. Langs de noordzijde is het complex deels van een gracht voorzien. Het kasteeldomein maakt deel uit van het natuurgebied Beukenberg
Dan wandelen we het Plinuspark binnen langs de vijvers en dan gaan we langs de oude spoorwegzate de spoorweg werd gebouwd in1879 en diende om fruit en goederen naar Tienen te brengen. De spoorweg Tongeren en Tienen werd in 1968 afgebroken en nu is het een natuurreservaat. We verlaten de spoorwegzate en wandelen nu in Mulken. We komen aan Kasteel van Rooi.
Het kasteel ligt net buiten het gehucht Mulken op het grondgebied van Neerrepen. Het Kasteel van Rooi is een kasteelhoeve en bestaat uit een U-vormig hoofdgebouw omgeven door een vijver en een vierkantshoeve. Het hoofdgebouw bestaat uit twee delen. De noordwestelijke vleugel bestaat uit een witgekalkt gebouw opgetrokken in baksteen onder een zadeldak bedekt met leien. De oorsprong van dit gebouw gaat terug tot de 14e eeuw. De zuidwestelijke gevel dateert uit de 16e eeuw en versmalt trapsgewijs naar boven toe. De noordwestelijke gevel van dit gebouw is aangepast doorheen de 17e eeuw. De jaarankers dateren de laatste aanpassingen in 1698. In diezelfde periode werd tegen deze vleugel een L-vormige vleugel gebouwd zodat het U-vormig hoofdgebouw zijn huidige vorm kreeg. De vierkantshoeve gaat terug tot het midden van de 17e eeuw. Enkel de inrijpoort en een dwarsschuur dateren nog uit deze periode.
Even verder komen we aan de burchttoren van Mulken of Tempelierstoren.
Is een 13e-eeuwse toren. De versterkte toren is gelegen op een kleine kunstmatige heuvel aan De Locht. Van de versterkte toren, die deel uitmaakte van de burcht van Mulken, staan nu nog enkel de buitenmuren recht. Het dak en de binnenindeling zijn verdwenen. Het geheel heeft een achthoekig grondplan met een doorsnede van 4,6 meter. De muren hebben een dikte van zo'n 1,85 meter. De toren steunt op een plint van ruwe blokken uit vuursteen, de hogere verdiepen zijn opgebouwd uit bewerkte vuursteen. De vuursteen die gebruikt werd om de toren op te trekken was afkomstig van oude Romeinse bouwwerken in de omgeving. De hoekblokken van de toren bestaan uit mergelsteen en zijn aangebracht in een latere periode. Oorspronkelijk was de donjon enkel toegankelijk via een ladder die leidde naar een opening in de eerste verdieping. De deuropening in de gelijkvloerse verdieping is het resultaat van latere aanpassingswerken. Het aanpalende landgoed dat bestaat uit een woonhuis en boerderij werd heropgebouwd in de 17e eeuw en verbouwd in het midden van de 19e eeuw.
Dan wandelen we door het landschap en gaan richting Piringen. Waar de controlepost is en dan gaan we opnieuw richting Tongeren over de Beukenberg en met zicht op het Kasteel Betho. Dan komen we terug aan ons vertrek waar we nog even langs een deel van de Romeinse muur wandelen. Zo eindigt onze laatste wandeling van 2018.
Alhoewel het deze morgen erg grijs en miezerig weer was willen we onze jaarlijkse wandeltocht in Vijlen niet missen. Vijlen is een klein kerkdorpje in het zuiden van Nederlands Limburg, behorend bij de meer gekende stad Vaals aan het drielandenpunt. Vijlen is vooral geliefd bij wandelaars omwille van het bergachtige karakter met de zeer mooie panorama’s en vergezichten. Het wordt dan ook het Bergdorpje van Nederland genoemd omdat het ook het hoogste kerkdorpje is van Nederland (200m boven Rotterdams pijl). Wij komen hier al vele jaren wandelen al van bij de start van de wandelclub. De wandeltocht vertrekt in het centrum in het jeugdgebouw Jong Nederland aan de Hopschet, waar de helpers van de club Jo-Ne Vijlen al druk in de weer zijn. De naam Jo-Ne betekent ook Jong Nederland. Niettegenstaande de aanhoudende motregen kiezen we toch voor de 10 km en stappen vol goede moed het mooi uitgepijlde parcours op. Na enkele dorpsstraatjes komen we in een agrarisch gebied met velden en weiden en genieten van reeds mooie uitzichten die weliswaar een beetje overschaduwd worden door het grijze weer. De vakwerkhuizen zijn hier nog talrijk aanwezig en het zijn parels in het landschap, en zo sieren zij de prachtige omgeving en is de tijd blijven stil staan. We bereiken het dorpje Lemiers waar we de rustpost bereiken. Daarna stappen we weer door hoofdzakelijk open glooiend landschap, waar we af en toe toch een serieuze beklimming moeten overwinnen. De panorama’s langs het wandeltraject zijn grandioos en in de dalen horen we de beekjes rustig kabbelen. Weer een eind verder komen we Holset. Het dorp ligt op een heuvelrug die zich uitstrekt vanaf het ten zuiden van het dorp gelegen Vijlenerbos tot aan Lemiers, waarbij de heuvelrug geleidelijk aan steeds verder afloopt. Deze heuvelrug scheidt de ten westen van het dorp gelegen Hermansbeek van de ten oosten gelegen Zieversbeek. Beide monden bij Lemiers uit in de Selzerbeek. De hoogte van Holset bedraagt ongeveer 190 meter. Hier ook vele prachtige vakwerkhuizen. Historische boerderijen: Hoeve Einrath, aan Holset 57, hoeve van het voormalige kasteel Alte Burg, 16e-18e eeuw. Boerderij Winnebroek, aan Holset 96, vakwerkhoeve van 18e en 19e eeuw. Panhuis, aan Holset 24, een aantal 18e- en 19e-eeuwse panden in vakwerk en breuksteen, gegroepeerd om een binnenplaats. Verder met onze wandeling langs de Heiligmuur van Holset. Op een heuvel in het centrum van Holset, waar tevens enkele wegen samenkomen, ligt de H.H. Lambertus en Genovevakerk die gewijd is aan de heilige Lambertus van Maastricht en Genoveva van Parijs. Aan de voet van de kerkheuvel ligt de Lambertusbron. In de prehistorie zouden de Eburonen op de heuvel een tempel hebben gehad die gewijd was aan Bel. In 692 werd Holset volgens de legende bezocht door bisschop Lambertus van Maastricht. Hij zegende de giftige bron die volgens de legende vergiftigd zou zijn door de god Bel toen de dorpsbewoners tot het christendom bekeerden. Met het zegenen van de bron kwam er een helse draak uit die Lambertus verdreef. Sindsdien zou de bron een wonderbron zijn gewijd aan Lambertus. In 1892 werd de 'gebeurtenis' met de draak die 1200 jaar eerder zou hebben plaatsgevonden 'herdacht'. We wandelen verder en komen zo in Holsetterbos. Het laatste oorspronkelijke hakhoutbos. Een eind door het bos en komen zo terug in Vijlen waar we langs het huis van Prins Herdrik komen. Verder gaat het verhaal dat het in Duitse stijl gebouwde pand (bouwjaar 1904) bij de grote Linde van Vijlen werd gebouwd in opdracht van Prins Hendrik, de echtgenoot van koningin Wilhelmina. De prins bezocht in die tijd regelmatig casino's in deze grensstreek. In het huis woonde een maîtresse van de prins, "de schone Anna". Wat verder zijn we terug in Hopscheit. Ondanks de regen en grauwe luchten hebben we een fijne wandeling.
13E MARCHE DES ABBAYES. / LES DJALES D’ANHEE. / DENEE. 29/12/ 2018
13E MARCHE DES ABBAYES.
LES DJALES D’ANHEE.
DENEE.
Vertrek van onze trip vandaag is de Abdij van Maredsous. De Abdij van Maredsous werd in 1872 door benedictijnenmonniken gesticht in de vallei van de Molignée. Ze is een typisch voorbeeld van de neogotiek en past harmonieus in de beboste en glooiende omgeving van de streek. De gebouwen van de abdij van Maredsous ademen spiritualiteit, in een sfeer van rust en toewijding die niemand onverschillig kan laten. De kerk die boven het klooster uittorent, het klooster zelf en de bibliotheek, de bijgebouwen, waaronder de oude kunstnijverheidschool, het Onthaalcentrum Saint-Joseph, vormen een harmonieus geheel waar onze inschrijving van de wandeling is. We wandelen nu het domein uit langs het bos en komen aan de spoorwegfietsen van La Molignée we wandelen verder en komen zo in de mooie natuur klimmen en dalen alngs weilanden en bosjes, gewoon prachtig. We wandelen verder en komen zo in één van de “Mooiste Dorpen van Wallonië” Sosoye. Een parel van de Molignée. Gelegen in de prachtige en groene vallei van de Molignée, ligt Sosoye grotendeels aan de hoofdstraat. Het dorp heeft zijn typische kalkstenen habitat behouden. We wandelen het dorp binnen en komen aan de hoger gelegen geklasseerde kerk uit de 18e eeuw, de pastorie, de tiendenschuur en de voormalige brouwerij Baudart. De villa "Haute Bise" ontworpen door Victor Horta. Geïnspireerd door de lokale architectuur, getuigt het van het begin van het toerisme in de regio waar de bourgeoisie tweede verblijven bouwde. We wandelen het dorp binnen en daar is de controlepost, na de rust weer verder. Op een van de hellingen van de vallei, heeft de Berg van Sosoye, bekend als "Ranzinelle", een opmerkelijk natuurlijk erfgoed. De vegetatie is gediversifieerd en omvat veel planten die zeldzaam zijn in België. Verder met onze tocht wandelen we Falaën binnen. We blijven aan de buitenzijde van het dorp door de prachtige natuur. Zo komen we in Maredret, is een juweeltje ingebed in het Molignéedal, linker bijrivier van de Maas. De streek van de Molignée is befaamd om haar landschappelijke schoonheid en natuurrijkdom. We wandelen langs de muren van de Abdij van Maredret. En wat later ook langs de hoofdingang van de abdij. Hier verblijven zusters. De internationale faam van Maredret is grotendeels te danken aan de productie van miniaturen. Deze boeken en devotieprenten zijn met de hand gemaakt, meestal op perkament, speciaal hiertoe bewerkte dierenhuid. Bij de stichting van de abdij in 1893 richtte zuster Agnès Desclée († 1931) een atelier op, al trachtend de oude technieken van de middeleeuwse kopiisten en verluchters terug te vinden. Het heeft meerdere jaren geduurd eer de zusters alle geheimen van het vak onder de knie hadden : de beheersing van de oude geschriften, de goudzetting, het prepareren van de pigmenten. De intrede in 1898 van zuster Marie-Madeleine Kerger († 1948), een heel getalenteerde artieste, heeft in grote mate bijgedragen tot het groeiende succes van het atelier. In de eerste plaats stond het ten dienste van de benedictijnenabdijen, de Belgische adel en de koninklijke familie. Daarnaast werden talrijke devotieprenten verwezenlijkt, bedoeld om gedrukt en over een veel breder publiek verspreid te worden. De benedictinessen vervaardigden ook manuscripten : missalen, antifonaria, ritualen voor de monniken en de slotzusters, en getijdenboeken voor de leken. Deze ambitieuze verwezenlijkingen, meestal in gotische stijl, impliceerden een heus teamwerk vanwege de deelname van verscheidene zusters aan de transcriptie van de tekst, het bedenken van de compositie en de picturale uitvoering. Zuster Marie-Madeleine had het geluk een talentvolle leerlinge, zuster Marie-Louise Lemaire († 1975), te kunnen opleiden. Zij kon op haar beurt haar kennis doorgeven aan zuster Bénédicte Witz, de huidige abdis van Maredret. Die zet, in dit begin van de 21ste eeuw, een eeuwenoude traditie voort. Weer verder komen langs een varkenskwekerij, wat bijzonder is dat de dieren vrij rondlopen in een grote weide. Gewoon prachtig om te zien. Zo komen we aan Ferme la Cour. Gelegen op een hoogte van 210 meter en stamt uit de XVI eeuw. Deze hoeve bedrijft landbouw op een ecologische verantwoorde manier. Zo komen we weer langs de abdij en dan weten we dat het niet meer ver is tot aan de abdij van Maredsous. Hier eindigt voor ons een prachtige wandeling.
De plaatsnaam is afgeleid van de rivier de Geul. Deze mondde in het verleden bij de oude dorpskern, Geulle aan de Maas? uit in de Maas. De monding ligt inmiddels een aantal kilometer zuidelijker, bij het gehuchtje Voulwames, dat bij Bunde hoort. In Geulle aan de Maas staan de eeuwenoude parochiekerk Sint Martinus en het voormalige gemeentehuis. In de nabijheid van de Sint Martinuskerk ligt Kasteel Geulle, een restant van het in 1847 afgebroken en geheel gesloopte slot van de heren van Hoen. Het witgepleisterde kasteel is volledig omgracht. Het Julianakanaal vormt sinds de jaren twintig van de 20e eeuw de scheiding met de rest van de gemeente. Een stalen boogbrug over het kanaal verbindt Geulle aan de Maas met de rest van de plaats. Net ten oosten van het dorp staat de watermolen Molen van Hulsen of Onderste Molen. Geulle-Beneden omvat verder het gehucht Brommelen en de buurtschappen Oostbroek, Westbroek en Broekhoven. We vertrekken met onze wandeling en al vlug komen we aan de watermolen. De Molen van Hulsen of Onderste Molen (van Hulsen) is een watermolen die gebruikmaakt van het water van het riviertje de Molenbeek en staat in Geulle. Vroeger werd de Molenbeek de Walsenbeek genoemd. Stroomopwaarts lag er vroeger nog een molen, die logischerwijs met de naam Bovenste Molen van Hulsen werd aangeduid. Gedurende bijna drie eeuwen werd deze watermolen, samen met de Bovenste Molen, Kasteel Geulle en een groot aantal landgoederen vererfd in adellijke families. In de jaren 1878-1879 werd de Onderste Molen afgebroken en herbouwd, waarna tevens hier een boerenbedrijf gevestigd was. We wandelen nu door het Bunderbos is een lintvormig bos dat ligt op de oostelijke terrassengordel van het Maasdal tussen Elsloo en Bunde. Zo komen we in Moorveld. Hier wandelen we tussen de velden en ook langs de hoogstamboomgaarden het landschap is hier open en je kunt hier prachtige zichten zien zo komen we aan het panorama prachtig zichten over Huisen, Julianakanaal en de Maas en verder over de grens met België het Kempische plateau. We wandelen een eind langs het kanaal en langs de brug. Nog even verder en we komen terug aan ons vertrek. Een mooie woensdag wandeling.
MARCHE DES INNOCENTS. / LE JOYEUX MARCHEUR DE FLAWINNE. / FLAWINNE. 23/12/2018
MARCHE DES INNOCENTS.
LE JOYEUX MARCHEUR DE FLAWINNE.
FLAWINNE.
Flawinne ligt in de Condroz, aan de Samber, het centrum van het dorp ligt op een heuvel. De inwoners zijn voornamelijk werkzaam bij de nabije grote machinewerkplaats van de Belgische spoorwegen (Salzinnes) en bij de plaatselijke grote legerplaats voor Belgische paracommando’s. De kazerne herbergt sinds 1980 ook het Musée des Commandos. Voor de tien Belgische commando's onder VN-bevel die in 1994 tijdens de genocide in Rwanda het leven verloren, is een klein monument opgericht. Er zijn nog twee kastelen in Flawinne: het ene bevindt zich meer westwaarts en is in feite een afgelegen herenboerderij. Het andere wordt op oude ansichtkaarten ook wel aangeduid als Château de Flawinne, maar is in feite een groot 19de-eeuws herenhuis; het ligt aan de Rue Henri Linchet tegenover het monument voor de gevallenen in de Eerste en Tweede Wereldoorlog. We wandelen door het dorpje en komen langs een kunstenaar die van ijzerafval mooie beelden maakt. Verder wandelen we en komen aan het geel kasteel met een grote hoeve in lokale steen het is een groot complex. We proberen tot aan het kasteel te gaan door de dreef maar kunnen niet korten bij komen dan maar terug naar de route en we wandelen uit de dreef we komen in Belgrade. De naam Belgrade (Frans voor: Belgrado) gaat terug op het jaar 1718 toen Belgrado terugveroverd werd op de Turken door het huis Habsburg, waarvan het graafschap Namen afhing. Op het grondgebied van Belgrade ligt aan de Chaussée de Waterloo de grootste begraafplaats van Namen, gecreëerd in 1864 en 11 ha groot. Men vindt hier de graven van lokale grootheden als François Bovesse, de componist Nicolas Bosret maar ook de familie van de kunstenaar Félicien Rops. Een deel van het terrein is ingericht als militaire begraafplaats, met een crypte van 5 meter diep. Belgrade was vroeger een populaire wandelbestemming. In de Rue Deneumoustier bevond zich een waterpomp, waar men elkaar ontmoette bij bier en taart. Aan dat gebruik herinnert nog het gezelschap Confrérie des Chevaliers de la tarte et de la pompe. We wandelen terug naar ons vertrek en zo eindigt onze wandeling in de regen.
MARCHE DE NOEL. / AMIS MARCHEURS IVOZ. / IVOZ. 22/12/2018
MARCHE DE NOEL.
AMIS MARCHEURS IVOZ.
IVOZ.
In de gemeente Flémalle, behorend tot het Luiks steenkoolbekken, was sprake van steenkoolwinning, door de maatschappijen Charbonnages de Marihaye en de Société anonyme des Charbonnages de Gosson-Kessales. Ook was er een cokesfabriek, en wel de Cokerie Flémalle. Zowel de mijnen als de cokesfabriek werden in de jaren '70 en '80 van de 20e eeuw gesloten. Als we op de start komen zien we het Kasteel van Aigremont dat ligt op 80 m boven de linkeroever van de Maas, spijtig dat dit prachtige kasteel verleden jaar afgebrand is. We wandelen een eindje om dan aan het kasteel van Petite-Flémalle (Château de la Petite-Flémalle) In de 17e eeuw was dit kasteel bezit van de familie De Libert en begin 18e eeuw kwam het in bezit van De Bonhomme. Volgens notities van Remacle Leloup werd het kasteel in die tijd ingrijpend verbouwd. Na in handen van diverse eigenaars te zijn overgegaan kwam het in 1938 in bezit van de toenmalige gemeente Flémalle-Haute. Belgische gemeente Flémalle. In de 17e eeuw was dit kasteel bezit van de familie De Libert en begin 18e eeuw kwam het in bezit van De Bonhomme. Volgens notities van Remacle Leloup werd het kasteel in die tijd ingrijpend verbouwd. Na in handen van diverse eigenaars te zijn overgegaan kwam het in 1938 in bezit van de toenmalige gemeente Flémalle-Haute. Ooit was het een vierhoekig, omgracht en ommuurd complex. Aan de zuidzijde is de gracht nog aanwezig, met daarover een stenen toegangsbrug. Twee vervallen torentjes van deze ommuring zijn nog zichtbaar. De gevel aan de straatzijde wordt aan beide zijden door vierkante hoektorentjes geflankeerd. De ingang wordt bekroond door een fronton. Het gedeelte rechts van het ingangsportaal werd omstreeks 1700 gebouwd, en het gedeelte rechts daarvan mogelijk eind 18e eeuw, met respect voor het reeds eerder gebouwde deel, zodat een symmetrisch geheel ontstond. We wandelen langs het kasteel en zullen straks het park betreden waar de controlepost is. We wandelen verder het is duidelijk dat we in het steenkoolbekken zijn je ziet er de terrils die in het landschap te zien zijn we krijgen prachtige vergezichten over het landschap zo komen we aan het Fort van Flemalle. Fort Flémalle is een van de twaalf forten rond Luik opgericht voor de verdediging van de Belgische stad Luik in de late negentiende eeuw op initiatief van Belgische generaal Henri Alexis Brialmont. We wandelen even naar de ingang en dan weer verder met onze tocht, we dalen even en komen zo aan de koolmijn Xhorre. Alleen de terril is nog te zien. De terril van Flémalle is samen met de terril ‘Champs d’oiseaux’ een van de meest westelijke van het Luikse bekken. Deze terril is over zijn volledige oppervlakte, zo’n tien hectare, bedekt met planten en vooral bomen. Robinia’s, eiken, berken en esdoorns groeien er weelderig naast de mispel die door de Germaanse volksstammen in onze contreien werd ingevoerd. Deze soort stelt niet veel eisen aan de bodem en draagt vruchten waarvan de pulp enkele weken na het plukken kan gegeten worden. Er is een wandelpad aangelegd met info borden met uitleg de koolmijn van Xhorre heeft 150 jaar gewerkt van 1805-1948. Dan weer een eindje verder en we komen terug aan het kasteel van Flemalle. Hier is controlepost dan verlaten we het park en komen aan de Sint-Jan-de-Doperkerk. Het is een neogotisch kerkgebouw in baksteen, met omlijstingen en dergelijke in kalksteen. De kerk werd in 1882 gebouwd naar ontwerp van Eugène Halkin. Het is een kruisbasiliek met voorgebouwde toren, gedekt door een tentdak. De kerk bezit een neogotisch interieur. Ook is er een 16e eeuws hardstenen doopvont in gotische stijl, voorzien van vier maskers. We nemen even d etijd om de kerk vanbinnen te bezoeken, prachtige beelden en glasramen. Weer wat verder en we komen langs een kalkoven en dan komen we terug aan ons vertrek. Een mooie en aangename wandeling.
KERSTSFEER IN ST TRUIDEN. W.C. / AVIAT. / SINT TRUIDEN. 16/12/2018
KERSTSFEER IN ST TRUIDEN.
W.C. AVIAT.
SINT TRUIDEN.
Onze wandeling vertrekt op het Domein Terbiest. Het goed Terbiest was de zetel van de heerlijkheid Terbiest, reeds vermeld in de 13de eeuw. Het waterkasteel dat Christoffel de Blocquerie, kanselier van de Luikse prins-bisschop Ferdinand van Bedieren, in 1627 bouwde, bestaat nog steeds maar werd in de 19de en 20ste eeuw gerestaureerd en uitgebreid. Volgende heren van Ter Biest zijn de Puytlinck en de Borman. Het kasteel komt voor in het kaartboek van de abdij van Sint-Truiden uit 1697 als een omgrachte neerhof-opperhofstructuur, die door een straat gescheiden is van de Sint-Joriskapel van het gehucht. Het landgoed bij het in kern 17de-eeuwse kasteel Terbiest is een park in landschappelijke stijl met pittoresk kakarkter, uit het begin van de 20ste eeuw, met interessante bomen waarin ten noordoosten een deel van de omgrachting bewaard bleef. Het park van Ter Biest met zijn grasvelden, bomengordel, bomengroepjes en solitairen strekt zich uit ten noorden van het kasteel en ligt deels binnen de oude omgrachting. In het park de Sint-Joriskapel van 1420. Volledig bepleisterd interieur, in 1927 gerestaureerd; op de scheidingsmuur tussen schip en koor bevindt zich een wapenschild in stucwerk, met datering ANNO 1779, mogelijk verwijzend naar een aanpassing of herstelling. De kapel verkeerd zoals het kasteel in bedenkelijke staat en moet dringend gerestaureerd worden. De wandeling brengt ons naar het Domein Speelhof en dan verder naar Guvelingen. Op het parkoers en mooi kasteeltje en dan de Kapel van Guvelingen. Kleine, romaanse kruisbasiliek uit de eerste helft van de 12de eeuw, gelegen op een open plek, het voormalige kerkhof, afgezoomd met een haag en een kring van populieren, te midden der velden en boomgaarden. Het is een mooi kerkje uit baksteen met mergelblokken er tussen wat alles bijzonder maakt. Weer verdre komen we terug op het domein van het Speelhof. Het Speelhof is gebouwd als buitenverblijf voor de abten van de Abdij van Sint-Truiden. Het werd gesticht in 1585 door abt Christoffel de Blocquerie. Tot 1796 bleef het eigendom van de abdij. Het goed bestaat uit een herenhuis met stallen en een dwarsschuur, gelegen rond een rechthoekige gekasseide binnenplaats, waar in het midden een fonteintje staat. Ook is er een poortgebouw met duiventil uit de 2e helft van de 18e eeuw. De bijgebouwen, links en rechts van het herenhuis, dateren van de 2e helft van de 18e eeuw. Het herenhuis, met daarachter een oranjerie, is uit de eerste helft van de 19e eeuw. Het geheel is witgekalkt. De gebouwen bevinden zich op een landgoed, dat ommuurd en omgracht is. Het omvat een park, waarin ook enkele dreven lopen en enkele oude bomen staan, een boomgaard en een moestuin. Dan komen we in het park van St Truiden. We wandelen door het park en dan over de Markt met zijn prachtige gebouwen zo verder naar het begijnhof. Het begijnhof omvat verschillende gebouwen die tezamen de voorzieningen voor een kleine religieuze gemeenschap huisvesten. Voor de centraal gelegen kerk ligt een grasveld, dat ontstaan is na de sloop van een huizenblok. Rondom de kerk ligt het oude kerkhof en daaromheen bevinden zich de begijnhuisjes, de conventshuizen, het Godshuis, het Torenhuis, de infirmerie, de hoeve, de schuur en de pastorie. Speciaal is wel de binnenkant van de begijnhofkerk. De begijnhofkerk is beroemd omwille van haar 38 goed bewaarde middeleeuwse muurschilderingen. De oudste dateren uit het begin van de 14e eeuw; de jongste uit ca 1600. De oudste schilderingen, onder andere afbeeldingen van de apostelen, bevinden zich in het koor. De meeste schilderingen zijn 16e-eeuws en beelden Bijbelse taferelen of episodes uit heiligenlevens uit, onder andere van Jezus, Maria, Sint-Gertrudis, Sint-Lucia, Sint-Cecilia, Sint-Genoveva, Sint-Margaretha, Sint-Ursula en Sint-Agnes. Eén ervan beeldt de gruwelijke marteldood van de heilige Agatha uit. Tegenover de kerk De Festraetsstudio is gevestigd in een pand aan de noordwestzijde van het Begijnhofplein. Truienaar Kamiel Festraets (1904-1974) bouwde van 1937-42 aan een uniek astronomisch compensatie-uurwerk, dat 4 ton weegt, 6 m hoog is, 4 m lang, 2,5 m breed, en meer dan 20.000 onderdelen bevat. Aan het einde van zijn leven werd het astronomisch uurwerk aangekocht door de stad Sint-Truiden. In het museum bevinden zich eveneens een door Festraets gebouwd planetarium en een simulator van eb- en vloedbewegingen. Daar is nu een tentoonstelling over het lampenfabriekje van St Truiden in de Vissengatstraat. Weer iets meer geleerd over onze streek een lampenfabriek. Nog even verder en dan komen we terug aan ons vertrek.
14E MARCHE. / LES MARCHEURS DE LA MAGNE. / SOUMAGNE. 15/12/2018
14E MARCHE.
LES MARCHEURS DE LA MAGNE.
SOUMAGNE.
Soumagne ligt in het Land van Herve, in de vallei van de Magne, op een hoogte van ongeveer 200 meter. Ten zuidwesten van de kom ligt het Domein van Wégimont, met het kasteel. De omgeving wordt gekenmerkt door landbouw en veehouderij. De veehouderij vormde een belangrijk bestaansmiddel, maar ook de steenkoolwinning speelde een rol. Dit leidde in de 19e eeuw tot de activiteit van de Société anonyme des Charbonnages du Hasard, welke in de jaren '70 van de 20e eeuw tot een einde kwam. De aanwezigheid van steenkool leidde ook tot metallurgische activiteiten. Kleine bedrijfjes op het terrein van de spijkersnederij boden in 1840 een bestaan aan vrijwel de helft van de bevolking. In 1914 werd een deel van het dorp in brand gestoken door de Duitse indringers. Dezen vermoordden bovendien 118 personen. We vertrekken met de wandeling in het kasteel van Wegimont.
Reeds in de 15e eeuw was hier een kasteel aanwezig, dat echter in 1636 verwoest werd door de Grignoux. In de 17e en 18e eeuw werd het kasteel herbouwd en vergroot in Maaslandse renaissancestijl. Het kasteel behoorde tot de familie d'Aspremont Lynden en daarna van de familie d'Oultremont, waarvan ook leden in een familiegraf bij het kasteel werden bijgezet. In 1920 kwam het aan de provincie Luik. In 1964 woedde er een brand, waardoor een deel van het kasteel werd verwoest. Het te midden van een park met vijvers liggende kasteel is omgracht. Via een stenen brug, die de voormalige ophaalbrug vervangt, bereikt men het poortgebouw van 1614. De toegangspoort is 18e eeuws en heeft een timpaan die versierd is met stukwerk. Ook zijn er twee vrouwenhoofden en twee leeuwenkoppen op de gevel van het poortgebouw aangebracht, evenals een gevelsteen met het wapenschild van Charles-Ernest de Lynden et de Froidcourt. Het gebouw fungeert ook als duiventoren. Rechts van het poortgebouw is het woongedeelte, dat uit vier verdiepingen bestaat. Dit is na de brand herbouwd. Links van het poortgebouw is een zijvleugel en zijn er twee torens op vierkant grondplan.
Naziverleden
Het kasteel is berucht vanwege zijn geschiedenis als Lebensborn-kraamkliniek en tehuis ("Heim Ardennen"), waar de nazi's tijdens de Tweede Wereldoorlog buitenechtelijke kinderen, verwekt door Duitse soldaten, lieten opvangen in de aanwezigheid van hun niet-Duitse moeders.
Tegenwoordig is een gebied van 22 ha om dit kasteel ingericht als provinciaal domein. Wij wandelen door het domein en volgen dan de wandelweg “La balade du Champetre”. We vervolgen onze weg en komen in het volgende dorp met een mooi klein kasteeltje. Hier is de rust en controlepost. Daarna wandelen we een eind door de weilanden na een flinke klim komen we in Rafhay. We wandelen door het dorpje en blijven in de natuur wandelen met prachtige vergezichten. We krijgen ook een mooi zicht op het kasteel en de omgeving. Nog wat verder en we komen terug op het domein van kasteel. Een prachtige wandeling.
De heerbaan van Tongeren via Tienen naar Kassel liep door Bommershoven. Delen van deze weg bestaan nog steeds (Loonderweg, Moerenstraat, Oude Kassei). Begin 20e eeuw werden nabij de Wilderstraat resten van een Romeinse villa opgegraven. Ook de kasteelhoeve Tenhoven, ten zuidoosten van Bommershoven aan de Mombeek, zou oorspronkelijk een Galloromeins domein geweest zijn, dat later door de Franken in bezit werd genomen. In 773 kwam dit goed aan de Abdij van Corbie, die er een proosdij vestigde van waaruit de bezittingen van deze Abdij in deze streken werden bestuurd. Bommershoven was waarschijnlijk eigendom van de Graven van Loon. Samen met Haren vormde het één heerlijkheid, die in 1366 aan de Bisschoppelijke Tafel van het Prinsbisdom Luik kwam. Tot 1844 hing Bommershoven kerkelijk af van de parochie Haren. Na de bouw van de dorpskerk werd het pas een zelfstandige parochie. In 1971 verloor Bommershoven zijn zelfstandigheid als gemeente. Er werd een nieuwe fusiegemeente gevormd die bestond uit de dorpen Bommershoven, Haren, Piringen en Widooie. Het was het dorp Haren dat zijn naam aan de fusiegemeente gaf. Reeds in 1977 werd de nieuwe gemeente opgeheven. Bommershoven met Haren werd een deelgemeente van Borgloon terwijl Piringen en Widooie bij Tongeren werden gevoegd. We wandelen vanuit de zaal een voormalige stroopfabriek van de familie Lowette nu cultureel centrum van Borgloon. We wandelen nu langs de neoclassicistische Sint-Alfonskerk uit 1841-1844. En Het Kasteel van Bommershoven, Kasteel Naveau de Marteau gebouwd in 1761 in rococostijl, ligt naast de dorpskerk. Het werd gebouwd op de plaats van een vroegere pachthoeve en brouwerij. Het kasteel met het bijbehorende park werden eveneens in 2004 beschermd als monument. Dit kasteel, eigenlijk een herenhuis, werd gebouwd van 1759-1761 door Marcel-Gérard Magnée uit Luik, die in 1798 het Kasteel Horn zou kopen. Oorspronkelijk bestond het uit drie losstaande vleugels, namelijk een L-vormig herenhuis en twee dienstgebouwen. Eén daarvan werd begin 19e eeuw gesloopt. Het andere werd in de 2e helft van de 19e eeuw ingrijpend verbouwd. Een nabij het park aanwezige hoeve werd gesloopt en het terrein werd bij het park gevoegd dat in dezelfde tijd in de huidige vorm werd aangelegd en voor een deel in formele stijl, voor een deel in Engelse landschapsstijl werd uitgevoerd. Rond het kasteel liggen verschillende prachtige Haspengouwse boerderijen. Opvallend is dat de deuren en poorten allemaal in de geel rode kleur geverfd zijn. We wandelen verder en als we wat verder zijn zien we het kasteel Terhove, oorspronkelijk lag hier een Romeinse villa. In de Middeleeuwen was hier een proosdij van de Abdij van Corbie gevestigd van waaruit de abdijgoederen in de omgeving werden bestuurd. Het hoge bakstenen poortgebouw met zadeldak bevat een wapenschild en de vermelding anno 1723. De deurlatei draagt het opschrift In Concordia Humilitate (1759). Alhoewel Terhove administratief tot Borgloon behoort heeft het geschiedkundig meer binding met Widooie. Men noemt het ook Hof van Corbie. We wandelen verder en komen zo terug in Bommershoven, we komen langs Galgenboom; op de splitsing van 2 oude holle wegen, staat bovenop een talud een unieke lindeboom. Dit eeuwenoud monument staat bekend als een galgenboom, waarbij jarenlang misdadigers werden terechtgesteld. Een dergelijke locatie lag meestal goed in het zicht van de mensen op een open, hoge plek in het landschap, om af te schrikken. Van de omvangrijke galgenboom resten slechts 2 stamhelften, zij het elk met vitale kruin. Wat verder woont onze vriend Vic, even binnenspringen om naar zijn unieke kerstversiering te gaan kijken, daarna terug naar ons vertrek.
MARCHE PROVINCIALE. / COMITE PROVINCIAL DE LIEGE. / CHAUDFONTAINE. 09/12/2018
MARCHE PROVINCIALE.
COMITE PROVINCIAL DE LIEGE.
CHAUDFONTAINE.
De wandeling van het Luikse Provinciaal comité in Chaudfontaine valt dit jaar, zeker in het water, wat een slecht weer de hele tijd regen en we kiezen daarom voor een korte afstand er is niks plezier aan om de hele tijd in de regen te lopen. Chaudfontaine heeft zijn naam gegeven aan het gelijknamige bronwatermerk, sinds 2003 eigendom van Coca-Cola België. Chaudfontaine heeft de enige warmwaterbron van de Benelux (37 graden). Daarmee is het officieel een kuuroord. We vertrekken met de wandeling aan de Monumentale fontein, genaamd Belles Fontaines. We nemen in Chaudfontaine het bruggetje langs het Living Hotel richting de spoorwegovergang, hier begint de Chemin de la Lemmetrie. Het steilste gedeelte van de beklimming zit direct in de eerste bocht. maar al heel snel wordt het iets makkelijker. Het bospaadje klimt langs de heuvel omhoog en de percentages worden al snel makkelijker en makkelijker. Bij de bocht naar rechts is het even helemaal vlak of zelfs licht dalend. Bij het uitrijden van het bos wordt je getrakteerd op een verbluffend uitzicht op Embourg en Luik. Het is een serieuze klim maar de beloning is dan ook mooi. We dalen af en komen aan de Ancien Moulin a Poudre Curtius. De Moulin Curtius is een oude watermolen van de XVI e eeuw, die is gelegen op een kunstmatige arm van de Vesder in de gemeente Vaux-sous-Chèvremont. Het diende als een poederfabriek onder impuls van de industrieel Jean Curtius . Curtius, "General Commissioner of War Supplies" van koning Filips II van Spanje , verandert de molen in een buskruitfabriek. Hij ontwikkelt de installaties, bouwt een muur en richt een kazemat met een gracht op. Vandaag is de afvoer droog en zijn de vestingwerken ingekort. We wandelen verder en komen zo terug in het centrum van Chaufontaine door het park van het kasteel dan komen we terug aan ons vertrek.
We wandelen vandaag in Wellen. De wandeling was mooi in het Haspengouwse landschap; maar sommige vragen zich af vanwaar de naam Wellense Bokkerijders komt. Daarom is het misschien nuttig even het verhaal in het kort hier te vertellen.
Wellen is het epicentrum van de Bokkenrijders van Zuid-Limburg. Het fenomeen Bokkenrijders dateert van de 18de eeuw. Het grote kapitaal zat in die tijd bij kasteelheren, grootgrondbezitters, adel en clerus. De bevolking moest hard zwoegen. Hun karige loon werd hen dan nog regelmatig door vreemde soldaten en avonturiers ontnomen. Wellen was immers een onderdeel van het land van Loon, onder de voogdij van het prinsbisdom Luik. Het prinsbisdom Luik stelde zich neutraal op in de toenmalige Spaanse Successieoorlog. De boerenbevolking werd daarom het slachtoffer van plunderingen door ronddolende soldaten en vernielingen van de oogsten. Zo moest de autochtone bevolking noodgedwongen zelf gaan stelen: hieruit ontstond de beweging van de Bokkenrijders. De activiteiten van de Bokkenrijders waren in geen enkel opzicht goed te keuren, hoewel ze roofden uit pure noodzaak. Het handelsmerk van de Bokkenrijders was de brandbrief: hierin dreigden ze met brand tenzij de bedreigde een zekere som overmaakte. Ze waren echter minder crimineel en wreed dan beweerd werd. In onze moderne tijd zouden we spreken van ‘kruimeldiefstallen’. Van grote rooftochten was nooit sprake. Volgens de legende zweefden De Bokkenrijders ’s nachts op bokken door de lucht. Dit verhaal werd althans via foltering uit de verdachten geperst. Het is gebaseerd op een Germaans volksgeloof, waarbij demonen in een dierlijke gedaante in een storm door de lucht raasden. In het christendom werden deze demonen assistenten van de duivel genoemd. De rechterlijke macht (indertijd was de geestelijke en wereldlijke heer van Wellen de abdis van Munsterbilzen) trad hard op tegen De Bokkenrijders. De vonnissen (1774-1776) van 27 ter dood veroordeelde Bokkenrijders uit Wellen werden voltrokken op twee verschillende plaatsen; in Munsterbilzen of in de Bonderkuil in Wellen.
Het vertrek van de wandeling is in het centrum en we wandelen langs de neogotische kapel
Op verzoek van pastoor Pluymaekers werden in 1851 enkele zuster-Ursulinen van het klooster van Tildonk naar Wellen gestuurd om er het basisonderwijs uit het slop te halen. Het resultaat mocht er zijn: in 1930 telde de school 400 leerlingen en was het internaat bekend tot buiten de landgrenzen. Sinds de jaren ’60 verloor de school aan belang. Uiteindelijk werd ze gesloten. Het gebouwenbestand werd door de gemeente aangekocht en in 1987, met uitzondering van de kapel, gesloopt. Er werd een groene, open ruimte gecreëerd, met een passende fontein. De neogotische kloosterkapel (gebouwd in 1899) bleef bewaard en kreeg een multifunctionele, culturele bestemming. Het is een sfeervolle plaats waar vergaderingen, bijeenkomsten en tentoonstellingen plaatsvinden. Specialisten typeren het gebouw als ‘een totaalkunstwerk van architectuur en toegepaste kunsten’. Waardevol zijn vooral de decoratieve schilderingen op de plafonds en de muren. De kleurrijke ramen illustreren de glas-in-loodtechniek.
We wandelen door het veld en gaan richting Kerniel “in de volksmond Wellenveld” genoemd. We komen dan aan de Kalverstraat die we opgaan en een stuk van de Verborgen Moois Marienlof opgaan en zo komen we aan de Abdij Colen. Daar nemen we de Fruitlijn de oude spoorweg naar Station Borgloon langs de Stoomstroopfabriek en het stroopfabriek Meekers. Dan wandelen we het voetbalveld op waar controle is. Dan gaan we verder langs het Kasteel van de Klee en de hoeve De Clee daar wandelen we de veldweg in die ons naar Wellen brengt een heel eind langs velden en akkers en verschillende laagstam plantage tot we in Herten komen waar we het natuurgebied “Broekbeemd” binnen gaan. Toen Limburgs Landschap vzw er samen met de plaatselijke vereniging ’t Bokje startte, waren vele terreinen sterk verruigd en/of beplant met populieren. In 1992 startte er het eerste Limburgse begrazingsproject met Schotse hooglandrunderen. En dit project heeft zijn nut duidelijk bewezen. De vegetatie is er gevarieerder geworden. Langzaamaan worden de populierenbestanden omgevormd tot een mozaïeklandschap met vochtige ruigtes, inheemse bosjes, kleine landschapselementen en kalkmoeras. Dat kalkmoeras (of alkalisch laagveen) is zeer zeldzaam: de totale oppervlakte in Vlaanderen bedraagt maar een 10-tal ha. En de Broekbeemd omvat daar een mooi stukje van, met heel wat zeldzame planten- en diersoorten als paddenrus, schubzegge en tangpantserjuffer. Het beschermen waard dus! Het water van de talrijke bronnen in het gebied wordt in een tiental poelen opgevangen om vervolgens naar de oude bedding van de Herk te stromen. We wandelen door het gebied en je ziet elk jaar weer hoe minder bomen er staan en hoe de natuurlijke soorten de overhand nemen wat heel bijzonder is. Ook de verschillende poelen zijn mooi om te zien, vandaag is de herfst al ver gevorderd en de struiken staan er kaal bij maar ook mooi om te zien zijn de haagstruiken met hun rode vruchten, wat verder komen we langs de Schotse hooglanders, spijtig dat deze prachtige runderen hier vervangen gaan worden. Nog even verder door het reservaat en we komen aan de watermolen.
De Wellenmolenop de Herk is een onderslagmolen die fungeerde als korenmolen. Reeds in 1235 werd melding gemaakt van deze molen, die een banmolen was van de Abdij van Munsterbilzen. Het huidige molenhuis stamt uit 1775, terwijl het molenaarshuis, dat uit het begin van de 20e eeuw stamt, samen met het molenhuis onder één zadeldak is verenigd. Dit alles staat haaks op het riviertje. Bij de bouw van het molenaarshuis is ook het molenhuis gewijzigd. Resten van de vakwerkbouw, die later versteend is, zijn nog aanwezig. Ook de laaddeur is nog aanwezig. Er is een metalen onderslagrad aanwezig, en ook het sluiswerk is nog intact. Ook het binnenwerk, bestaande uit twee steenkoppels, is nog aanwezig. De molen kan in principe draaivaardig worden gemaakt.
Nu nog enkele meters wandelen en we komen terug aan het vertrek. Een prachtige wandeling met de Wellense Bokkerijders.
DONDERDAGTOCHT. / DE LUMMENSE DALMATIERS. / LUMMEN. 06/12/2018
DONDERDAGTOCHT.
DE LUMMENSE DALMATIERS.
LUMMEN.
Wandeling via bos- en veldwegen naar rustpost in Rekhoven. Verder langs bossen en weilanden en velden naar Thiewinkel zo terug naar de start. Zo word ons de wandeling van vandaag voorgesteld in Walking. We zullen eens op bezoek gaan en het zelf te ontdekken. En ja hoor al vlug wandelen we in he bos, het is aangenaam om hier te wandelen en op een afgemaakt stuk bos lopen varkens rond, witte met bruine vlek. Nooit voordien gezien. Vandaag wel wat geluk we komen hier wat verschillende paddenstoelen tegen. Wat verder komen we aan in het natuurreservaat Thiewinkel. Het natuurgebied Thiewinkel kan drassig zijn na regenval in najaar of winter. Het deel ten westen van deze snelweg is een kenmerkend cultuurlandschap met vijvers, houtkanten, naaldbossen en vochtige bossen. Het deel ten oosten van de snelweg, beter bekend als de Groene Delle, bestaat hoofdzakelijk uit bos. Het natuurgebied wordt beheerd door natuurvereniging Limburgs Landschap vzw. Hier in natuurgebied Thiewinkel zie je op vele plaatsen korstmossen op bijvoorbeeld boomschors. Korstmossen zijn een bijzondere symbiose of samenwerking tussen een schimmel en een alg. De schimmel zorgt voor een houvast en water, de alg zorgt voor de voedingstoffen. Op deze manier houden de twee organismen elkaar in leven. Zonder elkaar zouden ze sterven. Nog een bijzonderheid is dat korstmossen zeer goede verklikkers van luchtverontreiniging zijn. Vanaf de kleinste hoeveelheid luchtverontreiniging zijn er al korstmossen die verdwijnen, ruim voor andere planten of dieren de problemen opmerken. Korstmossen zijn er verschillende kleuren en vormen van gele poedervormige korstmossen tot groene of grijze korstvormige korstmossen. Wat verder komen we aan Kasteel Lagendal.
Dit landhuis (niet toegankelijk) werd in 1850 in laat classicistische stijl gebouwd als jachtslot voor de rijke Hasseltse jeneverstoker Paul Jacobs-Stellingwerff. Het ligt op het laagste punt van Lummen. Vandaar de naam "Lagendal". Gedurende lange tijd was in dit kasteel een sterrenrestaurant gevestigd onder de naam 'Kasteel Saint Paul'. In 2005 verkocht de familie de Chaumenton het kasteel aan de familie Verbeeck uit Tessenderlo. Deze familie bewoont thans het kasteel. Rond het kasteel bevind zich een groot park van ongeveer 9 ha met een vrij strakke tuin met een opvallend ronde vijver. Het park is volledig omringd door een gracht en een omwalling. Nog opvallend is knoteikenrij die in het park staat.
Nog wat verder en we verlaten het bos en komen zo terug aan ons vertrek. Een mooie en aangename wandeling.
SINTERKLAASTOCHT. / DE SCHOVERIK / DIEPENBEEK. 03/12/2018
SINTERKLAASTOCHT.
DE SCHOVERIK
DIEPENBEEK.
De laatste wandeling van het jaar bij de Schoverik. Sinterklaastocht vertrek in De Kei. We wandelen hier dikwijls en we nemen maar een korte afstand, maandag is de wandeling om het weekeind af te sluiten, we verlaten de zaal en al vlug de natuur in en dan wandelen we het dorp in met verschillenden vakwerkhuizen, de omgeving van Diepenbeek heeft nog vele vakwerkhuizen en alle vormen en maten. Dan wandelen we weer een eindje door het bos waar we nog paddenstoelen tegen komen, weer verder met onze tocht; we komen aan het geboortehuis van Mgr Vanheusden. In oorsprong een 18de-eeuwse L-vormige vakwerkhoeve, heden een semi-gesloten hoeve, gelegen tegen de straat met tegen de zuidgevel een oude gekandelaarde haagbeuk, ter bescherming van de woning tegen de slagregen. Woonhuis ten zuidwesten, dwarsschuur ten noorden, een kleine stalling ten westen en bakhuis met uitspringende oven ten zuidwesten. Toegang tot het erf via een houten poort tussen het woonhuis en bakhuis. Mgr Vanheusden geboren in Diepenbeek op 2/08/1888 en werd priester gewijd in 1919 te Kaapstad Zuid Afrika en werd als priester naar Congo gestuurd in 1947 werd hij te Luik tot Bisschop gewijd en overleed in Congo in 1958. Nog een eindje door het dorp de steenweg over langs een paar mooie vakwerkhuizen en dan komen we terug aan ons vertrek.
44e MARCHE DE ST ELOI ET STE BARBE. / NOIR ET BLANC. / ROMSEE. 02/12/2018.
44e MARCHE DE ST ELOI ET STE BARBE.
NOIR ET BLANC.
ROMSEE.
Vandaag wandelen we in Romsee, de wandeling van de patroon heiligen van de mijnwerkers. St Eloi en St Barbara. Vanaf het begin van de 19de eeuw werd er op industriële wijze steenkool gedolven. De steenkoolmijn, S.A. des Charbonnages de Wérister had tot 2000 mensen in dienst en produceerde ooit meer dan 600 000 ton steenkool per jaar. Wérister werd in 1967 gesloten.
Een stukje geschiedenis: S.A. des Charbonnages de Wérister.
Reeds in 1594 was er sprake van steenkoolontginningen in deze streek, terwijl de naam Wérister voor het eerst verscheen in 1684. Grootschalige winning begon in 1827, toen de mijn van Wérister ook de concessie Nooz-Donné opnam, en aldus een oppervlakte van 101 ha ging beslaan. In 1873 werd een maatschappij opgericht die ook de concessie van Fond des Fawes overnam en een kwart van de concessie Foxhalle. Hiermee bedroeg de concessie reeds 208 ha. In 1874 werd de maatschappij omgezet in een naamloze vennootschap. Met het aangetrokken kapitaal werden meer uitbreidingen gefinancierd: Foxhalle werd in zijn geheel overgenomen (1883), Onhons-Grand Fontaine in 1890 en Cowette-Ruffin in 1919, waarmee honderden hectare aan de concessie werden toegevoegd. In 1927 werd de concessie van de Société anonyme des Charbonnages de Herve-Wergifosse, welke 1943 ha bedroeg, overgenomen. In 1928 volgde Fond Piquette, en in 1931 volgde de Société anonyme des Charbonnages de la Basse Ransy. In hetzelfde jaar werd La Chartreuse overgenomen van de Société anonyme des Charbonnages de la Chartreuse et Violette. In het topjaar 1937 werkten er 2100 mensen en werd 620.00 ton steenkool gewonnen. In 1939 werd nog de concessie La Rochette overgenomen en in 1958 die van Herve Wergifosse, waarmee de totale oppervlakte op 4897 ha kwam. In 1967 sloot de eerste mijn van deze maatschappij, en in 1969 werd de laatste mijn, die van Xhawirs, voorgoed buiten bedrijf gesteld. De maatschappij heeft in 1905 een fabrieksnederzetting (cité ouvrière) gesticht. Ook een polikliniek en een bewaarschool werden door de maatschappij gesticht, evenals een school voor mijningenieurs.
We wandelen nu door Romsee, het regent en het is guur. Romsée ligt in het Land van Herve, op een hoogte van ruim 200 meter. De omgeving is sterk verstedelijkt. De Ruisseau de Geloun ontspringt iets ten zuiden van de dorpskom en loopt in zuidelijke richting naar de Vesder. Ten westen van Romsée ligt het Bois de Beyne. De landbouw was typisch voor het Land van Herve: veeteelt in een bosrijke omgeving, weiden met veel hagen en hoogstamboomgaarden, appel-, peren- en pruimbomen. We wandelen maar een kleine afstand het is niet fijn om met dit weer rond te lopen. Op de controlepost krijgen we bezoek van de Goed Heilig Man en zijn zwarte helpers. Daarna keren w eterug naar het vertrek, jammer van het weer.
De eerste proefboringen te Winterslag gebeurden reeds in 1902, een jaar na het ontdekken van steenkolen door André Dumont in buurgemeente As. In Winterslag begon men in 1912 met het graven van de schachten. In 1914 bereikte men de eerste steenkoollaag op een diepte van 485 meter werd bereikt. En in 1917 was de steenkoolmijn van Winterslag de eerste die operationeel werd in het Kempens steenkoolbekken. Rond de mijn werden volledige woonwijken gebouwd. Sinds de jaren 1960 waren de mijnen in Limburg fors verlieslatend en als gevolg hiervan werd de mijn van Winterslag gesloten in 1988. De mijngebouwen hebben na vele jaren een nieuwe bestemming gekregen. Onder de naam C-Mine wordt het gebied ontwikkeld tot een kenniscentrum van media en kunst. De mijnterril, een berg met afval uit de mijn, is nu een groen wandelgebied, met bovenop een prachtig zicht over Genk en omstreken. Naast Oud-Winterslag ten noord-oosten van de mijnsite bestaat Winterslag uit verschillende wijken gebouwd voor personeel van de mijn, die daar cités genoemd worden. In 1910 werden, ten noorden van de mijn, de eerste woningen gebouwd voor arbeiders die werkten aan de installatie van de mijn. Die woningen in betonblokken waren in de jaren 1980 in minder goede staat en werden toen gesloopt. Vandaag wandelen vanaf de mijngebouwen naar de mijn cités.
Winterslag 1 : De Eerste Cité van Winterslag werd gestart in 1912 naar het voorbeeld van Engelse tuinwijken uit het begin van de 20e eeuw en verder uitgebouwd in 1920. Deze wijk was ontworpen door Adrien Blomme en was bedoeld voor ingenieurs, hoger kaderpersoneel, bedienden en geschoolde arbeiders. Er werden ook logementshuizen voorzien voor vrijgezellen en er kwamen voorzieningen als een kerk, een meisjesschool en een jongensschool en gebouwen voor de vrijetijdsbesteding. Voor de mijngebouwen en de woningen had de mijn in Winterslag een eigen steenbakkerij waar de Winterslagse brik werd gemaakt, die was zeer hard en zorgde voor een goede warmte-isolatie.
Winterslag 2 : De Tweede Cité werd tussen 1922 en 1928 ook gebouwd volgens de tuinwijkgedachte, toen de exploitatie van de mijn na de Eerste Wereldoorlog voluit op gang was gekomen. De 426 woningen en logementshuizen, ten oosten van de spoorlijn en ten zuiden van de Noordlaan, waren vooral bedoeld voor Oost-Europese mijnwerkers.
Winterslag 3 : Tussen de Eerste Cité en de spoorlijn werden in de vroege jaren 1930 arbeiderswoningen bijgebouwd. Dat werd de Derde Cité. De straten zijn uniformer en monotoner dan de oudere wijken, die gebouwd werden volgens het tuinwijkconcept. Tegenwoordig wordt deze derde cité niet meer als een aparte cité vermeld maar wordt het gehele gebied tussen de Vennestraat en spoorlijn tot Winterslag 1 gerekend.
Winterslag 4 : In het noordelijk gedeelte ten oosten van de spoorlijn, bij het vroegere station van Winterslag, waren in 1927 al 30 woningen gebouwd voor personeel van de spoorwegen, Staatstuinwijk genoemd. Hierbij aansluitend werd in de jaren van de Kolenslag tussen 1947 en 1958 de Vierde Cité gebouwd. In een tijd van huisvestingsnood werden er 309 woningen gerealiseerd voor de mijnwerkers uit Italië en Oost-Europa.
Er zijn nog vele gebouwen buiten de mijn bewaard gebleven en ze zijn nog altijd in gebruik we komen met de wandeling aan “De Heilig Hartkerk” een van de zogenaamde mijnkathedralen, gebouwd in opdracht van de eigenaars van de steenkoolmijn van Winterslag. We hebben geluk de kerk is uitzonderlijk open er was juist een eredienst. In tegenstelling tot de andere mijnkathedralen in Belgisch-Limburg is deze niet uit baksteen, maar uit breuksteen opgetrokken. De kruiskerk is gebouwd in eclectische stijl met neoromaanse elementen naar ontwerp van Adrien Blomme. Ze werd gebouwd van 1923-1925. De lage, vierkante toren is in de voorgevel opgenomen en wordt gedekt door een helmvormige spits. Opvallend zijn de steunberen en het vieringtorentje. Het meubilair omvat een linkerzijaltaar uit 1651 en twee biechtstoelen uit de 18e en 19e eeuw. De derde biechtstoel is uit eind 19e eeuw. Van de vierde biechtstoel bleef een beeld van Sint-Marcus bewaard. Uit de 16e eeuw dateert een beeld van Sint-Anna. Er werden nog enkele beelden aangekocht. De glas-in-loodramen beelden de marteldood van de heilige Barbara uit, en ze bevatten de wapenschilden van familie Coppée. Deze Waalse familie bezat in de 19e eeuw hoogovens en staalfabrieken, en later ook steenkoolmijnen, waaronder die van Winterslag. Ook in de voorgevel is, in een nis, een beeld van de heilige Barbara geplaatst. Zij is patrones van de mijnwerkers.
Na het bezoek nog even rond het plein gewandeld met zijn prachtige gebouwen en het monument van de mijnwerker. Dan wandelen we het bos in. Winterslag, gelegen op het Kempens Plateau, werd vrijwel geheel door de steenkoolmijn gevormd. Ook nu is er nog een terril met een hoogte van 163 meter boven de zeespiegel. De mijnterreinen en woonwijken zijn ingebed te midden van autowegen en spoorlijnen, en ook zijn in de omgeving nog enkele bosrestanten te vinden. We wandelen een heel eind door het bos langs de spoorweg. En dan komen we terug op het mijndomein. We hebben een mooie en fijne wandeling gedaan in Winterslag en genoten van de monumenten.
NAJAARSTOCHT. / AVIAT ST TRUIDEN. / AALST-DORP. 26/11/2018
NAJAARSTOCHT.
AVIAT ST TRUIDEN.
AALST-DORP.
Aalst ligt in Droog-Haspengouw. De Melsterbeek loopt van zuid naar noord door het grondgebied van Aalst. Naar het zuiden toe loopt de hoogte geleidelijk op tot 100 meter, waar zich Den Armenberg bevindt. Landbouw en fruitteelt vormen de belangrijkste agrarische activiteiten. Ten noordwesten van Aalst bevindt zich de voormalige Vliegbasis Brustem. Het vertrek aan De Onze-Lieve-Vrouw-Onbevlekt-Ontvangenkerk, een neogotische dorpskerk uit 1854, omringd door een kerkhof. Er zijn enkele hoeven met een 18e-eeuwse kern. De pastorie met 17e-eeuwse kern. Wij wandelen het dorp uit. Het veld in wat mooi in het Haspengouwse landschap dan wandelen we Brustem binnen. We zien de burcht van Brustem, nauw verbonden met het “Graafschap Loon” Lodewijk I, graaf van Loon, bouwde omstreeks 1170 in Brustem een sterke achthoekige toren en voorzag die van een garnizoen. Tegelijkertijd werden de kerk en het kerkhof door een grote wal versterkt. Brustem kreeg in 1170 stadsrechten van de Loonse graaf maar door de concurrentie van Sint-Truiden werd Brustem nooit een belangrijk centrum. We komen langs de “Bakkershof” waar Christina de Wonderbare omstreeks 1150 in Brustem geboren. De heilige Christina de Wonderbare of Christina Mirabilis (ca. 1150-1224) is een heilige van wie de naamdag op 24 juli wordt gevierd. Haar heiligheid ontleent zij aan de volgende legende.
Zij kwam uit een eenvoudig gezin in Brustem en werd wees toen ze vijftien was. Zij bleef met twee zusjes achter in het ouderlijk huis, waar zij zich met zijn drieën aardig wisten te redden. Toen Christina ergens in het begin van de dertig was, stierf ze voor de eerste keer. Zij zou vanuit de Onze-Lieve-Vrouwekerk in Sint-Truiden begraven worden, maar daar was ze het duidelijk niet mee eens, want midden onder de mis bezorgde ze haar familie en vrienden de schrik van hun leven door plotseling rechtop in de kist te gaan zitten en als een vogeltje naar het gewelf van de kerk te fladderen. Pas op het bevel van de priester wilde ze weer naar beneden komen. Daar vertelde ze dat ze door engelen was meegenomen, die haar de hel en het vagevuur hadden laten zien.Ze hadden haar daarna voor de keuze gesteld om naar de hemel te gaan of op aarde te lijden voor de arme zielen. Ze had voor het laatste gekozen. Ze kon de lucht van de zonde niet verdragen, en ontvluchtte die door zich vliegend naar allerlei hoge plaatsen te begeven. Ooggetuigen meldden onder andere bomen, kerktorens en molenwieken. Soms ook deed ze het tegenovergestelde en kroop in graven. Haar gedrag, hoe wonderbaarlijk ook, werd zelfs haar 12e-eeuwse medeburgers wat te gortig, en die probeerden dan ook haar als krankzinnige op te sluiten, maar zij brak haar ketenen en tralies alsof het strootjes waren en vloog dan telkens weg, psalmen en sequenzen zingend met een hemelse stem. Zij leefde lange perioden alleen op het Allerheiligste, kroop onder het ijs om boete te doen voor de zonden van haar medemensen en sprong dan even later juist weer in een gloeiende oven, waar ze ongedeerd uit tevoorschijn kwam. Zij werd van hekserij beschuldigd en weer opgesloten, maar toen ze haar lichaam, dat door de slechte behandeling in de gevangenis met zweren was overdekt, genas met olie die uit haar eigen borsten vloeide, werd ze erkend als (krankzinnige) heilige. Mensen die haar welgezind waren, baden dat al die opzienbarende verschijnselen mochten ophouden, en ze werden verhoord nadat Christina zich in het dorpje Wellen in het doopvont had gestort. Daarna woonde ze een aantal jaren bij de kluizenares Jutta in een kluis bij de kapel van het kasteel van Loon. Daar stond zij in hoog aanzien: velen kwamen haar raad vragen en zich door haar laten bevestigen. Zo stuurde zij de heilige Lutgard van Tongeren naar het klooster van Aywières en was ze de vaste raadgeefster van graaf Lodewijk II van Loon, die haar als zijn tweede moeder zag. Hooggeplaatsten kon zij hun misstappen verwijten zonder een blad voor de mond te nemen. Aan het einde van haar leven woonde ze in het Sint-Catharinaklooster te Sint-Truiden waar ze in 1223 voor de tweede maal overleed. Juist op dat moment zat echter een medezuster van haar in ernstige geestelijke nood, en ze ging haar nood klagen bij de baar van Christina. Die stond toen maar weer op om haar te troosten. Kort daarna overleed ze voor de derde keer, nu voorgoed, in 1224. Haar relieken bevinden zich voor het grootste deel in het Redemptoristenklooster te Sint-Truiden. In Nederland bevindt zich een fragmentje in de Kluizenarij Onze-Lieve-Vrouwe van de Besloten Tuin, waar het bewaard wordt op een toepasselijke plaats in een nisje hoog in de kerk.
Wat verder komen we aan “Sint Bertilia gesticht. 1880.” Vandaag is het een school. En aan de Sint-Eucheriuskapel is een betreedbare kapel aan de Kapelhof te Brustem. De kapel, toegewijd aan Eucherius van Orléans, werd in de 12e eeuw gebouwd in romaanse stijl. Het gebruikte materiaal was tufsteen. Wat verder en we zien de burcht van Brustem. En wat later zijn we terug in Aalst waar onze prachtige wandeling eindigt.
46E MARCHE DES BRUYERES. / LES BRUYERES EN MARCHE. / GRIVEGNEE. 25/11/2018
46E MARCHE DES BRUYERES.
LES BRUYERES EN MARCHE.
GRIVEGNEE.
De kern van Grivegnée (Grivegnée-Bas) ligt nabij de Ourthe. Ten noordwesten hiervan ligt de Mont Cornillon met het Parc des Oblats. In Grivegnée heeft een hoogovenbedrijf annex walserij gestaan, de Usine de fer de Grivegnée. Deze bestond al in 1821, toen Jean-Michel Orban het bedrijf kocht, wat verder ging als Jean-Michel Orban & fils. Voor 1902 was het bedrijf al in een Naamloze Vennootschap omgezet (Société Anonyme de Grivegnée) en was er een hoogoven, een cokesfabriek en een Siemens-Martinstaalfabriek. In 1911 werd er gefuseerd met de Usine d'Athus en ontstond het bedrijf Athus-Grivegnée. Athus ligt in Belgisch Luxemburg. In 1914 werd de hoogoven in Grivegnée gesloopt en werd een nieuwe hoogoven in Athus gebouwd. In 1923 bestond het bedrijf in Grivegnée nog, maar het werd uiteindelijk gesloten. We wandelen door het dorp, je ziet wel dat je hier dicht bij Luik bent, maar al vlug wandelen we het bos in een groot park. De deelgemeenten van Luik dragen nog altijd de sporen van de industriële ontwikkeling van het Maasbekken. In de 19de eeuw brachten de mijnen en de staalfabrieken een wijziging teweeg van de Maasoevers die tot dan toe voor de landbouw, en met name wijnbouw werden gebruikt. Ondanks de industrie die heel dicht bij is deze wandeling toch nog een prachtige wandeling met veel groen, Grivegnee is gespaard gebleven van de industrie althans toch even verder weg dan de oevers van de Maas. Landbouw heeft zich hier stand kunnen houden en vele oude grote boerderijen zijn gebleven en worden nog altijd gebruikt als boerderij. Wij wandelen door het bos en komen aan de ruïne wij wandelen voorbij maar ik ga eens naar boven klimmen om wat foto’s te maken, blij dat ik dat gedaan heb. Verder door het bos met diepe dalen en steile hellingen. We blijven hier wandelen tot we terug in het dorp komen. Een heel aangename wandeling door de omgeving. prachtig gedeelte door het bos. Fijne wandeling.
35e MARCHE DE LA SAINTE CATHERINE. / LES MARCHEURS DES ECHOS DE LA MEHAIGNE. / HANNUT. 24/11/2018
35e MARCHE DE LA SAINTE CATHERINE.
LES MARCHEURS DES ECHOS DE LA MEHAIGNE.
HANNUT.
We vertrekken met onze wandeling in het centrum van Hannut. De Sint-Christoffelkerk is een beschermd monument. Wij wandelen verder en komen aan het stadhuis van Hannut, een klein kasteeltje gelegen aan een groot plein. Dan komen we langs een paar grote oude boerderijen, steeds zijn we verbaast hoe groot deze zijn en hoe ze nog steeds goed bewaard gebleven zijn al zijn ze al honderden jaren oud. Het regent een beetje en maakt het maken van foto’s moeilijk maar toch. Weer verder nu een eind langs weilanden de koeien bekijken ons, wat zouden ze denken? Een mooi stuk natuur en dan komen we aan een prachtig kasteel met hoeve, van op het parkoers hebben we een prachtig zicht op het kasteel. We wandelen eigenlijk rond het kasteel zo dat we het van alle zijden kunnen zien, het witte gebouw is indrukwekkend en de boerderij heeft heel grote schuren. Wat verder een witte kapel en dan klimmen we een eind en komen langs een eenvoudig houten kruis, hier 3 namen J. Smith 23 jaar; L. Carr 20 jaar en W. Sharpe 20 jaar zij verloren hun leven voor onze vrijheid en hun vliegtuig werd op 28.08.1942 hier neergehaald. We houden even halt om ons respect te tonen voor deze helden en dan wandelen we verder en komen in Grand Hallet hier een heel eind over de weg door de velden en zo komen we terug aan in Hannut. We komen aan een klein parkje met een afweer geschut op ter herdenking van de bevrijding van Hannut in 1944 door het 1ste leger van de U.S. dan komen we terug aan de startplaats. Op het einde van de weg staat een prachtig kasteel. Zo eindigt een fijne wandeling spijtig dat het regent maar toch.
44E MARCHE INTERNATIONALE DU PLATEAU. / LES PIQUANTS – HERVE. / HERVE.18/11/2018
44E MARCHE INTERNATIONALE DU PLATEAU.
LES PIQUANTS – HERVE.
HERVE.
De naam Herve kormt van Arvia, wat (water-)stroom betekent. Als zodanig werd het geciteerd in 898 in de kroniek van de bisschoppen van Toul. De oorsprong van dit woord is Keltisch. Tegenwoordig rest nog een klein stroompje, de Ruisseau du Hac, een zijbeekje van de Magne. Herve ligt op het Plateau van Herve op een hoogte van ongeveer 310 meter. Het grondgebied van de deelgemeente Herve wordt geheel omsloten door dat van Battice. Ten zuidoosten van de kom van Herve stroomt de Ruisseau du Hac]], een zijriviertje van de Magne. Tussen Herve en Battice ligt een betrekkelijk groot bedrijventerrein dat zich in noordelijke richting uitstrekt tot aan de voormalige Spoorlijn 38, welke tegenwoordig tot fietspad is omgevormd. Daar wandelen we het eerste gedeelte over naar Battice. We wandelen verder en komen zo aan het Croix Bois del Fiesse ook wel Croix de Charneux genoemd. Het vijftien meter hoge kruis op de top van de heuvel is gemaakt van beton en werd opgericht in 1913, op initiatief van de abt van de Abdij van Godsdal en de pastoor van Charneux. Het kruis is vanaf de wijde omtrek in het Land van Herve te zien en de plaats biedt een uitzonderlijk panorama over de streek. Op de helling van de heuvel ligt observatiepost MN29 die deel uitmaakte van de observatiegordel van het Fort Battice. Bij deze observatiepost is een monument geplaatst ter ere van de gevallen soldaten. Dit monument herinnert aan de heldhaftigheid van de soldaten in de post tijdens de nazi-invasie van 1940, die de Duitse aanvallen van 10 en 17 mei 1940 doorstond. De observatiepost werd bemand door vijf mannen: drie werden gedood en de twee andere, die tijdens de gevechten gewond raakten, werden gevangengenomen. We wandelen verder en komen zo in Charneux. Een prachtig dorpje met mooie oude huizen en we houden hier ook de rust en controlepost. Daarna verder door het dorp en dan komen we aan “Le Thier Paquette” een voetpad dat eeuwen lang gebruikt word van Charneux naar Hameaux de Halleux, Champiomont, Hesselles et Bois de Fiesse. We wandelen nu een heel eind door dit prachtige voetpad met mooie zichten op het plateau van Herve. Zo komen we aan het Croix Bois del Fiesse. Hier verlaten we even het parkoers en klimmen de heuvel op tot aan het kruis, als je er staat zie je pas hoe groot het kruis is en dan zakken we even naar benden tot aan de observatiepost MN29. Van hier uit heb je een prachtig zicht op de Land van Herve. We wandelen een heel eind door de prachtige omgeving en komen aan “Les Fawes” spijtig dat we het kasteel niet goed kunnen zien maar het is een prachtig domein. "Fawes" is een Latijnse term die "beuken" betekent, wat de aanwezigheid van een aantal beuken in dit gebied verklaart. In de 17e en 18e eeuw was er een molen niet ver van hier. In 1814 transformeerde de heer Xhibitte de fabriek tot een lakenfabriek en een spinnerij met 200 arbeiders. In 1850 verwoestte een brand de fabriek die vervolgens werd overgebracht naar de "Fawes". Met zijn 250 werknemers was het de belangrijkste fabriek in Charneux, de heer Xhibitte had ook een herenhuis gebouwd. Rond 1920, de Sisters of Mercy installeren er zich en het word een plaats voor de opvoeding van kinderen, onder de titel "Val Notre-Dame." In 1957 bouwden ze de kapel. Maar in 1977, vanwege financiële moeilijkheden, worden de nonnen gedwongen om te sluiten, nu doet het dienst als centrum voor animatie en buitenklassen. Weer verder en we zien het Chateau de Beauregard. Het huidige gebouw is een reconstructie van 1777. Het is in Lodewijk XV-stijl en onderscheidt zich door zijn prachtige gevel, zijn ronde fronton, zijn steile dak mansardedak en sierlijk trap. Boven de toegangsdeur "A.-J. Dumoulin & Agnes Belle Fontaine 1777 " het ligt gewoon prachtige op de helling van een dal. Nog even verder en we komen zo weer terug aan ons vertrek. Wat een mooie wandeling hebben we hier kunnen maken.
15E MARCHE D’AUTOMNE DANS LE DOMAINE. / LES FOUGNANS. / CHEVETOGNE. 17/11/2018
15E MARCHE D’AUTOMNE DANS LE DOMAINE.
LES FOUGNANS.
CHEVETOGNE.
Onze wandeling vandaag gaat door in het Provinciaal domein Chevetogne. Het Domein verenigt op één plaats en op een uitgestrekte oppervlakte alles wat een wandelaar verwacht: gezellige plekjes, wandelpaden door bossen en tuinen, sportvelden, fantastische speeltuinen en nog veel meer. Het park van Chevetogne biedt een mooie landschappelijke diversiteit met een mix van wild enerzijds en elegante nette tuinen anderzijds. De thema-tuinen zijn alle 12 ontworpen door de Antwerpse architect Benoît Fondu en aangelegd voor het tuinderteam van het Domein. Elke tuin roept een ander "elders" in het geheugen en wekt zo bij de bezoeker andere gedachten en andere gevoelens op. Verlaat de parking en je komt direct in de natuur. De Esplanade is waar je ontdekking begint, de ontmoetingsplaats. Het is ook een weelderige tuin met zomerbloemen, grassen en winterharde planten die wedijveren que kleuren en vormen. In de haast wilde intimiteit van hoge loof- en naaldbomen schittert een levendige collectie van rododendrons, azalea's en toverhazelaars op een tapijt van winterharde bodembedekkers. Voorbij een aardig houten bruggetje ontrolt zich een sierlijke laan een muur van haagbeuken. Het Provinciaal Domein van Chevetogne is de ideale plaats voor een natuurwandeling. De 550 hectare van het Domein zijn voorzien van paden. Het vogelpad loopt door bossen, weides en boomgaarden, langs beken en vijvers. Volg het silhouet van de vogel met de belofte dat je vogels van bij ons of trekvogels, aangetrokken door de biotopen van het park zult waarnemen. Het panoramisch pad daalt af van het grasperk van het kasteel naar de tuinen. Vanaf de hogere delen van het park schenkt het een ideaal vergezicht voor wie het landschap wil bewonderen of voor bezoekers die spoedig het andere eind van het park willen bereiken. Ook de vijvers liggen in zicht. Het pad slingert tussen bomen en struiken, tussen eiken en haagbeuken, stapt over een brug boven vochtige grond en stopt eventjes in de frisheid van de Eenhoorntuin of van de watervalletjes. Het landschap verandert geleidelijk aan tot de wandeling de rustige wateren van de vijver. De Folies zijn originele gebouwtjes in het park. Ze hebben meerdere functies. Ze geven structuur aan het park en vormen etappes op het parcours. Ze geven het park een pittoreske (een schilderij waardige) ziel. Het zijn rustpunten die bijdragen tot de 'heterotopie' van het park: door de tijd en de ruimte in de war te brengen, geven ze je het gevoel dat je in een ander deel van de wereld bent. Heel stimulerend voor je emoties en je verbeeldingskracht.
De Geschiedenis Van Het Domein: Een burgerlijk bezit.
Aristocratische eigendom, het kasteel werd in 1868 gebouwd door architect Henri Beyaert voor baron Jacques de Wykerslooth van Royesteyn. De barones Maria Villegas St. Peter veranderde het kasteel in 1914 in een veldhospitaal voordat ze toetrad tot de koningin aan de IJzer en zelf een ziekenhuis in Poperinge bouwde. De laatste privé-eigenaar is de heer Valéry Cousin, bedrijfsdirecteur. Zijn vrouw, Alice Wielemans, behoort tot de grote Brusselse brouwerij Wielemans-Ceuppens. In 1969, na de dood van de heer Cousin, kocht de provincie Namen het landgoed van meer dan 453 ha om het te openen voor sociaal toerisme.
De wandeling door het domein is zeker een heel fijne ervaring en zo verschillende, een golvende landschap soms zelfs eens stevige klim door bossen en door het mooie park. Controlepost in een van de vele lokalen op het domein een fijne en aangename wandeling.