Welkom bij saagje!
Foto
Inhoud blog
  • Het oude moedertje
  • De legende van de maïs
  • Mans van de Maone
  • De boer en de duivel
  • De twee advocaten(slot)
  • De twee advocaten
  • Het geitje Pak-me-dan
  • De natgeregende kabouter
  • De zeven heksen
  • Het aardmannetje van de Röhrerbühel 2
  • Het aardmannetje van de Röhrerbühel
  • Nikola staat borg
  • De vurige man van de Geute
  • De geschiedenis van de boerendochter Ketilrídur 2
  • De geschiedenis van de boerendochter Ketilrídur
  • Op reis gaan
  • De luie hasjverslaafde en zijn verstandige vrouw(vervolg)
  • De luie hasjverslaafde en zijn verstandige vrouw
  • Het toverfluitje en het toverhoedje (vervolg)
  • Het toverfluitje en het toverhoedje
  • Waarom de bomen in de herfst geel worden
  • Tijl Uilenspiegel en de paardenkoopman
  • De nimf Daphne
  • De geschiedenis van de reuzenkreeft
  • De toren van Medemblik
  • Theseus en Hippolytus
  • Duimedik
  • De vuurman van Soest
  • Maan, Djabu en de dood
  • De jakhals en de patrijs
  • Goudsbloempje
  • Afspraak is afspraak
  • Het spook van de Zeedijk
  • Rata's wonderbaarlijke reis-einde
  • Rata's wonderbaarlijke reis-vervolg
  • Rata's wonderbaarlijke reis
  • Waarom de hyacint maar zo kort bloeit
  • De citerspeler
  • Van een opgeverfde haan
  • Het land van moeder Soemba
  • Het zwanennest
  • De engel
  • De gebarsten emmer
  • De hondenmarkt van Boedapest (slot)
  • De hondenmarkt van Boedapest
  • Billy de coyote (slot)
  • Billy de coyote(vervolg)
  • Billy de coyote
  • Garuda
  • De dood van de sprookjesverteller
    Foto
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Hoofdpunten blog waaroemni
  • Kerstgroet
  • Luchtballonvaart
  • Paulus Potter
  • Sint-Elisabethsvloed
  • Willem Tell
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Categorieën
  • aardgeest (21)
  • avonturenverhaal (6)
  • dierenverhaal (5)
  • duivels (46)
  • fabels (57)
  • gedichten (1)
  • geesten (griezellen) (12)
  • heksen (52)
  • historisch verhaal (13)
  • historische sagen (35)
  • legende (42)
  • Luchtgeest (30)
  • Mythe (24)
  • parabel (7)
  • Plaaggeest (10)
  • sagen (87)
  • Sinterklaasverhalen (4)
  • sprookjes (118)
  • Tovenaars (38)
  • toverboeken (13)
  • volkssprookje (40)
  • volksverhalen (140)
  • vuurgeest (26)
  • watergeest (19)
  • weerwolven (15)
  • Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    'VOLKSVERHALEN'

    problemen
    Verhalen, sprookjes, fabels, mythen, sagen en legenden
    welkom!
    Problemen
    Er zijn nogal wat problemen met het lezen van de teksten, daarom volgende tip :
    Met de muis links klikken en over de tekst schuiven.
    De tekst verschijnt duidelijk leesbaar.
    09-05-2011
    nieuwsgierig héZhou Han
    Zhou Han
    - Een verhaal uit China over een dappere duiker -
    Tijdens de regeringsperiode Zhen Yuan (783-804) leefde er een ambteloos heer die Zhou Han heette en een belezen en dapper man was. Toen de leden van de Yi-stam een slaaf te koop aanboden van een jaar of veertien, vijftien zag hij dat deze er bijzonder schrander uitzag. Ze zeiden dat hij een uitstekende duiker was die net zo gemakkelijk onder water bleef als een ander over effen paden liep, zodat hij zelfs na een hele lange tijd nergens last van had als je hem liet duiken. Ze beweerden dat er geen beek, rivier, kolk of grot in Shu was waar hij niet tot op de bodem was geweest. Han kocht hem daarop en veranderde zijn naam in Watergeest omdat hij zijn kunde zo zeer bewonderde. Han verliet vervolgens Shu en begaf zich per schip door de Engten op weg naar Jiangling. Toen hij langs de Yanyu-rots in de Qutang-engte kwam beval hij Watergeest in de rivier te duiken om te zien hoe diep het daar wel was. Watergeest dook onder om na enige tijd weer boven te komen met de vele gouden en zilveren voorwerpen en andere schatten die hij daar had ontdekt. Han was bijzonder verheugd en telkens wanneer de boot werd aangelegd waar het water diep was, liet hij Watergeest duiken en deze vond steeds wel weer wat. Stroomafwaarts op weg naar Yangzhou kwamen ze langs de Buffelbankpier. Vanouds wordt gezegd dat de diepste plaats is bij de oever waar Wen Qiao rinoceroshoorn verbrandde om de watermonsters te belichten. Weer liet Han Watergeest duiken en na lange tijd bleek hij weer schatten en jade gevonden te hebben. Hij vertelde dat de talrijke watermonsters niet te benoemen of te beschrijven waren en dat alle met woedende blik hun vuisten hadden geschud zodat hij ternauwernood was ontkomen. Han werd bijzonder rijk en welgesteld.

    Han had een vriend, Wang Tsee, die prefect was van Xiangzhou. Omdat Han enige jaren later door het gebied ten noorden van de gele rivier kwam, ging hij hem een bezoek brengen. Wang Tsee was bijzonder verheugd en onthaalde hem op een feestmaal en ze gingen naar de Achthoekige bron bij de noordpunt van de stad. Op een van nature platte rots had men een putrand gemetseld met acht hoeken, de doorsnee was ruim drie roeden. 's Ochtends en 's avonds hing daarboven een dichte nevel die zich meer dan honderd passen uitspreidde. In duistere nachten was er een schijnsel als de gloed van vuur, dat duizend voet omhoog rees zodat men even goed zicht had als op klaarlichte dag. Volgens de overlevering van oude lieden hield zich daar op de bodem een gouden draak schuil. Als men tijdens grote droogte tot hem bad, verrichtte hij vaak wonderen.

    Wang Tsee zei: "Deze put moet een grote schat verbergen, maar ik zie geen mogelijkheid om die op te halen."

    Han zei tegen Watergeest: "Duik voor mij tot op de bodem van deze put en kijk eens wat voor monsters daar leven. Ook Tsee zal je zeker belonen." Watergeest had al lang niet meer gedoken en daarom trok hij opgetogen zijn kleren uit en verdween onder water. Toen hij na een heel lange tijd weer boven kwam vertelde hij Han: "Daar ligt een enorm grote draak met goudkleurige schubben vast te slapen met vele vollemaansparels tegen zijn borst geklemd. Ik wilde die wel stelen, maar had geen wapen bij me en ik was bang dat de draak plotseling wakker zou worden. Maar als ik een scherp zwaard had, zou ik de draak zonder blikken of blozen onthoofden."

    Han en Tsee waren bijzonder verheugd en Tsee zei: "Ik heb een zwaard van uitzonderlijke kwaliteit. Neem dat mee om de draak te doden."

    Watergeest dronk wat wijn en met het zwaard bij zich dook hij onder. Na enige tijd zagen de toeschouwers die in drommen rondom de put stonden, opeens hoe Watergeest hoog uit het water opsprong, gevolgd door een gouden draak van enige honderden voeten lang en met scherpe klauwen. Hij stortte zich in de lucht op Watergeest om met hem in zijn greep in de put te verdwijnen. De omstanders beefden van angst en waagden het niet van dichtbij te gaan kijken. Han treurde om zijn Watergeest en Tsee was bedroefd om het verlies van zijn kostbare zwaard. Na korte tijd verscheen er een oude man die gekleed was in een bruine pels en die er bijzonder eerlijk en oprecht uitzag. Hij maakte zijn opwachting bij Tsee en zei: "Ik ben de plaatselijke god van de grond. Hoe kon u als prefect zo lichtvaardig spelen met het lot van uw volk? De gouden draak in dit hol is een afgezant van de Hoogste Duisternis. Terwijl hij zijn buitengewone juwelen beheert is hij de hele streek tot zegen. Hoe kon u gehoor geven aan een onbeduidend schepsel om die tijdens zijn slaap te willen stelen? Als de draak plotseling in woede ontsteekt en zijn magische transformaties in het werk stelt, schokt hij de poort des hemels en ontzet hij de as der aarde, beukt hij bergen ineen en verbrijzelt hij heuvels, zodat honderd li in het vierkant veranderen in stromen en meren en het talloze volk verandert in vissen en schildpadden. Hoe zou ook u dan het vege lijf kunnen redden? In het verleden was Zhongli niet uit op schatten en deed Meng Chang de pareloesters terugkeren. U volgt hen nu geenszins na maar handelt uit hebzucht. Maar ook al kende die geslepen kerel geen vrees om de schatten te roven, toch heeft de draak hem al verslonden en zo de parels vergroot!" Het schaamrood stond Tsee op de kaken, hij wist niet wat te antwoorden. Bovendien zei de oude man: "U moet vlug als vuur berouw tonen over uw zonden en tot hem bidden, opdat hij niet al te woedend wordt!" en plotseling was hij verdwenen Wang Tsee bracht daarop een dieroffer aan de draak.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : - "Volksverhalen uit kleurrijk Nederland. Draken en andere vreemde wezens. Verhalen uit de Chinese, Joodse, Nederlandse, Indiase, Turkse, Surinaamse, Marokkaanse en Indonesische verteltraditie"
               verschenen bij Uitgeverij Lemniscaat, Rotterdam, 1991.
               - www.beleven.org

    09-05-2011 om 00:12 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:historisch verhaal
    » Reageer (2)
    26-04-2011
    nieuwsgierig héEen vreemd verhaal
    Een vreemd verhaal
    - Een historisch verslag uit ca. 1627 over Surinaamse menseneters -
    Ik, Nicolaes a Wassenaer, geneesheer te Amsterdam, heb het volgende verhaal genoteerd uit de mond van de Zeeuwse zeeman Lourens Lourenszoon, die acht jaar lang onder de menseneters van de Wilde Kust heeft geleefd en in 1626 in Nederland is teruggekeerd.

    "Toen ik bij de Arocouros woonde, vertelden zij mij vaak over een volk zonder hoofden. Ik geloofde hen niet, maar zij beloofden mij mee te nemen als zij weer eens op oorlogspad gingen.

    Op een dag maakten zij hun boten klaar en bewapenden zich met pijlen en bogen. Twee dagen lang roeiden wij naar het oosten en toen gingen wij aan land. In dit gebied moesten de mensen zonder hoofd zich ophouden!

    Het duurde niet lang of ik zag in de verte op het strand meer dan honderd vreemde wezens, die aan het vissen waren, maar het bos in vluchtten toen zij ons zagen aankomen. Een van hen sprong evenwel het water in en werd door de Arocouros ingesloten. Het was niet eenvoudig hem gevangen te nemen, want hij was ongelooflijk sterk en kronkelde als een bruinvis. De Indianen bonden de handen en voeten van het monster vast, wierpen hem in een van de boten en voeren snel uit het gebied van deze gevaarlijke stam. Terug in het dorp kon ik hem op mijn gemak bekijken. Hij was kort en dik, ik mag wel zeggen vet. Daar waar bij ons de nek zit, groeide bij hem lang, zwart haar. Zijn neus bevond zich midden op zijn borst, de ogen stonden dicht bij elkaar, en zijn oren zaten onder de oksels en waren zo klein dat je ze amper kon zien. De huid van zijn handen was zo ruw als een rasp. De mannen met wie hij in het water had geworsteld, waren op een aantal plaatsen hun vel kwijt!

    Toen de Arocouros besloten hem te doden en hem met stokken sloegen, raasde en tierde het monster zo verschrikkelijk dat het niet om aan te horen was."

    Of het vlees van het monster smaakte, heb ik niet gehoord, maar Lourens Lourenszoon vertelde mij wel dat het bij deze Indianen gebruikelijk was degenen die zij in een oorlog hadden verslagen en gedood, op te eten. Lourens Lourenszoon weigerde altijd aan deze eetpartijen deel te nemen, maar op een keer zetten zij hem een schotel voor die heerlijk rook. Het vlees was zeer blank. Lourens Lourenszoon proefde ervan en het was zo verrukkelijk en zo zoet dat hij alles opat. "Zoiets lekkers heb ik nog nooit geproefd," zei hij. "Wat voor vlees was het?"

    "Mensenvlees," zeiden de Indianen. "Je weet toch dat we gisteren een aantal vijanden gevangen hebben genomen."

    Terstond begon Lourens Lourenszoon te walgen en te braken... en hij leerde hen dat het voor hem en God een gruwel was. Tijdens zijn verblijf onder de menseneters heeft niemand meer zijn vijand opgegeten!


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : - "Volksverhalen uit kleurrijk Nederland. Draken en andere vreemde wezens. Verhalen uit de Chinese, Joodse, Nederlandse, Indiase, Turkse, Surinaamse, Marokkaanse en Indonesische verteltraditie"
               verschenen bij Uitgeverij Lemniscaat, Rotterdam, 1991.
               - www.beleven.org

    26-04-2011 om 00:07 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:historisch verhaal
    » Reageer (0)
    01-01-2011
    nieuwsgierig héOdysseus en de Laistrygonen
    Odysseus en de Laistrygonen
    - Een verhaal uit de Griekse oudheid over mensenetende reuzen -
    Na een moeizame tocht vol wind en storm kwamen Odysseus en zijn metgezellen bij het land van de Laistrygonen. De haven was prachtig gelegen, omringd door rotsen die tot in de hemel reikten. De bemanningen loodsten hun schepen door een nauwe toegang tussen de rotsen en meerden de schepen dicht tegen elkaar af.

    Alleen Odysseus bleef buiten de haven liggen, gekweld door een donker voorgevoel meerde hij daar zijn schip aan de rotsen. Meteen beklom hij de hoge rotsen om te kijken of er mensen waren. Maar er was niemand te bekennen; hij zag alleen rook ten hemel stijgen. De held stuurde daarom verkenners uit om zo te weten te komen wat voor mensen dit land bewoonden.

    De verspieders van Odysseus gingen over een weg waar met hout beladen wagens vanuit de bergen naar de stad reden. Vlak bij de stad ontmoetten ze een meisje dat voor de poorten van de stad water putte uit de bron Artakia. Het was de reusachtige dochter van Antifates, de koning der Laistrygonen. Vriendelijk vroegen ze het meisje wie koning was van dat land, en over welk volk hij heerste. De koningsdochter wees hun het huis van haar vader.

    Toen de metgezellen van Odysseus het prachtige paleis van de koning betraden, was alleen de vrouw van de koning aanwezig. Zij was een reuzin, zo groot als een bergwand. De vrienden van Odysseus werden door ontzetting en afschuw bevangen. De koningin stuurde echter meteen boden uit om haar gemaal naar het paleis te laten komen.

    Toen de afschrikwekkende koning het paleis binnenstormde greep hij meteen een van de bezoekers en verslond hem met huid en haar. De overige metgezellen van Odysseus vluchtten snel weg, terwijl Antifates met bulderende schreeuwen zijn volk bij elkaar riep. Van alle kanten kwamen toen de Laistrygonen aangesneld en achtervolgden met hun koning de vreemdelingen tot aan de haven.

    Daar aangekomen slingerden ze vanaf de hoge rotsen enorme rotsblokken naar de schepen die beneden in de haven gevangen lagen. Er ontstond een verschrikkelijk gedrang. Met luid gekraak werden de schepen verpletterd door de rotsblokken die de reuzen naar beneden slingerden. Vervolgens stortten de Laistrygonen zich in de haven en spiesden de wegzwemmende mannen van Odysseus als vissen en namen ze mee naar huis om ze daar te verorberen.

    Odysseus sneed snel het touw door waarmee hij zijn schip aan de rots buiten de haven had gemeerd en liet zijn bemanning met al hun kracht aan de riemen trekken. Doodsbang voor een dood in de muilen van de menseneters doorkliefden zij het water. Zo ontsnapte alleen het schip van Odysseus omdat de held uit voorzichtigheid zijn schip niet in de haven had gemeerd.

    Alle andere schepen waren met hun bemanningen verloren gegaan.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : - "Sprookjes uit de Griekse oudheid" bewerkt door Erich Ackermann.
               Uitgeverij Elmar, Rijswijk, 1994. ISBN: 90-389-02697
               - www.beleven.org

    01-01-2011 om 00:41 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:historisch verhaal
    » Reageer (7)
    14-11-2010
    nieuwsgierig héDe wonderdokter van Druten
    De wonderdokter van Druten
    - Een Gelderse geschiedenis uit 1865 over een duiveluitdrijver -
    Er was eens een vrouw die op een middag haar man, die op de fabriek werkte, zijn eten bracht. Haar man echter had ruzie gehad met een andere man wiens vrouw een toverheks was. Onder het eten, rond twaalf uur, kregen de twee mannen weer ruzie en het liep zo hoog dat ze maar besloten om het uit te vechten. De twee vrouwen vermoedden niets en zaten rustig met elkaar te praten. Toen de vrouw zag dat de mannen op de vuist gingen stond ze op en wilde hen tegenhouden. "Rustig maar," zei de andere vrouw (de toverheks), "mijn man zal uw man niets doen."

    De andere dag was de vrouw echter helemaal niet lekker en toen ze zich herinnerde dat de andere vrouw haar een klap op de knie had gegeven dacht ze: als ze mij maar niet heeft betoverd! Ze kon niet meer eten, alleen nog maar een beetje drinken. Ze ging naar de dokter, maar hij wist niet wat het was. Hij gaf haar toch maar een drankje, maar natuurlijk hielp dat helemaal niet en op een dag moest de dokter bekennen: "Vrouw, u moet eraan sterven, al was u de laatste op de wereld."

    De baas van de fabriek had al meermaals aan zijn knecht gevraagd hoe het met zijn vrouw ging en telkens moest hij horen dat het niet goed ging. Toen de knecht echter vertelde dat ze naar de dokter was geweest en dat die had gezegd dat z'n vrouw eraan zou sterven, ook al was ze de laatste op de wereld, kreeg hij een goede raad van z'n baas. "Vanmiddag komt de eigenaar van de fabriek," zei de baas, "en dan zal ik hem vertellen wat er aan de hand is. Je moet hem dan maar om een paard en wagen vragen en zondag met je vrouw naar Druten rijden. Daar woont een wonderdokter, ze noemen hem ook wel de 'duivelbanner'.

    En inderdaad, de volgende zondag reed de man met zijn zieke vrouw naar Druten en hij belde bij de dokter aan. "Man, wat kom je hier doen? Hou je maar bij de bakker, dat is beter dan de dokter."

    "Ik kom voor mijn vrouw," zei de man, "die is heel niet goed." De dokter liet ze in een kamer waar ze een poosje moesten wachten. De vrouw moest drie keer heel diep adem halen en die adem werd door de dokter met zijn mond opgevangen. Toen ging hij weg en liet ze zeker een uur wachten.

    Nat van het zweet en helemaal uitgeput kwam de dokter daarna weer binnen en hij zei: "Ziezo, dat is gebeurd. Wat ik al niet voor u heb uitgestaan. Duizenden padden en kikkers heb ik u afgenomen. Het is jammer dat ik ze u niet mag laten zien, want u zou het niet geloven. Ik wil best geloven dat u in geen drie weken hebt gegeten, want steeds had u een brok in de keel. Helemaal er vanaf bent u niet want u zult steeds pijn in uw linker zij houden. Daar kan ik u niet van af helpen."

    Even later at de vrouw voor het eerst sinds weken een beschuit in een café in Druten en ze dronk ook een lekkere kop koffie. Ze is, zo besluit het verhaal, tweeënzestig jaar geworden, maar ze heeft de pijn in haar linker zij altijd gehouden.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : - "Spokerijen in Gelderland. Verhalen over reuzen, heksen, witte juffers, weerwolven, ridders en jonkvrouwen uit de 'Geldersche Volks-Almanak' van 1835 tot 1904, 1942 en 1947"
               opnieuw verzameld en bewerkt door Ria Lissenberg-Hörter. Europese Bibliotheek, Zaltbommel, 1974.
               - www.beleven.org

    14-11-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:historisch verhaal
    » Reageer (4)
    01-06-2010
    nieuwsgierig héDe echo en de narcis
    De echo en de narcis
    - Een Griekse mythe over onmogelijke liefde, trots en hoogmoed -
    Lang geleden, toen iedere rivier zijn eigen beschermengel had en iedere boom zijn eigen boomnimf, ontvoerde Kepheus de blauwe nimf Lester. De beeldschone Lester werd moeder en bracht een zoon ter wereld. De jongen stal, zo klein als hij was, de harten van alle mensen. Zijn moeder gaf hem de naam Narcis en de jongen werd elke dag knapper. Toen zijn moeder aan de profeten vroeg, wat haar zoon in de toekomst te wachten stond, sprak de blinde Theresia: "Als hij geen misbruik maakt van zijn knappe uiterlijk, zal hij een hoge leeftijd bereiken."

    Maar Narcis bereikte geen hoge leeftijd. Zijn knappe uiterlijk deed hem meer kwaad dan goed. Wie hem eenmaal gezien had, wilde voor altijd bij hem blijven. De jongemannen bedelden om zijn vriendschap en de meisjes om zijn liefde. Maar Narcis ontweek ze allemaal, vluchtte voor de vriendschap en ging de liefde uit de weg. Het liefst zwierf hij alleen door de bossen. Het liefst joeg hij op wild en, net als het wild, schuwde hij de mensen. De mensen dachten, dat hij trots en hoogmoedig was. En de bergnimf Echo moest het zelfs met de dood bekopen. Zij volgde hem in de bossen als een schaduw, ze wilde met hem praten, maar dat kon ze niet. De godin Hera had haar een keer gestraft, omdat ze zich met kletspraat ophield. Vanaf die tijd kon Echo alleen maar herhalen wat een ander zei; ze kon zelf geen gesprek beginnen.

    Ook tegen de knappe Narcis kon ze niets zeggen, ze moest wachten, tot hij zelf het woord tot haar richtte. Toen Narcis op een keer in de gaten kreeg dat er iemand achter hem aan liep riep hij: "Wie is daar?"

    En Echo zei hem na: "Wie is daar?"

    Narcis keek om zich heen, maar zag niemand. Hij riep nog eens: "Waar ben je en waarom verstop je je voor mij?"

    En Echo herhaalde opnieuw: "Waarom verstop je je voor mij?"

    Narcis keek weer om zich heen, om te zien wie er met hem sprak en riep toen: "Kom te voorschijn."

    En Echo zei hem vrolijk na: "Kom te voorschijn."

    Toen kwam ze uit haar schuilplaats en liep naar Narcis toe om hem te omhelzen. Maar Narcis moest daar niets van hebben en hij ging op de vlucht terwijl hij riep: "Van jou houden? Dan sterf ik liever."

    En ongelukkige Echo kon alleen maar herhalen: "Dan sterf ik liever!"

    En na korte tijd ging ze aan haar ongelukkige liefde ten onder. Elke dag werd ze dunner, tot er van haar alleen nog maar de stem overbleef. Ze verstopt zich voor de mensen in holen en bossen, loopt zoals vroeger door bergen en dalen, maar niemand kan haar meer zien. Men kan haar alleen als echo horen.

    Maar nog erger behandelde Narcis een vriend van hem. In plaats van vriendschap te laten blijken stuurde hij hem een zwaard en de vriend doorstak zichzelf met het zwaard op de drempel van zijn huis. Dat konden de goden niet ongestraft laten en enige tijd later namen ze wraak.

    Toen Narcis op jacht was, kreeg hij vreselijke dorst en in de schaduw van de bomen zag hij een bron. Nadat hij zich had voorovergebogen en zijn dorst had gelest, zag hij voor het eerst zijn eigen gezicht in het water weerspiegeld. Hij werd er dadelijk verliefd op en wilde het knappe gezicht kussen, maar nauwelijks had hij zijn gezicht aangeraakt of het water kwam in beweging en het beeld verdween. Toen bemerkte hij, dat het zijn eigen gezicht was en zijn verdriet werd er des te groter door.

    Lange tijd klaagde Narcis om zijn ongelukkige liefde en de ongelukkige echo klaagde met hem mee. En toen Narcis zich tenslotte uit vertwijfeling met een dolk neerstak en zijn beeld voor het laatst vaarwel zei, herhaalde de arme echo: "Vaarwel, voor altijd vaarwel, mijn ongelukkige liefde!" Toen een paar van zijn vrienden hem wilden begraven, zagen ze het lichaam van Narcis niet meer. In plaats daarvan groeiden er in het gras prachtige gele bloemen. Ze dragen tot op de dag van vandaag de naam Narcis.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "De betoverde tuin" door Marie Mrstikova. Nederlandse vertaling van Els Nuijen.
               Uitgeversmaatschappij Holland, Haarlem, 1978. ISBN: 90-251-0297-2
               Foto : Vincent de Groot   CC 3.0

    01-06-2010 om 00:09 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:historisch verhaal
    » Reageer (8)
    26-05-2010
    nieuwsgierig héHet wonderbare vlas
    Het wonderbare vlas
    - Een middeleeuws verhaal over een trouwe bruid uit Utrecht -
    In het jaar 1270 riep de Franse vorst Lodewijk de Heilige voor de tweede maal tot de kruistocht op. Eén van de vele ridders die hem volgden was ridder Aelbert uit Utrecht. Zo vol van het heilig vuur was deze jongeman, dat hij zijn geliefde, jonkvrouw Agniet, eenzaam en treurig achterliet. Doch zoals een kuis meisje betaamde, liet zij zich niet in met andere vrijers, en wachtte zij geduldig op de terugkomst van haar ideaal, Aelbert.

    Nu was er in Utrecht een snoodaard, Wulfert genaamd, die te laf was om het land waar de Verlosser was gestorven aan de klauwen der heidenen te ontrukken, en die reeds lang een oogje had op de beminnelijke Agniet. Toen dan de vrome Aelbert het kruis opgenomen en het zwaard omgord had, zag deze gluiperd zijn kans schoon.

    Hij stond op goede voet met de bisschop, die er ook geen heil in had gezien Jeruzalemwaarts te trekken, en die trouwens genoeg te stellen had met de Utrechtse ambachtsgilden, en de Hollandse graaf Floris. Samen oefenden zij een lichte drang uit op de vader van de jonkvrouw. Deze hoefde er niet lang over na te denken. Wulfert was een goede partij, wel voorzien van materiële zaken, en Aelbert, zo hij ooit iets betekend had, was weg en zou waarschijnlijk nooit wederom komen. Opgewekt deelde hij het heuglijke nieuws aan zijn dochter mee. Deze verbleekte terstond. Tranen welden uit haar blauwe ogen. Niet Wulfert. Niet die wrede sluwaard. Neen, nooit zou ze zich met hem willen verbinden. Wachten wilde ze op Aelbert. Haar Aelbert. En wanneer het God goeddunkte hem in de strijd voor Zijn Zoon tot zich te nemen, dan zou zij Zijn bruid worden. Maar Wulfert? Nooit! Smekend omklemde zij haar vaders knieën. De oude man was eerst wat beduusd, doch hij zag geen reden van zijn standpunt af te wijken. Er waren bovendien reeds berichten uit Marseille gekomen, dat de kruisvaardersvloot bij Tunis in de handen van zeerovers was gevallen. Aelbert was al lang verkocht als slaaf, of verdronken of afgemaakt door het kromzwaard der Saracenen.

    Doch zijn dochter bleef aandringen. "Laat mij dan," zo fluisterde zij ootmoedig, "eerst het vlas afspinnen, dat zich om mijn spinrokken bevindt. Daarna zal ik Wulfert mijn ja-woord geven." Zo vermurwde zij haar vader. "Ach," dacht deze, "zij zal tot rust komen en inzien dat mijn besluit het beste voor haar is." En hij stemde toe in deze wonderlijke gril. Opgelucht begaf Agniet zich naar haar vertrekken en zette zich aan haar arbeid. Welk een wonder! Hoe zij ook spon, het vlas wilde maar niet opraken. Vele malen trad haar vader haar kamer binnen; zij bleef doorspinnen. Vele malen verscheen Wulfert aan de voordeur; zij spon. Haar gedachten waren slechts bij haar geliefde in het verre heidenland, en ondertussen spon zij.

    Uiteindelijk werd haar beproeving beloond. Op een kille lenteochtend verscheen een uitgemergelde en afgematte Aelbert aan haar venster. Met ingetoomde vreugde viel zij hem om de hals. Haar ridder.

    Met enkele soepele bewegingen eindigde zij haar taak. En zie, het vlas, waar maar geen einde aan had willen komen, was nu plotseling op.

    Aelbert, vermoeid als hij was, daagde terstond de vermetele Wulfert uit tot een tweegevecht, en doodde hem met één slag van zijn edel zwaard. Groot was de vreugde der geliefden. Niets stond hun samenzijn nu nog in de weg. Enig tijd later traden zij in het huwelijk.

    En nog wijst men in de steeg bij het Sint-Geerdenklooster de woning der trouwe bruid aan, tot voorbeeld aan alle Utrechtse maagden.

                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Volksverhalen uit Utrecht en het Gooi" samengesteld door Willem de Blécourt.
               Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1979. ISBN: 90-274-7083-9

    26-05-2010 om 06:19 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:historisch verhaal
    » Reageer (5)
    04-04-2010
    nieuwsgierig héDaniël in de leeuwenkuil
    Daniël in de leeuwenkuil
    - oud-testamentische verhalentraditie -
    Koning Darius, de Meder, had zo'n groot rijk dat hij van oost naar west en van zuid naar noord honderdtwintig stadhouders nodig had om zijn zaken te regelen. Boven hen stelde hij drie rijksbestuurders aan. Een van hen was Daniël, een balling uit Judea, die zo schrander en rechtvaardig was dat Darius hem over het gehele koninkrijk wilde aanstellen. Dit nu zinde de andere rijksbestuurders en de stadhouders niet. Afgunst rees in hen op en zij spanden samen tegen Daniël. De mannen zochten naar een reden om hem aan te klagen maar zij vonden er geen, want Daniël was de koning trouw. Toen zeiden zij tegen elkaar: "Wij zullen tegen deze Daniël geen enkele grond voor een aanklacht vinden, tenzij wij iets tegen hem vinden in de dienst van zijn God."

    En zij verzonnen een list, en zij zeiden tegen hun koning: "Alle rijksbestuurders van het koninkrijk, alle oversten, stadhouders, raadsheren en landvoogden hebben zich beraden en vinden dat er een koninklijk besluit moet worden uitgevaardigd en een verbod vastgesteld, dat ieder die binnen dertig dagen een verzoek richt tot enige God of enig mens behalve tot u, o koning, in de leeuwenkuil zal worden geworpen. Vaardig dan nu, o koning, dat verbod uit en schrijf een bevelschrift, dat onveranderlijk is naar de wet der Meden en Perzen, die niet kan worden herroepen." En koning Darius deed wat zij hem vroegen.

    Daniël wist dat het bevelschrift geschreven was maar trok zich net als elke andere dag terug in zijn vertrekken en loofde zijn God. Daar vonden de rijksbestuurders en stadhouders hem. Zij sleurden hem naar koning Darius en zeiden: "Daniël, een van de ballingen uit Judea, heeft geen acht geslagen op u, o koning. Heeft gij niet een verbod uitgevaardigd dat ieder mens die binnen dertig dagen een verzoek richt tot enige God of enig mens behalve tot u, o koning, in de leeuwenkuil zal worden geworpen?" De koning, die zeer gesteld was op Daniël, zon op middelen om hem te bevrijden. Tot zonsondergang gaf hij zich de moeite hem te redden. Maar de mannen drongen bij Darius aan en zeiden: "Weet, o koning, dat het een wet van Meden en Perzen is, dat geen enkel verbod of besluit dat de koning heeft uitgevaardigd, veranderd kan worden."

    Daarop sprak koning Darius tot Daniël: "Uw God, die gij zo volhardend dient, die bevrijde u!" Hij liet Daniël in de leeuwenkuil werpen en hij liet de leeuwenkuil afsluiten met een zware steen, en hij ging terug naar zijn paleis en vreesde het ergste. Maar toen de wilde dieren Daniël zagen, verwelkomden zij hem als honden die zich verheugen over de thuiskomst van hun baas, zij likten zijn handen en kwispelden met hun staart en hem werd geen haar gekrenkt. Terwijl dit gebeurde, verscheen in Judea een engel aan de profeet Habakkuk en zei: "Breng voedsel naar Daniël, die in de leeuwenkuil zit." En de engel greep Habakkuk bij diens haar en zette hem in de leeuwenkuil, waar hij en Daniël samen de avondmaaltijd genoten. Daarna bracht de engel Habakkuk terug naar Judea.

    De volgende morgen, bij het krieken van de dag, ging de koning, die de nacht vastend had doorgebracht, naar de leeuwenkuil om te zien wat er van Daniël geworden was. Zijn vreugde was groot toen hij ongedeerd bleek te zijn. "Mijn God heeft zijn engel gezonden en de muilen der leeuwen gesloten," zei Daniël, "en zij hebben mij geen kwaad gedaan, omdat ik voor Hem onschuldig ben bevonden; maar ook tegen u, o koning, heb ik geen misdaad begaan."

    Toen gaf koning Darius het bevel om de vijanden van Daniël te halen. Zij zeiden dat de leeuwen geen honger hadden gehad, en dat Daniël om die reden ongeschonden was. Daarop nam de koning de proef op de som. Hij liet alle honderdtweeëntwintig vijanden van Daniël in de leeuwenkuil werpen, samen met hun vrouwen en kinderen, tweehonderdvierenveertig in getal, en de leeuwen hadden honger: allen werden in stukken gescheurd. Zelfs hun beenderen werden vermorzeld. En Daniël stond hoog in aanzien onder het koningschap van Darius en onder het koningschap van Kores, de Pers.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Volksverhalen uit kleurrijk Nederland. Dieren. Dierenverhalen uit de Chinese, Joodse, Nederlandse,
               Indiase, Turkse, Surinaamse, Marokkaanse en Indonesische verteltraditie"
               Lemniscaat, Rotterdam, 1990.

    04-04-2010 om 10:15 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:historisch verhaal
    » Reageer (7)
    26-03-2010
    nieuwsgierig héHet woud zonder genade
    Het woud zonder genade
    - Een sage over een Romeins keizer die Holland probeert te veroveren -
    Er was eens een Romeins keizer, die naar Brittannië was getrokken om dat te veroveren. Hij moest er lang strijden, want de bewoners van dat land boden heftige tegenstand. Ze wilden hun vrijheid niet verliezen. Maar het Romeinse leger was duchtig gewapend en de soldaten waren jarenlang geoefend in de krijg en bovendien waren het dappere strijders.

    Zodoende won de keizer deze strijd en hij werd heerser over Brittannië. Hij regelde daar alles, zoals hij het wou en toen stak hij weer met zijn leger de zee over. Die Romeinse keizer had altijd maar honger naar nieuw land, daarom besloot hij nu eens regelrecht naar het oosten te varen om te zien, of hij daar ook soms in streken kwam, die de moeite van het veroveren waard waren.

    "Naar het oosten!" beval hij dus en de slaven roeiden en de kapiteins richtten de stevens van hun galeien oostwaarts.

    Midden op zee brak een hevige storm los. Huizenhoge golven namen de galeien op en smeten ze her en der, zodat ze elkaar spoedig uit het gezicht verloren. Bovendien werd het midden op de dag aardedonker, felle bliksemschichten schoten door de lucht, de ratelende donderslagen volgden elkaar snel op. Twee galeien werden tegen elkaar gesmeten en barstten uiteen. Enige ogenblikken klonken de kreten van de verdrinkenden boven het stormgeloei uit, toen vulde alleen weer het geraas van wind en water de ruimten. Dag en nacht waren één, duisternis heerste over de wereld. De mensen op de schepen streden met verbeten woede tegen een macht, die hun wapens niet vreesde.

    Eindelijk brak het licht door, de storm legde zich. De galei van de keizer was op een eenzaam strand geworpen. Overal lagen brokstukken van schepen, vele lijken spoelden weldra aan. Langzamerhand echter ontmoetten elkaar van noord en zuid kleine legergroepen. Het waren ellendige dagen, waarin de keizer met moeite zijn mannen samenbracht. Toen trok hij het land in, verder naar het oosten. Eerst moesten ze waden door duinen van zand. Toen kwamen ze in een vlakte.

    Hier werd het er echter niet beter op. Ze stieten op een wild volk. Ruig en dapper was dat. Het waren voorzaten van de Hollanders. Ze woonden in en om een sterke burcht, die ze Slavenburg noemden. Die stond in de streek, waar nu ongeveer het Westland is. Dat volk vocht als één man tegen de krijgers, die van de kant van de zee kwamen. Hun strijdbijlen flikkerden in het zonlicht bij houw op houw, hun speren suisden fluitend door de lucht heen. Menig Romeins soldaat beet in het zand en vond de dood, die hij pas op zee ontgaan was.

    Ten slotte echter zegevierde de keizer ook hier. Hij sloot een bondgenootschap met die mannen en toen leefde hij daar met zijn leger enige tijd.

    Daarna dreef de landhonger hem weer verder. Maar dat zat hem niet glad. Hij kwam al spoedig met zijn mannen aan het grote bos, dat zich destijds uitstrekte over geheel Holland. Hij kon er niet omheen, hij moest er dwars door.

    "Recht erdoor!" beval hij dus. En de grond dreunde onder de sterke schreden van die mannen. Het was een geluid, dat dreigend voortrolde door het bos. Al spoedig echter rolde hun van de andere zijde nog een dreigender geluid tegemoet. Het was een geluid, dat niets menselijks meer had: brullen en loeien. Het waren dieren, die naderden. De haren rezen de keizer te berge. Uit de woudeenzaamheid drongen die dieren op, leeuwen, beren, oerossen, wolven, wilde varkens, en besprongen het leger aan alle kanten, onder gegrom en geloei en gehuil. Zo iets had de keizer nog nooit beleefd. Er was geen doorkomen aan. Er was maar één manier om de dood te kunnen ontkomen: terug, terug.

    "Terug!" beval toen die Romeinse keizer, terwijl hij toornig op zijn tanden knarste.

    Dat waren die mannen, die nog nooit hadden moeten vluchten: nu vluchtte hun gehele leger voor de dieren uit dat woud. Ze vluchtten allen, tot ze weer aan de Slavenburg kwamen. Eerst daar waren ze in veiligheid.

    "Wat is dat voor een woud?" vroeg de keizer aan de hoofdman van de burcht. Zijn stem was hard, maar de hoofdman hoorde er toch de schrik en de angst in. De oude wrok tegen de Romeinen werd weer in hem wakker.

    "Dat woud heeft geen naam," antwoordde hij duister.

    "Nooit gehad?" vroeg de keizer verwonderd. "Kunt u ook zeggen, hoe groot het is?"

    "Men zegt, dat het tien mijlen lang en drie mijlen breed is."

    Toen vroeg de keizer, of er ook mensen woonden in dat woud.

    "Dat weet ik niet," antwoordde de hoofdman. "Maar ik weet wel, dat het beter voor u zal zijn om niet meer te trachten er doorheen te breken."

    "Zo, en waarom zal ik dat niet doen? Ik ben een Romeins keizer, hoofdman!"

    "Is het een eer voor een Romeins keizer om zijn leven te verliezen in de muil van beren en wolven?"

    De keizer zweeg. Hij stampte met de voet.

    "Ge zult stellig de helft van uw mannen verliezen in dit woud," vervolgde de hoofdman. "En de rest vindt aan de andere zijde de dood."

    "Aan de andere zijde?" vroeg de keizer. "Hoe bedoelt u dat?"

    "Omdat daar Friezen wonen, Heer. Dat zijn mensen, hoog van gestalte, ruig van haar, sterk van lichaam en zo onstuimig in hun moed, dat ze voor hun vijanden nog erger zijn dan deze dieren."

    Nu zweeg de keizer lang. Strak zag hij naar het oosten, zijn blik ging langs de zoom van dat woud. Het lag daar zwijgend en duister. Het verborg duizend doden.

    "Dat is een woud zonder genade," mompelde hij toen, en wendde zich voorgoed af.

    De volgende dag sloeg hij met zijn leger de weg naar het zuiden in en zocht langs de rivieren aanlokkelijker streken op. Nog eeuwen lag daar het Woud zonder Genade, geen mens vond er doorgang noch zocht er toevlucht in.

                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Nederlandse sagen en volksverhalen" door Cor Bruijn.
               Fibula, Houten, 1989. Oorspr. titel: Nederlandse sagen.
               Ploegsma, Amsterdam, 1946. ISBN: 90-269-4419-5

    26-03-2010 om 00:20 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:historisch verhaal
    » Reageer (7)
    01-03-2010
    nieuwsgierig héDe marketentster van de Fransebaan
    De marketentster van de Fransebaan
    - Een sage uit Oisterwijk over Trientje de Fransman -
    Trientje de Fransman was een marketentster. Dat was in 1813. Ze is toen met het leger van Napoleon meegekomen over de Franse Baan. Napoleon is daar in de Franse Baan verslagen. De mensen maakten er een versje van:

    "Trieneke de Fransman
    die met het leger hier kwam
    Napoleon is over de Franse Baan
    met de legers op de vlucht gegaan."
    Trientje was een marketentster. Haar man was bij het leger en zij liep met hem mee. Achteraan. Ze had een leren riem om en daar hing een kruikje met jenever aan. Haar man is met Napoleon weggevlucht en nooit meer teruggekomen. Trientje is toen hier 'op de hei' blijven wonen. Ze bouwde een hutje van masten (dat zijn van die lange dennen) en van rijshout (dat zijn lange wilgentakken). Met dennen en takken vlocht ze de muren van het hutje en smeerde dat dicht met leem en koeienpoep. Dat werd dan heel hard.

    Ze verkocht in haar huisje jenever, tabak en bier. Er kwamen ook veel stropers. De mannen kwamen bij Trientje wat drinken. Ze was altijd de hele nacht op. Ze ging niet naar bed. Toen ze hier kwam als marketenster was ze nog een meisje van 23 jaar. Ze heeft hier nog tot 1870 gewoond. Ze was toen 80. Toen werd ze ziek. De mensen zeiden dat ze haar ziel aan de duivel had verkocht. Dat was, omdat ze de mannen in haar huisje liet zuipen en lallen tot diep in de nacht.

    Het ging als een lopend vuurtje rond: "Trientje de Fransman is doodziek!"

    Nu woonde er in Haaren een zekere 'Keesje'. Hij was zo ongeveer dokter. Hij had allerlei kruiden. Hij was naar Trientje toegegaan en had gezegd: "Trientje, je gaat dood. Wil je de pastoor hebben?" - "Nee," zei Trientje, "dat wil ik niet. Dat werk ik zelf wel met Onze Lieve Heer af."

    Nou, er zijn vijf pastoors geweest: uit Haaren, Boxtel, Oirschot, Moergestel en uit Oisterwijk. Maar Trientje wilde van de pastoors niets weten. De pastoors dachten dat ze recht naar de hel ging. Ze hebben het allemaal geprobeerd. Alleen de Oisterwijkse pastoor bleef. Trieneke moest van hem de duivel afzweren: ze mocht niets meer met hem te maken hebben. Ze moest zeggen: "Ik verzaak aan de duivel." Maar Trieneke zei niets.

    "Zeg het nu," zei de pastoor. Maar Trieneke zei niets. "Zeg het nu," zei de pastoor weer. Tenslotte zei Trieneke: "Ik verzaak aan Mijnheer de Duivel."

    "Waarom zeg je nu 'mijnheer' tegen de duivel?" vroeg de pastoor.

    "Ik ben niet gek," zei Trieneke. "Als ik toch naar de hel moet, dan houd ik de duivel liever tot vriend."

                                          * * * EINDE * * *
    Bron : Geschreven en verteld door Marleen Groenland voor het project
               'Nederlandse gemeenten en hun sagen'. Oktober/november 2008.

    01-03-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    Categorie:historisch verhaal
    » Reageer (7)
    24-02-2010
    nieuwsgierig héDe zuurkool van Bommen Berend
    De zuurkool van Bommen Berend
    - Een Groninger sage over Haren, Grote Griet en een kanonskogel -
    Het was een grote fout van Bernhard von Galen - de Duitse bisschop van Münster - die dacht dat het gebied van Groningen en omstreken nog steeds aan hem toebehoorde. Maar het was ondertussen het gebied van de Groningers zelf. Maar dat was voor Bommen Berend - want zo werd hij ook wel genoemd - geen bezwaar om toch naar het noorden op te trekken.

    Hij begon in Coevorden en van Coevorden werd gezegd: "Dat is een moeilijk te nemen vesting." Nou, Bommen Berend had er geen enkel probleem mee. Hij had duizenden kogels, twintigponders schoot hij af. Hij had binnen de kortste keren Coevorden ingenomen en kon hij doorstoten naar Boertange. Maar daar hadden ze 200.000 kogels voor hem klaarliggen. En hij probeerde te onderhandelen maar er viel niet te onderhandelen met de bevelhebber daar.

    In Groningen had Carl von Rabenhaupt - de commandant die aangesteld was om Groningen te verdedigen - er voor gezorgd dat op de Grote Markt een enorm kanon werd opgesteld: de Grote Griet. Daar is nog een café naar genoemd en je kunt het nog bezoeken. En hij had het laten richten op het zuiden want daar zou Bommen Berend vandaan komen. En inderdaad. Hij maakte een omtrekkende beweging en Boertange kwam hij ook niet in. Hij had Coevorden wel en alles wat daartussen lag, maar hij wilde Groningen hebben.

    En daar stond hij in Deursen, vlakbij Assen. Daar sloeg hij zijn kampement op en langzaam trokken ze met hun geschut richting het noorden, richting Groningen en kwamen aan in Haren. Haren was een scheet voor ze! Dat was zo ingenomen. Er werd geroofd, gemoord, geplunderd en binnen de kortste keren lag Haren aan zijn voeten, maar dat was niet zijn doel. De grote stad die daar lonkte wilde hij hebben.

    En als eerste vorderde hij de kerk. Daar zou hij gaan zitten en vanuit die plek zou hij het geschut leiden. En dat deed hij ook. En hij deed zijn naam werkelijk eer aan. Hij schoot de ene kogel na de andere op Groningen af, maar af en toe kwamen er een paar aardige terug. Want Grote Griet, dat was bekend, daar kon je ontzettend zuiver mee richten.

    Maar de overmacht van Bommen Berend zou de stad wel snel aan zijn voeten leggen. Maar dat viel tegen. Hij was vijf dagen bezig met schieten, hij was zes dagen bezig. Geen enkel teken van overgave kwam er vanuit de grote stad. Ja, het enige dat kwam, dat waren die enorme twintigponders, die overal op en doorheen knalden. De ravage was groot. De berichten waren niet best. En het lukte hem niet. Na acht dagen nog steeds niet. En hij begon toch langzamerhand wanhopig te worden en te twijfelen: "Zou het lukken?"

    Maar hij had het best naar zijn zin, want hij had Haren zo'n beetje leeggeplunderd en hij had ontdekt dat je daar de heerlijkste zuurkool met spek kon eten en dat wilde hij iedere dag hebben. De beste kok van Haren moest hem iedere dag een groot bord zuurkool met spek leveren. Dat at hij dan met smaak op en dan keek hij af en toe door het venster naar Groningen en dan kwam er weer zo eentje aan... uit de Grote Griet.

    En het was op een dag, 27 augustus 1672, dat hij zijn bord op tafel had gezet en verbeten naar de grote stad keek die maar niet wilde vallen. En hij draaide zich om naar zijn bord met zuurkool... en dat is zijn geluk geweest, mensen! Want doordat hij zich omdraaide, hoorde hij slechts even een zoevend geluid achter hem. Maar als hij had gekeken, dan had hij die twintigponder op het venster af zien komen. Had hij gezien dat ie over de tafel vloog, zijn bord met zuurkool meenam en er aan de andere kant de toren weer uitvloog. En met een enorme dreun kwam de twintigponder zeven voet diep de grond in, de vette Groningse klei. En op dat moment wist hij gewoon: "Het heeft geen enkele zin om daar nog tijd en geld aan te besteden. Mijn manschappen willen weg, ze worden helemaal ziek van die enorme twintigponders die op hun terecht komen." Er waren zoveel gesneuvelden! En hij besloot zich terug te trekken en zijn verlies te nemen. En zo bleef Groningen dus bespaard voor de inname van Bommen Berend. Bernhard von Galen, die met de staart tussen zijn benen weer kon vertrekken.

    En de Groningers die vierden feest en dat doen ze vanaf die tijd ieder jaar op 28 augustus. Dan vieren ze het feest van Bommen Berend. En als ze zeggen: "We hebben vanavond oorlog," dan betekent het dat er zuurkool met spek wordt gegeten, want daar zijn ze dol op.

    En ze hebben natuurlijk een liedje gemaakt, de Groningers:

    "Grote Griet ben ik gehieten, Om wijd en weer kon ik wel schieten, Ik kreeg een kogel in mijn mond, Ik schoot hem door de Haarder toren, En toen nog zeven voet in de grond."
    Zo is het gegaan en dat zingen de Groningers op 28 augustus.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : Verteld door Nico Herwig voor het project "Nederlandse gemeenten en hun sagen".

    24-02-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:historisch verhaal
    » Reageer (15)
    12-02-2010
    nieuwsgierig héAletta Jacobs
    Aletta Jacobs
    - Een levensbeschrijving van de Sappemeerse feministe -
    Stel je voor dat je opgroeit in een land waar vrouwen zichzelf dom vinden. In ieder geval vinden ze het heel gewoon dat ze niet verder mogen leren dan de basisschool. Onderwijs is niet voor vrouwen bedoeld, menen ze. Maar er is één meisje dat daar anders over denkt. Zij wil dokter worden.

    In dit land, waar vrouwen zichzelf dom vinden, mogen alleen mannen met een inkomen stemmen; zij zijn blijkbaar niet dom, integendeel: zij bepalen welke mannen er in de regering komen. De vrouwen vinden dat doodgewoon. Maar er is één meisje dat zich afvraagt waarom dat eigenlijk zo is. Waarom zouden vrouwen niet kunnen stemmen?

    Nederland heeft ongelooflijk veel te danken aan dat koppige meisje dat opgroeide in het Groningse Sappemeer, maar uiteindelijk de halve wereld rondreisde om haar idealen te verwezenlijken. Aletta Jacobs was, zoals ze zelf zei, een wereldburgeres.

    Voordat het zover was had ze al haar strijdlust, doorzettingsvermogen, intelligentie, en geloof in de toekomst nodig gehad. Aletta Jacobs was een breekijzer.

    Stel je voor dat je alles wat nu vanzelfsprekend is, nog moet bevechten. Iedereen vindt het idioot wat jij wilt, ook je vriendinnen. Met moeite krijg je privé-les in Latijn en Grieks, en je haalt het enig mogelijke diploma, dat van leerling-apotheker, ook maar vast. Je bent nog maar vijftien, dus sta je op een voetenbankje achter de toonbank om recepten uit te schrijven. Stel dat je alleen naar de middelbare school mag als toehoorster, en dat je daarna een brief aan Balkenende moet schrijven om als meisje te mogen studeren! Zo bepleitte Aletta Jacobs haar streven om huisarts te worden bij de toenmalige minister-president Thorbecke.

    Stel dat je na uitgebreide correspondentie tussen Thorbecke en je vader naar de universiteit mag: voor de proeftijd van een jaar, de moeilijke vakken mag je niet bijwonen en de pauze moet je doorbrengen in een apart lokaal. Je houdt vol, dagelijks gehinderd door arrogante medestudenten en professoren. Jaar in jaar uit nederig toestemming vragen, je voor tweehonderd procent bewijzen en alsmaar negatieve reacties. Maar je zet door. In Nederland ben jij de eerste die deze dingen voor elkaar krijgt, zonder enig voorbeeld, daar ben je ook wel trots op.

    Je opleiding tot huisarts wordt in 1879 voltooid. Weliswaar word je gesteund door je vader en je broer die ook allebei arts zijn, maar als je in Amsterdam je eigen praktijk durft te openen, word je uitgemaakt voor rotte vis. Je collega's verwachten dat je voor lagere tarieven werkt en je werkzaamheden beperkt tot 'vrouwenzaken'.

    Stel dat je promoveert, terwijl de kranten schrijven dat je alleen maar op publiciteit uit bent. Stel dat je vijftien jaar lang gratis medische hulp biedt aan volksvrouwen en voorlichting geeft over hygiëne, zuigelingenzorg en geboortebeperking. Dat je begint te begrijpen hoe de maatschappij in elkaar steekt. De vrouw als tweederangs burger die geen zeggenschap over haar eigen lichaam heeft; het uitbuiten van hoertjes; de beroepsziekten van arbeidsters, zoals winkelmeisjes die de hele dag moeten staan, en naaisters die vijftien uur in benauwde ruimtes moeten werken. Steeds meer misstanden zie je om je heen.

    Je introduceert een nieuw voorbehoedsmiddel, het pessarium, wat je uiterst kwalijk wordt genomen. Heren medici komen graag inlichtingen vragen en predikanten sturen hun vrouw naar je toe, maar in het openbaar word je door diezelfde mensen belachelijk gemaakt. Er is iemand die jouw vriend is en je altijd heeft bewonderd; maar wanneer je bij je huwelijk in 1892 geen eenzijdige belofte van gehoorzaamheid wilt afleggen, je eigen naam wilt blijven voeren en je eigen werkkamer behoudt, spreekt iedereen er schande van. En dan komt dat vreselijke verlies. Na al die inspanningen om vrouwen zorgvuldig te helpen, verandert je leven door de medische fout van een ander; je baby leeft maar één dag en je zult nooit meer kinderen kunnen krijgen. Veel mensen menen dat je dit met het geven van seksuele voorlichting over jezelf hebt afgeroepen...

    Als je vijfentwintig jaar lang huisarts bent geweest, begin je in het openbaar te spreken over vrouwenkiesrecht. En weer zet je door, hoewel je op straat niet alleen door mannen maar ook door vrouwen wordt genegeerd. Als zelfstandig belastingbetaler doe je een officieel verzoek om te mogen stemmen, maar eerst word je afgewezen door de Amsterdamse Gemeenteraad, vervolgens door de Arrondissementsrechtbank en ten slotte, met een onzinnige argumentatie, door de Hoge Raad. Toch blijf je in je streven geloven en ga je door, tegen de stroom in. Je hebt vrienden, maar je echtgenoot is in 1905 overleden en je bent vaak ontzettend alleen. Met lang en hard werken slaag je in je opzet. Met een rotsvast vertrouwen in de redelijkheid van de mens ben je als eerste door de barrières gebroken. In 1919 komt er eindelijk actief vrouwenkiesrecht. Je viert feest in het Concertgebouw, want Nederland is ingrijpend veranderd en sommige dingen, zoals de zaak van de vrede, worden op wereldniveau door anderen verder gedragen. Gelukkig maar, want je bent moe.

    In 1922, als je achtenzestig bent, mag je voor het eerst naar de stembus. Op je zeventigste verjaardag neem je vele blijken van respect in ontvangst. Je hebt het allemaal niet voor niets gedaan, het was de moeite waard. Voor volgende generaties is de deur op een kier gezet. En je denkt: er is nog zoveel te doen in de wereld; in andere landen en culturen zullen ook weer meisjes moeten vechten voor hun deelname aan onderwijs en maatschappij. Totdat het voor iedereen vanzelfsprekend is...

                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Grote Nederlanders voor de jeugd (van 9 tot 99 jaar)" door De Schrijvers van de Ronde Tafel.
                Arend van Dam & Martine Letterie.
                Veen Magazines, Diemen, 2004. ISBN: 90-769-886-33

    12-02-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:historisch verhaal
    » Reageer (9)
    17-01-2010
    nieuwsgierig héKasteel Batestein en de Grote Geus
    Kasteel Batestein en de Grote Geus
    - historisch verhaal -
    Van kasteel Batestein, aan de rand van de binnenstad van Vianen, bestaan nu nog maar een paar resten. Niets herinnert er meer aan dat op dit kasteel rond 1565 wereldgeschiedenis werd geschreven. Het was de plek waar de edelen uit Nederland samenkwamen om te bespreken hoe ze iets konden doen tegen de keiharde maatregelen van de Spaanse bezetter, en dan vooral de kerkelijke inquisitie.

    Kasteel Batestein was het domein van Hendrik van Brederode, de leider van het Verbond der Edelen dat - heel voorzichtig, heel strategisch - in actie kwam tegen de Spanjaarden. Op het kasteel werd het eerste concept geschreven van het beroemde Smeekschrift der Edelen.

    Eind maart 1565 vertrokken de edelen naar Brussel, waar zij hun smeekschrift aan de landvoogdes Margaretha van Parma wilden aanbieden. Als laatsten verscheen, op 5 april 1565 's middags tussen twaalf en een, ook Hendrik van Brederode - hij trotseerde eventuele preventieve acties van het Spaans gezag. Hij vormde de staart van een lange stoet van wel 400 edelen. Van Brederode voerde het woord. Hij legde er de nadruk op dat de edelen geen oproer kraaiden, en dat hun geschrift ook niet tegen het Spaanse gezag was gericht: ze wilden slechts verzachting van maatregelen tegen de aanhangers van de nieuwe godsdienst, het protestantisme, en opschorting van de inquisitie. Het optreden van de edelen was waardig en hun smeekschrift uitgesproken beheerst.

    Margaretha zegde Hendrik van Brederode toe dat zij de boodschap aan Madrid zou overbrengen en kondigde alvast enige matiging af in de maatregelen tegen ketters. Hendrik bood na afloop van de geweldloze demonstratie zijn honderden vrienden een feestmaal aan. Daar sprak hij ze toe en hij vermeldde dat Graaf de Barlaymont, een van Margaretha's naaste adviseurs, haar bij de aanbieding had toegesfluisterd: "Ce ne sont que des gueux." (Het is maar een stelletje bedelaars). Hendrik stelde voor dat de protestbeweging vanaf dat moment "Geuzen" als erenaam zou gaan gebruiken. Dat voorstel werd met een luid "Vive les Gueux!" beantwoord.

    Maar het smeekschrift had weinig effect. De Spaanse koning Filips II had geen enkel mededogen met de ketters in Holland. Ook nieuwe smeekschriften hielpen niet. Het gevolg was hooguit dat Hendrik van Brederode steeds meer als de vijand van Spanje werd gezien.

    Margaretha van Parma, die in Vianen een spion had zitten, werd op de hoogte gehouden van alle subversieve activiteiten daar, zoals het feit dat in Vianen "livres mauvais" werden gedrukt: slechte boeken, boeken dus waarin de nieuwe godsdienst werd aangeprezen. Vanaf 1563 werden namelijk - met goedkeuring van Hendrik van Brederode - boeken en pamfletten gedrukt die elders verboden waren. Als vrijheer van Vianen trok Hendrik van Brederode zich niets aan van de censuurregels die door koning Filips II werden uitgevaardigd.

    In Vianen heerste ook vrijheid van godsdienst. Van de Beeldenstorm, die inmiddels vanuit de zuidelijke contreien over de Nederlanden raasde, moest Hendrik weinig hebben. Dat de heiligenbeelden uit de kerken werden weggehaald, kon hij billijken, dat ze werden kapotgeslagen, vond hij te ver gaan.

    Het vreedzame verzet van de edelen werd langzaam grimmiger en gewelddadiger. Kasteel Batestein werd een van de haarden van de gewapende actie. Vianen begon versterkingen rond de stad te bouwen. Dat Hendrik kanonnen had gekregen van Willen van Oranje viel bij de Spanjaarden niet in goede aarde. Van Brederode vond dat onzin, hij liet hen weten dat hij zijn kleine stadje slecht wilde verdedigen tegen "geboefte, rovers en snaphanen."

    Maar wanneer koning van Spanje Filips II de hertog Alva naar de Nederlanden stuurt om de oproer de kop in te drukken wordt Vianen ingenomen. Van Brederode was al weg om Amsterdam te verdedigen en Hendriks bezittingen vervallen aan de Spaanse koning. Grote delen van de muren om de stad worden geslecht, de poorten onklaar gemaakt, passages door de grachten gelegd; Vianen wordt een ontmantelde vesting en zou dat altijd blijven.

                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "De Brug. Een theatrale reis door de geschiedenis van Vianen en Vreeswijk in acht episoden en twaalf            gedichten"
               uitgegeven ter gelegenheid van locatieproject 'De Brug', gespeeld op 5, 6 en 7 juli 2007 in Vianen en            Vreeswijk. Uitg. J. Olivierse, Vianen, 2007.

    17-01-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    Categorie:historisch verhaal
    » Reageer (6)
    05-01-2010
    nieuwsgierig héDe Arnhemse zwaardveger
    De Arnhemse zwaardveger
    - historisch verhaal -
    Toen Prins Willem van Oranje in 1568 het veld had moeten ruimen, hadden de Spanjaarden daarover niet weinig praats. Alva zelf ging hun daarin voor. Hij toonde zich overmoediger dan ooit te voren. Hij schreef brieven vol grootspraak over de gelukkige afloop van zijn veldtocht, en zijn hovelingen, officieren en soldaten volgden hem - elk op zijn eigen wijze - in het bluften na.

    In het veerschip van Antwerpen naar Brussel zat een zwaardveger uit Arnhem, Wolfert geheten, in gezelschap van enige Spanjaarden, die wedijverden in schelden en smalen op de Prins van Oranje, en snorkten en pochten, dat één Spaans lansier tien van die dronken Hoog-Duitsers en vertwijfelde Geuzen aan zijn lans reeg.

    "Wat!" riep Wolfert, van wie het bloed begon te koken, "van die Spaanse lansiers werp ik er honderd op een rij uit het zadel." - "Dat zal je waar maken!" zeiden de Spanjaarden, en voerden, te Brussel gekomen, de zwaardveger mee naar hun overste, die hem bij Alva ging beschuldigen.

    De hertog had juist, maar op zijn manier, een vrolijke bui, en zei tot de zwaardveger, die bevend voor hem stond: "Je zult doen, wat je gezegd hebt, of hangen." Wolfert bad en smeekte, gaf nu de schuld aan de losheid van zijn tong, dan aan het bier dat hij gedronken had, maar al te vergeefs. Alva wilde daad of straf. Echter - 't was iets zeldzaams, maar hij was nu eenmaal in een goede stemming - hij liet zich tot afslag bewegen: van honderd kwam hij op vijftig, van vijftig op vijfentwintig, en uiteindelijk daalde hij zelfs af tot drie. Maar minder deed hij het niet, en de zwaardveger moest aan de slag. De hertog beval, dat men hem het beste paard uit zijn stal en een goede lans zou geven. "Of ik hem tegen drie of tegen honderd laat vechten," zei Alva tegen Don Fernando, die naast hem stond, "is toch om het even, want de eerste de beste van uw lansiers steekt hem immers overhoop."

    In de tegenwoordigheid van de hertog en Don Fernando en het gehele hof had het toernooi plaats, en heel Brussel liep uit om te kijken. Drie moedige Spanjaards reden in het strijdperk; Wolfert tegenover hen. "In Godsnaam!" dacht deze, rende moedig op de eerste af en wierp hem met één loop uit het zadel. "Knap gedaan van zo'n Geus!" dacht Alva, "maar wij zullen zien, hoe hij het met de tweede doet." Precies als met de eerste. Met ingehouden adem letten nu al de toeschouwers op, hoe het met de derde Spanjaard af zou lopen. Blijkbaar legde deze het er op toe, om met een forse stoot de Geus enige voeten achter zijn paard over de kop te laten duikelen. Doch Wolfert ontweek de stoot, maar trof zijn vijand evenmin en beiden vlogen elkaar in pijlsnelle vaart voorbij. Maar even snel wendden beiden, om met een tweede ren beter hun kans waar te nemen; doch nu was Wolfert de Spanjaard één ogenblik te vlug af, en deze maakte juist dezelfde buiteling, die hij de zwaardveger had willen laten doen.

    Een daverend gejuich begroette de overwinnaar. Don Fernando knarste op de tanden en wilde dat de Geus, die zijn ruiters te schande gemaakt had, toch gehangen zou worden. Maar Alva wilde nu niet tegenover heel Brussel zich aan zulk een woordbreuk schuldig maken; integendeel, hij gaf zich graag eens het voorkomen van rechtvaardig te zijn. En niemand was blijer dan Wolfert, toen hij, na een diepe buiging voor de hertog gemaakt te hebben, op vrije voeten heen mocht gaan.

                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "De oude tijd; geschiedenis, maatschappelijk en huiselijk leven, monumenten, volkseigenaardigheden, overleveringen, kunst, nijverheid, gebruiken, kleding, volksverhalen, spreekwoorden, liedjes uit Noord- en Zuid-Nederland"
               door J. ter Gouw met medewerking van vaderlandsche geschied- en oudheidkundigen. A.C. Kruseman, Haarlem, 1871, p. 29-30.

    05-01-2010 om 07:23 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:historisch verhaal
    » Reageer (6)


    Welkom bij saagje !
    Foto


    Laatste commentaren
  • Harden vol 1 (Rodolfo)
        op De mythe van Stinsterloo
  • Cheap Jerseys From China (Anthony)
        op De mythe van Stinsterloo
  • Lieve groetjes vanwege DEWESTHOEK (Annie & Rogier)
        op De boer en de duivel
  • Hallo Saagje,heel mooie story, (paolo)
        op De boer en de duivel
  • Piepelou Saagje (Jeske)
        op De boer en de duivel
  • Blog als favoriet !

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto


    Kribbelboekboek
  • Fijne midweek toegewenst
  • Lieve midweekgroetjes blogmaatje
  • Het blijft hier stil
  • Een fijne Donderdag gewenst
  • Voor alle Papa's en Opa's een fijne vaderdag gewenst

    bedankt voor de trouwe bezoekjes
    saagje


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    E-mail mij


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Archief per week
  • 08/07-14/07 2013
  • 01/07-07/07 2013
  • 24/06-30/06 2013
  • 07/05-13/05 2012
  • 30/04-06/05 2012
  • 05/12-11/12 2011
  • 31/10-06/11 2011
  • 24/10-30/10 2011
  • 10/10-16/10 2011
  • 03/10-09/10 2011
  • 26/09-02/10 2011
  • 19/09-25/09 2011
  • 12/09-18/09 2011
  • 05/09-11/09 2011
  • 29/08-04/09 2011
  • 22/08-28/08 2011
  • 15/08-21/08 2011
  • 08/08-14/08 2011
  • 01/08-07/08 2011
  • 25/07-31/07 2011
  • 18/07-24/07 2011
  • 11/07-17/07 2011
  • 04/07-10/07 2011
  • 27/06-03/07 2011
  • 20/06-26/06 2011
  • 13/06-19/06 2011
  • 06/06-12/06 2011
  • 30/05-05/06 2011
  • 23/05-29/05 2011
  • 16/05-22/05 2011
  • 09/05-15/05 2011
  • 02/05-08/05 2011
  • 25/04-01/05 2011
  • 18/04-24/04 2011
  • 11/04-17/04 2011
  • 04/04-10/04 2011
  • 28/03-03/04 2011
  • 21/03-27/03 2011
  • 14/03-20/03 2011
  • 07/03-13/03 2011
  • 28/02-06/03 2011
  • 21/02-27/02 2011
  • 14/02-20/02 2011
  • 07/02-13/02 2011
  • 31/01-06/02 2011
  • 24/01-30/01 2011
  • 17/01-23/01 2011
  • 10/01-16/01 2011
  • 03/01-09/01 2011
  • 26/12-01/01 2012
  • 20/12-26/12 2010
  • 13/12-19/12 2010
  • 06/12-12/12 2010
  • 29/11-05/12 2010
  • 22/11-28/11 2010
  • 15/11-21/11 2010
  • 08/11-14/11 2010
  • 01/11-07/11 2010
  • 25/10-31/10 2010
  • 18/10-24/10 2010
  • 11/10-17/10 2010
  • 04/10-10/10 2010
  • 27/09-03/10 2010
  • 20/09-26/09 2010
  • 13/09-19/09 2010
  • 06/09-12/09 2010
  • 30/08-05/09 2010
  • 23/08-29/08 2010
  • 16/08-22/08 2010
  • 09/08-15/08 2010
  • 02/08-08/08 2010
  • 26/07-01/08 2010
  • 19/07-25/07 2010
  • 12/07-18/07 2010
  • 05/07-11/07 2010
  • 28/06-04/07 2010
  • 21/06-27/06 2010
  • 14/06-20/06 2010
  • 07/06-13/06 2010
  • 31/05-06/06 2010
  • 24/05-30/05 2010
  • 17/05-23/05 2010
  • 10/05-16/05 2010
  • 03/05-09/05 2010
  • 26/04-02/05 2010
  • 19/04-25/04 2010
  • 12/04-18/04 2010
  • 05/04-11/04 2010
  • 29/03-04/04 2010
  • 22/03-28/03 2010
  • 15/03-21/03 2010
  • 08/03-14/03 2010
  • 01/03-07/03 2010
  • 22/02-28/02 2010
  • 15/02-21/02 2010
  • 08/02-14/02 2010
  • 01/02-07/02 2010
  • 25/01-31/01 2010
  • 18/01-24/01 2010
  • 11/01-17/01 2010
  • 04/01-10/01 2010
  • 28/12-03/01 2016
  • 21/12-27/12 2009
  • 14/12-20/12 2009
  • 07/12-13/12 2009
  • 30/11-06/12 2009
  • 23/11-29/11 2009
  • 16/11-22/11 2009
  • 09/11-15/11 2009
  • 02/11-08/11 2009
  • 26/10-01/11 2009
  • 19/10-25/10 2009
  • 12/10-18/10 2009
  • 05/10-11/10 2009
  • 28/09-04/10 2009
  • 21/09-27/09 2009
  • 14/09-20/09 2009
  • 07/09-13/09 2009
  • 31/08-06/09 2009
  • 24/08-30/08 2009
  • 17/08-23/08 2009
  • 10/08-16/08 2009
  • 03/08-09/08 2009
  • 27/07-02/08 2009
  • 29/06-05/07 2009
  • 22/06-28/06 2009
  • 15/06-21/06 2009
  • 08/06-14/06 2009
  • 01/06-07/06 2009

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Welkom bij
    Foto

    Foto


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!