Welkom bij saagje!
Foto
Inhoud blog
  • Het oude moedertje
  • De legende van de maïs
  • Mans van de Maone
  • De boer en de duivel
  • De twee advocaten(slot)
  • De twee advocaten
  • Het geitje Pak-me-dan
  • De natgeregende kabouter
  • De zeven heksen
  • Het aardmannetje van de Röhrerbühel 2
  • Het aardmannetje van de Röhrerbühel
  • Nikola staat borg
  • De vurige man van de Geute
  • De geschiedenis van de boerendochter Ketilrídur 2
  • De geschiedenis van de boerendochter Ketilrídur
  • Op reis gaan
  • De luie hasjverslaafde en zijn verstandige vrouw(vervolg)
  • De luie hasjverslaafde en zijn verstandige vrouw
  • Het toverfluitje en het toverhoedje (vervolg)
  • Het toverfluitje en het toverhoedje
  • Waarom de bomen in de herfst geel worden
  • Tijl Uilenspiegel en de paardenkoopman
  • De nimf Daphne
  • De geschiedenis van de reuzenkreeft
  • De toren van Medemblik
  • Theseus en Hippolytus
  • Duimedik
  • De vuurman van Soest
  • Maan, Djabu en de dood
  • De jakhals en de patrijs
  • Goudsbloempje
  • Afspraak is afspraak
  • Het spook van de Zeedijk
  • Rata's wonderbaarlijke reis-einde
  • Rata's wonderbaarlijke reis-vervolg
  • Rata's wonderbaarlijke reis
  • Waarom de hyacint maar zo kort bloeit
  • De citerspeler
  • Van een opgeverfde haan
  • Het land van moeder Soemba
  • Het zwanennest
  • De engel
  • De gebarsten emmer
  • De hondenmarkt van Boedapest (slot)
  • De hondenmarkt van Boedapest
  • Billy de coyote (slot)
  • Billy de coyote(vervolg)
  • Billy de coyote
  • Garuda
  • De dood van de sprookjesverteller
    Foto
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Hoofdpunten blog waaroemni
  • Kerstgroet
  • Luchtballonvaart
  • Paulus Potter
  • Sint-Elisabethsvloed
  • Willem Tell
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Categorieën
  • aardgeest (21)
  • avonturenverhaal (6)
  • dierenverhaal (5)
  • duivels (46)
  • fabels (57)
  • gedichten (1)
  • geesten (griezellen) (12)
  • heksen (52)
  • historisch verhaal (13)
  • historische sagen (35)
  • legende (42)
  • Luchtgeest (30)
  • Mythe (24)
  • parabel (7)
  • Plaaggeest (10)
  • sagen (87)
  • Sinterklaasverhalen (4)
  • sprookjes (118)
  • Tovenaars (38)
  • toverboeken (13)
  • volkssprookje (40)
  • volksverhalen (140)
  • vuurgeest (26)
  • watergeest (19)
  • weerwolven (15)
  • Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    'VOLKSVERHALEN'

    problemen
    Verhalen, sprookjes, fabels, mythen, sagen en legenden
    welkom!
    Problemen
    Er zijn nogal wat problemen met het lezen van de teksten, daarom volgende tip :
    Met de muis links klikken en over de tekst schuiven.
    De tekst verschijnt duidelijk leesbaar.
    01-01-2011
    nieuwsgierig héOdysseus en de Laistrygonen
    Odysseus en de Laistrygonen
    - Een verhaal uit de Griekse oudheid over mensenetende reuzen -
    Na een moeizame tocht vol wind en storm kwamen Odysseus en zijn metgezellen bij het land van de Laistrygonen. De haven was prachtig gelegen, omringd door rotsen die tot in de hemel reikten. De bemanningen loodsten hun schepen door een nauwe toegang tussen de rotsen en meerden de schepen dicht tegen elkaar af.

    Alleen Odysseus bleef buiten de haven liggen, gekweld door een donker voorgevoel meerde hij daar zijn schip aan de rotsen. Meteen beklom hij de hoge rotsen om te kijken of er mensen waren. Maar er was niemand te bekennen; hij zag alleen rook ten hemel stijgen. De held stuurde daarom verkenners uit om zo te weten te komen wat voor mensen dit land bewoonden.

    De verspieders van Odysseus gingen over een weg waar met hout beladen wagens vanuit de bergen naar de stad reden. Vlak bij de stad ontmoetten ze een meisje dat voor de poorten van de stad water putte uit de bron Artakia. Het was de reusachtige dochter van Antifates, de koning der Laistrygonen. Vriendelijk vroegen ze het meisje wie koning was van dat land, en over welk volk hij heerste. De koningsdochter wees hun het huis van haar vader.

    Toen de metgezellen van Odysseus het prachtige paleis van de koning betraden, was alleen de vrouw van de koning aanwezig. Zij was een reuzin, zo groot als een bergwand. De vrienden van Odysseus werden door ontzetting en afschuw bevangen. De koningin stuurde echter meteen boden uit om haar gemaal naar het paleis te laten komen.

    Toen de afschrikwekkende koning het paleis binnenstormde greep hij meteen een van de bezoekers en verslond hem met huid en haar. De overige metgezellen van Odysseus vluchtten snel weg, terwijl Antifates met bulderende schreeuwen zijn volk bij elkaar riep. Van alle kanten kwamen toen de Laistrygonen aangesneld en achtervolgden met hun koning de vreemdelingen tot aan de haven.

    Daar aangekomen slingerden ze vanaf de hoge rotsen enorme rotsblokken naar de schepen die beneden in de haven gevangen lagen. Er ontstond een verschrikkelijk gedrang. Met luid gekraak werden de schepen verpletterd door de rotsblokken die de reuzen naar beneden slingerden. Vervolgens stortten de Laistrygonen zich in de haven en spiesden de wegzwemmende mannen van Odysseus als vissen en namen ze mee naar huis om ze daar te verorberen.

    Odysseus sneed snel het touw door waarmee hij zijn schip aan de rots buiten de haven had gemeerd en liet zijn bemanning met al hun kracht aan de riemen trekken. Doodsbang voor een dood in de muilen van de menseneters doorkliefden zij het water. Zo ontsnapte alleen het schip van Odysseus omdat de held uit voorzichtigheid zijn schip niet in de haven had gemeerd.

    Alle andere schepen waren met hun bemanningen verloren gegaan.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : - "Sprookjes uit de Griekse oudheid" bewerkt door Erich Ackermann.
               Uitgeverij Elmar, Rijswijk, 1994. ISBN: 90-389-02697
               - www.beleven.org

    01-01-2011 om 00:41 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:historisch verhaal
    » Reageer (7)
    31-12-2010
    nieuwsgierig héHet oudejaarsverhaal
    Het oudejaarsverhaal
    - De ontaarde verloren zoon -
    Er was eens een verloren zoon die Gerrit heette. Gerrit was volkomen de weg kwijt en compleet dwalende. Maar dat had hij niet door. Hij dacht in zijn narcisme dat hij goed bezig was. Gerrit verloochende al uren, dagen, maanden, jaren zijn afkomst en vloog als een schaap door het veen.

    Op een goede dag, het was eind december en iedereen bleef thuis uit angst voor de ijzel, kreeg Gerrit een visioen. Hij zag zijn oude moeder in een riant landhuis op sterven liggen, terwijl ze zich mompelend afvroeg: 'aan wie moet ik toch al mijn miljarden nalaten? Mijn enige nazaat, m'n zoon Gerrit is verloren. Ik denk dat butler James alles maar moet erven. Hij is me altijd trouw gebleven.' Gerrit schrok op uit z'n dagdroom die verdomd echt had geleken. Naast tranen sprongen eurotekens in zijn ogen vanwege de verspilling van zoveel geld aan een onnozele bediende.

    Hij besloot terstond z'n moeder op te gaan zoeken. Dat vergde nogal wat speurwerk, want hij had haar minstens dertig jaar geleden voor het laatst gezien en wist niet waar ze zich in de tijd opgehouden had. Maar uiteindelijk stond hij voor de deur van het pand waar zij woonde, zo had men hem verteld. Het was 31 december, vijf voor twaalf. Gerrit bekeek het huis met gemengde gevoelens. Het leek in de verste verte niet op een landhuis. Eerder op een gesticht. Maar de miljarden euro's vertroebelden zijn beoordelingsvermogen en hij belde vastberaden aan.

    Een oude, in lompen gehulde vrouw opende de deur. Ze keek de goedgeklede, deftig ogende man wantrouwend aan. 'Gerrit???' stamelde ze. 'Ben jij het echt????' 'Jawel moeder', sprak Gerrit. 'Ik ben het. Hoe gaat het met je miljarden?'

    De blik van de oude vrouw veranderde van verwondering in pure woede. Ze pakte haar wandelstok en mepte er op los. 'Jij grote klootzak!!! Jij minkukel, leugenaar en machtswellusteling van het bovenste water!' Ze sloeg en mepte met al haar kracht. 'Jij enorme grote zeikerd!! Ik wou dat ik je nooit op deze wereld had gezet!!! Laat z'n eigen moeder wegrotten in een tochtend, lekkend gesticht dat rijp is voor de sloop, en waar ze met tien doodzieke lotgenoten op één kamer moet slapen.' Ze spuugde hem in het gezicht. 'Ik heb niet eens geld om WC-papier te kopen, laat staan om m'n kont te krabben, en ik lees in de krant dat jij zegt dat er geen armoede in dit land is!!! Rot op, jij ontaarde verloren zoon. Jij hebt je ziel verkocht aan de duivel. Ik wil je nooit meer zien!!!' En na een laatste zwieperd met haar stok smeet ze de deur dicht.

    Op de brancard onderweg naar het ziekenhuis bedacht Gerrit twee dingen voor hij in vergetelheid wegzakte. Ten eerste had hij ontdekt dat visioenen schijnbaar niet altijd kloppen. En ten tweede was hij tot de conclusie gekomen dat moeder Zalm best nog wel enorm veel kracht had voor zo'n klein wijfie.


                                          * * * einde * * *
    Bron : - www.mosterman.com

    31-12-2010 om 00:21 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:duivels
    » Reageer (10)
    30-12-2010
    nieuwsgierig héAkkes-Kil
    Akkes-Kil
    - Een heksenverhaal uit de Waddeneilanden -
    Akkes-Kil was een echte heks en ze woonde in het dorpje de Waal op Texel.
    Ze was beslist niet zo goedaardig als de Sommeltjes van de Sommeltjesberg.
    Ze wachtte lang niet altijd tot het avond was voor ze te voorschijn kwam om haar nare streken uit te halen, hoewel ze zich in het nachtelijk donker, als de wind de takken van de bomen deed kreunen, wel op haar best voelde.

    Ze had de gewoonte om over haar onderdeurtje te hangen, zo'n groen half deurtje met zo'n mooie koperen klink eraan.
    Dat deurtje en die klink zagen er onschuldig genoeg uit, maar als je Akkes-Kil zag, wist je meteen dat iets loos was.

    Ze stond daar zoals heksen wel vaker doen, haar armen over elkaar en haar scherpe neus vooruitgestoken.
    Ze had een paar ogen boven die enorme neus die je niet gewoon aankeken, nee, die keken dwars door je heen.
    Naast haar zaten altijd twee witte katten op het randje van de onderdeur, elk aan een zijde.
    Die katten hadden ogen om bang van te worden en ze zetten kromme ruggen en dikke staarten om van te griezelen.
    Wanneer er dan per ongeluk iemand langskwam, begon Akkes-Kil haar kunsten te vertonen.
    Ze keek de ongelukkige scherp aan met haar heksenogen en als hij zo bang was dat zijn benen trilden, begon ze hem te bekogelen met de loden gewichten van haar klok.
    Van die grote gewichten zoals ze aan een staande Friese klok hingen, dus dat kwam hard aan.

    Nee Akkes-Kil was beslist een hele slechte heks.


                                             * * * EINDE * * *
    Bron : - Uit Verhalen van de Waddeneilanden, uitg. HMP Voila 2002

    30-12-2010 om 00:06 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:heksen
    » Reageer (13)
    29-12-2010
    nieuwsgierig héDe gierige koopman en de zon
    De gierige koopman en de zon
    - Een Russisch volksverhaal over een man die de dagen te kort vindt -
    Er was eens een gierige koopman. Hij at en dronk de hele dag, maar werken deed hij nooit. Hij sliep liever en liet zijn knechten werken tot ze er bij neervielen en dan klaagde hij nog dat de dagen zo kort waren.

    Hij ging op zoek naar een wijze man die hem zou kunnen leren de dagen te verlengen. Hij zocht en zocht en tenslotte vond hij een wijze man, die de naam had dat hij een goede kijk had op de zon en op alles wat onder de zon was.

    Hij legde de wijze man uit: "De dagen zijn mij te kort. Zelfs in de zomer vliegen de dagen als zwaluwen voorbij. Nauwelijks zijn mijn knechts begonnen met werken of het wordt alweer donker. Leer mij de dag langer te maken."

    De wijze man dacht even na en zei toen: "Trek zeven hemden aan, daar overheen een bontjas, zet een pelsmuts op, trek aan je voeten dikke wollen sokken en warme pantoffels, neem een zak vol proviand op je rug en klim dan in de hoogste boom die je vinden kunt. Neem ook een hooivork mee. Prik die hooivork stevig in de zon en houd de zon dan vast, alsof het een ronde koek is! Op die manier belet je de zon onder te gaan en de dag zal niet eindigen."

    De koopman schonk de wijze man honderd roebel als beloning en ging terug naar huis, vast van plan nog diezelfde dag te verlengen. Hij trok zeven hemden aan, daaroverheen een bontjas, hij zette een pelsmuts op zijn hoofd, deed sokken en pantoffels aan zijn voeten, nam een zak met proviand en een hooivork en klom in de hoogste boom die hij vinden kon. Boven aangekomen prikte hij de zon aan de hooivork en ging zitten wachten op een tak.

    "Denken jullie er wel om," riep hij omlaag naar zijn knechts, "jullie blijven werken tot de zon ondergaat!"

    Een uur ging voorbij. De koopman kreeg het warm. Nog een uur ging voorbij. De koopman stikte bijna. Weer een uur later dreef de koopman van het zweet. Hij was zo uitgeput dat hij met moeite de hooivork kon vasthouden. "Luisteren jullie eens," riep hij omlaag naar zijn knechts, "jullie kunnen nu wel naar huis gaan om te slapen. De zon gaat straks onder. Ik houd het niet langer vol!"

    De hooivork glipte uit zijn hand, de zon ging onder, de koopman viel als een overrijpe peer uit de boom. Gelukkig dat hij zo dik gekleed was. Nu kwam hij er vanaf met blauwe plekken. En hij had een goede les geleerd: "Een koopman moet er niet al te warmpjes bij willen zitten. Genoeg is genoeg en gierigheid is een ondeugd."


                                            * * * EINDE * * *
    Bron : - "Sprookjes en vertellingen uit Rusland" vertaald en bewerkt door Hans Werner.
               Deltos Elsevier, Amsterdam/Brussel, 1972. ISBN: 90-10-30122-2
               - www.beleven.org

    29-12-2010 om 00:16 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:volksverhalen
    » Reageer (11)
    28-12-2010
    nieuwsgierig héHet verhaal van de vleermuis-vervolg
    Het verhaal van de vleermuis (vervolg)
    - Een Chinees verhaal over waarom de vleermuis verschilt van de vogels -
    De feniks is de koning der vogels en toen hij begreep dat de kraai en de ekster in onmin leefden wilde hij hen met elkaar verzoenen. Op een zekere ochtend kwamen alle vogels bijeen: de leeuwerik, de lijster, de koekoek..; allemaal; ook de vleermuis was gekomen en als laatste kwamen de kraai en de ekster. Zodra die twee elkaar zagen, puilden hun ogen van woede uit hun kassen. Toen de feniks zag dat alle vogels verzameld waren, beval hij de kraai en de ekster om eerst eens te vertellen waarom ze zo'n ruzie hadden opdat men daarna gezamenlijk een oordeel zou kunnen vellen. De kraai vertelde dat ze ruzie hadden gemaakt om een korenaar en dat de ekster hem had uitgemaakt voor én zwart, én lelijk, en bovendien een domkop. Terwijl hij dit hele verhaal deed, kon de ekster zich niet langer beheersen, zodat hij tegen hem uitvoer met de woorden: "Ik heb hem helemaal niet uitgescholden! Maar hij heeft mij uitgemaakt voor een deugniet die niets waard is, en bovendien wil hij mij doodbijten!" De kraai zei daarop: "Als jij niet begonnen was met schelden zou ik jou toch niet hebben uitgescholden?" De ekster zei dat hij hem nooit had uitgescholden en de kraai zei dat hij dat wel had gedaan en ze schreeuwden tegen elkaar met een dikke nek en rood aangelopen gezicht.

    Toen de feniks hen had aangehoord bepaalde hij dat zij beide getuigen moesten vinden om hun verklaringen te bewijzen. De kraai en de ekster riepen als uit één mond: "De vleermuis is getuige!" Ieders blik richtte zich toen op de vleermuis, in afwachting van wat hij te zeggen zou hebben. Maar de vleermuis besefte dat zijn doortrapte rol aan het licht zou komen en hij wist geen woord uit te brengen. Iedereen drong er bij hem op aan dat hij toch iets zou zeggen, maar wat moest hij zeggen? Hij wist alleen maar met gebogen hoofd, vuurrood van schaamte, stilletjes weg te vliegen.

    Toen eerst begreep iedereen de ware toedracht: dat de kraai en de ekster zulke vijanden waren geworden door het gestook van de vleermuis! De kraai en de ekster hadden spijt dat ze naar de vleermuis hadden geluisterd en sloten weer vriendschap. Vanaf dat moment wisten alle vogels dat de vleermuis niet te vertrouwen was en niemand wilde meer iets met hem te maken hebben.

    De teruggekeerde vleermuis voelde zich erg beschaamd. Omdat hij de vogels niet meer wilde ontmoeten, trok hij weg uit het bos om voortaan onder de overstekende daklijsten van huizen te wonen. Overdag is hij bang de vogels tegen te komen en houdt hij zich schuil. Pas tegen de avond, wanneer de vogels zijn teruggevlogen naar het bos, vliegt hij uit om alleen maar wat rond te fladderen in de directe omgeving van zijn nest, op jacht naar insecten. Omdat hij bang is dat de vogels zijn stem kunnen horen zingt hij ook nooit meer een lied. Tot op de dag van vandaag verschilt het leven van de vleermuis radicaal van dat van de vogels.


                                              * * *einde* * *
    Bron : - "Volksverhalen uit kleurrijk Nederland. Dieren. Dierenverhalen uit de Chinese, Joodse, Nederlandse, Indiase,
                 Turkse, Surinaamse, Marokkaanse en Indonesische verteltraditie" uitgegeven door Lemniscaat, Rotterdam, 1990.
                 - www.beleven.org

    28-12-2010 om 00:32 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:Mythe
    » Reageer (11)
    27-12-2010
    nieuwsgierig héHet verhaal van de vleermuis
    Het verhaal van de vleermuis
    - Een Chinees verhaal over waarom de vleermuis verschilt van de vogels -
    Heel lang geleden woonde de vleermuis samen met de vogels in het bos, en elke dag zodra de zon opging vloog hij zijn nest uit om te zingen en dan naar voedsel te zoeken. Op een zekere dag kregen de kraai en de ekster ruzie om een korenaar. De kraai zei dat hij hem als eerste had gezien en dat hij hem dus mocht opeten, en de ekster zei dat hij hem had gevonden en dat hij hem niet aan de kraai kon laten. Geen van tweeën wou wijken voor de ander, zij scholden elkaar verschrikkelijk uit en later raakten zij zelfs slaags. Ze bleven vechten tot buiten het bos en geen van tweeën kwam ertoe om de korenaar op te eten.

    Terwijl de kraai en de ekster ruzie maakten, zat de vleermuis juist in een boom daarnaast wat uit te rusten. Toen hij zag dat zij ver weg waren, daalde hij haastig neer en maakte zich met de korenaar uit de voeten.

    Nadat de vleermuis zo zijn buikje vol en rond had gegeten, vloog hij vrolijk en opgewekt door het bos op en neer terwijl hij het hoogste lied zong. Aangekomen bij het nest van de kraai zag hij dat deze zo'n pak slaag had gekregen dat zijn neus bont en blauw was en zijn kraaigezicht gezwollen. Terwijl de kraai nog niet bekomen was van zijn woede, kroop de vleermuis dicht tegen hem aan en fluisterde: "Broer kraai, broer kraai, wij zijn oude vrienden en vanwege die goede vriendschap ben ik speciaal hierheen gekomen om je wat te vertellen. Die ekster schold je zoëven toch uit! Hij zei dat jij én zwart én lelijk bent, en een domkop. Bovendien zei hij dat jij zijn korenaar niet had mogen stelen." Toen de kraai dat hoorde werd hij zo kwaad dat hij luid op de ekster begon te schelden: "Wie denkt hij wel dat hij is? Hij is zonneklaar een deugniet! Zolang ik hem niet heb doodgebeten heb ik mijn woede niet gekoeld!" Ook de vleermuis deed of hij heel erg verontwaardigd was en nadat hij wat onaangename dingen over de ekster had gezegd vloog hij weg.

    De vleermuis vloog toen naar het nest van de ekster en zei: "Broer ekster, broer ekster, wij zijn oude vrienden en vanwege die goede vriendschap ben ik speciaal hierheen gekomen om je iets te vertellen. Die kraai scheldt jou toch uit! Hij zegt dat jij een deugniet bent en hij zegt dat jij niets voorstelt; bovendien zegt hij dat hij je dood wil bijten!" Toen de ekster dat hoorde was hij zo kwaad dat hij geen woord kon uitbrengen. De vleermuis sprak voor de schijn wat sussende woorden, schold nog eens op de kraai en vloog toen weg.

    Vanaf dat moment waren de kraai en de ekster gezworen vijanden. Maar beide beschouwden ze de vleermuis als hun beste vriend en vroegen ze hem regelmatig te gast.


                                        * * *wordt vervolgd* * *
    Bron : - "Volksverhalen uit kleurrijk Nederland. Dieren. Dierenverhalen uit de Chinese, Joodse, Nederlandse, Indiase,
                 Turkse, Surinaamse, Marokkaanse en Indonesische verteltraditie" uitgegeven door Lemniscaat, Rotterdam, 1990.
                 - www.beleven.org

    27-12-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:Mythe
    » Reageer (9)
    26-12-2010
    nieuwsgierig héDe godin Benten en de draak
    De godin Benten en de draak
    - Een Japanse legende over de godin van het geluk -
    Wat een verrukkelijk oord is Enoshima! Het is een groen eiland, omgeven door een diepblauwe zee en geheel bedekt met prachtige bossen. Hier en daar vindt men theehuizen waar de bezoekers, gezeten op gevlochten matten, zich vergapen aan de schoonheid van het schilderachtige landschap. Men mag Enoshima niet verlaten zonder een bezoek gebracht te hebben aan de grot die aan de godin Benten is gewijd. Benten is een van de zeven godheden van het Geluk. Zij is de patrones van de literatuur, de muziek en de rijkdom. Zij wordt dikwijls afgebeeld met de Japanse luit, de biwa, en haar heiligdommen bevinden zich veelal langs de zeekust. Uit de volgende legende zal blijken waarom.

    Vijftien eeuwen geleden bestond Enoshima nog niet. Er was toen op die plek alleen maar een grot die slechts voor een klein gedeelte boven het water uitstak. Daarin woonde een draak, de meest verschrikkelijke van alle draken. Hij kon zwemmen, maar zich ook over land voortbewegen. Uit zijn enorme muil staken honderden, puntige tanden. Zijn lievelingsspijs was het zachte vlees van jonge kinderen.

    Hij zwierf altijd langs de kusten op zoek naar kinderen die aan het baden waren. Dan dook hij plotseling uit het water op, greep zijn slachtoffer en verslond het. De moeders gilden van ontzetting wanneer zij het zagen, maar het was al te laat, het monster was weer in de diepte verdwenen. Er heerste rouw in de familie van het slachtoffer. De ouders besloten beter op te letten en enkele van hen lieten hun kinderen zelfs helemaal niet meer in zee baden. Maar dan zocht de draak weer andere, verafgelegen plekken uit om zijn prooi te vangen.

    De godin Benten was dit een doorn in het oog. Zij wil immers dat alle mensen gelukkig zijn en niet door monsters bedreigd worden. Zij dacht erover na op welke manier zij een einde zou kunnen maken aan de wreedheid van de draak.

    Op een goede dag was de grot waarin het monster huisde helemaal door wolken omhuld. Op een ervan daalde de godin neer. Door haar wil rees de drakengrot uit de golven op en verscheen geheel boven het water. Daaromheen groeide de aarde en werd bedekt met grote bossen. Zo ontstond het eiland Enoshima.

    De draak lag voor de grot en zag het wonder gebeuren. Hij zag dat de godin uit de hemel neerdaalde en naar hem toekwam, terwijl zij haar liefste glimlach ten toon spreidde. Zij richtte het woord tot hem: "Woon je helemaal alleen in deze grot? Verveel je je dan niet? Is er niemand die zich om je bekommert? Wat moet je je dan ongelukkig voelen! Waarom zouden wij eigenlijk niet met elkaar trouwen? Wij zouden gelukkig met elkaar kunnen worden en wij zouden ook kinderen kunnen krijgen... Je zou dan echt van je kinderen gaan houden, en... en... je zou er niet meer over denken om kinderen van anderen te verslinden."

    Zo sprak Benten nog lange tijd. En werkelijk de draak liet zich bepraten en gaf zijn toestemming tot een huwelijk.

    Niet dat het nu direct een gelukkig huwelijk werd - daarvoor waren de verschillen te groot - maar zeker is, dat de draak het van toen af wat rustiger aan deed en dat de kinderen niets meer van hem te vrezen hadden.


                                    * * * EINDE * * *
    Bron : - "Japanse sagen en verhalen" door M.A. Prick van Wely.
               Fibula-Van Dishoeck, Haarlem, 1979. ISBN: 90-228-3346-1.
               - www.beleven.org

    26-12-2010 om 00:11 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:sagen
    » Reageer (4)
    25-12-2010
    nieuwsgierig héEen kerstverhaal-slot
    Een kerstverhaal (slot)
    - Paul Biegel vertelt over een driftige keizer die van zijn troon valt -
    Jawel, totdat er voetstappen klonken in de gang, de deur geopend werd en een oude soldaat binnenkwam. Hij droeg versleten schoenen en een grote vaalgrijze jas hing over zijn schouders. "Geen mens bij de poort," sprak hij, "geen mens bij de achterdeur, geen mens bij de binnendeur, geen mens in de keuken, niemand in de gang, dus ik dacht..."

    "Scheer je weg," riep de keizer

    "Maar ik wou vragen of..."

    "Verdwijn, mars," schreeuwde de keizer."

    ...onderdak en een hapje in de keuken," stamelde de oude soldaat.

    "D'r uit. Ik bedoel kom hier!" bulderde de keizer. "Kom hier en vertel het kerstverhaal."

    De soldaat strompelde tot voor de troon. Hij keek de keizer aan en zweeg lange tijd. Toen sprak hij: "Och Sire, wat wilt u van een oude soldaat die moe is van de oorlog en moe van het marcheren? Het kerstverhaal? Ik heb een heel leven achter de rug van gaan en staan, van slapen in het koude veld en van dode kameraden. Ik heb het zoete geproefd van de overwinning en het bittere van de nederlaag. Wilt u van mij het kerstverhaal? Mijn schoenen zijn gebarsten en mijn jas is versleten. Hoe kan ik vertellen over wollen schaapjes en zingende engeltjes?" Het was doodstil geworden in de troonzaal.

    "Maar wat is het kerstverhaal?" vervolgde de oude soldaat. "U bent een machtig keizer. U beveelt en ieder doet wat u zegt. Ik zie ze hier allemaal staan met hun neus tegen de muur, als gehoorzame onderdanen en zie: het kerstverhaal gaat ook over een keizer. Over de keizer des keizers, over de allerhoogste, die van zijn troon afkwam om mens te worden onder de mensen."

    "Maar," ging de soldaat verder, "is dat een verhaal? Als u mij vraagt: en toen? dan zeg ik: kom van uw troon af, machtig keizer en word mens onder de mensen. Dan zult u het kerstverhaal kennen."

    De soldaat zweeg en even bleef 't stil in de troonzaal. Toen greep de keizer naar zijn gouden kroon en smeet hem met zoveel kracht op de vloer als hij nog nooit gedaan had. Alle hovelingen langs de muur keken ontzet om. "Brutale luis," schreeuwde de keizer, "hoe durf je zo tegen mij te spreken? Verdwijn van hier, onmiddellijk. In looppas."

    De soldaat haalde de schouders op. "Schiet op, mars," bulderde de keizer. De soldaat haalde opnieuw zijn schouders op, keerde zich om en begon langzaam naar de deur te strompelen. "Donder en bliksem," brulde de keizer, "ik zei: looppas." Maar de soldaat scheen het niet te horen en opeens kwam de keizer als een woedende stier overeind, sprong de drie treden van zijn troon af en rende de soldaat achterna om hem het paleis uit te schoppen.

    "Dat zal je voelen," riep hij, maar vreemd genoeg kon de keizer hem niet te pakken krijgen. Telkens wanneer hij meende de soldaat een schop of stoot te kunnen geven, was deze juist iets verder dan hij dacht.

    "Ik zal je," schreeuwde de keizer door de lange gang. Hij gooide zijn zware hermelijnen mantel af om zich beter te kunnen bewegen en vloog de strompelende soldaat achterna. Maar deze ging door de keuken, door de achterdeur en de poort uit, zonder dat de keizer hem zelfs had kunnen aanraken.

    In machteloze woede holde de keizer verder, de grauwe, schimmige figuur achterna, maar hoe harder hij liep, hoe groter de afstand tussen hen werd en tenslotte verdween de strompelende soldaat geheel uit het gezicht. Toen bleef de keizer hijgend staan. Een koude wind blies door zijn dunne onderkleren en hij begon te bibberen en te klappertanden en met zijn knieën te knikken.

    "Ik heb het koud," schreeuwde hij. Maar niemand hoorde hem. "Breng mijn mantel," schreeuwde hij. Maar niemand kwam. Hij begon weer te lopen en dwaalde verder en verder. Hij werd kouder en kouder en zijn woede koelde. Toen struikelde hij en viel.

    Het was de versleten jas van de soldaat die op zijn weg lag. "Ai," mompelde de keizer, "ai, ik ben gevallen. Van mijn hoge troon ben ik gevallen."

    Het duurde een hele tijd voor hij weer opstond en omdat het zo bitter koud was, nam hij de soldatenjas, klopte het stof en zand eruit, sloeg hem om zijn schouders en strompelde langzaam terug naar het paleis.

    De eerste, de tweede en de derde lakei, de oude keukenmeid, de hofdames, de kamerdienaren, de poetsknechten en alle andere hovelingen stonden nog steeds tegen de muur toen de keizer weer in de troonzaal verscheen. En omdat er geen schreeuwend bevel klonk, draaiden ze één voor één voorzichtig en nieuwsgierig het hoofd om. Daar stond hun heer en meester, de lastige en nukkige keizer, gehuld in een grauwe, versleten soldatenjas. Hij sprak: "Het is kerstavond. Ik wens het feest met u allen aan één tafel te vieren en ikzelf zal het kerstverhaal vertellen."

    Zo gebeurde. En welk verhaal dat was, weet ieder die ooit van zijn eigen troon gevallen is.


                                              * * * Einde * * *
    Bron : - "Een engel zonder vleugels. Kerstverhalen" samengesteld door Els de Jong-van Gurp.
                 La Rivière & Voorhoeve, Kampen, 1994. ISBN: 90-384-0746-7
                 - www.beleven.org

    25-12-2010 om 00:01 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:Mythe
    » Reageer (7)
    24-12-2010
    nieuwsgierig héEen kerstverhaal-vervolg
    Een kerstverhaal (vervolg)
    - Paul Biegel vertelt over een driftige keizer die van zijn troon valt -
    Toen werd de lijfwacht opgetrommeld. De kapitein verscheen aan het hoofd van zijn manschappen; stelde zich op voor de troon, salueerde en sprak: "Present Majesteit."

    "Ik wens het kerstverhaal," beval de keizer. "Ga het onmiddellijk zoeken."

    "Het kerstverhaal zoeken," antwoordde de kapitein, "jawel Majesteit." Hij salueerde opnieuw en marcheerde met zijn mannen de troonzaal uit. Nu doorzocht de lijfwacht het gehele paleis. Niet alleen de bibliotheek maar ook alle verdere vertrekken en ook alle kamers. Van de hofdames, van de poetsknechten, van de vatenwasmeiden, van de kamerdienaren, van de koks en van de stalmeesters, werden de kamers doorzocht. Alle boeken waar een kerstverhaal in stond, werden verzameld en in optocht naar de keizer gebracht. "Lees voor," snauwde de keizer.

    De kapitein salueerde en begon in het eerste boek. Maar dat verhaal ging over een kerstpudding en de keizer rukte de kapitein het boek uit de handen en smeet het tegen de muur. De kapitein salueerde en nam het volgende verhaal. 'De kerstkrans' heette dat en de keizer schopte het boek tegen het plafond. Zo ging het maar door. De kerstroos, de kerstkaars, de kerstman, alle boeken werden door de keizer weggesmeten. "Namaak! Ik wil het echte, ga het zoeken, onmiddellijk. Ik wens het vanavond te horen!" - "Vanavond te horen," antwoordde de kapitein en marcheerde saluerend weg. Maar in de deur botste hij tegen de oude keukenmeid en die riep: "Waar blijven de lakeien om de soep op te dienen?" - "Soep," bulderde de keizer. "Wie durft daar over soep te spreken? Ik wil geen soep. Ik wil het kerstverhaal!"

    De oude keukenmeid kon niet lezen of schrijven. Ze droeg een vette voorschoot, ze had glimmende wangen en dikke ronde armen. "Nou, nou," zei ze, "het kerstverhaal." Ze waggelde naar voren. "Bedoelt u Maria en Jozef in de stal met het kind in de kribbe en de herders er omheen?" vroeg ze. "Aha," zei de keizer, "vertel het me!" - "Nou," zei de keukenmeid, "dat... kent u toch zeker?" - "Vertel het me," brulde de keizer en de lijfwacht drukte keukenmeid op het gouden krukje met de geborduurde zitting. "Nou, Maria en Jozef moesten naar Bethlehem," begon de dikke meid bevend. "Maar het was overal vol en zo kwamen ze in de stal en daar kreeg zij haar kindje en ze legde het in een kribbe op een beetje stro want ze had niets anders en toen kwamen de herders en toen..."

    "En toen?" vroeg de keizer.

    "Nou toen... toen niks," stamelde de keukenmeid. "Dat is 't."

    "Het hele verhaal?" riep de keizer. De keukenmeid knikte. "Lijkt nergens naar!" schreeuwde de keizer. "Ga in de hoek staan!" De keukenmeid ging in de vierde hoek van de zaal staan met haar neus tegen de scheurkalender. "Zoek een andere verteller!" beval de keizer schreeuwend. "Onmiddellijk Mars."

    De lijfwacht marcheerde weg en kwam even later terug met een hofdame, die dadelijk ging zitten en begon te vertellen. Ze had een mooie stem en weidde lang uit over de mooie blauwe sjerp van Maria en het prachtige gezang van de engelen. "En het kindje lachte zo lief," sprak ze. "En toen?" vroeg de keizer. De hofdame schokte overeind. "Vond u het niet mooi?" vroeg ze. "Nee," antwoordde de keizer. "Tegen de muur. De volgende."

    Nu verscheen een kamerdienaar die uitvoerig beschreef hoeveel moeite Jozef deed om toch een plaats in een der herbergen te krijgen, hoe koud het was in de stal en hoe dikke tranen over de verweerde rimpels van de herdersgezichten biggelden. "En toen?" vroeg de keizer knorrig. "De geschiedenis is uit, Majesteit," sprak de kamerdienaar plechtig. "Tegen de muur," brulde de keizer, "zoek een volgende verteller."

    De volgende was een poetsknecht die het alleen maar over de herders had en hen ruwe dingen liet zeggen en daarna kwam er een hofdame die het in dichtvorm deed maar telkens vroeg de keizer: "En toen?" Dan kwam er geen antwoord en ze werden tegen de muur gezet. Tenslotte verscheen er een groepje hovelingen, dat gauw een kerstspel had ingestudeerd. Ze voerden het op met een echte os en een echte ezel, maar de keizer riep: "Kwatsch! Namaak. 't Lijkt er niet naar. Tegen de muur met jullie. De volgende."

    Maar er was niemand meer in het paleis. De hele hofhouding stond in de troonzaal met de neus tegen de muur, de lijfwacht stond stram in de houding, met de kapitein saluerend aan het hoofd en het bleef doodstil. "Het kerstverhaal!" brulde de keizer, "het echte." Maar het bleef doodstil.

                          * * * wordt vervolgd * * *
    Bron : - "Een engel zonder vleugels. Kerstverhalen" samengesteld door Els de Jong-van Gurp.
                 La Rivière & Voorhoeve, Kampen, 1994. ISBN: 90-384-0746-7
                 - www.beleven.org

    24-12-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:Mythe
    » Reageer (13)
    23-12-2010
    nieuwsgierig héEen kerstverhaal
    Een kerstverhaal (begin)
    - Paul Biegel vertelt over een driftige keizer die van zijn troon valt -
    De keizer was een lastige keizer. Nukkig, driftig en schreeuwerig. Het vorig jaar wilde hij Kerstmis al in oktober vieren, met een kerstboom die iets heel bijzonders moest zijn. Daartoe hadden de lakeien een danseres als boom opgetuigd en het arme meisje heeft zo de hele avond doodstil op één been moeten staan. Wat zou het dit jaar worden?

    Gelukkig niets in oktober. Niets in november, nog niets op tweeëntwintig december... maar toen, op de avond van de vierentwintigste, beukte de keizer met zijn zware gouden kroon op de eikenhouten tafel en riep: "Ik wil het kerstverhaal horen!"

    "Maar Sire," antwoordde de eerste lakei bevend, "dat kent u toch al?"

    "Kennen?" riep de keizer, "kennen? Ik wil het horen!"

    "Pardon Sire, welk kerstverhaal bedoelt u eigenlijk?" vroeg de tweede lakei onderdanig.

    "Versta je me niet?" schreeuwde de keizer. "Het kerstverhaal zei ik."

    "Maar-maar-maar welk is hèt-hèt-hèt?" stotterde de derde lakei lijkbleek.

    De keizer smeet zijn gouden kroon op de spiegelgladde vloer, zodat het ding kletterend door de zaal vloog en in een hoek tegen het gordijn plofte. "Ga het zoeken!" bulderde de keizer. De lakeien vlogen naar de hoek, raapten gedrieën de kroon op en kwamen er op een deftig draf je mee aanzetten. "Ik bedoel het verhaal," schreeuwde de keizer, purper van woede. "Zoek het kerstverhaal en vertel het me. Onmiddellijk. Mars." De lakeien zetten de kroon neer en verlieten achteruitlopend de zaal, diepe buigingen makend, zodat ze buiten in de gang over elkaar heen vielen. "Phoe," sprak de eerste. "Boe," sprak de tweede. "Foei, foei, foei," stotterde de derde. Daarop begaven ze zich naar de keizerlijke bibliotheek en begonnen in alle kerstboeken te bladeren om hèt kerstverhaal te vinden.

    Een uur later klopte de eerste lakei bescheiden aan de deur van de troonzaal en trad binnen. Hij plaatste een gouden krukje met geborduurde zitting op enige afstand van de troon, ging erop zitten, sloeg een groot boek open en legde het op zijn satijnen knieën. "Houd op met al die poespas en begin!" beval de keizer. De lakei zette een lorgnet op de neus en begon statig te lezen: "Het was een bitter koude nacht. De sneeuw viel in dikke vlokken omlaag en het vroor dat het kraakte. Over het eenzame bospad liep een rendier en trok hijgend een zware slee, waarop de kerstman..."

    "Kwatsch!" riep de keizer. "Ik wil kerst en geen kerstman. Ga in de hoek staan." De eerste lakei verloor zijn deftigheid niet. Hij legde het boek neer, nam zijn lorgnet af, stond op en schreed met waardige passen naar een hoek van de zaal waar hij in de houding ging staan, met zijn neus in het gordijn.

    Enkele minuten later klopte de tweede lakei aan, trad binnen, ging op het krukje zitten, sloeg zijn boek open en begon te lezen: "Er was eens een boompje dat had groene blaadjes die in de herfst rood werden en daarna geel en tenslotte afvielen. Toen werd het boompje toch zo treurig. Het dacht: had ik toch naalden, dan zou ik in de winter niet kaal zijn en een kerstboom kunnen..."

    "Kwatsch!" riep de keizer. "Ik wil kerst en geen kerstboom. Ga in de hoek staan." Ook de tweede lakei stond gehoorzaam op en liep naar de tweede hoek.

    Daarop verscheen de derde lakei. Hij had een klein stoffig boekje gevonden: hij bleef staan en begon meteen voor te lezen: "Lang ge-geleden leefde er eens een boe-boerenzoon en die had in zijn hoe-, hoe-, hoenderstal een heleboel dieren. Maar toen het december was, dacht hij ineens: ik heb geen kerst-, geen kerst-, geen kerst-"

    "Ah," sprak de keizer. "Net als ik. Dat begint er op te lijken. Ga door."

    "Geen kerst-, geen kerst-, geen kerstgans."

    De keizer werd paars. "In de hoek," brulde hij. En ook de derde lakei ging stram in de hoek staan, met zijn neus tegen het schilderij van de vorige keizer.

                            * * * wordt vervolgd * * *
    Bron : - "Een engel zonder vleugels. Kerstverhalen" samengesteld door Els de Jong-van Gurp.
                 La Rivière & Voorhoeve, Kampen, 1994. ISBN: 90-384-0746-7
                 - www.beleven.org

    23-12-2010 om 00:16 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:Mythe
    » Reageer (12)
    22-12-2010
    nieuwsgierig héVaar-Köbke de tovenaar (vervolg)
    Vaar-Köbke de tovenaar (vervolg)
    - een weerwolfverhaal -
    Het was kermis in Spaubeek en de knechts en meiden zouden er graag naar toe zijn gegaan, maar de boer was onverbiddelijk. "Niemand gaat voor de bonen opgebonden zijn," was zijn laatste woord.

    Er zou niet veel gekomen zijn van kermis vieren, wanneer Vaar-Köbke er niet geweest was. "Laat het bonen binden maar aan mij over," zei hij, "het is in een ommezien gebeurd".

    Hij ging alleen naar het land, bond aan ieder van de vier hoeken van het veld een bonenstruik aan de staak, zwaaide eens met zijn pet en riep "Roetsj! Roetsj! Roetsj! Allemaal zo!" en terwijl hij naar de vier windstreken wees, bonden onzichtbare handen in een tel en een flits de bonenstaken op.

    De pastoor van Spaubeek had ook van de toverkunsten van de voerman gehoord, en daar hij hem graag mocht lijden, drong hij er bij Köbke op aan om met de duivel te breken. Dat ging echter niet zo gemakkelijk, want Satan was erg vasthoudend, maar eindelijk na veel over en weer praten, werden hij en Köbke het eens.

    Wanneer de pastoor een rit naar Weert en terug zou volbrengen in Köbkes wagen zou de duivel zich gewonnen geven. De pastoor, die wel naar de hel had willen rijden om de ziel van Köbke te redden, nam het voorstel met beide handen aan en diezelfde avond laat stapte hij in de wagen, waar de voerman breeduit op de bok zat.

    Nauwelijks had de pastoor op de bank plaatsgenomen met de rug naar Vaar-Köbke, of de wagen werd door een onzichtbare macht omhoog getild en steigerde steil de lucht in.

    Hoe hoger ze stegen, hoe harder ze reden en hoe zwaarder het begon te onweren. De ene ratelende donderslag kwam pal op de andere en de bliksemflitsen waren niet van de lucht. De wagen schudde en trilde en de pastoor moest zich met alle macht vasthouden aan de bak, om er niet uit te buitelen. Onderwijl bad hij zonder ophouden voor de arme ziel van Köbke.

    Eindelijk daalden ze in Weert op het verlaten marktplein neer. Vaar-Köbke stapte van de bok en begon met brede gebaren in een onbekende taal een gesprek te voeren met een wezen, dat de pastoor niet zien kon; hij begreep echter wel, dat het de duivel was waarmee de voerman onderhandelde.

    Ten laatste klom Köbke weer op de wagen. "Nu moeten we nog terug, dat zal niet meevallen," zei hij. Hij had geen ongelijk, want het noodweer woedde nog heviger dan tevoren en de wagen botste daarboven in de lucht, alsof ze over ongebaande heidewegen reden.

    De pastoor stoorde zich daar echter niet aan, en bad alsmaar voor de ziel van Köbke tot het de duivel te machtig werd. Woedend smakte hij de kar tegen de kerktoren van Sittard, zodat de pastoor met zijn hoofd tegen de stenen botste dat het kraakte, maar het was een Limburgse priester en hij gaf geen krimp. Toen eerst gaf de duivel zich gewonnen. Hij schoot als een vurige komeet door de lucht en de wagen stortte loodrecht naar beneden, in de zandafgravingen, zodat de pastoor en Vaar-Köbke met de schrik vrijkwamen.

    Na die tijd kende Vaar-Köbke geen enkele toverkunst meer en stierf tenslotte een goede dood.


                                            * * *einde* * *
    Bron : - "Nederlands Sagenboek" door Jacques R.W. Sinninghe. Kruseman's Uitgeversmaatschappij NV, Den Haag, 1961.

    22-12-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:weerwolven
    » Reageer (13)
    21-12-2010
    nieuwsgierig héVaar-Köbke de tovenaar
    Vaar-Köbke de tovenaar
    - vandaag volle maan -
    Jacob Martens diende als knecht op de hoeve Genhoes-Sint-Jans-Geleen te Spaubeek, en daar hij altijd als voerman op de wagen zat en klein van stuk was, noemde men hem Vaar-Köbke.

    Vaar-Köbke had op een kwade dag zijn ziel aan de duivel in pand gegeven en sindsdien was niets meer onmogelijk voor hem.

    Eens was hij op de andere oever van de Maas met paard en wagen om kalk te rijden, toen hij een paar boeren inhaalde, die tevergeefs trachtten een steile helling te nemen met hun zwaar beladen wagen, waarvoor niet minder dan zes paarden waren gespannen. Hoe ze de dieren ook aanspoorden en hoe luid ze ook met hun lange zwepen knalden, de wagen kwam niet vooruit. "Hé, vriend," zeiden de boeren die Vaar-Köbke niet kenden, "span je ouwe schimmel eens vóór onze paarden, misschien zal het dan beter gaan."

    "Ik denk er niet aan om mijn mooi paardje voor jullie knollen te spannen," antwoordde Vaar-Köbke.

    "Een mooi paardje?" lachten de boeren. "Wel man, het beest is zo oud dat het geen tanden meer heeft."

    "Ik zal jullie eens laten zien, wat het kan. Span jullie paarden maar uit, dan trekt hij de wagen alleen naar boven."

    Dat wilden de boeren wel eens zien. De zes paarden werden uitgespannen en de schimmel kwam voor de wagen te staan. Met de greep van zijn zweep tekende Vaar-Köbke, al mompelend, enige geheimzinnige figuren in het zand en zwaaide daarna met zijn pet in het rond. Toen zette hij zijn paard aan en het trok de geweldige vracht in één haal tot aan de top van de heuvel. De boeren waren stomverbaasd.

    "Een tien maal zo zware vracht kan hij met evenveel gemak de helling optrekken," pochte Vaar-Köbke. "Weet je waarom? Voor iedere spaak van de wielen heb ik zeven duivels aangeroepen en die duwden met hun allen de kar naar boven."

    "Dan moet je Vaar-Köbke zijn of Satan," riep een van de boeren en sloeg overhaast een kruis.

    "O, ik ben Vaar-Köbke maar," antwoordde de zonderlinge voerman.

    Een ander keer was Vaar-Köbke eens laat in de herberg toen het gesprek op de weerwolf kwam, die 's nachts de wegen rond Spaubeek onveilig maakte. In de gedaante van een grote ruige hond liep hij daar rond en als hij iemand inhaalde die nog laat op pad was, sprong hij hem op de rug, klampte zich vast aan zijn schouders en liet zich dragen tot de arme kerel erbij neerviel.

    "Ik trek mij niets van de weerwolf aan," zei Vaar-Köbke, "en ik hoop hem eens te ontmoeten."

    En jawel, die avond toen hij door het bos liep om de weg te bekorten sprong er plotseling iets zwaars op zijn rug en voelde hij een hijgende adem in zijn nek... de weerwolf!

    "Blijf maar zitten, makker," zei Vaar-Köbke en wandelde rustig verder door het aardedonkere bos. De weerwolf nam daar geen genoegen mee en wilde hem dwingen om sneller en sneller te gaan, maar dat beviel Vaar-Köbke niet. In een oogwenk had hij het woest grommende wezen van zich afgeslingerd en liet zich op zijn beurt naar de hoeve dragen. Hoe de weerwolf zich ook verzette, het baatte hem niet; met ijzeren greep hield Köbke hem bij zijn nekvel vast en zo kwamen zij op Genhoes-Sint-Jans-Geleen. "Voor deze keer is het genoeg geweest," zei de voerman, "maar wee weerwolf als ik je nog eens ontmoet," en hij gaf het dier een schop, dat het verzonk. Vaar-Köbke heeft de weerwolf nooit meer teruggezien.


                                      * * *wordt vervolgd* * *
    Bron : - "Nederlands Sagenboek" door Jacques R.W. Sinninghe.
                 Kruseman's Uitgeversmaatschappij NV, Den Haag, 1961.

    21-12-2010 om 00:03 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:weerwolven
    » Reageer (11)
    20-12-2010
    nieuwsgierig héSukra en Kaca
    Sukra en Kaca
    - Een verhaal over het geheim om mensen uit de dood te laten herrijzen -
    Lang geleden voerden goden en demonen oorlog om de heerschappij van de wereld. De goden wilden graag winnen en vroegen Brihaspati, de ziener, of hij hun opperpriester wilde zijn.

    De ziener Sukra was de opperpriester van de demonen. Tussen deze zieners had altijd grote rivaliteit geheerst. De goden versloegen de demonen, maar Sukra bracht ze weer tot leven met de kracht van zijn magische kennis.

    Telkens stonden ze weer op om met hernieuwde energie de strijd tegen de goden te hervatten. Wanneer daarentegen een god in de strijd sneuvelde, stond Brihaspati machteloos. Hij kende het geheim van Sukra niet en de goden bleven dood op het slagveld liggen. De goden waren ten einde raad en bevend van angst gingen ze naar Kaca, de oudste zoon van Brihaspati. "Als jij ons helpt om achter het geheim van Sukra te komen, dan zal een deel van de offergaven die wij dagelijks ontvangen aan jou ten goede komen. Sukra leeft in het land van de demonen. Zijn dochter heet Devajani, alleen jij kunt bij haar in de gunst komen. Door jouw deugdzaamheid, devotie en zachtmoedigheid zul je in staat zijn Sukra het geheim te ontfutselen." Kaca besloot de goden te helpen en vertrok meteen naar het huis waar Sukra met zijn dochter woonde.

    Toen hij daar arriveerde, maakte hij een diepe buiging en sprak: "Ik ben Kaca, de zoon van Brihaspati. Ik wil bij u in de leer. Ik zal een voortreffelijk student zijn. Voor een periode van duizend jaren zal ik mij geheel wijden aan de studie en elke begeerte en hartstocht vermijden." "Ik heet je welkom," sprak Sukra. "Ik geloof je, jij verdient het om gerespecteerd te worden." Na een aantal geloften te hebben afgelegd werd Kaca de volgeling van Sukra. Hij hield zich aan al de regels die zijn leermeester hem oplegde.

    Groot was zijn eerbied, niet alleen voor Sukra, maar ook voor diens dochter Devajani. Zij was een mooi meisje in de bloei van haar jeugd en Kaca deed al het mogelijke om haar te behagen. Hij ging naar het bos om bloemen en vruchten voor haar te plukken. Hij deed boodschappen en hielp haar met het huishouden. Devajani had een speels karakter. Zij liep voortdurend achter Kaca aan en op haar beurt hielp zij hem, maar zonder dat iemand er iets van merkte. Op deze wijze gingen vijfhonderd jaren voorbij. Op een dag zagen enige demonen tot hun woede dat Kaca in het bos koeien aan het hoeden was. Ze brachten hem heimelijk om het leven, sneden hem in stukken en voerden zijn vlees aan de jakhalzen.

    Toen Devajani de koeien zonder Kaca uit het bos zag komen, zei ze tegen haar vader: "O vader, u heeft het vuuroffer reeds gedaan, de zon is al onder, maar de koeien zijn zonder Kaca teruggekeerd. Hij is nergens te vinden, wellicht is hij ontvoerd of is hij door iemand vermoord. Werkelijk, zonder hem kan ik niet leven." Sukra antwoordde: "Ik zal hem weer levend maken." En nadat hij een toverformule had uitgesproken, kwam Kaca op enige afstand aangehold. Hij boog voor Sukra en riep: "Ik was door demonen vermoord." Niet lang daarna was Kaca in het bos om bloemen voor Devajani te plukken. Weer werd hij door de demonen opgemerkt en gedood.

    Dit keer maalden ze hem tot poeder en mengden het door de wijn die ze aan Sukra te drinken gaven. Voor de tweede maal sprak Devajani tot haar vader: "Ik heb Kaca het bos in gestuurd om bloemen voor mij te plukken en nu is hij nergens te vinden. Ik ben bang dat hij dood is. Zonder hem is het leven mij niets waard." "Lieve dochter," sprak Sukra, "Kaca, de zoon van Brihaspati, leeft inderdaad niet meer. Hij is wederom vermoord, ook al had ik hem eerder uit de dood doen opstaan. Wat moet ik nu doen? Treur niet om hem, Devajani, een vrouw zoals jij zou niet moeten huilen om een gewone sterveling. Dankzij mijn meditatie leef jij in een omgeving van goden en demonen."

    Devajani antwoordde: "Waarom zou ik niet treuren om de zoon van een ziener? Ik hou van deze schone Kaca. Ik zal zijn weg volgen, ik zal vasten tot de dood erop volgt." Nadat Sukra zo hartstochtelijk was toegesproken, besloot hij om Kaca te roepen.

    Tot zijn ontsteltenis kwam er zachtjes vanuit zijn maag antwoord. "Je bent in mijn maag!" riep hij. "Vertel op, wie heeft je daar gezet?"

    "Ik weet nog precies wat er is gebeurd," antwoordde Kaca. "De demonen hebben me vermoord. Daarna werd ik verbrand, mijn as hebben ze tot poeder vermalen en vervolgens werd ik door de wijn gemengd die u hebt opgedronken."

    "Wat wil je nu dat ik doe?" sprak Sukra tot Devajani. "Kaca kan alleen leven als ik sterf. Pas wanneer mijn maag is opengereten, zul je Kaca weer zien."

    Devajani antwoordde: "Ik word verteerd door een dubbel verdriet dat brandt als vuur; uw dood en die van Kaca. Als Kaca sterft, zal ik geen troost vinden, maar zonder u wens ik ook niet verder te leven."

    "Jij bent een slimmerik, zoon van Brihaspati, aan wie mijn dochter zo verknocht is," zei Sukra tegen Kaca. "Ik zal je nu het geheim leren waarmee je een dode kunt opwekken. Wanneer je door mijn maag open te splijten te voorschijn komt, zul je mijn zoon zijn. Daarna moet je mij met de toverformule weer levend maken."

    Kaca deed wat Sukra hem had opgedragen, kwam zodoende achter het geheim van zijn leraar en keerde na nog eens vijfhonderd jaar weer terug onder de goden.


                                              * * * einde * * *
    Bron : - "Volksverhalen uit kleurrijk Nederland. Betoverd. Verhalen over mensen die in dieren veranderen (en omgekeerd)
               uit de Chinese, Joodse, Nederlandse, Indiase, Turkse, Surinaamse, Marokkaanse en Indonesische verteltraditie"
               uitgegeven door Lemniscaat, Rotterdam, 1991. ISBN: 9060697219
               - www.beleven.org

    20-12-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:volkssprookje
    » Reageer (8)
    19-12-2010
    nieuwsgierig héDe aap en de krokodil
    De aap en de krokodil
    - Een boeddhistisch sprookje over een hart in de vijgenboom -
    Heel lang geleden werd de Bodhisattva wedergeboren op een plek in de Himalaya als het jong van een aap. Hij werd zo sterk als een olifant, met een flink karakter, groot van lijf en leden en knap om te zien. Hij richtte zich een bestaan in op een plek in het bos, in een bocht van de Ganges.

    In dezelfde tijd huisde er in de Ganges een krokodil. En het geschiedde dat het wijfje van de krokodil, toen zij het lijf van de Bodhisattva zag, een ziekelijk verlangen ging koesteren naar diens hartevlees. Daarom zei ze tegen de krokodil: "Mijn heer en meester, ik wens het hartevlees van die koning der apen te eten."

    "Liefje, wij huizen in het water, deze aap op het vasteland. Hoe zullen we hem te pakken krijgen?"

    "Pak hem hoe dan ook. Als ik zijn hart niet krijg, zal ik sterven."

    "Vooruit dan maar, wees niet bang, ik weet wel een list, ik zal je zijn hartevlees als maaltijd brengen." Zo stelde hij het krokodillenwijfje gerust.

    Op het uur waarop de Bodhisattva het water van de Ganges dronk en vervolgens op de oever bleef zitten, zocht de krokodil hem op en sprak hem aldus aan: "Koning der apen, waarom wandel je maar gewoontegetrouw op deze plek, waar je zure vruchten eet? Aan de overzijde van de Ganges is er geen einde aan de zoete vruchten van manga- en broodbomen. Waarom ga je daar niet heen en grijp je de kans niet aan om velerlei vruchten te eten?"

    "Krokodillenkoning, de Ganges is diep en breed. Hoe wil je dan dat ik daar kom?"

    "Als je hier komt, zal ik je op m'n rug laten klimmen en je erheen brengen."

    De Bodhisattva geloofde de krokodil en stemde erin toe. "Komaan dan," zei de krokodil. "Klim op mijn rug." En zo gebeurde. Maar toen de krokodil een eindje met hem gezwommen had, liet hij hem in het water onderduiken.

    De Bodhisattva riep: "M'n beste, je laat me kopje onder gaan, wat is dat nu?" De krokodil bekende: "Ik ben je niet komen halen met eerlijke bedoelingen. Mijn vrouw heeft een ziekelijk verlangen naar je hartevlees, daarom wil ik haar je hart te eten geven."

    "Vriend, het is goed dat je het mij vertelt. Want als ons hart in onze borst zat, zou het breken als we ons langs de toppen der boomtakken voort reppen."

    "Waar laten jullie je hart dan?"

    De Bodhisattva wees hem een vijgenboom die niet te ver weg stond en beladen was met trossen rijpe vruchten. "Kijk," zei hij, "onze harten hangen aan die vijgenboom."

    "Als je mij je hart geeft, zal ik je niet doden."

    "Hop dan, breng me erheen, ik zal je m'n hart geven dat aan de boom hangt."

    Alzo deed de krokodil. De Bodhisattva nam een sprong van zijn rug en zat in de vijgenboom. "M'n beste, domme krokodil," zei hij, "je dacht dat je de harten van de apen in de boomtop zag hangen, je bent een domoor, ik heb je voor de mal gehouden. Laat er voor jou maar een ruime keuze van vruchten zijn! Je lijf is groot, maar klein is je wijsheid." En ter toelichting zei hij de volgende verzen:
    "Genoeg! Beter dan die manga's, rode appels en broodvruchten Aan de overzijde, is deze vijgenboom voor mij. Groot waarlijk is je romp, niet in overeenstemming daarmee je wijsheid. Krokodil, ik heb je beetgenomen. Zoek nu je heil maar elders."
    De krokodil, zo ongelukkig als iemand die duizend munten heeft verloren, terneergeslagen en verteerd door berouw, droop af naar de plaats waar hij woonde.


                                            * * * EINDE * * *
    Bron : - "Ongrijpbaar is de Ganges; verhalen uit het Pali" vertaald en ingeleid door Tonny Scherft.
               Meulenhoff, Amsterdam, 1981, De Oosterse Bibliotheek, deel 18.
               - www.beleven.org

    19-12-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:fabels
    » Reageer (8)
    18-12-2010
    nieuwsgierig héDe wolf en de kraanvogel
    De wolf en de kraanvogel
    - Aesopus - De fabel van de wolf en de kraanvogel -
    Eens op een dag greep een wolf een mooie, vette kip. Hij vond het een heerlijk hapje en hij at het arme schepsel dan ook met huid en haar op. Helaas voor onze wolf bleef met de laatste hap een scherp botje in zijn keel steken. Hij kuchte en hoestte en de tranen rolden uit zijn ogen. Maar ondanks al zijn inspanningen raakte hij het botje niet kwijt. Hij verging van de pijn en rende het bos op en neer op zoek naar hulp.

    Ieder dier, dat hij tegenkwam, smeekte hij hem te helpen. Daarbij zinspeelde hij er op, dat men een royale beloning zou krijgen, als het botje uit zijn keel zou worden gehaald. Echter, zijn manier van doen was bij veel dieren bekend en ze hadden dan ook geen zin de wolf te helpen. De leeuw en de luipaard deden net of ze zijn angstige kreten niet hoorden. De roek en de raaf vlogen hoog de bomen in, ver weg van zijn gevaarlijke kaken. De vos en de beer dachten, dat de wolf ze een poets wilde bakken en maakten, dat ze wegkwamen. Zelfs de ezel weigerde om te helpen. Dat leek tenminste zo, want hij balkte een beetje en ging verder met het eten van dorens.

    Eindelijk trof de wolf later op de dag een kraanvogel aan, die tussen het riet aan de waterkant opdook. Hij luisterde naar het verzoek van de wolf en toen hij van de beloning hoorde stemde hij toe te helpen. Diep in de keel van de wolf kijkend, kon de kraanvogel het scherpe botje zien zitten. Zijn snavel en uitgestrekte lange hals draaiend tussen de geduchte kaken, trok hij het botje langzaam maar zeker uit de keel.

    Daarna vroeg de kraanvogel bescheiden om de beloofde beloning. Maar de wolf grijnsde breeduit, zijn scherpe tanden blikkerend in het zonlicht. "Ondankbaar schepsel," snauwde hij. "Heb ik je je leven niet geschonken? Hoevelen kunnen hun kop in de bek van een wolf steken en het dan ook nog navertellen? Je hebt je smakelijke kop veilig terug kunnen trekken. Is dat niet voldoende beloning?"

    Zij die dank van schurken verwachten worden vaak teleurgesteld.


                                            * * * EINDE * * *
    Bron : - "De fabels van Aesopus" door Robert Mathias.
               Thieme, Zutphen, 1984. ISBN: 90-03-98320-8
               - www.beleven.org

    18-12-2010 om 02:19 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:fabels
    » Reageer (12)
    17-12-2010
    nieuwsgierig héDe jaguar die 's nachts lawaai maakt
    De jaguar die 's nachts lawaai maakt
    - Een grappig dierensprookje uit Rio Branco (Brazilië) -
    De jaguar was in een boze bui. Overdag kon hij zich nauwelijks bewegen of de papagaaien vlogen geschrokken op en maakten de andere dieren op hem opmerkzaam. Vaak trokken ze zelfs door hun kreten de aandacht van de jagers met hun pijl en boog. En de jaguar moest dan maar zien dat hij er zonder kleerscheuren af kwam.

    Er bleef niets anders over dan 's nachts op jacht te gaan. Natuurlijk waren dan de volgende morgen zijn poten door de doornen en scherpe takken vol wonden en bloedend, omdat hij er in het donker op getrapt had. En natuurlijk lag hij dan met een hongerige maag in zijn nest en wachtte tot zijn wonden geheeld waren.

    Eens, toen hij weer met een knorrende maag in zijn nest lag, zag hij een tapir, die vredig over de doornen en scherpe takken rond liep zonder zich te verwonden.

    Toen kreeg de jaguar een idee: "Hé broertje tapir!" riep hij, "kom eens hier, ik heb iets van je nodig!"

    "Dat weet ik al, je wilt me opeten," gaf de tapir ten antwoord en wilde weglopen.

    "Als je me helpt, zal ik je de rest van je leven met rust laten! Ik heb werkelijk maar een kleinigheid nodig."

    Het zou prachtig zijn als ik niet meer bang voor hem hoefde te zijn, dacht de tapir. Hij ging naar de jaguar en vroeg: "Zal je me werkelijk niet meer opjagen?"

    "Op mijn erewoord, nee," zei de jaguar.

    "Wat wil je dan?" vroeg de tapir snel want hij was bang dat de jaguar zich zou bedenken.

    "Ik zei, een kleinigheid. Luister goed: als jij 's nachts slaapt, ga ik op jacht. Vaak zijn mijn poten 's morgens vol bloedende wonden, zodat ik, zoals vandaag niet eens kan opstaan. Als je mij voor een nacht je hoeven wilt lenen, kunnen doornen en stekels me niets doen."

    "En jij geeft me jouw poten en als de zon aan de hemel omhoog komt, ruilen we poten en hoeven weer om," zei de tapir.

    De ruil werd gesloten.

    Dezelfde avond kreeg de jaguar de hoeven van de tapir en de tapir de poten van de jaguar.

    Maar de jaguar was niet tevreden met de ruil, want nauwelijks was hij een stukje van zijn nest weggelopen of de apen werden wakker van het lawaai, dat zijn hoeven maakten. Opgewonden schreeuwend wierpen ze de jaguar van alle kanten met kokosnoten.

    De jaguar maakte de ruil vlug weer ongedaan. Hij had nu niet alleen wonden aan zijn poten maar ook nog builen op zijn kop.


                                              * * * einde * * *
    Bron : - "Sprookjes van de Indio's. Mythen, sprookjes en legenden van de Indianen uit Midden- en Zuid-Amerika"
               door Vladimir Hulpach, vertaald door Anke Eggink.
               Uitgeverij Ankh-Hermes, Deventer, 1979. ISBN: 90-202-0044-5

    17-12-2010 om 00:52 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:sprookjes
    » Reageer (17)
    16-12-2010
    nieuwsgierig héDe gestolen duit
    Wilhelm Grimm
    - Overleden op 16 december 1859 -
    De gestolen duit
    - zielerust na de dood -
    Eens op een keer zaten er een vader en een moeder met hun kinderen 's middags aan tafel; en ook een goede vriend die een bezoek was komen brengen, at met hen mee. En toen ze zo zaten en het twaalf uur sloeg, toen zag de gast, dat de deur open ging en dat er een kind binnenkwam, sneeuwwit gekleed en heel bleek. Het kind keek niet rond en het zei ook niets, maar het ging recht op de zijkamer af. Weldra kwam hij weer terug en ging even stil de deur weer uit. En de tweede dag en de derde dag ging het net zo. Toen vroeg de gast eindelijk aan de vader van wie dat mooie kind was dat elke middag naar de zijkamer ging. "Ik heb het niet gezien," antwoordde de vader, "en ik zou ook niet weten van wie het was." Toen het kind de volgende dag terugkwam, wees de gast het aan de vader, maar die zag het niet, en de moeder niet en alle kinderen ook niet. Nu stond de gast op, ging naar de kamerdeur, opende die op een kier en keek naar binnen. Daar zag hij het kind op de grond zitten, het zocht met z'n vingers tussen de kieren van de planken en krabbelde ertussen, maar toen hij de gast zag, was hij opeens verdwenen. Nu vertelde hij, wat hij gezien had. Hij beschreef het kind nauwkeurig, en toen wist de moeder het en zei: "Maar dat is ons eigen lief kind, dat vier weken geleden gestorven is." Ze braken toen de planken vloer open en vonden twee penningen. Die had het kind eens van de moeder gekregen, om aan een arme man te geven; maar het kind had gedacht: "daar kun je zelf een broodje voor kopen," en het had de penningen bij zich gehouden en in een kier van de vloer verstopt; en nu kon het geen rust vinden in het graf en het was iedere middag gekomen om naar het geld te zoeken. Toen gaven de ouders 't geld aan een arme man, en sindsdien is het kind nooit meer gezien.

                                              * * * einde * * *
    Bron : - "De sprookjes van Grimm; volledige uitgave" vertaald door M.M. de Vries-Vogel.
               Unieboek BV - Van Holkema & Warendorf, Weesp, 1984.
               oorspronkelijke titel : Der gestohlene Heller

    16-12-2010 om 00:10 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:sprookjes
    » Reageer (5)
    15-12-2010
    nieuwsgierig héDe behekste schapen
    De behekste schapen
    - Een Tiels volksverhaal over een gekke schapenziekte -
    In 1845 leefde er in de buurt van Tiel een familie die veel schapen bezat. Op een dag brak er echter onder de schapen een ziekte uit en wel zo eigenaardig dat ook de veearts er geen raad mee wist. Als een schaap die ziekte kreeg dan ging het op z'n achterste zitten, draaide de voorpoten in het rond en bleef zo spelen tot het dood in het hok neerviel.

    De familie, die leefde van de schapenfokkerij, had zo al heel wat schapen verloren en men was ten einde raad. De man des huizes ging op een morgen naar de markt en zei: "Ik kom niet eerder terug voordat ik raad weet."

    Met gebogen hoofd liep hij die maandag over de markt en hij piekerde zich suf over die vreemde ziekte onder zijn schapen. "Wel Kobus, wat scheelt eraan?" hoorde hij opeens. "Je kijkt zo treurig. Kan ik je soms helpen?"

    "Ach man," zei de schapenfokker, "of ik nu vertel wat er aan de hand is of niet; het helpt toch niet."

    "Ken je me niet?" vroeg de ander.

    "Nee, jij noemt mij wel bij m'n naam, maar ik ken je niet."

    "Als ik je mijn naam zou noemen, dan zou je me wel kennen. Maar kom, vertel nou toch es wat er aan de hand is. Misschien kan ik je helpen."

    En toen vertelde Kobus van die vreemde ziekte waarbij zijn schapen op hun achterste gingen zitten en net zo lang met de voorpoten speelden tot ze er dood bij neervielen. "Zo," zei de man, "en waar heb je die dooie schapen gelaten?"

    "Nou, begraven natuurlijk. Wat moet ik er anders mee doen?"

    "Ik had ze maar opgegeten als ik jou was, want die schapen waren er gezonder aan toe dan jij. Maar luister es Kobus, komt er bij jou niet iedere dag een buurvrouw die vraagt hoe het met de schapen gaat en of ze nog niet beter worden?"

    "Ja man, dat mens komt iedere dag."

    Toen gaf de vreemde man Kobus een goede raad. Kobus moest zo snel mogelijk naar huis toe gaan en als daar weer een dood schaap was dan moest hij het hart en de lever eruit halen en dat in een pot doen. Dan moesten de ramen en de deuren worden gesloten. Zelfs het sleutelgat moest dicht zijn. Geen gaatje mocht er open blijven.

    Toen Kobus thuiskwam vertelde hij het hele verhaal aan zijn vrouw. "Stook het vuur in de haard maar goed op voor die pot," zei Kobus, "een man heeft mij gezegd dat de schapen zijn betoverd. We moeten alles goed afsluiten en dan zal de heks wel komen."

    Driftig als hij was zette Kobus alvast een riek en een bijl klaar. Toen de pot echter net boven het vuur hing viel de heks op de pot en terwijl ze met beide handen op de pot sloeg zei ze: "Mijn God, Kobus, wat doe je nou?" Kobus schrok geweldig en in zijn schrik liet hij de heks ontsnappen. Kobus' schapen werden echter weer gezond en ze hebben nooit meer last gehad van die vreemde ziekte. De buurvrouw heeft hij nooit meer binnen gelaten, hoewel ze nog dikwijls langs zijn huis kwam.


                                             * * * EINDE * * *
    Bron : - "Spokerijen in Gelderland. Verhalen over reuzen, heksen, witte juffers, weerwolven, ridders en jonkvrouwen uit de 'Geldersche Volks-Almanak' van 1835 tot 1904, 1942 en 1947" opnieuw verzameld en bewerkt door Ria Lissenberg-Hörter. Europese Bibliotheek, Zaltbommel, 1974.
                - www.beleven.com

    15-12-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:heksen
    » Reageer (10)
    14-12-2010
    nieuwsgierig héDe wolf en de mens
    De wolf en de mens
    - Een fabel van Grimm -
    De vos vertelde eens aan de wolf, hoe sterk de mens wel was; geen dier kon hem weerstaan, en men moest een list gebruiken om zich tegenover hem staande te houden. Toen antwoordde de wolf: "Als ik maar eens een mens te zien kreeg, ik zou toch op hem afstormen." - "Daar kan ik je wel aan helpen," zei de vos. "Kom morgen vroeg maar eens bij me, dan zal ik er je één laten zien." De wolf kwam al heel vroeg bij hem, en de vos bracht hem naar buiten, op de weg, die de jager elke dag ging. Eerst kwam er een oude, afgedankte soldaat. "Is dat nu een mens?" vroeg de wolf. "Nee," zei de vos, "dat is er één geweest." Daarna kwam er nog een jongetje, dat naar school moest. "Is dat nu een mens?" vroeg de wolf. "Nee," zei de vos, "dat moet er nog één worden." Eindelijk kwam de jager, met een dubbelloopsgeweer op zijn rug en een jachtmes aan zijn zijde. En de vos zei tegen de wolf: "Zie je, dat is nu een mens, daar wou je nu op afstormen, maar laat mij eerst even naar m’n hol!"

    De wolf stormde nu inderdaad op de mens los, maar de jager keek hem aan en zei: "Jammer, dat ik geen kogel in mijn geweer heb," legde aan en schoot de wolf het schroot in de snoet. De wolf trok een lelijk gezicht, maar hij liet zich niet afschrikken en ging voorwaarts; toen gaf de jager hem een tweede laag. De wolf verbeet zijn pijn en sprong de jager te lijf: daar trok hij zijn blanke jachtmes en gaf hem links en rechts een paar steken, zodat hij, badend in 't bloed, al huilend bij de vos terug kwam. "Nu, broeder wolf," zei de vos, "en hoe heb je het klaar gespeeld met de mens?" - "Och," zei de wolf, "zo had ik me de kracht van een mens niet voorgesteld. Eerst nam hij een stok van zijn schouder; daar blies hij in, en toen vloog me iets in ‘t gezicht wat me verschrikkelijk kietelde; daarna blies hij nog eens in die stok, toen vloog er wat in m’n neus, als bliksem en hagelstenen, maar toen hij vlakbij me was, trok hij een rib uit zijn lijf, daarmee heeft hij me zo geslagen, dat ik bijna dood was gebleven." - "Zie je," zei de vos, "wat een opschepper jij bent: je gooit je bijl zo ver weg, dat je hem niet meer terug kunt halen!"


                                            * * * EINDE * * *
    Bron : - "De sprookjes van Grimm; volledige uitgave" vertaald door M.M. de Vries-Vogel.
               Unieboek BV - Van Holkema & Warendorf, Weesp, 1984.
               - www.beleven.org

    14-12-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:fabels
    » Reageer (13)
    13-12-2010
    nieuwsgierig héHet Marsdiep
    Het Marsdiep
    - Een sage over het zeegat tussen Texel en Den Helder -
    Het Marsdiep kwam op simpele wijze aan zijn naam. Heel vroeger had het natuurlijk helemaal geen naam, zoals dat eigenlijk met alle dingen het geval is geweest. Er was een tijd dat dingen er alleen maar waren, van een naam was nog geen sprake.

    Zo was het ook met het Marsdiep. Er was niemand die wist hoe het heette. En het was er beslist niet diep. Wel breed, maar ook niet zo breed als tegenwoordig.



    Als je op de goede tijd vertrok, dan had je niet eens een boot nodig om aan de andere kant te komen. Je hoefde alleen maar te wachten tot het eb was.

    Dat wisten de marskramers natuurlijk ook. Marskramers waren sowieso slimmeriken. Die moesten immers hun waar aan de man brengen, en daar hadden ze veel trucs bij nodig.

    Wat gebeurde er dus? Zodra het eb werd, trokken de marskramers vanaf de punt van Noord-Holland door het vallende water naar Texel en omgekeerd.

    En het water maakte hen natuurlijk nat, maar spaarde hun koopwaar. Dat kwam niet verder dan die 'mars'. Het golfde en kabbelde er wel een beetje tegenaan, want water ligt nooit helemaal stil, maar de koopwaar bleef altijd boven het water uitsteken. En daarom noemde men dit water het Marsdiep. Niks ingewikkelds aan. Poepsimpel.


                                    * * * EINDE * * *
    Bron : - "Verhalen van de Waddeneilanden" uitgegeven door HMP Voila, 2002.
               - www.hetopenboek.nl

    13-12-2010 om 01:36 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:sagen
    » Reageer (15)


    Welkom bij saagje !
    Foto


    Laatste commentaren
  • Harden vol 1 (Rodolfo)
        op De mythe van Stinsterloo
  • Cheap Jerseys From China (Anthony)
        op De mythe van Stinsterloo
  • Lieve groetjes vanwege DEWESTHOEK (Annie & Rogier)
        op De boer en de duivel
  • Hallo Saagje,heel mooie story, (paolo)
        op De boer en de duivel
  • Piepelou Saagje (Jeske)
        op De boer en de duivel
  • Blog als favoriet !

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto


    Kribbelboekboek
  • Fijne midweek toegewenst
  • Lieve midweekgroetjes blogmaatje
  • Het blijft hier stil
  • Een fijne Donderdag gewenst
  • Voor alle Papa's en Opa's een fijne vaderdag gewenst

    bedankt voor de trouwe bezoekjes
    saagje


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    E-mail mij


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Archief per week
  • 08/07-14/07 2013
  • 01/07-07/07 2013
  • 24/06-30/06 2013
  • 07/05-13/05 2012
  • 30/04-06/05 2012
  • 05/12-11/12 2011
  • 31/10-06/11 2011
  • 24/10-30/10 2011
  • 10/10-16/10 2011
  • 03/10-09/10 2011
  • 26/09-02/10 2011
  • 19/09-25/09 2011
  • 12/09-18/09 2011
  • 05/09-11/09 2011
  • 29/08-04/09 2011
  • 22/08-28/08 2011
  • 15/08-21/08 2011
  • 08/08-14/08 2011
  • 01/08-07/08 2011
  • 25/07-31/07 2011
  • 18/07-24/07 2011
  • 11/07-17/07 2011
  • 04/07-10/07 2011
  • 27/06-03/07 2011
  • 20/06-26/06 2011
  • 13/06-19/06 2011
  • 06/06-12/06 2011
  • 30/05-05/06 2011
  • 23/05-29/05 2011
  • 16/05-22/05 2011
  • 09/05-15/05 2011
  • 02/05-08/05 2011
  • 25/04-01/05 2011
  • 18/04-24/04 2011
  • 11/04-17/04 2011
  • 04/04-10/04 2011
  • 28/03-03/04 2011
  • 21/03-27/03 2011
  • 14/03-20/03 2011
  • 07/03-13/03 2011
  • 28/02-06/03 2011
  • 21/02-27/02 2011
  • 14/02-20/02 2011
  • 07/02-13/02 2011
  • 31/01-06/02 2011
  • 24/01-30/01 2011
  • 17/01-23/01 2011
  • 10/01-16/01 2011
  • 03/01-09/01 2011
  • 26/12-01/01 2012
  • 20/12-26/12 2010
  • 13/12-19/12 2010
  • 06/12-12/12 2010
  • 29/11-05/12 2010
  • 22/11-28/11 2010
  • 15/11-21/11 2010
  • 08/11-14/11 2010
  • 01/11-07/11 2010
  • 25/10-31/10 2010
  • 18/10-24/10 2010
  • 11/10-17/10 2010
  • 04/10-10/10 2010
  • 27/09-03/10 2010
  • 20/09-26/09 2010
  • 13/09-19/09 2010
  • 06/09-12/09 2010
  • 30/08-05/09 2010
  • 23/08-29/08 2010
  • 16/08-22/08 2010
  • 09/08-15/08 2010
  • 02/08-08/08 2010
  • 26/07-01/08 2010
  • 19/07-25/07 2010
  • 12/07-18/07 2010
  • 05/07-11/07 2010
  • 28/06-04/07 2010
  • 21/06-27/06 2010
  • 14/06-20/06 2010
  • 07/06-13/06 2010
  • 31/05-06/06 2010
  • 24/05-30/05 2010
  • 17/05-23/05 2010
  • 10/05-16/05 2010
  • 03/05-09/05 2010
  • 26/04-02/05 2010
  • 19/04-25/04 2010
  • 12/04-18/04 2010
  • 05/04-11/04 2010
  • 29/03-04/04 2010
  • 22/03-28/03 2010
  • 15/03-21/03 2010
  • 08/03-14/03 2010
  • 01/03-07/03 2010
  • 22/02-28/02 2010
  • 15/02-21/02 2010
  • 08/02-14/02 2010
  • 01/02-07/02 2010
  • 25/01-31/01 2010
  • 18/01-24/01 2010
  • 11/01-17/01 2010
  • 04/01-10/01 2010
  • 28/12-03/01 2016
  • 21/12-27/12 2009
  • 14/12-20/12 2009
  • 07/12-13/12 2009
  • 30/11-06/12 2009
  • 23/11-29/11 2009
  • 16/11-22/11 2009
  • 09/11-15/11 2009
  • 02/11-08/11 2009
  • 26/10-01/11 2009
  • 19/10-25/10 2009
  • 12/10-18/10 2009
  • 05/10-11/10 2009
  • 28/09-04/10 2009
  • 21/09-27/09 2009
  • 14/09-20/09 2009
  • 07/09-13/09 2009
  • 31/08-06/09 2009
  • 24/08-30/08 2009
  • 17/08-23/08 2009
  • 10/08-16/08 2009
  • 03/08-09/08 2009
  • 27/07-02/08 2009
  • 29/06-05/07 2009
  • 22/06-28/06 2009
  • 15/06-21/06 2009
  • 08/06-14/06 2009
  • 01/06-07/06 2009

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Welkom bij
    Foto

    Foto


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!