Welkom bij saagje!
Foto
Inhoud blog
  • Het oude moedertje
  • De legende van de maïs
  • Mans van de Maone
  • De boer en de duivel
  • De twee advocaten(slot)
  • De twee advocaten
  • Het geitje Pak-me-dan
  • De natgeregende kabouter
  • De zeven heksen
  • Het aardmannetje van de Röhrerbühel 2
  • Het aardmannetje van de Röhrerbühel
  • Nikola staat borg
  • De vurige man van de Geute
  • De geschiedenis van de boerendochter Ketilrídur 2
  • De geschiedenis van de boerendochter Ketilrídur
  • Op reis gaan
  • De luie hasjverslaafde en zijn verstandige vrouw(vervolg)
  • De luie hasjverslaafde en zijn verstandige vrouw
  • Het toverfluitje en het toverhoedje (vervolg)
  • Het toverfluitje en het toverhoedje
  • Waarom de bomen in de herfst geel worden
  • Tijl Uilenspiegel en de paardenkoopman
  • De nimf Daphne
  • De geschiedenis van de reuzenkreeft
  • De toren van Medemblik
  • Theseus en Hippolytus
  • Duimedik
  • De vuurman van Soest
  • Maan, Djabu en de dood
  • De jakhals en de patrijs
  • Goudsbloempje
  • Afspraak is afspraak
  • Het spook van de Zeedijk
  • Rata's wonderbaarlijke reis-einde
  • Rata's wonderbaarlijke reis-vervolg
  • Rata's wonderbaarlijke reis
  • Waarom de hyacint maar zo kort bloeit
  • De citerspeler
  • Van een opgeverfde haan
  • Het land van moeder Soemba
  • Het zwanennest
  • De engel
  • De gebarsten emmer
  • De hondenmarkt van Boedapest (slot)
  • De hondenmarkt van Boedapest
  • Billy de coyote (slot)
  • Billy de coyote(vervolg)
  • Billy de coyote
  • Garuda
  • De dood van de sprookjesverteller
    Foto
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Hoofdpunten blog waaroemni
  • Kerstgroet
  • Luchtballonvaart
  • Paulus Potter
  • Sint-Elisabethsvloed
  • Willem Tell
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Categorieën
  • aardgeest (21)
  • avonturenverhaal (6)
  • dierenverhaal (5)
  • duivels (46)
  • fabels (57)
  • gedichten (1)
  • geesten (griezellen) (12)
  • heksen (52)
  • historisch verhaal (13)
  • historische sagen (35)
  • legende (42)
  • Luchtgeest (30)
  • Mythe (24)
  • parabel (7)
  • Plaaggeest (10)
  • sagen (87)
  • Sinterklaasverhalen (4)
  • sprookjes (118)
  • Tovenaars (38)
  • toverboeken (13)
  • volkssprookje (40)
  • volksverhalen (140)
  • vuurgeest (26)
  • watergeest (19)
  • weerwolven (15)
  • Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    'VOLKSVERHALEN'

    problemen
    Verhalen, sprookjes, fabels, mythen, sagen en legenden
    welkom!
    Problemen
    Er zijn nogal wat problemen met het lezen van de teksten, daarom volgende tip :
    Met de muis links klikken en over de tekst schuiven.
    De tekst verschijnt duidelijk leesbaar.
    24-06-2013
    nieuwsgierig héDe zeven heksen
    De zeven heksen
    De zeven heksen
    - Een Frans heksenverhaal waarin heksen ontmaskerd worden -

    In een mooi vissersdorpje met een haven vol kleine en grote vissersboten, woonde eens een visser die een schitterende boot had - veruit de mooiste van het hele dorp. Dat was ook geen wonder, want geen van de andere vissers onderhield zijn boot zo goed als hij. En toch was er sinds enkele dagen iets vreemds aan de hand met het bootje. Elke morgen stond hij er versteld van dat het aan boord zo nat was hoewel het niet had geregend en er geen storm was geweest. Het leek wel of iemand tijdens de nacht met de boot uitvoer.

    Om erachter te komen wat er precies aan de hand was, verstopte de visser zich op zekere avond achter een duin nabij de haven vanwaar hij prima zicht had op zijn bootje.

    Toen het middernacht sloeg, hoorde hij opeens stemmen en gelach, en toen hij goed keek ontdekte hij een groepje vrouwen op de steiger waaraan ook zijn bootje lag afgemeerd. Ze hadden een lange jurk aan en droegen allemaal een lampje. Ze stapten in zijn boot en hij hoorde dat een van de vrouwen zei: "Eén voor één, één voor twee, één voor drie, één voor vier, één voor vijf, één voor zes, één voor zeven."

    Bij het laatste woord was de boot opeens verdwenen; hij leek in rook op te zijn gegaan. De volgende ochtend lag de boot weer op zijn vaste stek, maar weer was hij nat. Dit keer wist de visser in elk geval al wie de daders waren.

    De volgende nacht wilde hij nog iets meer te weten komen. Hij zou geen oog dicht doen tot hij eindelijk wist wat de vrouwen midden in de nacht met zijn boot deden en wat ze daar buiten de haven uitspookten. Toen het donker was geworden, verstopte hij zich in de achtersteven van zijn boot en wachtte af.

    Klokslag middernacht verschenen de zeven vrouwen weer en ieder droeg haar lampje. Ze gingen aan boord en nadat ze allemaal waren gaan zitten, zei degene die blijkbaar de aanvoerster was van de groep: "Eén voor één, één voor twee, één voor drie, één voor vier, één voor vijf, één voor zes, één voor zeven."

    Anders dan de avond ervoor, voer de boot niet meteen uit. Er was duidelijk iets niet in orde. De aanvoerster sprak tot de andere vrouwen: "Mijn zusters, is één van jullie zwanger?" De vrouwen keken elkaar aan en antwoordden in koor. "Ik niet!" Daarna sprak de aanvoerster de woorden: "Eén voor één, één voor twee, één voor drie, één voor vier, één voor vijf, één voor zes, één voor zeven, één voor acht."

    En ziedaar, de boot gleed geruisloos over het water en steeg op als een rookpluim in de wind tot hij op een onbekende plek landde. De vrouwen sprongen op het strand en volgden een lang zandpad. Nieuwsgierig sloop de visser de groep achterna. De vrouwen gingen een huis binnen dat een nogal obscure indruk maakte. Er was geschreeuw en gejoel, gevloek en gelach te horen. Het was een lawaai van jewelste. Mannen liepen in en uit en vertelden elkaar de sterkste verhalen. De taal die ze spraken, verstond de visser niet. Het had het gevoel dat hij in Egypte was. Er stonden palmen langs het strand. Hij nam een takje mee om te kunnen aantonen dat hij alles echt had meegemaakt en dat hij er echt was geweest. Daarna spoedde hij zich naar de boot en verstopte zich weer in de achtersteven.

    Nog voor dageraad kwamen de zeven vrouwen terug. Ze gingen aan boord en de aanvoerster sprak wederom haar formule. De boot steeg op als een rookpluim in de wind en landde op de plek waar hij altijd lag afgemeerd. De vrouwen gingen van boord en liepen het dorp in. Ze lieten de visser achter, die nog helemaal in de war was van hetgeen hij had beleefd.

    Toen hij bij zijn buren aankwam met het verhaal dat hij in het verre Egypte was geweest, begonnen ze hard te lachen. Niemand geloofde hem. Maar dat had de visser wel verwacht en dus haalde hij het palmtakje tevoorschijn dat hij uit Egypte had meegebracht. De buren werden stil, want inderdaad, in hun vissersdorpje en ook in de wijde omgeving groeiden geen palmen. Ze zeiden dat er hekserij in het spel was en dat hij dit beter niet had kunnen doen. De visser liet zich niet bang maken en zette zijn onderzoek voort.

    De volgende zondag had de plaatselijke priester het in zijn preek over de vele gelovigen die hun hoofd niet eerbiedig wilden buigen zodra de geestelijke de klokken luidde. De visser dacht dat hij daarmee ook zeker de zeven vrouwen bedoelde. Dat bracht hem op een idee. Hij ging naar de priester en vertelde hem dat er heksen in de omgeving woonden. De priester zei: "Begin jij nou ook al. Hoe vaak moet ik dat verhaal nog horen? Ik zeg je dat in ons dorp geen heksen meer wonen." - "O jawel," zei de visser. "Het is niet moeilijk om erachter te komen." - "Hoe dan?" vroeg de priester. "Om ze te herkennen moeten we zout voor de kerkdeur strooien." - "Zout voor mijn kerkdeur?" herhaalde de priester ietwat geschrokken.

    En toch gebeurde het. De volgende zondag strooide de priester zout voor de kerkdeur en wachtte af wat er zou gebeuren. Toen de klokken begonnen te luiden, verlieten ook zeven jonge meisjes hun huis om naar de kerk te gaan. Bij de kerkdeur aangekomen, bleven ze plotseling staan; ze konden geen stap meer doen.

    De geestelijke verzocht hun binnen te komen, maar wat hij ook zei, de meisjes konden niet over het zout stappen dat voor de kerkdeur lag. Dus de visser had gelijk. En op deze wijze waren de heksen opgespoord.

    * * * einde * * *

    Bron : - "- "Heksensprookjes. Sagen, sprookjes en mythen over magische vrouwen"
                - vertaald door Gerrit J. ten Bloemendaal. Elmar, Rijswijk, 2003. ISBN: 90-389-1428-8
                - www.beleven.org

    24-06-2013 om 14:53 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:heksen
    » Reageer (4)
    31-07-2011
    nieuwsgierig héDe citerspeler
    De citerspeler
    - Een Fins volksverhaal over een door heksen ontvoerd meisje -

    Er was eens een knaap die geen liefje had. Het werd Kerstmis, en de andere jongens gingen allemaal naar het feest, maar hij bleef alleen thuis zitten. "Wat moet ik nou?" dacht hij. Hij pakte zijn beurs, ging een kaars kopen, haalde thuis zijn citer op en begaf zich naar het badhuisje, waar hij de kaars ontstak en op de kachel zette. Toen begon hij te spelen. Verzonken in droef gemijmer had hij zo een tijdje zitten tokkelen toen er plotseling een meisje het badhuisje binnentrad en begon te dansen. Vervolgens kwam ze naar de jongen toe en gaf hem een kus. Pas toen de klok middernacht sloeg verdween ze weer.

    De volgende avond begaf de jongen zich opnieuw naar het badhuisje om daar op zijn citer te spelen. En wederom kwam het meisje binnen en danste voor hem en gaf hem een kus. De derde avond nodigde de jongen zijn oude petemoei uit en vroeg haar om raad. De wijze oude vrouw dacht diep na en raadde hem toen: "Hang een kruis om je hals, over je kiel heen, en als dat meisje nu weer komt en je een kus geeft, hang haar dan snel het kruis om haar hals." Toen het meisje die avond kwam en hem wilde kussen hing hij gauw het kruis om haar hals. Ze riep zacht iets uit het raam, en van buiten hoorde hij het geluid van andere meisjesstemmen... De jongen schrok zo dat hij bewusteloos neerzeeg.

    De volgende morgen, toen hij ontwaakte, zag hij dat het meisje nog steeds bij hem zat. Hij liep naar huis, op de voet gevolgd door het meisje. Hij probeerde met haar te praten, maar ze kon geen woord uitbrengen. Meneer pastoor werd erbij geroepen en die las haar Gods woord voor. Dit gaf het met stomheid geslagen wicht op slag haar spraakvermogen terug, en ze vertelde waar ze vandaan kwam, dat ze geboren was op het slot en de dochter van de graaf was. "Wil je me begeleiden naar mijn vader?" vroeg ze de jongen.

    Zo gingen ze samen op weg, met een paard en een krakkemikkige wagen, waarmee ze het slot niet mochten bereiken, want de wagen begaf het en stortte in elkaar en het paard was binnen de kortste keren bekaf. Ze vervolgden hun weg nu te voet, tot ze tenslotte bij het kasteel kwamen. Daar werden ze echter niet zomaar binnengelaten. "Heeft de graaf niet een lief kindje?" vroegen ze. "Dat klopt ja," luidde het antwoord. "Wij komen met nieuws over dat kind," zeiden ze, en toen werden ze bij de graaf gebracht.

    De graaf vroeg: "Wat weten jullie van mijn kind?" - "Het enige wat we weten," zeiden ze, "is dat het kind eenentwintig jaar oud is, en dat het nooit gegroeid is en toch niet doodgaat. Dat is jullie kind namelijk helemaal niet, ik ben jullie dochter."

    "Jij? Ons kind?" riep de graaf perplex uit. "Hoe kan dat nou?"

    "Dat zit zo," legde het meisje uit, "ik ben ontvoerd door een heks die dat kind in mijn plaats in de wieg heeft gelegd. Ik ben nu al eenentwintig jaar bij haar."

    Even was het stil. Toen vroeg het meisje de graaf: "Hebben jullie destijds niet een bal gegeven?"

    "Dat klopt ja, ik herinner me dat bal nog als de dag van gisteren."

    "En is er toen niet een zilveren lepel gestolen?"

    "Dat is waar ook!" zei de graaf met toenemende verbazing.

    "En wat hebben jullie toen met de huishoudster gedaan?"

    "Die hebben we laten kastijden wegens diefstal."

    "En een tijdje later, gaven jullie toen niet weer een bal? En is er bij die gelegenheid niet een zilveren beker gestolen?"

    "Klopt," prevelde de graaf.

    "Die huishoudster, dat was geen slecht mens," zei het meisje, "wij hebben toen die beker gestolen! Ik hoop dat het nu duidelijk is dat ik jullie dochter ben, en deze jongeman hier wil ik als echtgenoot."

    "Waar heb je die arme sloeber in godsnaam opgeduikeld?" vroeg de graaf.

    Het meisje vertelde: "Het was kerstavond en deze schat zat in het badhuisje op zijn citer te spelen. Toen vroeg ik of ik naar hem mocht kijken. Dat mocht. Ze stuurden me naar binnen om voor hem te dansen en ze bevalen me hem te kussen, want we wilden hem inpalmen. Maar deze snuiter was ons te slim af! Twee avonden achtereen bracht ik vrijblijvend met hem door. Maar de derde avond gooide die rakker me een kruis om mijn hals, en toen ben ik bij hem gebleven. De volgende morgen ben ik hem achternagelopen. Kortom, zo heeft hij mij uit de ban van die heksen verlost."

    De graaf erkende het meisje als zijn dochter. "Maar wat moeten we nu beginnen met dat kindje dat al eenentwintig jaar bij ons is?" vroeg hij. "Er zit maar een ding op," sprak het meisje op gedecideerde toon. "Je moet een brandstapel laten bouwen en die aansteken en mij dan het kind geven!" Ze brachten haar het poppedeintje, dat zij met een fluks gebaar op een grote spa legde en met een boogje in het vuur wipte. De ontzette heksen krijsten uit het raam: "Verbrand ons kind niet!" Maar reeds sloegen de vlammen hoog op, de huid van het kindje barstte open en spatte van het lijfje af, en toen de vuurzee luwde bleek er van het heksenkind niets anders over te zijn gebleven dan een klomp elzenhout.

    Het meisje liep naar haar aanstaande toe en toonde hem de houten stomp te midden der smeulende resten van de brandstapel, en de graaf zei tegen hem: "Het lijkt me dat jullie maar eens moesten gaan kijken hoe het met je huis is!" - "Maar ik heb niet eens paarden voor de reis erheen," antwoordde de jongeling. De graaf liet paarden en een gerieflijke reiskoets voor ze aanrukken en gaf hun bovendien ook nog een koetsier, en zo reden ze in ongekende luxe naar het huisje waar de jongeman gewoond had. Zijn povere hut maakte een armzalige indruk en de graaf sprak: "Over een maand staat hier een degelijk huis van steen!" Ze bouwden een mooi stenen huis voor hem, waar hij met zijn jonge bruid introk, en daar, in dat fraaie en deugdelijke bouwwerk, wonen ze nu nog.

    * * * einde * * *

    Bron : - "- "Sprookjes uit Finland en Estland" bijeengebracht door August von Löwis of Menar. A.W. Bruna & Zoon, Utrecht/Antwerpen, 1979.
                - Oorspronkelijke titel: Finnische und Estnische Märchen © 1962 Eugen Diederichs Verlag Düsseldorf-Köln. ISBN: 90-229-3311-3
                - www.beleven.org

    31-07-2011 om 00:40 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:heksen
    » Reageer (1)
    05-06-2011
    nieuwsgierig héEen heks in Queen's County
    Een heks in Queen's County
    - Een Iers volksverhaal over een heks die melk steelt -
    Het was in de meimaand van het jaar 1759 dat een rooms katholieke priester uit de buurt van Rathdowney, in Queen's County, te middernacht werd gewekt om een stervende bij te staan in een afgelegen gedeelte van zijn parochie. De priester gaf zonder dralen gehoor aan het verzoek, en toen hij zijn plicht jegens de stervende zondaar had vervuld en deze afscheid van het leven had genomen, verliet hij het huisje weer. Omdat het nog donker was bood de man die de priester had gehaald aan hem naar huis te vergezellen, maar hij weigerde en aanvaardde de terugtocht alleen. De grijze dageraad verscheen reeds achter de heuvels. De brave priester was verrukt van de schoonheid van het nachtlandschap en onder het rijden ging hij geheel op in zijn omgeving, terwijl hij af en toe met zijn karwats naar de vleermuizen en prachtige grote nachtvlinders sloeg, die telkens van de ene heg naar de andere over de verlaten weg fladderden.

    Zo vervolgde hij langzaam zijn weg, tot de naderende zonsopgang alle voorwerpen duidelijk zichtbaar maakte; toen steeg hij af, sloeg zijn arm door de teugel en haalde zijn brevier te voorschijn, waarop hij kalm voortwandelend de ochtendmis begon te lezen. Hij had nog niet ver gelopen toen hij merkte dat zijn paard, een bijzonder vurig dier, midden op de weg bleef staan en strak naar een weiland staarde waarin een paar koeien graasden. Maar de priester besteedde geen bijzondere aandacht aan dit gedrag en liep een paar stappen door, toen het paard plotseling de achterbenen omhoog gooide en zich met grote heftigheid trachtte los te rukken. Het kostte de priester de grootste moeite het dier in bedwang te houden en toen hij het nader bekeek zag hij dat het dier trilde van top tot teen en baadde in het zweet. Het was nu wat bedaard, maar weigerde ook maar een stap te zetten en dreigementen noch zoete woorden konden het daartoe brengen.

    De priester was hogelijk verbaasd, maar herinnerde zich toen vaak gehoord te hebben dat men een geschrokken paard in beweging kan krijgen door het te blinddoeken. Hij haalde zijn zakdoek te voorschijn en bond het zijn paard voor de ogen. Daarna steeg hij op en toen hij het zachtjes aantikte ging het zonder tegenstribbelen voorwaarts, ofschoon het nog steeds hevig trilde en zweette. Ze waren nog niet ver gevorderd, toen ze bij een pad uitkwamen, aan weerszijden geflankeerd door een hoge heg, dat van de hoofdweg naar het weiland voerde waar de koeien graasden. De priester keek toevallig het pad op en zag daar een schouwspel dat het bloed in zijn aderen deed stollen. Het waren de benen van een man, zichtbaar tot de heupen, zonder hoofd of lichaam, die met flinke pas over het pad draafden. De brave priester was zeer ontsteld, maar hij was een moedig man en besloot, wat er ook gebeuren mocht, te blijven staan om nader kennis te maken met deze eigenaardige geestverschijning. Hij bleef dus staan en de verschijning zonder hoofd deed hetzelfde, alsof hij niet dichterbij durfde te komen.

    Toen de priester dat zag leidde hij zijn paard wat verder van de toegang tot het pad vandaan, waarop het spook weer verder liep. Al gauw kwam het de weg op en nu kreeg de priester gelegenheid het nauwkeurig te bestuderen. Het droeg een gele kniebroek van bukskin, bij de knieën strak dichtgebonden met groen band; het had kousen noch schoenen aan, en de benen, die waren bedekt met lange rode haren, zaten vol bloed en modder, vermoedelijk opgedaan tijdens de tocht door de stekelige heggen. Hoewel de priester zeer ontdaan was, wilde hij toch de verschijning graag aan een nader onderzoek onderwerpen en hij riep al zijn geestkracht te hulp om hem te durven aanspreken. De verschijning liep nu een eindje voor hem uit, in zijn gewone draftempo, en de priester zette zijn paard aan tot het hem had ingehaald en sprak hem vervolgens aan: "Hei daar, vriend! Wie ben je en waar ga je zo vroeg naartoe?"

    De afzichtelijke verschijning gaf geen antwoord, maar stiet een woest en onmenselijk gegrom uit: "Grrmm."

    "Een mooie ochtend om rond te spoken," zei de priester.

    Weer kwam er een "Grrmm" als antwoord.

    "Waarom zeg je niets?"

    "Grrmm."

    "Je schijnt niet erg spraakzaam te zijn vanochtend."

    Weer een "Grrmm".

    De brave man begon zich te ergeren aan het koppige stilzwijgen van het lugubere wezen en zei enigszins verhit: "In naam van alles wat heilig is beveel ik je mij te antwoorden. Wie ben je en waar ga je naartoe?"

    Weer klonk er een "Grrmm," luider en dreigender dan tevoren, als enige antwoord.

    "Misschien word je wat spraakzamer," zei de priester, "als ik je eens met de zweep laat kennis maken." En bij die woorden gaf hij met zijn karwats een harde klap op de broek van de geestverschijning.

    De geest stiet een woeste en naargeestige kreet uit en viel voorover op de weg, en tot zijn verbijstering zag de priester dat deze vol melk stroomde. Hij was met stomheid geslagen. Terwijl de melk aan alle kanten uit de geest bleef spuiten, begon het de priester te schemeren voor de ogen en werd hij door duizelingen overmand. Enige minuten was hij als verdoofd en toen hij bijkwam was de angstaanjagende geest verdwenen en in plaats daarvan zag hij, languit en half verdronken in de melk, de gedaante van Sarah Kennedy op de weg liggen. Deze oude vrouw was reeds lang in de omgeving berucht om haar heksenpraktijken en nu bleek dat zij met behulp van duivelse machten die monsterlijke gedaante had aangenomen om in alle vroegte de koeien van het dorp leeg te zuigen. Had er voor zijn ogen een vulkaanuitbarsting plaatsgevonden, dan had zijn verbijstering niet groter kunnen zijn. Nog enige tijd stond hij in stomme verbazing naar de oude vrouw te staren, die kreunend en krampachtig schokkend voor hem lag.

    "Sarah," sprak hij ten slotte, "hoe vaak heb ik je niet gemaand je af te keren van je boosaardige praktijken, maar je bleef doof voor mijn woorden, hoe ik ook aandrong. En nu, ellendige vrouw, ben je verrast tijdens je wandaden."

    "O eerwaarde, alstublieft," schreeuwde de ongelukkige vrouw, "kunt u niets doen om mij te redden? De hel staat voor mij open en er staan al legioenen duivels om mij heen te wachten om mij naar de verdoemenis te brengen."

    De priester had de kracht niet om te antwoorden; de pijnen van het ongelukkige schepsel werden heviger; haar lichaam zwol op tot immense afmetingen, haar ogen fonkelden als vurige kolen en haar gezicht was zwart als de nacht. Haar hele lichaam kronkelde zich in duizend bochten en haar kreten waren verschrikkelijk om aan te horen. Toen werd haar blik wazig, haar ogen vielen dicht en binnen enkele minuten gaf zij onder de afschuwelijkste martelingen de geest.

    De priester ging huiswaarts en klopte bij het eerstvolgende huisje aan om de vreemde gebeurtenissen te melden. Het stoffelijk overschot van Sarah Kennedy werd naar haar huisje gebracht, dat op enige afstand aan de rand van een klein bos stond. Ze had lange tijd in die streek gewoond, maar was een vreemde gebleven en niemand wist waar ze vandaan kwam. Ze had geen familie in het graafschap behalve één dochter, nu reeds op jaren, die bij haar inwoonde. Ze had één koe, maar verkocht naar men zei meer boter dan welke boer in de parochie ook, en er werd algemeen vermoed dat ze die verkreeg met behulp van duivelse machten, want ze maakte er nooit een geheim van dat ze zeer vertrouwd was met de praktijken van elfen en heksen. Zij verklaarde rooms katholiek te zijn, maar was nooit praktiserend lid van die kerk en daar een christelijke begrafenis haar werd ontzegd, werd haar stoffelijk overschot begraven in een zandgroeve in de buurt van haar eigen huisje.

    Op de avond van haar begrafenis kwamen de dorpelingen bijeen en brandden haar woning tot de grond toe af. Haar dochter vluchtte weg en is nooit teruggekeerd.


                                             * * * EINDE * * *
    Bron : - "Ierse elfenverhalen en andere volksvertellingen uit Ierland" samengesteld en ingeleid door W.B. Yeats.
                Uitgeverij Sirius en Siderius, Den Haag, 1983. ISBN: 90-644-10208
                - www.beleven.org

    05-06-2011 om 00:22 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:heksen
    » Reageer (2)
    04-06-2011
    nieuwsgierig héCilie de Nevelhekse
    Cilie de Nevelhekse
    - Een Hoogeveense sage over de Drentse Romeo en Julia -
    Rond 1700 woont er nabij Hollandsche Veld - een dorpje vlakbij Hoogeveen - een schutmeester die De Stroeve wordt genoemd. Hij is verantwoordelijk voor het stuwen van het water in het Riegmeer en de omliggende vaarten. Het volk is bang voor hem; hij is moeilijk in de omgang en men beweert dat hij aan 'zwarte kunst' doet.

    De schutmeester woont samen met zijn oude huishoudster en zijn pleegdochter Cilie. Het meisje heeft een mooie stem en zingt ze de prachtigste liedjes die de bewoners en de schippers betoveren. Over haar afkomst wordt geheimzinnig gedaan. Ze zou het bastaardkind zijn van een Surinaamse slaaf en de vrouw van een plantage eigenaar. Volgens de bevolking wijst alles erop dat Cilie een heks is...

    Tijdens een warme zomer logeert bij de familie Bentinck in Hoogeveen een adellijke jonge arts, Allard genaamd. Hij is uit Den Haag gekomen en gebruikt deze zomer om nieuwe levenslust op te doen in de natuur. Wanneer hij op een dag buiten is wordt hij aangetrokken tot het Riegmeer. Hij probeert het te bereiken via een door kreupelhout omzoomd dijkje. Dan hoort hij een prachtige zangstem: een reine en zuivere stem van een jong meisje dat hem verder en verder lokt, tot achter de woning van De Stroeve, waar hij met ingehouden adem blijft staan luisteren en kijken...

    Plotseling klinkt er een vreselijke schreeuw. Marije, een meisje uit Hollandsche Veld, blijkt gebeten door een adder en Allard snelt toe. Als arts weet hij wat hem te doen staat: hij pakt zijn pennenmesje, opent de wond en bindt de ledemaat af met zijn zakdoek. Maar de gedachten aan de stem en de verschijning van het wonderschone meisje laten hem niet los... Hij vraagt aan iedereen hem iets over Cilie te vertellen. De mensen zeggen echter dat ze vanwege haar neiging om in de ochtend- en avondschemering de velden in te trekken 'Nevelhekse' wordt genoemd. Hij blijft er over praten en het lijkt wel of Allard 'betjoend' is door haar gezang, dat hij in haar macht is...

    De volgende dag brengt Allard een bezoek aan de zieke Marije. Haar moeder is woedend: "Als Marije komt te steven," zo gilt ze, "dan zal die Nevelhekse haar volgen! Haar gezang heeft zowel Marije als de adder behekst!" Allard schrikt en gaat naar het huis van De Stroeve om hem en Cilie te waarschuwen. De man is niet thuis, maar hij heeft wel een tweede ontmoeting met het meisje. Haar onschuld en puurheid laten hem in een hevige verliefdheid ontbranden... Hij kiest er echter voor zijn liefde voor Cilie te onderdrukken. Hij is van adel en hoe zullen zijn ouders reageren als hij met zo'n heidinnetje thuis zou komen? Bovendien heeft zijn moeder al een huwelijk geregeld met een adellijke dochter van een van haar Haagse vriendinnen.

    Wanneer hij enige tijd later langs het kerkhof loopt, is de koster bezig met het graven van een graf. Tot zijn grote schrik wordt hem door de man verteld dat het graf bestemd is voor Marije. Ze is dood! Tijdens haar begrafenis wordt het volk opgezweept in de strijd tegen het boze. "Marije stierf onder een vloek van een heks en de heks zal moeten boeten," zo fluisteren de mensen op weg naar huis.

    Een paar dagen later ondergaat Cilie haar lot. Ze wordt uitgescholden, geslagen en bijna door Marije's moeder gewurgd. Ze wordt door haar in het Riegmeer gegooid, maar net op dat moment komt Allard uit de struiken tevoorschijn en springt hij Cilie na en lukt het hem haar te redden van de verdrinkingsdood. Na deze gebeurtenis hebben Allard en Cilie dagelijks contact. Hun vriendschap groeit en Cilie vertelt hem haar eigen levensverhaal. Volgens haar is ze een kind uit een adellijk huis, een dochter van een Franse edelman.

    Wanneer zijn moeder hoort van Allards' vriendschap met het meisje en haar slechte reputatie verneemt, wordt hij gedwongen terug te keren naar Den Haag. Hij neemt afscheid van een betraande Cilie en belooft haar snel te zullen terugkeren en haar te zullen schrijven. Zijn brieven worden echter achtergehouden door De Stroeve en Cilie raakt langzaam maar zeker wanhopig en ten einde raad. Ze gaat zelfs bij de familie Bentick in Hoogeveen naar Allard vragen, maar ze wordt alleen maar uitgelachen en beschimpt. Op de weg naar huis wordt ze bovendien nog met stenen bekogeld en uitgescholden door een krijsende menigte.

    Vier dagen later wordt De Stroeve midden in de nacht wakker door het geluid van een waterval. Als hij gaat kijken blijkt het schut open te staan, waardoor het water zich met donderend geraas in de brede sloot stort. Hij vindt geen spoor van Cilie. Ze is verdwenen. Ze heeft het schuthuis in weer en wind verlaten in haar nachtkleding.

    De Stroeve vervalt in driftbuien en gewetenswroeging. Drie dagen na haar verdwijning meldt hij zich bij politie en bekent een drievoudige moord. Zijn echte naam is Martin Balringe. Hij is slavendrijver geweest op een Surinaamse plantage. Daar werd Cilie geboren, als dochter van zijn meester, de markies De Cosse. Martin lokte een opstand uit, doodde de markies en vertrouwde Cilie toe aan een tante. Deze vroeg kort voor haar dood het meisje naar Nederland te brengen, naar haar familie in Amsterdam. Martin ging echter rechtstreeks naar het Hollandsche Veld, geld en juwelen met zich meenemend.

    Jonker Allard komt drie dagen na Cilie's verdwijning naar Hoogeveen. Vergeefs doorkruist hij de velden, in de hoop dat Cilie zich ergens verschuilt. Op zoek naar haar lijk laat hij in alle plassen vissen. Ze wordt niet gevonden. Allard legt zijn oor te luister bij de bevolking, maar het enige wat hij verneemt is roddel en achterklap. Allard is uiteindelijk weer naar Den Haag gegaan, maar niet voor lang. In de loop van 1706, het jaar van Cilie's verdwijnen, maakt hij de eerste van een serie lange reizen. Men zegt dat hij dat deed in de hoop afleiding te vinden voor zijn zielsverdriet...


                                             * * * EINDE * * *
    Bron : - "Het ware, maar o zo verdrietige verhaal van Cilie de Cosse, bijgenaamd NEVELHEKSE en jonker Allard, zoals dit tot ons kwam via Albert Steenbergen"
                Bewerkt door Albert Metselaar, Hoogeveen.
                - www.beleven.org

    04-06-2011 om 00:16 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:heksen
    » Reageer (2)
    16-05-2011
    nieuwsgierig héHoefijzers aan handen en voeten
    Hoefijzers aan handen en voeten
    - Een Limburgs heksenverhaal over het berijden van de nachtmerrie -
    Op de Abtstraat te Maastricht woonde eens een vrouw, die met de dag magerder werd. Van een dokter wilde zij niet meer weten; die kon haar toch niet helpen, beweerde ze. Zij durfde, naar het scheen, niet goed te zeggen, wat haar mankeerde; het werd echter op het laatst zo erg met haar, dat haar man nog eens bij haar aandrong: "Maar zeg mij nu in Gods naam toch eens, wat je denkt, dat je scheelt? Je teert met de dag meer en meer uit."

    "Och," klaagde de vrouw, "ik zal het je dit keer zeggen. Iedere nacht komt er een vrouwspersoon bij mij aan het bed, dat werpt mij een toom over het hoofd en in hetzelfde ogenblik verander ik in een paard en dan rijdt dat vrouwspersoon op mij rond, tot aan het klaren van de morgen. Kan ik op die manier wel dik worden?"

    Nu begreep de man, waarom hij 's nachts wel eens dat hinniken en snuiven en dat schuren van hoeven over de vloer had gehoord. Hij had altijd gemeend, dat te hebben gedroomd, te meer, daar hij vroeger bij de huzaren had gediend en die geluiden dus aan zijn herinneringen van den dienst toeschreef. Hij wist geen raad en was al van plan er een geestelijke bij te halen, toen hij toevallig met iemand over het geval te spreken kwam. Deze ried hem, 's nachts eens - onder een of ander voorwendsel - van plaats te verwisselen met zijn vrouw. Hij moest dan proberen zich goed wakker te houden, anders zou hij zelf het kind van de rekening worden. Wanneer er dan wat voor het bed kwam en probeerde hem iets over het hoofd te gooien, moest hij vlugger zijn, dat voorwerp grijpen en dadelijk werpen over het hoofd van datgene, wat hem dat wilde aandoen. Dan zou zich wel een paard vertonen. "Houdt dat goed bij de toom vast en waar jij vroeger gereden hebt, rijdt jij het eens een nacht duchtig af en ga er dan mee naar de hoefsmid, om het te laten beslaan. Dan zul je naderhand wel merken, wie je dat alles aandoet."

    De man volgde die raad op en wist zijn vrouw te bepraten een nacht van plaats te verwisselen. Hij lag nu voor en zij achter. Omstreeks elf uur werd de deur van de slaapkamer voorzichtig geopend en trad en een wijf binnen met een toom in de handen. Zij sloop naar het bed en probeerde degene, die voor lag, de toom over het hoofd te werpen; maar deze, dit keer niet lui, greep vlug die toom en wierp hem over het wijf, dat dadelijk als een flinke, grauwe merrie voor hem stond. "Zo, beestje," zei de man, "nu zal ik op jou eens proberen of ik het rijden nog niet verleerd heb. Je bent nu lang genoeg ruiter geweest!"

    Hij leidde het paard tot op de straat, sprong er op en bereed het, tot de morgen begon te schemeren. Toen klopte hij bij een hoefsmid aan en liet de merrie vier hoefijzers stevig onder de poten slaan. Daarna leidde hij het paard weer naar huis. Toen hij zijn vrouw wilde roepen om haar ook eens haar plaaggeest te laten zien, liet hij, vergetend wat zijn raadsman hem zo op het hart had gedrukt, even de teugels los; terstond sprong het beest weg en was verdwenen, eer hij er zich goed en wel rekenschap van had kunnen geven.

    Nu woonde er in dezelfde straat een andere vrouw, die geen goede naam had en die altijd ruzie met de zijne had. Die vrouw vertoonde zich die dag niet. Dat viel zoveel te meer op, waar zij anders altijd te kletsen stond en de bewoners van de buurt heimelijk tegen elkaar ophitste. Ook de volgende dag werd zij niet gezien. Toen men haar ook de derde dag nog miste, werd de politie er bij gehaald en deed deze de deur openbreken.

    Men vond het wijf ziek te bed liggen, steunende van pijn. Dat kwam de man van de vrouw, die altijd door dat paard geplaagd werd, erg verdacht voor. Hij deed of hij erg met de zieke begaan was, stak haar de hand toe en vroeg schijnbaar deelnemend, hoe zij het maakte. "Slecht! Slecht!" antwoordde de vrouw, maar zij nam de toegestoken hand niet aan. "Wat?" vroeg de man of hij er erg geraakt over was, "ben ik geen hand waard, dat gij ze niet aanneemt?" en meteen reet hij het wijf de dekens af; hij meende nu wel zeker te zijn van zijn zaak.

    Zo was het ook, want allen zagen het nu: het wijf lag daar met stevige hoefijzers aan handen en voeten. Men wist genoeg.

    Later is de vrouw, na zich, tijdens een zware ziekte en op de rand van het graf zijnde, te hebben bekeerd, echter door een priester verlost.


                                             * * * EINDE * * *
    Bron : - "Limburgs sagenboek" door Pierre Kemp.
                Gebrs. van Aelst. Maastricht, 1925.
                - www.beleven.org

    16-05-2011 om 00:03 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:heksen
    » Reageer (4)
    05-03-2011
    nieuwsgierig héHet zieke been
    Het zieke been
    - Een sage uit Gulpen over dansende heksen in de nacht -
    Te Gulpen had een jongeman verkering met een meisje dat de naam had een heks te zijn. De ouders van de jongeman waren er zeer tegen dat hij omgang met haar had, en drongen zo lang bij hem aan, dat hij de verkering verbrak.

    Op zekere dag was hij naar de kermis in een naburig dorp gegaan. Laat in de nacht, tussen twaalf en een, kwam hij naar huis en moest daarbij over een weide. De volle maan scheen helder; het leek wel dag. Onder een groep bomen hoorde hij muziek en dans.

    "Daar moet ik bij zijn," dacht hij in zijn kermisstemming. Hij ging eropaf en toen hij naderbij kwam, zag hij dat daar verscheidene jonge meisjes aan het dansen waren.

    "Joechhei!" riepen de meisjes toen ze hem zagen. Zij nodigden hem uit met hen te dansen en zij gaven hem ook een beker wijn, die hij op hun gezondheid moest ledigen.

    Daarna koos hij zich onder de meisjes er een uit, die hem het meest beviel en danste met haar mee in de kring.

    Toen hij met haar een poosje gedanst had, kwam een van de andere meisjes naar hem toe en spuwde hem de hele tijd in het gelaat. Hij trok zich daar niets van aan en danste, en dronk uit de beker die telkens voor hem werd gevuld.

    Terwijl zij echter zo aan het dansen waren, nieste een van de meisjes. "God zegene u!" riep de jongeman haar toe, maar toen hij dit zei, was alles plotseling verdwenen, behalve de beker die hij nog in zijn hand hield.

    Hij troostte zich al gauw over het verlies van zijn schone danseres, denkende, je hebt toch in ieder geval de beker, en ging naar huis. Onderweg sprong hem de gehele tijd een zwarte kat tussen de benen. Zij legde het er maar op aan, hem te doen struikelen.

    Toen hij thuiskwam, vroeg zijn moeder hem al dadelijk: "Wat heb je daar voor een vies ding in de hand!"

    "Wel, dat is een beker, die hebben de meisjes met wie ik heb gedanst, mij gegeven!"

    "Ben je gek, jongen! Kijk eens goed!"

    De jongeman keek en zag nu, evenals zijn moeder het had gezien, dat hij niet een beker, maar een paardenpoot in de hand hield. Zijn moeder gebood hem, die paardenpoot dadelijk op de mestvaalt te werpen. Dat deed hij.

    De volgende morgen voelde hij zich echter niet wel en klaagde hij over pijn in het linkerbeen. Dat werd al erger en erger. Een dokter werd erbij gehaald, maar deze kon niets aan het been merken. Een tweede dokter, eveneens geroepen, verklaarde hetzelfde. En zo moest de jongeman geruime tijd het bed houden.

    Daar de toestand niet veranderde en duren bleef, meende de moeder, ten einde raad, dat er iets achter schuilde. Daarom stelde zij haar jongen voor, zijn vroegere liefje eens bij hem te laten komen. De jongen was daar echter niet erg over te spreken en hij was ook bang een weigerachtig antwoord te krijgen. Van de andere kant was hij er nog altijd niet van overtuigd dat zij een heks zou wezen, en daarom liet hij haar roepen.

    Het meisje kwam en om toch wat te zeggen, vroeg de jongen haar, waarom zij hem nog niet eens had bezocht. Zij moest toch wel weten dat hij ziek was. "Nee, daar heb ik niets van geweten!" antwoordde zij. Hij vertelde haar toen alleen iets over het been en verzweeg de nachtelijke ontmoeting met de danseres.

    Zij vroeg hem, het been eens te mogen zien. Hij voldeed aan haar verzoek; nauwelijks had zij het been gezien of zij zei, terwijl zij er een naald uittrok: "Domme ezels, jij en de dokters, heeft nu geen van jullie drieën kunnen zien, dat er een naald in je been stak!"

    Nadat zij de naald er uit getrokken had, was het been ineens genezen. Zij had intussen bewezen, wel degelijk een heks te zijn; de jongen wilde sindsdien niets meer van haar weten. Hij had nu het bewijs dat zijn ouders gelijk hadden.


                                             * * * EINDE * * *
    Bron : - "Limburgs sagenboek" door Pierre Kemp. Gebrs. van Aelst. Maastricht, 1925.
                - www.beleven.org

    05-03-2011 om 00:11 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:heksen
    » Reageer (6)
    30-01-2011
    nieuwsgierig héDe granaatappels(slot)
    De granaatappels (slot)
    - Een Italiaans sprookje over een sombere jongen en een heks -
    De twee meisjes vertelden dat er een koningszoon langs was gekomen die Caterina had verlost. Daarop werd de oude heks zo ziedend, dat ze onmiddellijk de achtervolging inzette. Caterina was een schrander kind en had allang in de gaten dat ze achterna werden gezeten door de oude kol. Toen ze de heks dichterbij zag komen, wierp ze de walnoot weg. Op de plek waar de noot viel verrees prompt een kapel, terwijl het meisje in een priester veranderde en de prins in een geestelijke.

    De oude vrouw ging de kapel binnen.

    "Hebt u een meisje en een jongeling langs zien lopen?"

    "U wenst?" antwoordde de geestelijke. "Wilt u misschien de mis bijwonen? De klokken luiden al."

    "Onzin! Ik wil alleen maar weten of u een meisje en een jongeling hebt gezien," zei de oude heks.

    "Wilt u de zegen ontvangen? Het zal u goed doen. Of wilt u misschien biechten?"

    De geestelijke maakte de oude heks zo in de war, dat ze vertrok. Het meisje en de prins stapten weer in de koets en reden door. De oude vrouw keerde terug naar de twee meisjes.

    Toen ze zag dat het derde meisje ook de hazelnoot had meegenomen die ze voor haar had moeten bewaren, gaf de oude kol een gil van verbijstering en riep: "Heilige Maria! Heeft Caterina ook de hazelnoot meegenomen?"

    "Natuurlijk," antwoordden de twee meisjes.

    Opnieuw zette de oude vrouw de achtervolging in. Toen ze op het punt stond om Caterina in te halen, gooide Caterina de hazelnoot weg. Op de plek waar de hazelnoot was terechtgekomen, schoot een prachtige tuin uit de grond. Caterina was in een tuinierster veranderd en de prins in een tuinder.

    "Hebt u misschien een meisje en een jongeling gezien?" vroeg de heks aan de tuinierster.

    "U wenst?" zei de tuinierster. "Wilt u een bos rozen? Ik kan ze meteen voor u plukken."

    "Rozen, onzin! Ik wil..."

    "Nu weet ik het. U wilt een bos acaciabloemen. Ik haal ze wel even..."

    Kortom, ook de tuinierster maakte de oude heks zo in de war, dat ze rechtsomkeer maakte en de twee hun reis voort konden zetten. De oude vrouw wilde van de twee meisjes weten: "Heeft Caterina ook de amandel meegenomen?"

    "Ja, ze heeft alles meegenomen, zelfs het toverzweepje."

    "O jee, wat ben ik stom. Als ik haar te pakken krijg, dan zwaait er wat!"

    En weer begon ze te rennen. Ze rende zo hard ze kon en omdat ze een heks was, haalde ze Caterina natuurlijk spoedig in. Maar Caterina was niet dom en zodra ze de oude tovenares aan zag komen, wierp ze de amandel weg. Plotsklaps verscheen er een woeste rivier die net als andere rivieren vol water was. Maar zodra iemand een voet in het water zette, werd hem de pas afgesneden, want het water van deze rivier was zo scherp als een mes. De heks kon dus niet verder. Uiteindelijk besloot ze het toch te wagen en sprong in het water. Het duurde niet lang of ze was in kleine stukjes gesneden. Zo was het water haar dood geworden. De rivier verdween zoals hij was gekomen en de betoveringen verloren hun kracht. De prins keerde met Caterina terug om de andere meisjes op te halen en samen reden ze naar het paleis.

    De prins huwde met Caterina, de jongste van de drie meisjes, en huwelijkte de andere meisjes uit aan twee prinsen. Zo werd een zwaarmoedige prins toch nog vrolijk.


                                             * * * EINDE * * *
    Bron : - "Heksensprookjes. Sagen, sprookjes en mythen over magische vrouwen" vertaald door Gerrit J. ten Bloemendaal.
                Elmar, Rijswijk, 2003. ISBN: 90-389-1428-8
                - www.beleven.org

    30-01-2011 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:heksen
    » Reageer (12)
    29-01-2011
    nieuwsgierig héDe granaatappels
    De granaatappels
    - Een Italiaans sprookje over een sombere jongen en een heks -
    Een koning had een zwaarmoedige zoon. Was hij niet depressief, dan was hij wel gedeprimeerd. Hoe dan ook, nog nooit had iemand hem zien lachen. Eigenlijk kon hij nergens om lachen; geen vermaak, geen afleiding vond hij de moeite waard. De koning wist zich allang geen raad meer. Om zijn zoon aan het lachen te krijgen had hij al van alles geprobeerd. Er waren tovenaars aan het hof verschenen, de beste en beroemdste artsen uit alle delen van de wereld hadden de zoon onderzocht en adviezen gegeven, talloze hofnarren hadden hun kunsten vertoond.

    Op zekere dag had de koning toch nog een idee: op het plein voor het paleis liet hij drie klaterende fonteinen aanleggen: één met wijn, één met olie en één met azijn. Hij nodigde de mensen in de stad uit om te komen halen wat ze konden gebruiken. En dat gebeurde ook. De mensen dromden naar het plein en haalden wat ze konden krijgen. Er werd geduwd en geslagen. Het leek wel een gekkenhuis. De mensen waren door het dolle heen.

    De prins bekeek het tafereel door een raam van het paleis zonder een spier van zijn gezicht te vertrekken. Zeven dagen later waren de voorraden vrijwel op. Alleen de oliefontein druppelde nog wat toen een oud vrouwtje met een grote fles kwam aanzetten. Ze liet de fles druppeltje voor druppeltje vollopen Maar omdat het nogal lang duurde en ze al die tijd in een ongemakkelijke houding moest staan, begon ze ongeduldig te worden. De prins, die nog steeds uit het raam stond te kijken, nam een steen, wachtte tot de fles van het vrouwtje bijna vol was en mikte toen zo precies dat de fles uiteenspatte.

    Hij lachte zich kapot.

    Het oude vrouwtje werd woedend op hem en zei: "Ha! Je bent het lachen dus toch nog niet verleerd, vlegel dat je bent. Maar weet wel dat je nooit gelukkig zult zijn zonder een meisje van melk en bloed."

    Deze woorden maakten de prins zwaarmoediger dan ooit. Hij zei tegen zijn vader dat hij de wereld in wilde trekken om een meisje te vinden van melk en bloed. Met een gevulde beurs trok hij eropuit. Hij wandelde en wandelde, zag veel steden en veel landen, maar het meisje dat hij zocht, vond hij niet.

    Op zekere ochtend kwam hij in een bos. Het bleek zo ongelooflijk groot dat de koningszoon dagenlang liep zonder iemand tegen te komen. Lopen maakt dorstig, maar nergens was water te vinden. Er was zelfs geen huis waar hij om water had kunnen aankloppen. Hij besloot erbij te gaan zitten, want hij was te moe om nog door te lopen. Nadat hij enigszins was uitgerust, zag hij opeens een boom met drie granaatappels. Ha, dacht de prins, daar lust ik er wel een van: een appeltje tegen de dorst!

    Hij plukte een appel, sneed hem door en ziedaar, er sprong een meisje uit. Wit en rood van melk en bloed. De prins zei tegen haar:"Ga je met me mee en wil je bij me blijven?"

    "Heb je te eten en te drinken voor mij?"

    "Nee."

    "Dan blijf ik niet bij jou."

    Ze keerde terug in de granaatappel en de appel verdween tussen de bladeren. De prins plukte een andere appel, sneed hem door en ook dit keer sprong er een meisje uit. Ook zij vroeg aan hem of hij te eten en te drinken had, en ook dit keer moest hij nee verkopen. Net als het eerste meisje wilde ook dit meisje niet bij de prins blijven. Vervolgens plukte hij de derde appel. Alweer kwam er een meisje uit van melk en bloed, maar dit keer beantwoordde hij haar vraag met ja.

    "Dan blijf ik bij jou," zei het meisje.

    Ze vertelde dat ze was betoverd door een boze tovenares die alle meisjes in granaatappels had opgesloten. Ze hadden een toverzweepje, een hazelnoot, een amandel en een walnoot voor de heks moeten bewaren, wat haar nu goed van pas kwam. Ze sloeg met het zweepje en sprak: "Geef me een koets met paarden." En meteen verscheen er een prachtige koets met vier witte paarden ervoor. Het meisje en de prins stapten in en reden weg. De heks, een oude vrouw, keerde even later bij de boom terug en zag dat er nog maar twee granaatappels aan hingen. Ze liet de twee andere meisjes eruit en vroeg heel grimmig: "Waar is Caterina?"


                                        * * * wordt vervolgd * * *
    Bron : - "Heksensprookjes. Sagen, sprookjes en mythen over magische vrouwen" vertaald door Gerrit J. ten Bloemendaal.
                Elmar, Rijswijk, 2003. ISBN: 90-389-1428-8
                - www.beleven.org

    29-01-2011 om 00:56 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:heksen
    » Reageer (5)
    30-12-2010
    nieuwsgierig héAkkes-Kil
    Akkes-Kil
    - Een heksenverhaal uit de Waddeneilanden -
    Akkes-Kil was een echte heks en ze woonde in het dorpje de Waal op Texel.
    Ze was beslist niet zo goedaardig als de Sommeltjes van de Sommeltjesberg.
    Ze wachtte lang niet altijd tot het avond was voor ze te voorschijn kwam om haar nare streken uit te halen, hoewel ze zich in het nachtelijk donker, als de wind de takken van de bomen deed kreunen, wel op haar best voelde.

    Ze had de gewoonte om over haar onderdeurtje te hangen, zo'n groen half deurtje met zo'n mooie koperen klink eraan.
    Dat deurtje en die klink zagen er onschuldig genoeg uit, maar als je Akkes-Kil zag, wist je meteen dat iets loos was.

    Ze stond daar zoals heksen wel vaker doen, haar armen over elkaar en haar scherpe neus vooruitgestoken.
    Ze had een paar ogen boven die enorme neus die je niet gewoon aankeken, nee, die keken dwars door je heen.
    Naast haar zaten altijd twee witte katten op het randje van de onderdeur, elk aan een zijde.
    Die katten hadden ogen om bang van te worden en ze zetten kromme ruggen en dikke staarten om van te griezelen.
    Wanneer er dan per ongeluk iemand langskwam, begon Akkes-Kil haar kunsten te vertonen.
    Ze keek de ongelukkige scherp aan met haar heksenogen en als hij zo bang was dat zijn benen trilden, begon ze hem te bekogelen met de loden gewichten van haar klok.
    Van die grote gewichten zoals ze aan een staande Friese klok hingen, dus dat kwam hard aan.

    Nee Akkes-Kil was beslist een hele slechte heks.


                                             * * * EINDE * * *
    Bron : - Uit Verhalen van de Waddeneilanden, uitg. HMP Voila 2002

    30-12-2010 om 00:06 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:heksen
    » Reageer (13)
    15-12-2010
    nieuwsgierig héDe behekste schapen
    De behekste schapen
    - Een Tiels volksverhaal over een gekke schapenziekte -
    In 1845 leefde er in de buurt van Tiel een familie die veel schapen bezat. Op een dag brak er echter onder de schapen een ziekte uit en wel zo eigenaardig dat ook de veearts er geen raad mee wist. Als een schaap die ziekte kreeg dan ging het op z'n achterste zitten, draaide de voorpoten in het rond en bleef zo spelen tot het dood in het hok neerviel.

    De familie, die leefde van de schapenfokkerij, had zo al heel wat schapen verloren en men was ten einde raad. De man des huizes ging op een morgen naar de markt en zei: "Ik kom niet eerder terug voordat ik raad weet."

    Met gebogen hoofd liep hij die maandag over de markt en hij piekerde zich suf over die vreemde ziekte onder zijn schapen. "Wel Kobus, wat scheelt eraan?" hoorde hij opeens. "Je kijkt zo treurig. Kan ik je soms helpen?"

    "Ach man," zei de schapenfokker, "of ik nu vertel wat er aan de hand is of niet; het helpt toch niet."

    "Ken je me niet?" vroeg de ander.

    "Nee, jij noemt mij wel bij m'n naam, maar ik ken je niet."

    "Als ik je mijn naam zou noemen, dan zou je me wel kennen. Maar kom, vertel nou toch es wat er aan de hand is. Misschien kan ik je helpen."

    En toen vertelde Kobus van die vreemde ziekte waarbij zijn schapen op hun achterste gingen zitten en net zo lang met de voorpoten speelden tot ze er dood bij neervielen. "Zo," zei de man, "en waar heb je die dooie schapen gelaten?"

    "Nou, begraven natuurlijk. Wat moet ik er anders mee doen?"

    "Ik had ze maar opgegeten als ik jou was, want die schapen waren er gezonder aan toe dan jij. Maar luister es Kobus, komt er bij jou niet iedere dag een buurvrouw die vraagt hoe het met de schapen gaat en of ze nog niet beter worden?"

    "Ja man, dat mens komt iedere dag."

    Toen gaf de vreemde man Kobus een goede raad. Kobus moest zo snel mogelijk naar huis toe gaan en als daar weer een dood schaap was dan moest hij het hart en de lever eruit halen en dat in een pot doen. Dan moesten de ramen en de deuren worden gesloten. Zelfs het sleutelgat moest dicht zijn. Geen gaatje mocht er open blijven.

    Toen Kobus thuiskwam vertelde hij het hele verhaal aan zijn vrouw. "Stook het vuur in de haard maar goed op voor die pot," zei Kobus, "een man heeft mij gezegd dat de schapen zijn betoverd. We moeten alles goed afsluiten en dan zal de heks wel komen."

    Driftig als hij was zette Kobus alvast een riek en een bijl klaar. Toen de pot echter net boven het vuur hing viel de heks op de pot en terwijl ze met beide handen op de pot sloeg zei ze: "Mijn God, Kobus, wat doe je nou?" Kobus schrok geweldig en in zijn schrik liet hij de heks ontsnappen. Kobus' schapen werden echter weer gezond en ze hebben nooit meer last gehad van die vreemde ziekte. De buurvrouw heeft hij nooit meer binnen gelaten, hoewel ze nog dikwijls langs zijn huis kwam.


                                             * * * EINDE * * *
    Bron : - "Spokerijen in Gelderland. Verhalen over reuzen, heksen, witte juffers, weerwolven, ridders en jonkvrouwen uit de 'Geldersche Volks-Almanak' van 1835 tot 1904, 1942 en 1947" opnieuw verzameld en bewerkt door Ria Lissenberg-Hörter. Europese Bibliotheek, Zaltbommel, 1974.
                - www.beleven.com

    15-12-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:heksen
    » Reageer (10)
    05-09-2010
    nieuwsgierig héHeksen op de koffie
    Heksen op de koffie
    - Een grappig verhaaltje over heksen die bij een schrijver verhaal komen halen -
    Meneer Mijermans was schrijver. Hij schreef al heel lang verhalen over heksen en kabouters. Iedereen was dol op zijn verhalen. Zijn grootste fan was nog wel zijn poes, Wips. Meneer Mijermans las, als hij een verhaal af had, altijd zijn verhaal voor aan Wips. Wips wist zeker dat meneer Mijermans geen leugens schreef. Hij moest het wel zelf gezien hebben, want hij wist altijd alle details. Wips was trots op zijn baas. Want niet veel poezen hebben een baas die heksen en kabouters kent!

    Op een avond lag Wips lekker in zijn mandje. Mijermans zat te schrijven. Ineens werd er op de deur geklopt. Nog voor Mijermans kon opstaan om open te doen, vloog de deur open en stonden er ineens twee kleine heksen in de kamer. Ze hadden een bezem onder hun armen.

    Meneer Mijermans trok wit weg in zijn gezicht. De heksen zeiden: "We willen eens even zeggen dat we het zat zijn dat jij zoveel onzin over ons vertelt! Al die verhalen, die slaan helemaal nergens op!" Wat was de schrijver bang. Hij kroop onder een tafel. "Ga weg, ga toch weg!" riep hij bang.

    Nu snapte Wips wat er aan de hand was. Zijn baas wist helemaal niks over heksen en kabouters. Hij had het allemaal verzonnen. En nu waren de heksen natuurlijk boos geworden!

    De heksen gingen nog niet weg en om meneer Mijermans nog een beetje extra te pesten kropen bij hem onder de tafel. "Gezellig hè, Jutta, zo met zijn allen onder de tafel?" zei de ene heks tegen de andere. "Nou, dan moet meneer wel luisteren. Zullen we nu maar beginnen dan Julla?" - "Begin jij dan maar, dan ga ik even een kopje koffie zetten in de keuken. Ik heb wel dorst gekregen van dat vliegen!"

    Jutta kroop onder de tafel vandaan en Julla ging meneer Mijermans vertellen wat allemaal niet waar was. "We eten geen spinneweb-pannenkoek en zeker eten we geen jonge lammetjes! Hoe kom je er toch bij. We dansen op feesten nooit de heksenpolka, maar de heksenwals. Dus dat wil ik ook nooit meer in één van je boeken zien!" Toen kwam Jutta uit de keuken terug. "Hij heeft niet eens keutelbonenkoffie, alleen maar gewone. Die lust ik niet!"zei ze een beetje verontwaardigd. Ze kroop, zonder koffie, weer onder de tafel. Om meneer Mijermans nog een beetje te pesten trokken ze om beurten aan zijn benen, zijn armen en zijn haar. Meneer Mijermans was nog nooit zo bang geweest.

    Wips de poes zag alles vanuit zijn mandje. Hij zag best dat de heksen helemaal niet gemeen waren. Hij snapte niet dat meneer Mijermans zo bang was.

    Opeens schoot meneer Mijermans onder de tafel vandaan en kroop onder de bank. De heksen moesten heel hard lachen, omdat ze nog nooit zo'n bang mens hadden gezien. "Mijermans, we gaan zo weg hoor," zei Julla, terwijl ze samen met Julla onder de tafel vandaan kwamen en onder de bank kropen, lekker dicht tegen meneer Mijermans aan. "Maar eerst moeten we nog even zeker weten dat je niet nog meer onzin gaat vertellen!" Mijermans stamelde dat hij dat beloofde. De heksen waren tevreden en lachend kropen ze onder de bank vandaan. Ze pakten hun bezems en weg waren ze.

    Wips kroop onder de bank, waar meneer Mijermans nog steeds lag te bibberen van angst. "Goh, wat moet je nou gaan schrijven?" vroeg Wips aan zijn baas. "Wips, kun je praten?" vroeg Mijermans verbaasd. Dat had hij niet geweten. "Weet je wat," zei Wips, "als je nu eens poezenverhalen ging schrijven, dan kan ik je mooi helpen." Dat was een reuze goed idee.

    Vanaf toen maakte Mijermans de mooiste poezenverhalen. De heksen waren er ook blij mee. Ze zijn in elk geval nooit meer op de koffie geweest.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : - www.beleven.com

    05-09-2010 om 00:23 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:heksen
    » Reageer (6)
    28-07-2010
    nieuwsgierig héDe motketel van Schokland
    De motketel van Schokland
    - Een heksenverhaal over het voormalige eiland in de Zuiderzee -
    Midden in het vlakke polderlandschap lijkt Schokland zo'n onschuldig streepje land. Maar schijn bedriegt. Vroeger waren hier bijeenkomsten van heksen en tovenaars die rond de Zuiderzee huisden. Op een van de punten van het vroegere eiland stookten zij dan de motketel op een hels vuur. Zodra het begon te pruttelen en te dampen, dansten de heksen hun spookachtige heksendansen rond de motketel. Heel wat schippers hebben tijdens stormachtige nachten heksen naar hun verzamelplaats zien vliegen, met wapperende haren en gezeten op hun bezemsteel.

    De eilandbewoners, de Schokkers, kwamen dan niet buiten. Ze sloten ramen en deuren en gingen vroeg naar bed. Toch waren ze ook binnen niet altijd veilig. Maar al te vaak kwam het voor dat ineens een vreemd heerschap bij hun haard zat, om even later net zo plotseling te verdwijnen als hij gekomen was. Zo'n kerel was natuurlijk een tovenaar, op weg naar de motketel.

    In zulke nachten, als de volle maan achter wolkenflarden kroop, verscheen er ook vaak een spookschip boven Schokland. Met bolle zeilen voer het tegen de wind in door de stormluchten. En iedereen wist wat dat betekende: ergens op de Zuiderzee verging er nu een schip. De heksen dansten dan nog wilder rond de motketel en zongen er hun afgrijselijke liederen bij.

    Tijdens zo'n stormnacht was Berend, een jonge Schokker, bij zijn meisje geweest. Ze hadden de avond in haar kamertje doorgebracht, maar omdat hij vroeg op moest besloot hij toch maar op huis aan te gaan. Dat beviel het meisje natuurlijk niet. Ze had haar vrijer veel liever in haar warme bed gehouden.

    "Blijf toch hier," smeekte ze hem."Hoor je de wind dan niet gieren, hoor je de zee niet brullen? Nu dansen de heksen rond de motketel! Blijf hier, het is buiten veel te gevaarlijk."

    "Ik kom er wel doorheen," lachte haar vrijer. Hij gaf haar een zoen op de wang dat het klapte en ging de deur uit.

    "Kom niet op de punt!" riep het meisje hem nog na, maar die waarschuwing ging verloren in het lawaai van de storm.

    Voort stapte Berend, zijn muts diep over de oren getrokken. Op land kon hem niets gebeuren, op zee lag het anders. Telkens wanneer de wind hem een andere kant leek uit te duwen, boog Berend het sterke lijf en stapte door in de richting die hij wilde gaan. Regelrecht naar huis!

    Maar de wind bleek sterker. Berend was na een halfuur nog niet thuis. Hij keek eens om zich heen en merkte tot zijn schrik dat hij nu op de punt van het eiland was, waar de heksen hun motketel stookten.

    "Kijk uit, Berend," mompelde de jongen in zichzelf. "Ze zijn er nog niet, die duivelse heksen, maar ze kunnen elk moment komen." Hij trok zijn mes tevoorschijn om op alles voorbereid te zijn. Even later hoorde hij boven de wind uit een vreemd geluid. Kattengemiauw! Een groep zwarte en grijze katten omsingelde hem krijsend. Berend wierp zijn mes naar de dichtstbijzijnde kat. Hij trof een van de poten en daar bleef het mes in steken. De andere katten kwamen nu dreigend op hem af. Hun felle ogen voorspelden weinig goeds.

    "Ik ben er geweest," zei Berend hardop, "alleen God kan me nu nog helpen." In doodsnood sloeg hij een kruis en meteen verdwenen de katten. Berend vervolgde opgelucht zijn weg. De storm ging liggen en niet veel later was hij thuis. Hij dronk nog een kroes bier tegen de schrik en ging toen slapen.

    Zeven jaar later verliet Berend zijn woning om naar Harderwijk te gaan. Hij werd uitgezwaaid door zijn vrouw, het liefje dat hij op die stormachtige nacht verlaten had. Samen met hun drie kinderen keek ze hem liefdevol na.

    Berend deed zaken in Harderwijk en ging daarna naar een zeemanslogement. De waardin bracht hem eten en legde een mes naast zijn bord. Berend verstarde. Dat was zijn mes! Het mes dat hij was kwijtgeraakt in die spooknacht, zoveel jaar geleden.

    "Dat is mijn mes," zei hij met haperende stem. "Lang geleden ben ik het kwijtgeraakt. Hoe kom jij eraan?"

    De waardin tilde haar rok op. Een litteken ontsierde haar dij.

    "Dat heb jij me bezorgd!" zei ze dreigend. "Het is goed dat ik je die nacht niet te pakken heb gekregen. Samen met mijn vriendinnen zou ik je levend verslonden hebben. Gooi nooit meer je mes naar een kat, want de volgende keer heb je minder geluk!"

    Berend stond haastig op en gooide een paar munten op tafel. Zonder gegeten te hebben, verliet hij het logement om er nooit meer terug te keren.

    Op Schokland haalden de eilandbewoners hun schouders op toen hij zijn verhaal vertelde. Natuurlijk, op de punt dansten heksen en katten rond de motketel, dat wist toch iedereen! Nee, hij moest niet met oud nieuws aankomen...


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Hanneke Zwartegat. Volksverhalen over heksen en heksenmeesters" door Hans Petermeijer.
               Elmar, Rijswijk, 2002. ISBN: 90-389-1229-3

    28-07-2010 om 02:01 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:heksen
    » Reageer (8)
    26-06-2010
    nieuwsgierig héDe geraamtevrouw
    De geraamtevrouw
    - Een griezelsprookje uit Groenland over een lijk in de zee -
    In het hoge noorden, waar alleen maar ijs is en sneeuw en een grijsblauwe hemel boven een grijsblauwe zee, dobberde een bootje op het water. In het bootje zat een visser. Hij had de hele dag nog niets gevangen, maar hij zat nog steeds te vissen. Aan één visje zou hij genoeg hebben. Hij hoefde voor niemand te zorgen en geen sterveling zou ongerust zijn als hij heel laat of helemaal niet thuis kwam. Een traan rolde langs zijn wang toen hij daaraan dacht. Hij veegde de traan vlug weg en ging door met vissen.

    Plotseling werd zijn lijn strakgetrokken. Hij had beet! En het was geen kleine vis ook, zag hij toen hij de vis voorzichtig binnenhaalde. Deze vis was groter dan de meeste vissen, maar kleiner dan een zeehond. En wit - witter dan wit. Wat was het, daar onder water? Het leek wel een vrouw.

    Het geraamte van een vrouw!

    Ze dook op uit het water, vlak voor zijn neus en grijnsde over de rand van het bootje tegen hem, terwijl ze zich met haar benige vingers probeerde vast te klampen. Hoe lang had ze op de zeebodem liggen deinen met de zeestromingen mee, terwijl de grote vissen het vlees van haar botten knabbelden en de kleintjes speelden tussen haar ribben? Ze wist het niet. Ze wist alleen maar dat het een goed gevoel was weer terug te zijn in de wereld van de levenden!

    "Ga weg!" riep de visser angstig. Hij liet zijn vislijn vieren, greep zijn peddel en sloeg haar net zo lang tot ze de boot losliet. Toen peddelde hij zo hard hij kon naar het strand terug.

    Hij werd gevolgd door het vrouwengeraamte dat met haar benige armen zwaaide alsof ze wilde roepen: "Wacht op mij! Wacht op mij!"

    De man peddelde harder en het vrouwengeraamte rende met rammelende botten door het water achter hem aan, waarbij ze wild met haar hoofd schudde. "Wacht op mij!"

    Op het strand sprong de visser uit de boot, greep zijn vishengel en zette het op een lopen over de ijzige, besneeuwde vlakte, tot hij thuis was.

    Hij kroop naar binnen terwijl zijn hart bonkte in zijn keel. Eindelijk was hij veilig, verborgen in zijn witte iglo midden in de witte sneeuw. Na een poosje voelde hij zich iets beter. Hij begon zijn vislijn te ontwarren en rolde het op tot een keurig balletje.

    Toen hoorde hij buiten het gerammel van botten en even later kroop het vrouwengeraamte zijn iglo binnen!

    De visser hield op met werken. Zijn hart ging weer als een razende tekeer. Het vrouwengeraamte was heel stil. Heel geduldig zat zij - een bundeltje botten - geduldig te wachten. Toen zag hij wat er gebeurd was. Ze kon hem niet zien want de vissen hadden haar ogen lang geleden al opgegeten. Ze kon hem zelfs niet horen, want ze had geen oren. Hij had haar zelf meegesleept omdat ze verward zat in de vislijn.

    De visser had medelijden met haar. Daarom begon hij haar zachtjes en voorzichtig te bevrijden uit de vislijn. Het duurde heel lang. Maar tenslotte had hij haar botten goed neergelegd. Toen kroop hij terug naar zijn kant van de kleine sneeuwhut.

    Het geraamte richtte zich op van de plek waar de visser haar had neergelegd en bleef daar zitten, met botten die rammelden van kou en angst, totdat hij haar een paar stukken bont toegooide. "Draai je daar maar in," zei hij, "en laat mij rustig slapen!"

    Terwijl de visser sliep rolden er weer een paar tranen van eenzaamheid over zijn wangen.

    De geraamtevrouw kon niet zien, horen of ruiken - maar ze voelde dat hij huilde. En ze had dorst. Ze kroop naar de man toe en begon te drinken. En die paar tranen werden een rivier vol levenswater. Ze lag op zijn borst en hoorde zijn hart slaan als een trommel. En het ritme van die trommel trilde door haar botten als een lied dat het vlees op haar botten zong en het haar op haar hoofd. Haar ogen konden weer zien en haar oren horen en haar eigen hart klopte en klopte en klopte...

    Toen de man wakker werd was er geen geraamte meer, maar een echte, levende vrouw en hij wist dat hij nooit meer eenzaam zou zijn.

    Ze bleven hun hele leven bij elkaar en de vissen die zich op de zeebodem aan haar tegoed hadden gedaan zorgden ervoor dat de visser en zijn vrouw nooit meer honger hoefden te hebben. De mensen uit het noorden vertellen dit sprookje - en ze zweren dat het waar is!


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "De ruiter zonder hoofd en andere griezelsprookjes" naverteld door Maggie Pearson.
               Uitgeverij De Eekhoorn, Oud-Beijerland, 2001. ISBN: 90-6056-851-6

    26-06-2010 om 00:10 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)
    Categorie:heksen
    » Reageer (9)
    15-06-2010
    nieuwsgierig héDe gehoornde vrouwen
    De gehoornde vrouwen
    - Een Iers volksverhaal over heksen die verslagen worden -
    Al heel laat op de avond zat een rijke vrouw wol te kaarden. Haar kinderen en dienaren sliepen al. Plotseling werd er op de deur geklopt en riep een stem: "Doe open! Doe open!" - "Wie is daar?" vroeg de vrouw. "Ik ben de heks met één hoorn," werd er geantwoord. De vrouw dacht dat een van haar buren hulp nodig had en deed open. Er kwam een vrouw binnen met een kaarde in haar hand en een hoorn op haar voorhoofd, die daaruit leek te groeien. Ze nam zwijgend plaats bij het vuur en begon haastig wol te kaarden.

    Opeens stopte ze en zei: "Waar zijn de vrouwen? Het duurt te lang voor ze er zijn." Toen werd er nog eens op de deur geklopt en opnieuw riep een stem: "Doe open! Doe open!" De rijke vrouw voelde zich verplicht nogmaals open te doen en meteen kwam er een tweede heks binnen, met twee hoorns op haar voorhoofd en een spinnewiel in haar hand.

    "Maak ruimte voor me," zei ze. "Ik ben de heks met de twee hoorns." En razendsnel sloeg ze aan het spinnen. En zo werd er steeds weer aangeklopt en werden er steeds meer heksen binnengelaten, totdat er uiteindelijk twaalf vrouwen rond het vuur zaten: de eerste met één hoorn, de laatste met twaalf hoorns. En ze kaardden de wol en lieten hun spinnewielen draaien en weefden en zongen daar met zijn allen een oud versje bij, maar ze zeiden geen woord tegen de vrouw. Vreemd en angstaanjagend waren ze, die twaalf heksen met hun hoorns en hun spinnewielen. De vrouw was doodsbang en wilde opstaan om hulp te halen, maar ze kon zich niet verroeren en geen woord uitbrengen, want de heksen hadden haar betoverd.

    Toen zei een van de heksen in het Iers tegen haar: "Sta op, vrouw en maak taart voor ons." De vrouw ging op zoek naar een kom om water uit de put te halen waarmee ze het beslag voor de taart kon aanmaken, maar ze kon geen kom vinden. Toen zeiden de heksen: "Neem maar een zeef en haal daar het water in." Ze ging met de zeef naar de put, maar het water stroomde eruit. Ze kon zo geen water voor de taart halen en ging bij de put zitten huilen.

    Op dat ogenblik hoorde ze een stem die zei: "Neem gele klei en mos en vermeng ze. Druk het mengsel in de zeef, zodat het water erin blijft liggen." Dat deed ze en het water voor het beslag bleef in de zeef. Daarop zei de stem: "Ga terug en als je in de noordelijkste hoek van het huis bent, roep dan drie keer uit volle borst: 'De berg van de Fenische vrouwen en de hemel erboven staan in brand.'" Ook dat deed de vrouw. Toen de heksen haar hoorden, slaakten ze een afgrijselijke kreet en vluchtten al krijsend en gillend naar Slievenamon, waar de meesten van hen woonden. Maar de geest van de put raadde de vrouw aan haar huis te beschermen tegen de betovering van de heksen, voor het geval dat ze nog terug zouden komen.

    Daarom goot ze allereerst het water waarin ze de voeten van haar kinderen had gewassen - het voetenwater - buiten over de drempel. Vervolgens deelde ze de taart, die de heksen in haar afwezigheid hadden gebakken met bloed van haar slapende kinderen, in stukken en gaf elk kind een stuk in de mond. Toen werden haar kinderen weer gezond. Daarop nam ze de lap die de heksen hadden geweven en legde hem voor de helft in en voor de helft buiten de kist met het hangslot. En ten slotte grendelde ze de deur af met een grote dwarsbalk, zodat de heksen niet meer binnen konden komen. Toen ze dat allemaal had gedaan, wachtte de vrouw af.

    Het duurde niet lang voor de heksen terugkwamen. Ze waren woedend en schreeuwden om wraak. "Doe open! Doe open!" schreeuwden ze. "Doe open, voetenwater!" - "Dat kan ik niet," zei het voetenwater. "Ik ben over de grond uitgegoten en ik stroom weg naar zee." - "Doe open, hout en boom en balk!" riepen de heksen tegen de deur. "Dat kan ik niet," zei de deur. "Want ik ben afgegrendeld met een dwarsbalk en kan me niet bewegen." - "Doe open, taart die we hebben gebakken met bloed!" riepen de heksen nu. "Dat kan ik niet," zei de taart. "Want ik ben in stukken gebroken en mijn bloed ligt op de lippen van de slapende kinderen."

    Toen vlogen de heksen al krijsend terug naar Slievenamon en ze vervloekten de geest van de put, die hen te gronde had willen richten. Maar de vrouw en het huis lieten ze met rust en de vrouw hing een mantel aan de muur die een van de heksen in de lucht had laten vallen, ter herinnering aan die nacht. Deze mantel bleef nog vijfhonderd jaar in het bezit van haar nakomelingen, die hem van generatie op generatie doorgaven.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "De mooiste Keltische Mythen en Sagen"
               uitgegeven door uitgeverij Verba. ISBN: 90-5513-409-0

    15-06-2010 om 00:08 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:heksen
    » Reageer (11)
    31-05-2010
    nieuwsgierig héDe mooie heks
    De mooie heks
    - Een heksenverhaal uit Terschelling -
    Er was eens een jonge boer op Terschelling, die verkering had met een meisje van het dorp. Ze was niet alleen rijk, maar ook mooi en de jongen hield verschrikkelijk veel van haar. Op een dag zei een vriend tegen hem: "Je hebt een beste meid, maar het is een heks." - "Hoe kom je er bij?" zei de jonge boer. "Als je me niet gelooft, moet je maar eens langsgaan als ze je niet verwacht," stelde de vriend voor.

    Die opmerking bracht de jonge boer aan het twijfelen. Om zich zekerheid te verschaffen, ging hij op een avond, toen iedereen naar bed was, kijken.

    Het meisje lag te slapen. De jonge boer riep haar naam, maar ze gaf geen antwoord. Hij stootte haar aan, schudde haar door elkaar, maar er was geen leven in te krijgen. Hij vond het vreemd en ging op een stoel bij het hoofdeind zitten wachten tot ze wakker zou worden.

    Opeens hoorde hij een muis ritselen. Hij keek op en zag het diertje over de dekens rennen en in haar mond verdwijnen. Meteen begon ze diep te ademen en sloeg ze haar ogen op. De jonge boer verzon een uitvlucht en ging weg zonder iets te laten merken.

    Een paar dagen later ging hij nog eens kijken. Ze zat op een stoel te slapen met haar voeten op een stoof. Weer was ze niet wakker te krijgen. Even later sprong een vonk uit het haardvuur in haar mond. Daarop zuchtte ze en werd wakker.

    Hij wist genoeg en wilde haar nooit meer zien.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Alle sprookjes van de Lage Landen" door Eelke de Jong en Hans Sleutelaar.
               Rebo, Sassenheim, 1985.

    31-05-2010 om 00:55 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:heksen
    » Reageer (19)
    22-04-2010
    nieuwsgierig héHet toverpaardje
    Het toverpaardje
    - Een Hongaars sprookje over twaalf broers en een heks -
    Er was eens een arme man die twaalf zonen had. Omdat hij ze thuis niet allemaal te eten kon geven, stuurde hij ze de wijde wereld in om zelf hun brood te verdienen en hun geluk te zoeken. Twaalf dagen en nachten trok de groep broers over berg en dal tot een rijke koning ze ten slotte in dienst nam als rijknechten en ze ieder een jaarloon van driehonderd gulden beloofde.

    Nu bevond zich onder de paarden van de koning een mager, lelijk paardje, dat door de elf oudste broers voortdurend werd geplaagd en getreiterd, omdat het zo lelijk was. De jongste broer zorgde echter juist het beste voor dit paardje. Hij verzamelde alle broodkorsten en restjes voor het ziekelijke paardje en daarom werd hij vaak door zijn oudere broers bespot en uiteindelijk zelfs veracht alsof hij een dwaas was. Hij liet zich hun spot en minachting echter net zo rustig welgevallen als het paardje de plagerijen.

    Toen het jaar ten einde liep, ontvingen de jongemannen hun loon en bovendien mochten ze ook elk een van de paarden van de koning uitzoeken. De elf oudste broers zochten de mooiste paarden uit, maar de jongste verlangde slechts het arme kreupele paardje. Zijn broers probeerden hem op andere gedachten te brengen, maar vergeefs. Hij wilde geen ander paard. Daarop verklapte het paardje de jongeman dat hij eigenlijk een toverpaard was en dat hij zich, zodra de jongen dat wilde, in een schitterend strijdros kon veranderen dat zijn berijder zo snel als de bliksem kon vervoeren.

    Vervolgens aanvaardden de twaalf broers de terugreis. Trots sprongen en galoppeerden de prachtige paarden van de elf oudsten er vandoor, terwijl de jongste zijn paard aan zijn halster achter zich aantrok. Toen ze bij een moeras kwamen, bleef het ongelukkige paardje daarin steken en de andere broers, die hem al een stuk vooruit waren, keerden vol ergernis terug om hun jongste broer uit het moeras te helpen. Een poosje later zakte de jongste opnieuw in een moeras en weer trokken de anderen hem er vloekend uit. Toen hij echter voor de derde keer wegzakte, luisterden ze niet meer naar zijn geroep.

    "Laat ze maar gaan," zei het toverpaardje toen en vroeg hem: "Zijn ze al ver weg?"

    "Ja," antwoordde de jongeman.

    Even later vroeg het toverpaardje weer: "Zijn ze nog te zien?"

    "Als zwarte stipjes helemaal in de verte," antwoordde zijn meester.

    "Zijn ze nu nog te zien?" vroeg het paardje nadat weer enige tijd was verstreken.

    "Nee," was deze keer het antwoord.

    Toen sprong het toverpaardje uit de poel, zette bliksemsnel de jongeman op zijn rug en vloog er zo hard vandoor, dat hij de anderen ver achter zich liet. Thuis aangekomen, veranderde het toverpaardje zich weer in de lelijke knol van voorheen en liep naar de mesthoop om te grazen. De jongeman kroop onopgemerkt achter de kachel.

    Toen de anderen waren gearriveerd, toonden ze hun vader het geld en de paarden en op zijn vragen naar zijn jongste zoon, antwoordden ze dat die zijn verstand had verloren, een armzalig, kreupel paard als beloning had uitgekozen, net zo een als buiten op de mesthoop stond te grazen, en onderweg met dat paard in een poel was blijven steken en daar waarschijnlijk ook was verdronken. "Dat is niet waar," zei nu de jongste van achter de kachel en kwam te voorschijn, tot verbijstering van allen.

    Nadat de jongemannen enkele dagen bij hun vader hadden doorgebracht, maakten ze zich op om weer op pad te gaan, deze keer om een vrouw te zoeken. Zo reisden ze door zeven landen en zeven dorpen, maar nergens vonden ze twaalf meisjes die hen bevielen. Ten slotte, toen de schemering al begon te vallen, zagen ze een heks die met twaalf merries aan het ploegen was. Ze vroeg de jongemannen wat ze zochten en zodra ze het doel van hun reis had vernomen, bood ze aan hun twaalf meisjes te laten zien. De jongemannen stemden daarmee in en de heks bracht ze haar huis binnen, nadat ze de merries naar de stal had gedreven. Toen toonde ze hun twaalf meisjes, want daarin had ze de merries omgetoverd die ze net hadden gezien.

    's Avonds wees ze elke jongeman samen met een meisje een slaapplaats, de oudste bij de oudste en zo het rijtje af en zo kreeg de jongste broer het jongste en lieftalligste meisje met goudblond haar.

    Dit meisje verklapte de jongeman dat haar moeder de elf oudste broers wilde vermoorden. Om ze te redden stond de jongste broer, zodra iedereen vast sliep, weer op en legde in alle bedden zijn broers tegen de muur en in hun plaats de meisjes aan de rand. Zelf ging hij echter weer op zijn oude plaats liggen.

    Korte tijd later kwam de heks en sloeg met een groot zwaard alle gedaanten die aan de rand lagen het hoofd af en ging daarna weer slapen. Vervolgens stond de jongeman weer op, wekte zijn broers en vertelde hoe hij hen had gered. Vervolgens drong hij erop aan dat ze weg zouden gaan. Ze gingen er zo snel mogelijk vandoor, maar de jongste broer bleef achter om de nieuwe dag af te wachten.

    Zodra de ochtendschemering aanbrak en hij merkte dat de heks naderde om de bedden te onderzoeken, stond hij op en ging met zijn goudblonde meisje op zijn toverpaardje zitten. Toen de oude heks het bedrog ontdekte, greep ze haar kachelijzer, veranderde zich in een toverpaard en zette de achtervolging in. Toen ze hen al bijna had ingehaald, gaf het toverpaardje de jongeman een roskam, een borstel en een wollen lap. Hij moest eerst de roskam achter zich gooien en als dat niet hielp de borstel en in het ergste geval ook de wollen lap. Dus gooide hij eerst de roskam achter zich en onmiddellijk ontstond een woud tussen hen dat zo dicht was als de tanden van de kam. Tegen de tijd dat de heks zich hier doorheen had geworsteld, was het vervolgde paar haar al ver vooruit.

    Toen ze hen voor de tweede keer naderde, gooide de jongeman de borstel weg en ook daaruit schoot een niet minder dicht woud tussen hen omhoog. Met grote moeite wurmde de heks zich ook hier dwars doorheen.

    Weer haalde ze het paar bijna in en nu gooide de jongeman de wollen lap achter zich. Er ontstond nu zo'n dicht woud tussen hen en de heks, dat het leek alsof het uit één enkele boom bestond. Omdat de heks er ondanks haar inspanningen niet in slaagde hier doorheen te dringen, veranderde ze zich in een duif om er overheen te vliegen. Nauwelijks had het toverpaardje dit echter in de gaten, of hij stortte zich in de gedaante van een gier op de duif en verscheurde deze met zijn klauwen en redde zo de jongeman en het mooie goudblonde meisje van de woede van de afschuwelijke heks.

    Zijn elf oudere broers gingen opnieuw op pad om vrouwen te zoeken, maar de jongste trouwde met zijn mooie goudblonde meisje en leefde vrolijk en zorgeloos met haar en als ze intussen niet zijn gestorven, dan doen ze dat nu nog.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Hongaarse sprookjes" samengesteld door Leander Petzoldt, vertaald door Uta Anderson.
               Uitgeverij Elmar, Rijswijk, 1996. ISBN: 90-389-03839

    22-04-2010 om 14:32 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:heksen
    » Reageer (8)
    14-03-2010
    nieuwsgierig héJorinde en Joringel
    Jorinde en Joringel
    - Een sprookje van de gebroeders Grimm over een boze oude heks -
    Er was eens een oud slot, middenin een groot, dicht bos. Daar woonde een oude vrouw in - heel alleen - en ze was een echte heks. Overdag liep ze rond als een kat of een nachtuil, maar 's avonds was ze weer een gewoon mens. Ze kon wild en vogels bij zich lokken, en die slachtte ze dan en kookte of braadde ze. Als iemand op honderd schreden dicht bij het slot kwam, dan moest hij stilstaan, en kon niet weg van de plek waar hij was, tot ze hem verloste met een spreuk; maar als een rein meisje in die toverban kwam, dan veranderde ze haar in een vogel, stopte haar in een mand en droeg de mand naar een kamer van 't kasteel. Zo had ze wel zevenduizend van die manden met wonderlijke vogels in het slot.

    Nu was er eens een meisje, en dat heette Jorinde, zij was mooier dan alle anderen. Zij en een heel knappe jongen, Joringel, waren verloofd. Ze waren al in de bruidsdagen, en ze genoten altijd van elkaars aanwezigheid. Om nu eens rustig met elkaar te kunnen praten, gingen ze wandelen in het bos. "Pas op," zei Joringel, "dat je niet te dicht bij het slot komt."

    Het was een mooie avond, de zon scheen tussen de boomstammen door in 't donkergroen van 't bos en het tortelduifje riep klagelijk in een oude beuk. Jorinde huilde soms, ging in de zon zitten en klaagde; Joringel klaagde ook. Ze voelden zich zo bezwaard, alsof ze moesten sterven; ze keken om, wisten niet waar ze waren en ook niet hoe ze weer naar huis konden komen. De zon stond nog half boven de berg, en half was ze er al achter. Joringel keek door de struiken en zag toen de oude muur om het slot vlakbij, hij schrok en werd bang. Jorinde zong:

    Mijn vogel met het ringetje rood,
    zingt leed, zingt leed, zingt leed;
    't Voorspelt de duif een vroege dood,
    zingt leed... tureluut, tureluut.
    Joringel keek weer naar Jorinde. Jorinde was betoverd in een nachtegaal die tureluut, tureluut zong. Een nachtuil met gloeiende ogen vloog driemaal om haar heen en krijste driemaal: "Hoe, hoe, hoe." Joringel kon zich niet bewegen, hij stond als een steenrots, hij kon niet huilen, niet spreken, handen en voeten waren stijf.

    De zon was onder, de uil vloog naar een struik, en vlak daarop kwam er een oude, kromme vrouw achter die struik te voorschijn, geel en mager was ze: grote, rode ogen, een kromme neus, die met de spits tot de kin reikte. Ze prevelde, ving de nachtegaal toen met haar hand en droeg ze daarop weg. Joringel kon niets zeggen, kon niet van zijn plaats komen, de nachtegaal was weg. Eindelijk kwam het mens terug en sprak met een holle stem: "Gegroet, Zachiel, als 't maantje in het mandje schijnt, maak los, Zachiel, ter goeder ure." Toen kon Joringel zich weer bewegen. Hij viel voor de heks op de knieën en smeekte dat ze hem Jorinde terug zou geven; maar ze zei, nooit kreeg hij haar terug, en toen ging ze weg. Hij riep, hij huilde, hij jammerde; alles vergeefs. "Wat zal er nu gebeuren?"

    Joringel ging zwerven, en kwam in een ander dorp, daar hoedde hij een poos de schapen. Dikwijls ging hij om het slot heen, maar niet te dicht in de buurt. Maar eens droomde hij 's nachts, dat hij een bloedrode bloem vond met een grote, mooie parel in het midden. Hij had de bloem afgebroken en was ermee naar het slot gegaan, en hij droomde dat hij op die manier Jorinde terug had gekregen.

    Toen hij 's morgens wakker werd, begon hij met zoeken, door berg en dal, of hij zo'n bloem niet vinden kon; hij zocht acht dagen lang en de negende dag vond hij vroeg in de morgen een bloedrode bloem. In het midden was een grote dauwdruppel, groot als de mooiste parel. Die bloem droeg hij dag en nacht tot aan het slot. Toen hij op honderd stappen afstand van het slot kwam, werd hij niet stijf, maar ging door tot aan de poort. Joringel verheugde zich bijzonder, hij raakte de poort met de bloem aan, en open sprong zij. Hij trad erdoor, kwam in de tuin, luisterde waar hij al die vogelstemmen vandaan hoorde; eindelijk had hij het precies bepaald. Hij zocht en vond de zaal; daar was de heks en ze voerde de vogels in de zevenduizend manden.

    Toen ze Joringel zag, werd ze boos, heel boos; schold, spuwde gif en gal tegen hem uit, maar ze moest op twee pas afstand van hem blijven. Hij richtte zich niet tot haar, maar liep door, hij bekeek de manden met vogels, maar er waren honderden nachtegalen: hoe zou hij zijn Jorinde terugvinden? Terwijl hij zo zocht, merkte hij, dat de heks heimelijk een mandje met een vogel nam, en daarmee naar de deur ging. Snel sprong hij erheen, raakte het mandje met zijn bloem aan en ook de oude heks: nu was haar toverkracht gebroken, en daar stond Jorinde, ze had haar arm om zijn hals geslagen, en ze was net zo mooi als vroeger. Toen gaf hij ook alle andere vogels weer hun meisjesgedaante terug, hij ging met zijn Jorinde naar huis, en ze leefden lang en gelukkig tezamen.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "De sprookjes van Grimm; volledige uitgave" vertaald door M.M. de Vries-Vogel.
               Oorspronkelijke titel: Jorinde und Joringel
               Engelse tekst: Jorinde and Joringel
               Unieboek BV - Van Holkema & Warendorf, Weesp, 1984.

    14-03-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:heksen
    » Reageer (2)
    26-02-2010
    nieuwsgierig héDe heks van Oostbroek
    De heks van Oostbroek
    - Een heksenverhaal -
    Er leefde in het vlek Oostbroek, niet ver van Utrecht, een weduwe, bij wie een knecht inwoonde tot het verrichten van werkzaamheden, zoals de omstandigheden dat meebrachten. Daar hij reeds meermalen, nieuwsgierig zoals knechten plegen te zijn, door het tralievenster had opgemerkt, dat zijn meesteres in het holst van de nacht, zodra het dienstpersoneel ter ruste was gegaan, geregeld naar een bepaalde plaats toe ging en met uitgestrekte handen een balk van de aan de stal grenzende hooizolder vastgreep, besloot hij, benieuwd wat dit toch wel betekenen kon, ook zelf, buiten medeweten van zijn meesteres, hetzelfde te doen en de kans te wagen.

    Toen derhalve zijn meesteres als altijd naar die gewone plek was toegegaan en, zoals bleek, verdwenen was, volgde hij ook, bekeek de plek, en greep naar het voorbeeld van de weduwe de hooizolder vast. Terstond daarop werd hij in de lucht gevoerd en naar de stad Wijk bij Duurstede gebracht in een verborgen en onderaardse spelonk, waar hij een samenkomst van heksen vond, die onder elkaar over hun boze plannen beraadslaagden. Zijn meesteres, die evenals haar gezelschap verbaasd was over de onverwachte verschijning van haar knecht, vroeg hem door welke list en op welke wijze hij hier in een oogwenk was aangeland. Hij antwoordde juist zoals de zaak zich had toegedragen. Zij wilde daarop tegen hem gaan uitvaren, doch werd door de anderen gekalmeerd, die de knecht vriendschappelijk opnamen, onder beding dat hij het diepste stilzwijgen zou bewaren omtrent hetgeen hij te zien en te horen zou krijgen. Aan welk gebod natuurlijk volgaarne werd voldaan.

    Toen de tijd van uiteengaan gekomen was, stelde zij voor de indringer te doden, maar de anderen waren zachtmoediger en wisten haar te bewegen hem op haar schouders naar huis te brengen, zoals ook geschiedde. Sneller dan de wind vlogen zij door de lucht. Toen zij een flink eind op weg waren, ontwaarden zij een diep moeras, met riet overdekt. De boze heks, die de jongeling niet vertrouwde, gooide hem eensklaps van haar schouders, in de vaste mening, dat hij zijn nek wel zou breken of verdrinken. Maar God, die barmhartig is, maakte dat hij in het dichtste deel van het riet viel, zodat hij niet omkwam.

    De ongelukkige, die vreselijk kermde, werd, zodra de dag aanbrak, met gebroken dijbenen door de voorbijgangers gevonden, en was toen genoodzaakt zijn wedervaren te vertellen. Toen het gerucht hiervan de Utrechtse schout Johan van Culemborch ter ore kwam, liet hij de heks ten spoedigste gevangen nemen en in de ketens leggen. Zij legde een volledige bekentenis af, in de hoop op een zachter vonnis, maar zij werd met algemene stemmen tot de brandstapel veroordeeld.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Volksverhalen uit Utrecht en het Gooi" samengesteld door Willem de Blécourt.
               Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1979. ISBN: 90-274-7083-9

    26-02-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:heksen
    » Reageer (6)
    15-02-2010
    nieuwsgierig héHet vuur van Doevere voor!
    Het vuur van Doevere voor!
    - Een heksenverhaal -
    Er lag bij Terschelling een schuitje achter de dijk. Iedere keer weer als de eigenaar van dat schuitje erbij kwam, hadden drie luitjes er een grote boodschap op gedaan. Dat gebeurde steevast alle dagen, zodat hij op het laatst heel erg kwaad werd. Hij dacht natuurlijk: "Dat hebben die verdomde kwajongens gedaan en ik zal ze wel krijgen!" Hij nam zich voor een hele nacht aan boord te blijven. Maar dan wel in een schuilhoek, want ze mochten hem niet ontdekken.

    Zo gezegd, zo gedaan. De avond viel en hij bleef op het schip. Al een hele poos had hij zo in een hoekje gezeten en hij kreeg er schoon genoeg van. Hij begon al aardig stijf te worden en er kwam niets. "Ze hebben vast in de gaten dat ik hier zit," zei hij bij zichzelf.

    Juist wilde hij overeind om weg te gaan, toen hij opeens drie oude wijfjes zag aankomen, die de dijk langs kuierden. "Die moeten eerst maar even voorbij wezen," redeneerde hij. En hij kroop weer in zijn schuilhoek.

    Maar toen de wijfjes naast het schuitje waren gekomen, daalden ze af van de dijk en begaven ze zich naar het scheepje. Ze dribbelden over de plank, haalden die in, één ging aan het roer staan, de andere twee haalden de zeilen op, en... daar stoof het heen. Het was ondertussen al donker geworden. Maar de man durfde niet meer voor den dag te komen, zo verschrikt was hij door het ongewone gebeuren. Hij wilde wel, dat hij er nooit aan was begonnen!

    Ze hadden naar zijn idee nog nooit zo'n groot eind gevaren, toen hij een van hen hoorde zeggen: "Hoe ver zijn we nu?" De andere antwoordde: "Het vuur van Doevere (= Dover) vóór!" Een ogenblikje later verluidde het: "Het vuur van Doevere achter!"

    Ze voeren maar door. En de man kon wel constateren, dat het geweldig hard ging. Toen, opeens, werd er vaart geminderd. De boot lag stil. Hij hoorde de plank uitleggen en de wijfjes er overheen stappen. Begrijpelijkerwijs was hij verschrikkelijk nieuwsgierig waar ze nu wel wezen zouden. Hij stak zijn hoofd het luik uit. En wat hing daar in de lucht te zwaaien? Een tak vol met sinaasappels! Hij plukte er vlug een paar af en stak die in zijn zak.

    Na enige tijd kwamen de wijfjes terug. Toen ging het weer op Terschelling aan. Opnieuw hoorde hij, hoe het ene wijfje vroeg: "Hoe ver zijn we nu?" En het andere wijfje antwoordde: "Het vuur van Doevere vóór." Een ogenblik later verluidde het: "Het vuur van Doevere achter!"

    Op het laatst ging het weer wat langzamer. Het schuitje lag voor de wal en de plank werd weer uitgelegd. De wijfjes zouden er al weer vandoor gaan, toen de man een van hen hoorde zeggen: "Ho, wacht eens, wij moeten onze tol nog betalen!"

    De rokjes werden opgestroopt en er kwamen drie hoopjes te liggen. "Jullie smerige vrouwlui!" riep de man. "Nou heb ik jullie!"

    De drie wijfjes werden natuurlijk doodsbang. Ze hadden er helemaal geen weet van gehad, dat die man zich ook op het schuitje had bevonden - zo goed had hij zich schuil gehouden. En ze zeiden:

      "Hadden we dat maar geweten -
      We hadden je schuit nooit bescheten!"
      Sindsdien zijn ze er nooit meer geweest.

    Volgens sommigen was de schipper zo trots op zijn heldendaad, dat hij de sinaasappels op zijn hoed droeg - bij wijze van trofee. Dit namen de heksen hem zo kwalijk (want het waren ongetwijfeld heksen, deze drie olijke wijfjes), dat ze hem te verstaan gaven: ze zouden hem wel krijgen. En hij is inderdaad, korte tijd daarna, toen hij op een stormachtige dag toch zee koos, over boord geslagen en jammerlijk verdronken.

                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Volksverhalen uit Noord- en Zuid-Nederland" bijeengebracht en toegelicht door dr. Tjaard W.R. de Haan.
               Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1979. ISBN: 90-274-1009-7

    15-02-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:heksen
    » Reageer (10)
    05-02-2010
    nieuwsgierig héDe heksen van de Fondamente Nuovo
    De heksen van de Fondamente Nuovo
    - Een Venetiaans heksenverhaal over een visser en zijn vrouw -
    Een jonge visser, die zijn aanlegplaats had aan de Fondamento Nuovo, deed op een dag een vreemde ontdekking. Het touw waarmee hij elke avond zijn boot vastlegde, was soms 's morgens op een andere manier vastgeknoopt dan hij zelf placht te doen. Hij besloot de zaak uit te zoeken en daarom verstopte hij zich bij het vallen van de duisternis in de achtersteven van zijn eigen boot.

    Klokslag middernacht naderde er een groepje vrouwen. De aanvoerster van hen sprong in de boot en riep de anderen bij zich met de woorden: "Eerste zuster, kom bij mij, tweede zus, vlug erbij. Derde zus, de beurt is aan jou, vierde zus, stap in, en gauw."

    Zo ging het verder, tot ze ten slotte alle zeven aan boord waren.

    De vrouwen hesen het zeil, maar er was geen zuchtje wind. De oudste vrouw telde de leden van de groep opnieuw en kwam tot zeven. "Er is vanavond iemand extra in de boot," zei ze. De visser in zijn schuilplaats voelde zijn adem stokken, want hij vreesde dat hij nu zou worden ontdekt. De aanvoerster vervolgde echter: "Een van ons zal wel zwanger zijn." De zeven vrouwen strekten hun handen uit en riepen met opgetogen stemmen:

    Alleen in die bewuste nachten, wanneer zijn vrouw als een dode naast hem lag, werd de visser overvallen door somberheid en verdriet. In zijn wanhoop wendde hij zich tot een vertrouwde vriend, die pastoor was in de stadswijk waar ze woonden.

    "Wees welkom heksenkind, kom en breng ons nu de wind."

    Nauwelijks hadden ze deze woorden uitgesproken, of er stak een stevige bries op, die de boot snel naar de open zee voerde. De visser had geen flauw idee waarheen de reis ging. Hij merkte alleen dat het schip pijlsnel over de golven gleed.

    Na enige tijd liep de boot op vaste grond. De vrouwen stapten uit en verdwenen. Pas toen kroop de visser uit zijn schuilplaats tevoorschijn.

    Alles was in diepe duisternis gehuld, maar er had zich een wonderbaarlijke verandering voltrokken. Er waaide een zachte, zoele wind en de lucht was vervuld van heerlijke geuren. De visser liep wat rond aan land. Hij brak een tak met vreemdsoortige vruchten af van een imposante boom en verstopte deze in de boot.

    Een poosje later keerden de heksen in uitgelaten stemming terug. Terwijl ze nog grapjes met elkaar stonden te maken, glipte de visser weer in de achtersteven en toen ging het in vliegende vaart huiswaarts. De boot legde weer aan bij de Fondamento Nuovo en de vrouwen stapten uit.

    Nu kon de visser in alle rust de meegebrachte tak bestuderen.

    "Dadels," mompelde hij. "Het is een tak van een dadelpalm. We zijn in Egypte geweest."

    Al snel kwam hij erachter dat de heksen elke woensdag- en vrijdagnacht uitvoeren. De visser maakte op dezelfde manier nog menige geheimzinnige reis mee, vooral toen hij hevig verliefd was geworden op de jongste van de groep.

    Hij volgde haar stilletjes door de stad, zocht uit waar ze woonde en deed zijn uiterste best met haar in contact te komen. Ten slotte lukte het hem haar op klaarlichte dag te ontmoeten. Het meisje kreeg vertrouwen in hem en uiteindelijk trouwden ze.

    Het jonge paar leefde gelukkig. De vrouw was vriendelijk en ijverig en de netten van de visser werden elke dag voller, zodat hij een goed inkomen verdiende.

    "Ik weet dat mijn vrouw een heks is," verklaarde hij, "maar ik houd van haar en ik wil alles doen om haar te helpen."

    "Daar is slechts één middel voor," antwoordde de pastoor. "Je moet haar boze heksengeest vernietigen."

    "Maar hoe?"

    "Kom na de mis op vrijdag bij me in de sacristie. Dan zal ik je vertellen wat je moet doen."

    Nog diezelfde vrijdagnacht wachtte de visser tot zijn vrouw star en levenloos in bed lag. Uit haar geopende mond kroop een dikke, zwarte vlieg tevoorschijn, die door het raam wegvloog. Vervolgens raakte de man de mond, de neus en de oren van zijn roerloze vrouw aan met een gewijde kaars. Toen nu de vlieg tegen de ochtend terugkwam om het lichaam weer in bezit te nemen, bleek dat onmogelijk te zijn. De visser sloeg het beest dood en daarmee was de boze heksengeest vernietigd. De volgende ochtend ging het paar naar de kerk, waar ze door de priester met wijwater werden gezegend.

    Op deze manier slaagde de dappere visser erin zijn vrouw te bevrijden van de duistere vloek. In het vervolg noemde hij haar altijd Maria, omdat men zegt dat degenen die deze naam dragen, beschermd zijn tegen alle verleidingen van het kwade.

                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Venetiaanse sprookjes" verzameld door Herbert Boltz.
               Uitgeverij Elmar, Rijswijk, 2004. ISBN: 90-389-0855-5

    05-02-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:heksen
    » Reageer (9)


    Welkom bij saagje !
    Foto


    Laatste commentaren
  • Harden vol 1 (Rodolfo)
        op De mythe van Stinsterloo
  • Cheap Jerseys From China (Anthony)
        op De mythe van Stinsterloo
  • Lieve groetjes vanwege DEWESTHOEK (Annie & Rogier)
        op De boer en de duivel
  • Hallo Saagje,heel mooie story, (paolo)
        op De boer en de duivel
  • Piepelou Saagje (Jeske)
        op De boer en de duivel
  • Blog als favoriet !

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto


    Kribbelboekboek
  • Fijne midweek toegewenst
  • Lieve midweekgroetjes blogmaatje
  • Het blijft hier stil
  • Een fijne Donderdag gewenst
  • Voor alle Papa's en Opa's een fijne vaderdag gewenst

    bedankt voor de trouwe bezoekjes
    saagje


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    E-mail mij


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Archief per week
  • 08/07-14/07 2013
  • 01/07-07/07 2013
  • 24/06-30/06 2013
  • 07/05-13/05 2012
  • 30/04-06/05 2012
  • 05/12-11/12 2011
  • 31/10-06/11 2011
  • 24/10-30/10 2011
  • 10/10-16/10 2011
  • 03/10-09/10 2011
  • 26/09-02/10 2011
  • 19/09-25/09 2011
  • 12/09-18/09 2011
  • 05/09-11/09 2011
  • 29/08-04/09 2011
  • 22/08-28/08 2011
  • 15/08-21/08 2011
  • 08/08-14/08 2011
  • 01/08-07/08 2011
  • 25/07-31/07 2011
  • 18/07-24/07 2011
  • 11/07-17/07 2011
  • 04/07-10/07 2011
  • 27/06-03/07 2011
  • 20/06-26/06 2011
  • 13/06-19/06 2011
  • 06/06-12/06 2011
  • 30/05-05/06 2011
  • 23/05-29/05 2011
  • 16/05-22/05 2011
  • 09/05-15/05 2011
  • 02/05-08/05 2011
  • 25/04-01/05 2011
  • 18/04-24/04 2011
  • 11/04-17/04 2011
  • 04/04-10/04 2011
  • 28/03-03/04 2011
  • 21/03-27/03 2011
  • 14/03-20/03 2011
  • 07/03-13/03 2011
  • 28/02-06/03 2011
  • 21/02-27/02 2011
  • 14/02-20/02 2011
  • 07/02-13/02 2011
  • 31/01-06/02 2011
  • 24/01-30/01 2011
  • 17/01-23/01 2011
  • 10/01-16/01 2011
  • 03/01-09/01 2011
  • 26/12-01/01 2012
  • 20/12-26/12 2010
  • 13/12-19/12 2010
  • 06/12-12/12 2010
  • 29/11-05/12 2010
  • 22/11-28/11 2010
  • 15/11-21/11 2010
  • 08/11-14/11 2010
  • 01/11-07/11 2010
  • 25/10-31/10 2010
  • 18/10-24/10 2010
  • 11/10-17/10 2010
  • 04/10-10/10 2010
  • 27/09-03/10 2010
  • 20/09-26/09 2010
  • 13/09-19/09 2010
  • 06/09-12/09 2010
  • 30/08-05/09 2010
  • 23/08-29/08 2010
  • 16/08-22/08 2010
  • 09/08-15/08 2010
  • 02/08-08/08 2010
  • 26/07-01/08 2010
  • 19/07-25/07 2010
  • 12/07-18/07 2010
  • 05/07-11/07 2010
  • 28/06-04/07 2010
  • 21/06-27/06 2010
  • 14/06-20/06 2010
  • 07/06-13/06 2010
  • 31/05-06/06 2010
  • 24/05-30/05 2010
  • 17/05-23/05 2010
  • 10/05-16/05 2010
  • 03/05-09/05 2010
  • 26/04-02/05 2010
  • 19/04-25/04 2010
  • 12/04-18/04 2010
  • 05/04-11/04 2010
  • 29/03-04/04 2010
  • 22/03-28/03 2010
  • 15/03-21/03 2010
  • 08/03-14/03 2010
  • 01/03-07/03 2010
  • 22/02-28/02 2010
  • 15/02-21/02 2010
  • 08/02-14/02 2010
  • 01/02-07/02 2010
  • 25/01-31/01 2010
  • 18/01-24/01 2010
  • 11/01-17/01 2010
  • 04/01-10/01 2010
  • 28/12-03/01 2016
  • 21/12-27/12 2009
  • 14/12-20/12 2009
  • 07/12-13/12 2009
  • 30/11-06/12 2009
  • 23/11-29/11 2009
  • 16/11-22/11 2009
  • 09/11-15/11 2009
  • 02/11-08/11 2009
  • 26/10-01/11 2009
  • 19/10-25/10 2009
  • 12/10-18/10 2009
  • 05/10-11/10 2009
  • 28/09-04/10 2009
  • 21/09-27/09 2009
  • 14/09-20/09 2009
  • 07/09-13/09 2009
  • 31/08-06/09 2009
  • 24/08-30/08 2009
  • 17/08-23/08 2009
  • 10/08-16/08 2009
  • 03/08-09/08 2009
  • 27/07-02/08 2009
  • 29/06-05/07 2009
  • 22/06-28/06 2009
  • 15/06-21/06 2009
  • 08/06-14/06 2009
  • 01/06-07/06 2009

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Welkom bij
    Foto

    Foto


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!