Hoewel het dan wel wat krap zou worden op dat geïmproviseerde podium van St Luke Old Street church in London, achttien muzikanten met inbegrip van hun uitgebreide instrumentarium, geef toe, dat wordt drummen.
Ik heb met opzet de BBC-registratie (9 mei 2006) van dit concert gekozen alleen al vanwege de ambiance en de Seeger Sessions gelegenheidsband in absolute topvorm. En ja, er zit ook een behoorlijk stukje accordion (Charles Giordano) in - speciaal voor MG uit G - al moet je er bijna vier minuten op wachten. Ongelooflijk hoe Springsteen er telkens weer in slaagt er een compleet volksfeest van te maken.
Wie nog eens een goeie ouwerwetse Dixieland jazzband aan het werk wil horen is aan het goede adres, maar ik moet eigenlijk ook nog iets zeggen over de song en waarover het gaat. Pay Me My Money Down komt uit het rijke songbook van - hoe kan het ook anders - Pete Seeger en The Weavers, opgetekend door Lydia Parrish die in 1942 een boek schreef over slavenliederen in de havens van Georgia en South Carolina.
Weinig scrupuleuze kapiteins van vrachtschepen lieten die laden en lossen door zwarten (zgn stevedores, meestal ontsnapte slaven) met de belofte dat ze 's anderendaags betaald zouden worden maar in het geniep 's nachts de plaat poetsten en de arbeiders niet betaalden.
https://www.youtube.com/watch?v=ICqY2t7OGEI
Voor de volledigheid het origineel van The Weavers:
Toch niet als ik zie dat dit prachtnummer van Sandy Denny intussen al 3,5 miljoen keer bekeken werd en hopelijk ook beluisterd als het even kan.
Muziekliefhebbers (de echte) moet ik zeker niet Fairport Convention voorstellen, die zullen deze geweldige band allicht al jaren gekoesterd hebben, ook al liggen hun hoogdagen (en de onze) al lang achter ons, hoewel ze blijkbaar nog steeds optreden.
Sandy overleed in 1978, nauwelijks 31 jaar oud aan de gevolgen van een hersenbloeding nadat ze dronken van de trap was gevallen. Haar drank- en drugsmisbruik was de voorafgaande jaren zo problematisch geworden dat haar man Trevor Lucas op het einde niet anders meer kon dan hun dochtertje mee te nemen met een one way ticket naar zijn ouders in Australië.
Het zoveelste drama van een artieste die als zangeres met kop en schouders uitstak boven haar leeftijdsgenoten in de UK, zeker in volle punkperiode waar, behalve een hoop lawaai en hanenkammen, nauwelijks iets noemenswaardigs is uit voort gekomen dat de vergelijking met Sandy's muzikale kwaliteiten kan doorstaan.
Who Knows Where Time Goes met het onvolprezen gitaarwerk van Richard Thompson in de achtergond.
Neen, fdc1950 en aanverwante pps-adepten, dit is niet voor jou bestemd, ga almaar aan de slag met je "wijzigen" drukknop, dat is zowat het enige waar jullie soort nog mee overweg kan want van muziek hebben jullie zo veel verstand als een koe van boterhammen smeren met pindakaas.
Gut ja, je kunt eindeloos blijven doordrammen over MTV en de 98% shit die ze je daar voorschotelen, feit blijft dat nogal wat "unplugged" stuff klaar is voor de eeuwigheid die ik in het ouwemannenhuis nog wel eens wil horen en zien als de zuster het niet te vreten middagmaal heeft afgeruimd en eenieder voldaan zit te knikkebollen na het opgelegde toiletbezoek, anders moet je wachten tot na zessen.
Het Britse popwereldje is behoorlijk schatplichtig aan de skiffle- en folkscene - van Lonnie Donegan tot Donovan - vandaar dit pareltje van Rod-the-Mod (zowaar tokkelend op een banjo!) en stekelbees Ronnie Wood. Kortom, een mini-reünie van de Small Faces.
Het is op zijn minst merkwaardig dat leden van wereldbekende groepen eens ze het beklemmende keurslijf van de opgelegde discipline (mogen) verlaten van de platenbazen plotsklaps van de ene dag op de andere echt wel volboed muzikanten blijken te zijn waarvan we het bestaan niet vermoedden.
Onbegrijpelijk eigenlijk waarom Rod dit nummer bijna altijd bij live performances links liet liggen, van dichtregels als
"When the rain came I thought you'd leave 'Cause I knew how much you loved the sun But you chose to stay, stay and keep me warm "
word ik helemaal week vanbinnen (en van buiten ook)
Dat riepen klanten als ze het winkeltje binnenkwamen en de bazin was achterin haar keuken in de weer met d'r potten en pannen voor de middagmaaltijd waardoor ze haar klandizie niet direct gehoord had. Geen nood, enkele tellen later verscheen ze in vol ornaat met een propere voorschoot, al was dat soms wel eens met de krulspelden nog in die de grijze ragebol nauwelijks de baas konden.
Dat beeld deed me denken aan de beginverzen van Blind Alfred Reed, een song tekenend voor The Great Depression uit 1929:
"There was once a time when everything was cheap. But now prices almost puts a man to sleep. When we pay our grocery bill, we just feel like making our will. Tell me how can a poor man stand such times and live?"
Er bestaan talloze versies van, ondermeer van Bruce Springsteen maar die wijkt zo ver af van het origineel op zijn succesalbum The Seeger Sessions dat ik tien keer liever deze studioversie van Ry Cooder boven haal uit 1974. Cooder is, behalve een meester-gitarist, ook de componist van de beklijvende soundtrack van Wim Wenders' Paris, Texas, een bijzonder stijlvolle film uit 1984.
Ook hier verschillen de lyrics lichtjes van het origineel maar de ziel van de song blijft meer dan overeind. Ik moet mij al sterk vergissen als dat niet de grote Jim Keltner is achter de drums.
Wie wil weten waar Mark Knopfler de mosterd haalde qua picking style heeft hier al een (gedeeltelijk) antwoord, de rest heeft hij gepikt van JJ Cale.
...completely different: het is al erg genoeg dat ik een beroep moet doen op de mij eeuwig inspirerende Pythons om (eindelijk) eens een overstapje te maken naar de roots van onze Westerse populaire muziek en bijhorende instrumenten.
Oké, de elektrische jammerplanken zijn intussen gemeengoed van Vladivostok, Ulan Bator of Valparaiso tot Steenokkerzeel en omstreken, dat mag als min of meer vaststaand worden beschouwd, terwijl de oorsprong ontegensprekelijk te vinden is in de West-Afrikaanse éénsnarige jitterbug box of de diddley bowl.
Het zou me te ver leiden de hele geschiedenis verder te ontrafelen met een publiek waarvan de attention span niet verder reikt dan hooguit twee alinena's en dan nog...er staan immers geen bewegende plaatjes bij en van dan af wordt het heel moeilijk om nog eventjes bij de zaak te blijven. Hitparadebrol van Radio 2, Veronica, Radio Huppeldepup uit Zichen-Zussen-Bolder en aanverwanten heeft mij nooit geïnteresseerd, net zomin als op de foto gaan met godbetert Vlaamsche Vedetten of deelnemen aan idiote tv-kwisjes.
Maar goed, we dwalen af, mag ik dan nu aan u voorstellen Baaba Maal, een levende legende in West-Afrika, geboren in Senegal en nog steeds een halve nomade, uitgegroeid tot een symbool van de traditionele tribes music die mag bogen op een geschiedenis van tientallen generaties.
Het is heus niet overal kommer & kwel in Afrika, zelfs niet in één van de armste landen (Mali) van het continent, getuige de prachtige klederdracht van de vrouwen en kinderen - het is eens iets origineler dan de schamele gekleurde vodden waarmee de zogenaamde topmodellen hun reet pogen te bedekken op de Westerse catwalks - en de blije ongeremdheid van de lokale bevolking in deze clip. Je kan dit eigenlijk best in twee keer beluisteren: een keer met de beelden en nadien je ogen bedekken en je laten meevoeren op de klanken van dit onvervalste stukje werelderfgoed.
Baaba Maal, Dreams of Kirina:
PS: ik kan mij vergissen, maar is dat niet Chris Martin (Coldplay) die hier opduikt zo rond 4:28 en BBC-reportagemaker Simon Reeve at 4:09?
Wat kun je beter doen dan het jaar af te sluiten op 1 vrolijke noot dus ga ik het maar kort houden want de hapjes moeten nog een beurt krijgen onder het al dan niet goedkeurend oog dat alles ziet van mijn wederhelft. De sjampie staat al gekoeld, tenminste één onderdeel waarin ik uitblink, en voor de rest laat het u allemaal smaken en welgevallen.
Deze niet meer zo jonge heren plus 1 grande dame weten in ieder geval van wanten.
Wie voortaan niet langer genoegen neemt met stompzinnige powerpoints en dingen die je al honderdduizend keer gehoord hebt weet intussen waar hij moet zijn.
NB: de vorige link is intussen verdwenen wegens een of andere flurk van een zogenaamde rechthebbende, geen nood, als deze ook verdwijnt zoek ik alweer een andere.
Zo tegen het jaareinde is het altijd weer van dattum, een aantal van je geliefde artiesten dat vertrokken is naar de eeuwige jachtvelden en het was dit jaar niet anders. Het begint hier zo stilaan op een necrologie te lijken.
Daar valt inderdaad op het eerste zicht niets meer aan toe te voegen tot dat lelijke foorwijf - ik heb het over Madonna, verkleed als een psychedelische vogelschrik, het moment gekomen achtte om zichzelf minutenlang te promoten in een tribute aan een artieste waarvan zij niet eens in de buurt van haar hielen komt. Het beste wat ze zou kunnen gedaan hebben is d'r domme klep dichthouden of zich bezighouden wat ze het best kan: de overjaarse straatmadelief uithangen. "I could go back to getting robbed, held at gunpoint, and being mistaken for a prostitute in my third-floor walk-up that was also a crack house." Nuff said...
Het is volkomen zinloos wat simplistische YT-linkjes "greatest hits" neer te plempen, het zou haar oneer aan doen, vandaar deze tribute uit 2016 in het Kennedy Center waarbij een andere iconische singer/songwriter eigenlijk geëerd werd: Carole King, ook al 76 intussen. Zelfs Obama houdt het niet droog.
De manier waarop ze halverwege You make me feel like natural woman achteloos haar bontmantel afgooit - die waarschijnlijk meer gekost heeft dan wat ik de laatste zes jaar aan pensioen verdiend heb - en daarbij het hele theater inpalmde was gewoon grandioos.
Wat Carole King aangaat, wie nu "Tapestry" nog niet in de platenkast heeft steken heeft allicht op een andere planeet geleefd. Voor Aretha liggen de zaken wat simpeler, zowat al haar werk met Jerry Wrexler op het Atlantic label liggen voor het grijpen op het net. Er is een tijd geweest dat iedere platenzaak competent personeel in huis had, probeer het niet bij die malloten van de FNAC of eerder nog Free Record Shop, je kon net zo goed proberen een baviaan de finesses van de evolutietheorie uit te leggen.
Veel wereldschokkends valt hier ook niet te beleven, tenzij een bejaarde disk jockey die zich aan funky moves waagt, er mag al 1s gelachen worden, nietwaar, nonkel Oskar placht destijds op trouwfeesten en begrafenissen wel eens voluit uit de bol te gaan op de tonen van https://www.youtube.com/watch?v=MRTrgmi56Mk een wereldhit in Limburg en wijde omstreken, naar eigen zeggen van de chanteuse – en in het kader van de oprukkende emancipatie – moest een huismoeder af en toe ook wel eens uit de band springen,
“A plant that grows out in the woods and the fields.” ziedaar de beknopte beschrijving van een legendarische plant uit de swamps, ook bekend als polk salad.
In de begindagen van zijn carrière kreeg Tony Joe White heelder zakken gras backstage aangeleverd omdat zijn toehoorders dachten dat dit tot zijn geliefkoosde culinaire dagelijkse kost behoorde, al was er geen Sandra Bacardi – of hoe dat mens ook mag heten – in de buurt.
In wezen is TJW's signature song een nummer over de armoede – hij was de jongste uit een gezin van zeven kinderen – in het diepe zuiden van Louisiana waar hij, net als ontelbare andere blanken en zwarten, mee te maken kreeg in zijn jeugd en de mensen vanwege geldgebrek wilde planten gingen eten. Polk salad was echter giftig, zeker de bessen, vandaar dat je de stengels minstens drie keer moest koken vooraleer ze gefrituurd werden.
Maar goed, back to the music, TJW kreeg de smaak om zelf songs te schrijven voorgoed te pakken nadat hij onder de indruk geraakte van Bobby Gentry's Ode to Billy Joe, een song waarvan ik zelf algauw besefte dat dit nummer zo veel meer was dan een onnozel hitparadetrekpleister van dertien in een dozijn, zelfs in volle hippietijd en die blommenkinders mij meer irritatie dan muzikaal genot bezorgden. Pfw, fuck San Francisco!
Ongetwijfeld is er al tonnen inkt gevloeid over versregels als :
That nice young preacher, Brother Taylor, dropped by today
Said he'd be pleased to have dinner on Sunday, oh, by the way
He said he saw a girl that looked a lot like you up on Choctaw Ridge
And she and Billy Joe was throwing somethin' off the Tallahatchie Bridge
Over die verschrikkelijke periode in de geschiedenis van de VS is nog ontzettend veel te vertellen – de lynchpartijen, de Klan, rednecks u.s.w. Maar da's voor een andere keer.
Met nummers als Rainy Night in Georgia, ontelbare keren gecovered, of Steamy Windows kon zijn reputatie al gauw niet meer stuk terwijl er nog enkele dozijnen uitstekende songs in de loop van zijn carrière het levenslicht zagen. Ik was eerst van plan om Polk Salad Annie, vanwege overbekend, toch maar niet bij te sluiten tot ik deze geweldige live versie vond uit 1980, TJW ten voeten uit: minimale bezetting (bass en drums) en een staaltje van 's mans geweldige gitaarlicks:
Deze zat nog in mijn out box, geen idee hoe lang al na de perikelen met een vorige computer.
Bob Luman, dames en heren – hoewel, zitten hier eigenlijk nog wel dames? – heeft een wel redelijk omvangrijke discografie in diverse genres achtergelaten. Zijn eigen muzikale carrière kwam maar aarzelend van de grond nadat hij in Louisiana in het jaar des heren 1955 hij ene Elvis Presleyhad zien optreden en zoals gebruikelijk in die jaren zelf lokale succesjes boekte met een highschoolbandje. Hij twijfelde toen tussen een aanbod als professionele baseball speler maar uiteindelijk was de muzikale microbe toch sterker.
Dat resulteerde in enkele singles die vrijwel onopgemerkt bleven tot ene Roger Corman zich aandiende om voor hem een nummer te spelen in een film (Carnival Rock, vergeet die titel maar, niemand heeft die ooit gezien aan deze kant van de oceaan) die zich afspeelde in een nachtclub. Corman zou later een Hollywood-legende worden als koning van de B-film, ook The Platters mochten er een acte de présence in geven. Gelukkig voor hun Engelse counterparts hadden zij geen problemen met enige naamsverwarring als Bob Luman and his Shadows. Rechts van Luman stond een zestienjarige (!) James Burton al te schitteren aan de vooravond van een bijzonder rijkgevulde levensloop als side man (Master of the Telecaster) van ontelbaar veel artiesten.
En die black moustache hoor ik u al zeggen? Wel, Luman nam in 1957 bij zijn eerste platensessie een, niet al te beklijvende, versie op van de Warren Smith klassieker A Red Cadillac and a black moustache. Voilà, zo bent u weer helemaal bij (of daaromtrent).
Edit: dit is 'm dan, uit de ongelooflijk rijke SUN-catalogus (en rats vergeten erbij te voegen) van singles die nooit het daglicht zagen:
Op je negentigste de pijp uitgaan in de wetenschap dat je tot de founding fathers, beter gezegd DE founding father - van het populairste muziekgenre ooit behoort heeft wellicht iets magisch: al wat erna kwam is je schatplichtig geweest. Als eerbetoon een stukje van mij uit 2015:
Maar goed, over tot de orde van de dag. Er zijn zo van die figuren in de muziekwereld - daarbuiten ook, natuurlijk - waarop het epitheton "levende legende" zelden meer van toepassing is geweest dan deze Chuck Berry. Het aantal artiesten van de huidige en vorige generaties in het pop- en rockwereldje dat door hem is beïnvloed is zelfs bij benadering niet meer te schatten.
Per toeval vond ik - met dank aan Willy Donni*, één van onze meest onderschatte jazzmusici - dit RTBF-filmpje uit 1965 met een live optreden van Mister Rock 'n Roll, inclusief de legendarische duck walk en zijn bekendste signature songs. Begeleiders zijn Willy Donni (gitaar), Willy Albimoor (piano, ook al een legende en al een jaar of tien geleden overleden) en bassist Ed Rodgers. Jammer genoeg bestaat het studiopubliek voor het merendeel uit een stel apathische zombies en buslading weduwen en wezen.
Goed, de temperaturen waren gisteren nu weer wat menselijker maar vandaag en morgen zou het alweer koekenbak zijn - of moet ik nu Couckenbak schrijven? - tijd dus voor nog 1 zomers deuntje, dit keer uit de swamps van the deep south.
Een heerlijke mix van Billy Vaughn, Fats D. plus de zwoelwarme bariton van Tony Joe White en daarbovenop de fabuleuze Memphis Horns, meer moet dat niet zijn:
Het is alweer enkele dagen geleden - 17 maart om precies te zijn - dat de Ieren hun nationale patroonheilige Maewyn Succat herdachten. Gelukkig was er paus Celestinus I die hem bij zijn bisschopswijding met de naam Patritious oftewel Patrick bedacht. Sindsdien is die brave borst niet meer weg te denken bij alles en iedereen met een halve gram Iers bloed in de aad'ren.
Toen in 1791, enkele jaren na de republikeinse revolutie op het continent, in Dublin de Society of United Irishmen werd opgericht gingen in Engeland uiteraard de poppen aan het dansen want die waren erachter gekomen dat de Society nauwe banden aanknoopte met de Fransen. Dat resulteerde in het zoveelste conflict en regelrechte oorlog tussen beide kemphanen en in het nog straffer onder de knoet houden door de Engelsen van de Ieren.
Ondanks de mislukte ontscheping in 1796 van zo'n 15000 Fransen - ze geraakten niet aan land door het aanhoudende stormweer - brak in de lente twee jaar later toch de rebellie uit. Dat de opstand gedoemd was om te mislukken stond in de sterren geschreven, de Engelsen hadden een overmacht aan vuurkracht en een getraind leger, de Ieren niet veel meer ongecoördineerde acties en gebrek aan militair leiderschap. Kortom, de zoveelste bloedige bladzijde in de Ierse geschiedenis en er zouden vele volgen.
Een beetje in het verlengde van de Carter Family bezingen Na Casaidigh (The Cassidy's) dit epos in de traditional The Rising of the Moon
Well they fought for poor old Ireland, and full bitter was their fate, Oh what glorious pride and sorrow, fills the name of ninety-eight!
Zullen we nog even de geschiedenis induiken? Nee, niet voor de zoveelste honderdjarige herdenking, maar voor belangrijker zaken zoals daar zijn: les enfants du Rock.
Even de plas oversteken naar het London van de jaren vijftig, meer bepaald de beruchte wijk Soho, niet echt een plek van godvrezende en proper gewassen burgers. Terwijl de Londenaars nog volop hun stad aan het heropbouwen waren en 's ochtends nog ontwaakten met een post war-depressie - in sommige delen stond geen steen meer overeind - broeide in Soho al de voorboden van een nieuwe cultuur overgewaaid vanuit de andere kant van de oceaan. Jonge gasten zochten er vertier, om van moeders rokken en vaders gezaag verlost te geraken, samenhokkend rond de juke box in de talloze bars of luisterend naar de al even talloze nieuwe bandjes die er optraden.
Zeggen dat de opkomst van de Britse rock'n roll te danken is aan een Italiaanse sexbom is allicht wat overtrokken, nochtans was het Gina Lollobrigida die er de eerste Moka Coffee Bar opende in 1953, gevolgd door een ware explosie van dergelijke tenten.
bekend letterwoord uit het internetfora-vocabulaire en staat voor Oh My God!
Wel, in dit geval zoiu ik willen voorstellen die met onmiddellijke ingang te vervangen door Oh My GADD! U gaat mij zeker gelijk geven na het zien van dit clipje. Voor de basloopjes van Nathan East ben ik nog aan het zoeken tussen een lijstje superlatieven.
Anyway, Meester Eric (signature Crash3 Strat) plus enkele oude getrouwen: Andy Fairweather Low (guitar) Billy Preston (Hammond) en David Sancious (keyboards plus een bizar "mondmuziekske" in het slotnummer) gaan helemaal uit de bol in Badge - One More Car.
mondharmonica's, vroegen ze vanmiddag bij Radio1 in het gelijknamige programma? Heu, neen, maar ik ken wel aardig wat muziekjes waar dit mini-instrument een prominente rol in speelt.
Once Upon a Time in the West zit natuurlijk in het geheugen van iedere filmliefhebber gebrand en wij hebben hier een Brusselaar die er al honderd jaar lang, of daaromtrent, de wereld mee afschuimt, maar dat is niet echt mijn ding.
Nu is het best mogelijk dat presentator Kobe Ilse nog niet geboren was, maar een programma over de mondharmonica zonder John Mayall'sRoom to Move uit de legendarische LP The Turning Point (1969) te draaien is gewoon zonde van de zendtijd te verprutsen aan de gerzondheidsaspecten van het mondmuziekske.
Jaja, we kregen wel het obligate streepje Dylan en dan verwacht je toch tenminste hetzelfde van zijn Canadese tegenpool. Niet dus, wel, laat ik het dan maar zelf doen, inclusief de hilarische intro:
dat simpele liedjes nog enige betekenis hadden, een gebruik dat dezer dagen wat in de vergetelheid is geraakt.
Zo zat ik wat te graduinen tussen mijn oudere albums in het hokje "Country" op zoek naar Quarter Moon in a Ten Cent Town (Emmylou Harris) om tot de vaststelling te komen dat ik dat alleen maar op vinyl LP heb.
Niet getreurd, want tussen al dat fraais zat ook nog Harvest Moon dat ik al in tijden niet meer gehoord had. Neil Young - bijna negenenzestig intussen - bracht dit pareltje uit in 1992 en dat nummer klinkt nog altijd even fris en gevoelig als meer dan twintig jaar geleden.
In 2003 verscheen het dubbelalbum Decade op cd, een schitterend overzicht van 's mans oeuvre tussen 1966 en 1976 waarop enkele bonustracks met nooit eerder uitgebrachte nummers. Een absolute aanrader voor wie Neil Young wil (her)ontdekken.
In dit, voor zijn doen, ongemeen vrolijk filmpje duikt Neil op met een van z'n favoriete (en onbetaalbare) Martin D45 '68 gitaar, een wezenlijk onderdeel van de typische Young-sound uit zijn akoestische platen en concerten.
dog? Neenee, dat laat ik over aan de adepten van dat BBC-schapendrijversprogramma.
"A man and his guitars" dan, daarmee kom je al een eind dichter in de buurt van het opzet van dit blog. Laat ik er dan maar meteen een hele grote uitpikken: Eric Clapton. Nu staat die er niet om bekend veelvuldig de persmuskieten te woord te staan, maar voor een cameraploeg van Rolling Stone maakte hij begin vorig jaar graag een uitzondering om over zijn vroegere werkinstrumenten te praten.
De eerste in de reeks is de 1956 Stratocaster die hij tweedehands kocht in een Londense muziekwinkel in 1967 en die de geschiedenis zou ingaan als "Brownie", geïnspireerd door zijn idool Buddy Holly die een dergelijk exemplaar bespeelde.
Het was EC's allereerste Strat - te horen in de vroege jaren zeventig op o.m. Layla en de fameuze Derek and The Dominos-periode en voor zijn solodebuut album.
Fender besliste in februari 2013 een quasi perfecte replica uit te brengen en aan de meester zelve ter beoordeling voor te leggen, die was verwonderd over de getrouwheid qua sound en uitzicht, zelfs de afgebladderde lak hadden ze nauwkeurig nagebootst. Gezien de beperkte oplage - en ondanks het forse prijskaartje (+/- 15000$!) - was de voorraad snel uitverkocht
De originele Brownie bracht in 1999 bij een veiling een fenomenale 497000$ op ten bate van Clapton's Crossroad Centre, een rehabilitatiecentrum voor drugs- en alcoholverslaving op Antigua.
Brownie was de inspiratiebron voor een zo mogelijk nog beroemder instrument uit de Fender-stal, met name "Blackie" but that's another story...
lees je hier en der, allicht onbedoeld, grappige wetenswaardigheden zoals deze:"Zonder Jet Harris zal de Europese Rock 'n roll nooit meer zijn wat hij was."
Nu, in de wetenschap dat Harris' gloriedagen, solocarrière inbegrepen, hooguit vier jaar omspanden, lijkt mij dat toch heu...lichtjes overdreven. Net zomin als Diamonds"een instrumentale wereldhit" zou zijn geweest. Verder dan de UK kwamen Harris&Meehan niet.
Dat nummer werd evenmin op een basgitaar gespeeld maar op een gedowntunede Fender Jaguar met de hulp van ene Jimmy Page op rhythm en John Baldwin op bass die later furore zou maken als John Paul Jones bij Led Zeppelin.
Laten we wel wezen, Jet Harris was een goeie bassist maar zeker geen topmuzikant, daarvoor had hij iets te veel ...dorst.
a wall of sound als je met een paar gabbers uit the good old days de studio kan induiken zonder dertig ton aan elektronika?
John Illsley alvast niet, zo te horen is de klassieke bezetting - bass, drums, lead guitar en een heuse Bösendorfer-vleugel - plus een heerlijk melodietje om bij weg te dromen langs een zomerse waterkant ruim voldoende.
Neem daarbij blonde engel Polly Wood voor de backing vocals en de fabelachtige sound van die Gibson ES335 en voor u zit een blije mens.