Welkom bij saagje!
Foto
Inhoud blog
  • Het oude moedertje
  • De legende van de maïs
  • Mans van de Maone
  • De boer en de duivel
  • De twee advocaten(slot)
  • De twee advocaten
  • Het geitje Pak-me-dan
  • De natgeregende kabouter
  • De zeven heksen
  • Het aardmannetje van de Röhrerbühel 2
  • Het aardmannetje van de Röhrerbühel
  • Nikola staat borg
  • De vurige man van de Geute
  • De geschiedenis van de boerendochter Ketilrídur 2
  • De geschiedenis van de boerendochter Ketilrídur
  • Op reis gaan
  • De luie hasjverslaafde en zijn verstandige vrouw(vervolg)
  • De luie hasjverslaafde en zijn verstandige vrouw
  • Het toverfluitje en het toverhoedje (vervolg)
  • Het toverfluitje en het toverhoedje
  • Waarom de bomen in de herfst geel worden
  • Tijl Uilenspiegel en de paardenkoopman
  • De nimf Daphne
  • De geschiedenis van de reuzenkreeft
  • De toren van Medemblik
  • Theseus en Hippolytus
  • Duimedik
  • De vuurman van Soest
  • Maan, Djabu en de dood
  • De jakhals en de patrijs
  • Goudsbloempje
  • Afspraak is afspraak
  • Het spook van de Zeedijk
  • Rata's wonderbaarlijke reis-einde
  • Rata's wonderbaarlijke reis-vervolg
  • Rata's wonderbaarlijke reis
  • Waarom de hyacint maar zo kort bloeit
  • De citerspeler
  • Van een opgeverfde haan
  • Het land van moeder Soemba
  • Het zwanennest
  • De engel
  • De gebarsten emmer
  • De hondenmarkt van Boedapest (slot)
  • De hondenmarkt van Boedapest
  • Billy de coyote (slot)
  • Billy de coyote(vervolg)
  • Billy de coyote
  • Garuda
  • De dood van de sprookjesverteller
    Foto
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Hoofdpunten blog waaroemni
  • Kerstgroet
  • Luchtballonvaart
  • Paulus Potter
  • Sint-Elisabethsvloed
  • Willem Tell
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Categorieën
  • aardgeest (21)
  • avonturenverhaal (6)
  • dierenverhaal (5)
  • duivels (46)
  • fabels (57)
  • gedichten (1)
  • geesten (griezellen) (12)
  • heksen (52)
  • historisch verhaal (13)
  • historische sagen (35)
  • legende (42)
  • Luchtgeest (30)
  • Mythe (24)
  • parabel (7)
  • Plaaggeest (10)
  • sagen (87)
  • Sinterklaasverhalen (4)
  • sprookjes (118)
  • Tovenaars (38)
  • toverboeken (13)
  • volkssprookje (40)
  • volksverhalen (140)
  • vuurgeest (26)
  • watergeest (19)
  • weerwolven (15)
  • Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    'VOLKSVERHALEN'

    problemen
    Verhalen, sprookjes, fabels, mythen, sagen en legenden
    welkom!
    Problemen
    Er zijn nogal wat problemen met het lezen van de teksten, daarom volgende tip :
    Met de muis links klikken en over de tekst schuiven.
    De tekst verschijnt duidelijk leesbaar.
    25-04-2011
    nieuwsgierig héDe goedhartige pelgrim
    De goedhartige pelgrim
    - Een hindoeïstisch verhaal over de god Krishna -
    In Udipi staat een beroemde tempel gewijd aan de god Krishna. Jaarlijks is deze een trekpleister voor duizenden bedevaartgangers. Lang geleden besloot een groep dorpelingen ter bedevaart naar deze heilige plek te reizen om daar Krishna Janamashtmi (de geboorte van Krishna) te vieren.

    Onder de pelgrims bevond zich ene Gopal Adiga. Terwijl ze onderweg waren, merkte deze Gopal dat een oud vrouwtje een eindje met hen opliep. In haar handen droeg zij een rotte spitskool. Hij vroeg haar: "O moedertje, waarom loop je rond met een verrotte spitskool? Die is toch niet meer geschikt om te koken en te eten?"

    Het oude vrouwtje pinkte een traan weg en antwoordde: "Wat wil je dat ik doe, mijn zoon. Ik heb thuis drie dochters die al drie dagen niets gegeten hebben. Ik zal van deze kool een soepje voor hen koken. Ik ben vreselijk arm en mijn leven is me eerder een last dan een lust. Hoe het ook zij, mijn kinderen zal ik blijven voeden."

    Het hart van Gopal was gesmolten. "Ik was van plan om Krishna in de tempel van Udipi te vereren. Het geld dat ik aan hem wilde offeren zal ik jou geven. Je kunt er boodschappen mee doen en behoorlijk eten voor je dochters koken." De oude vrouw was zeer verrast met deze mildheid. Verheugd nam ze het geld aan en na afscheid te hebben genomen, ging ze haar eigen weg.

    Gopal had nu geen geld meer om naar Udipi te gaan. Hij brak zijn pelgrimstocht af en keerde huiswaarts. Diezelfde nacht had hij een droom, waarin de god Krishna zich aan hem openbaarde. Hij sprak tot zijn aanbidder: "Terwijl jij op weg was naar Udipi, ben ik in de gedaante van een oude vrouw verschenen. De andere pelgrims die in jouw gezelschap waren namen niet eens de moeite om mij aan te kijken. Jij alleen was zo goed om naar het trieste relaas van mijn armoede te luisteren. Je schonk mij al jouw geld, waardoor je de bedevaart niet kon volbrengen. Om mijn zegen te ontvangen is het echter geen noodzaak om naar heilige tempels te reizen. Degene die oprecht is in zijn liefdadigheid en toewijding, op hem rust altijd mijn zegen, waar hij zich ook bevindt. God is overal aanwezig. Het zijn de onwetenden die menen dat ze de een of andere bedevaartplaats moeten bezoeken om hem te vinden. Ik ben uiterst tevreden met jouw toewijding, mildheid en liefdadigheid. Jij zult altijd mijn gunst en bescherming genieten."

                                            * * * EINDE * * *
    Bron : - "Volksverhalen uit kleurrijk Nederland. Reizen. Verhalen over avontuurlijke reizen uit de Chinese, Joodse, Nederlandse, Indiase, Turkse, Surinaamse, Marokkaanse en Indonesische verteltraditie"
               verschenen bij Uitgeverij Lemniscaat, Rotterdam, 1991.
               www.beleven.org

    25-04-2011 om 01:01 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:volksverhalen
    » Reageer (2)
    24-04-2011
    nieuwsgierig héHet verdwenen liedje...
    Het verdwenen liedje van de sneeuwgors
    - Een dierenverhaal van de Russische Eskimo's -
    Het was voorjaar geworden. Uit warme streken kwamen twee sneeuwgorzen aangevlogen, die op een hoge klip van de rotsen aan de Beringstraat hun nest gingen bouwen. Het wijfje legde een ei en begon te broeden. Om het ei voor de regen en de koude wind te beschutten, bleef ze er voortdurend op zitten. Nooit kon ze eens behoorlijk eten en nooit kon ze uitslapen.

    Eindelijk kwam er een zoontje uit het ei gekropen, een snoezig klein diertje. Niemand aan de hele kust had zo'n lief kuiken, maar één ding was erg vervelend: het schreeuwde altijd. Nu hadden beide ouders helemaal geen tijd meer om te eten, te drinken of te slapen. Als de vader op jacht naar voedsel was, wiegde de moeder het kind. Als de moeder wegvloog, paste de vader op de kleine.

    Op een dag zat het wijfje op de rand van het nest en zong een liedje voor haar zoontje:
    "Tsjilp, van wie zijn die kleine pootjes?
    Tsjilp, van wie zijn die vleugeltjes?
    Tsjilp, van wie is dat lieve kopje?
    Tsjilp, van wie zijn die schattige oogjes?
    Tsjilp, tsjilp, tsjilp?"
    Daar vloog een raaf voorbij. Hij hoorde het liedje, ging in de buurt van het nest zitten en luisterde verrukt. Hij vond het liedje zó prachtig, dat hij aan de sneeuwgors vroeg: "Geef mij dat liedje! Alstublieft! Geef het aan mij!"

    "Wat haal je in je hoofd!" zei de sneeuwgors. "Ik kan het je niet geven. Ik heb maar één liedje."

    "Ik smeek je er om," drong de raaf aan. "Ik kan zonder dat liedje niet meer leven."

    "Maar mijn zoontje kan zonder dat lied niet slapen," legde de sneeuwgors uit. "Houd nu maar op met zeuren. Ik geef het niet weg!"

    Nu werd de raaf nijdig. "Als je het niet goedschiks doet, dan maar kwaadschiks!" Hij vloog op de sneeuwgors af, ontrukte haar het lied en verdween uit het zicht.

    Het kuiken begon jammerlijk te huilen. En ook de moeder weende bitter. Net kwam de vader van de jacht terug. Hij zag en hoorde het gejammer en vroeg: "Wat is er met jullie? Wat is hier gebeurd?"

    "Een verschrikkelijk ongeluk," snikte de moeder. "Er is een raaf gekomen en die heeft ons liedje gestolen. Nu kan ons zoontje niet meer in slaap komen en huilt aan een stuk door. Wat moeten we beginnen?"

    De vader ontstak in grote woede. Zijn ogen fonkelden en hij stampte met zijn voeten. "Geef mij mijn strijdboog en mijn trefzekere pijlen! Ik zal die rover zoeken en het liedje terughalen!"

    Eindeloze afstanden legde hij af. Hij zag talloze vogels, maar nergens een raaf. Soms was het een patrijs, die tussen de stenen wipte, dan weer een pluvier, die een vrolijk deuntje floot. Eindelijk ontdekte hij op de rotsen een hele zwerm raven. Hij ging dicht in de buurt zitten, legde aan en wachtte. Degene, die het liedje zou inzetten, was de rover en zou hij raken met zijn pijl.

    De raven hadden het inmiddels druk met zichzelf. De oude mannetjes warmden zich in de zon, de oude wijfjes zaten te kletsen. De jongens stoeiden met de meisjes en niemand zong een lied, niet dat van de sneeuwgors of enig ander. Enkele malen was een vals gekras te horen, maar dat was toch geen lied?

    De vader-sneeuwgors vloog verder. Hij vloog in grote kringen boven het landschap en opeens zag hij een raaf op een tak zitten. Hij had zijn snavel omhooggericht, de ogen gesloten en wiegde zachtjes heen en weer, terwijl hij zong:
    "Tsjilp, van wie zijn die kleine pootjes?
    Tsjilp, van wie zijn die vleugeltjes?
    Tsjilp, van wie is dat lieve kopje?
    Tsjilp, van wie zijn die schattige oogjes?"
    Hij floot het liedje tot het einde toe uit en begon dan weer overnieuw. "Dat is de boef! Dat is die schurk die het mooiste liedje van de wereld gestolen heeft!" zei de sneeuwgors. Hij ging zitten op een tak van dezelfde boom, spande de boog en schoot een pijl af. De pijl ketste af op de harde veren van de vleugel. De raaf had er niets van gemerkt en zelfs de ogen niet geopend. Hij kweelde al maar door.

    De sneeuwgors nam alle pijlen uit de koker en schoot ze af op de rover, telkens vier tegelijk. Maar de raaf bleef zingen:
    "Au, van wie zijn die kleine pootjes?
    Au, van wie zijn die vleugeltjes?
    Au, au, ik ben ergens door getroffen!
    Au, van wie is dat lieve kopje?
    Au, au, iets heeft mij gestoken!
    Au, van wie zijn die schattige oogjes?
    Au, au! Au, au! Ik kan niet meer! Kras, kras!"
    Hij liet het liedje uit zijn snavel vallen. De vader-sneeuwgors ving het op en vloog er rap mee naar zijn nest. Toen hij dichterbij kwam, hoorde hij zijn zoontje schreeuwen en zijn vrouw huilen. "Jullie hoeven niet meer te schreeuwen en te huilen," zei hij. "Ik heb de boze raaf het liedje afgepakt. Hier heb je het!" Wat was de moeder-sneeuwgors blij. Ze begon meteen te zingen. Het zoontje hield op met huilen en sliep in. Sindsdien houden sneeuwgorzen zich muisstil als er een raaf voorbijvliegt. Zij zijn bang om hun snavel open te doen. Op deze manier hebben ze het liedje kunnen houden. Tot de dag van vandaag zingen alle moeder-sneeuwgorzen het voor hun huilende kinderen.

                                            * * * EINDE * * *
    Bron : - "De veer van de kraanvogel. Sprookjes uit het hoge noorden van Rusland en Siberië" voor kinderen naverteld door N. Gesse en S. Sadunaiskaja.
               Omniboek, Den Haag, 1978. ISBN: 90-620-70-52-3
               www.beleven.org

    24-04-2011 om 00:41 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:volksverhalen
    » Reageer (2)
    14-04-2011
    nieuwsgierig héDe nieuwe schepper...
    De nieuwe schepper van de mens
    - Een modern Marokkaans djha-verhaal -
    Op een dag stapte Djha een café binnen en nam plaats in de eerste de beste luie stoel. Maar aan hetzelfde tafeltje zat al een heel deftige klant. Hij was gekleed in een licht kostuum van de beste snit, had een schildpadbril en een echt gouden pen. Deze keurige heer was een beetje verbaasd over het vrijmoedige gedrag van onze Djha en sprak hem aan: "Zeg, ken jij me niet?"

    "Nee," zei Djha.

    "Wel, ik ben die-en-die, de ambassadeur van dat-en-dat land."

    "En ik ben Djha, zoon van Djha."

    "Maar je kent toch wel tenminste mijn land?"

    "Nee."

    "Hoe dat zo? Wij bezitten de atoombom. Wij hebben de belangrijkste fabrieken ter wereld en kunnen alle mogelijke dingen maken..."

    "Wij maken geen dingen, wij maken personen."

    "Wat, kunt u mensen maken?"

    "Jazeker, en zelfs hele mooie, in alle soorten, alle lengten en alle kleuren."

    "Dat is interessant! Juist dat ontbrak nog in onze productielijn! Ik zou graag uw vestiging willen bezoeken. Onze onderzoekers zouden zeker uw productie kunnen verbeteren!"

    Djha legde met een ernstig gezicht zijn vingers op zijn lippen: "Sstt, zachtjes... fabrieksgeheim... Dat zou wel eens voor strategische of bedrijfsspionage aangezien kunnen worden. Want onze productie van mensen levert met de dag meer op..."

    "Ik zal er genoeg voor betalen," zei de man, "als het moet een miljoen dinar..." Dat vooruitzicht leek Djha, die als gewoonlijk in geldnood zat, heel aantrekkelijk. Hij besloot dan ook zijn maatregelen te nemen.

    "Waar en wanneer kan er betaald worden?"

    "Wanneer u maar wilt," antwoordde de ambassadeur.

    Djha dacht diep na en maakte toen een afspraak voor de betaling op een bepaalde tijd in een Turks bad. Hij kende het badhuis goed en wist dat er drie deuren in zaten.

    Even voor de afgesproken tijd kwam Djha bij de hamman aan en bracht drie of vier kameraden op de hoogte van het plan.

    Hij vroeg een van hen, die erg goed gebouwd en breedgeschouderd was om voor een handdoek te zorgen; een ander werd belast met de zorg voor een grote wolk stoom, wanneer Djha hem een knipoog zou geven; een derde werd voorzien van een slof in beide handen die hij op hetzelfde teken luid tegen elkaar moest kloppen, om zo het lawaai van een benzinemotor na te bootsen.

    De ambassadeur, die nog nooit in een Turks bad was geweest, stapte door de hoofdingang naar binnen. Djha begroette hem heel hoffelijk voordat zij het bezoek aan de werkplaats begonnen.

    De eerste man die te voorschijn kwam was de mooie Apollo, zonder kleren, slechts bedekt met een handdoekje.

    "Wie is deze man?"

    "Dat is een van onze producten. Hij is goed gelukt zoals u wel kunt zien." Het levende beeldschone model liep waardig weg door de deur van de kleedkamer.

    Vervolgens troonde onze gids de onderzoeker mee naar de massageruimte.

    "En hier, wat gebeurt hier?"

    "Hier worden de toekomstige mensen gekneed om ze hun vorm te geven."

    Terwijl ze door de zaal liepen kwamen ze langs een man waar de masseur extra zijn best op deed. "Wat is dat nu?" vroeg de ambassadeur. "O, dat is een fabrieksfoutje, die moet helemaal opnieuw vorm gegeven worden..."

    Daarop gaf Djha met een knipoogje te kennen aan zijn makker dat hij de atmosfeer moest vullen met een flinke dot stoom, terwijl de andere handlanger de slofjes tegen elkaar sloeg, zodat een hels "tchac tchac" te horen was.

    Een wolk vochtige stoom, gloeiend heet en verstikkend, verspreidde zich overal in de zaal.

    Alle vormen vervaagden en des te meer omdat de brillenglazen van de ambassadeur beslagen raakten. Het was alsof men midden in de atmosfeer en nevels was terechtgekomen ten tijde van het ontstaan van de aarde.

    Verblind, verstikt en badend in het zweet smeekte de bezoeker om genade.

    Maar Djha deed het voorkomen alsof ze nog maar pas aan het begin van de rondleiding door het bedrijf waren gekomen.

    Uiteindelijk slaagde de beloofde cheque erin om de onverbiddelijke gids te vermurwen en Zijne Excellentie naar de derde deur, de uitgang te leiden.

    Die avond vierde de kashba groot feest, waarbij hulde werd gebracht aan de moderne wetenschap!

                                            * * * EINDE * * *
    Bron : - "Volksverhalen uit kleurrijk Nederland. List en Bedrog Verhalen over gastvrijheid, eerlijkheid, list en bedrog,
               uit de Chinese, Joodse, Nederlandse, Indiase, Turkse, Surinaamse, Marokkaanse en Indonesische verteltraditie"
               verschenen bij Uitgeverij Lemniscaat, Rotterdam, 1991.
               www.beleven.org

    14-04-2011 om 00:19 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:volksverhalen
    » Reageer (1)
    03-04-2011
    nieuwsgierig héWaarom de spin...
    Waarom de spin een bochel op zijn rug heeft
    - Een Lets volksverhaal over een kwaadsprekende spin -
    Ieder die in stoffige hoeken van de kelder, op zolder, in de schuur of in andere opslagplaatsen wel eens de moeite heeft genomen een spinnenweb van dichtbij te bekijken en daarbij vooral op het spinnetje zelf heeft gelet, die zal hebben kunnen zien, dat dit insect op zijn rug een klein bocheltje heeft.

    Wat is eigenlijk de herkomst van die bochel op de rug van de spin? Dat zal ik jullie vertellen:

    Lang geleden, toen alle dieren nog spreken konden, liep er eens een boer naar zijn akker. Daar zag hij plotseling een lange glanzende zilveren draad die uit de hemel naar beneden hing. De boer bevoelde de draad nieuwsgierig en toen hij merkte, dat deze sterk genoeg was om zijn gewicht te kunnen dragen, nam hij het besluit om langs die draad omhoog te klimmen naar de hemel.

    Dat was een moeizame klimpartij! Toen hij een hele dag geklommen had en de wereld beneden hem er nog slechts als een wereldje van kinderspeelgoed uitzag, was hij nog lang niet in de hemel.

    Ook de tweede dag had hij zijn doel nog niet bereikt. Hij was nu al wel tot boven de wolken gekomen en daar was het héél wat kouder dan de boer gedacht had, toen hij nog beneden op de aarde had gestaan. Want daar was het op dat ogenblik juist hartje zomer. En omdat hij nu weer een nacht hangende aan de draad moest doorbrengen vóór hij in de hemel zou aankomen, keek hij eens om zich heen of hij iets kon vinden om er een vuurtje mee te stoken, waarbij hij zich dan zou kunnen warmen.

    Tenslotte vond hij een houten pin die hij voor in zijn muts had gestoken. Hij kloofde de pin tot stukken brandhout, leende van een van de sterren die hij zo met zijn hand kon bereiken een beetje vuur en bracht toen de nacht door bij een heerlijk knappend houtvuurtje. De volgende morgen zette hij zijn klimpartij voort en kwam toen betrekkelijk gauw in de hemel aan.

    Hij volgde de glanzende zilveren draad en zag dat deze onder de gesloten hemelpoort door liep. Alvorens nu deze poort te openen, luisterde de boer eerst eens met zijn oor er tegenaan gedrukt, of hij kon beluisteren wat er aan de andere kant van de hemelpoort voorviel.

    En daar hoorde hij, dat een spin met Onze Lieve Heer aan het praten was. "Als U eens wist," hoorde hij de spin tegen Onze Lieve Heer zeggen, "hoe slordig en achteloos beneden op aarde de mensen omgaan met een van de kostbaarste gaven die zij van U hebben gekregen, het brood. Ik heb een herder gezien, die bij het eten vol verkwisting overal in het rond broodkruimels vermorste. En toen hij zijn hond een stuk brood wilde geven, gooide hij het zo maar zonder meer op de grond. Ach, de mens is niet waard, dat hij een dergelijk kostelijk geschenk van U heeft gekregen." En de spin schudde zorgelijk zijn hoofd.

    Toen de boer echter hoorde, wat de spin allemaal tot Onze Lieve Heer zei, kon hij zijn ergernis niet langer bedwingen. Hij opende de poort en trad voor de hemeltroon.

    "Je hebt makkelijk praten," zei hij tegen de spin, "maar wat had die herder dan moeten doen? Hij kan toch niet iedere keer dat hij op de heide bij zijn kudde moet eten, een tafel meenemen om te voorkomen dat er wel eens een kruimeltje brood op de grond valt! En zou hij telkens als hij zijn hond een korst brood geeft, een schaal op de grond moeten zetten, om te zorgen, dat het brood niet met de aarde in aanraking komt? Dat zou immers zinloos zijn, want honden eten toch altijd gewoon van de grond. Nee, dat is louter lasterpraat wat je hier vertelt!" En de boer verzocht Onze Lieve Heer de spin te straffen, omdat hij de mens zonder enige reden aan het belasteren was.

    Ook Onze Lieve Heer was zeer vertoornd, toen Hij hoorde dat de spin aan het kwaadspreken was, zonder dat daartoe enige grond bestond. En tot straf werd de spin toen uit de hemel naar beneden geworpen.

    De spin tuimelde vele malen over zijn kop en viel toen met een smak op de aarde, precies op zijn rug. Hij bezeerde zich daarbij gevoelig en heeft sindsdien van de val een bochel op zijn rug overgehouden.

    De boer echter dankte Onze Lieve Heer voor de gerechte straf die Hij de spin had laten ondergaan en liet zich weer langs de draad omlaag zakken naar de aarde. Hij was zeer verheugd, dat hij nog net op tijd de listen en lagen van de spin had kunnen verijdelen.

    De spin echter heeft sindsdien zijn boze opzet niet opgegeven, om de mens alsnog een valstrik te spannen. En in duistere, verborgen hoekjes is hij nog altijd bezig daartoe zijn netten te vlechten.

    Het is hem echter niet meer gelukt weer eens omhoog te klimmen tot in de hemel, om nog eens bij Onze Lieve Heer aan te komen met zijn kwaadsprekerijen. Zijn bochel heeft hem dat verhindert.


                                            * * * EINDE * * *
    Bron : - "Sprookjes van Oost-Europa" verzameld en bewerkt door Doedy Bevelander.
               C.P.J. van der Peet, Amsterdam.
               www.beleven.org

    03-04-2011 om 00:20 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:volksverhalen
    » Reageer (3)
    02-04-2011
    nieuwsgierig héSnegoerka, het...
    Snegoerka, het sneeuwpop-meisje
    - Een oud Russisch volksverhaal over een kinderloos echtpaar -
    De kikker die al het water opdronkEr was eens een boer die Iwan heette en zijn vrouw heette Maroesja. Zij waren al heel wat jaren getrouwd, maar zij hadden geen kinderen. Dat vonden zij verschrikkelijk. Zij keken vaak hoe de kinderen van de buren speelden; dat was hun enige vreugde.

    Op een mooie winterdag, toen het 's nachts lang had gesneeuwd, keken Iwan en zijn vrouw naar de buurkinderen die lachend in de sneeuw speelden. De kinderen waren een sneeuwpop aan het maken en Iwan en Maroesja vonden het leuk om te zien hoe de pop steeds groter en mooier werd. Opeens zei Iwan: "Vrouw, laten we naar buiten gaan en ook een sneeuwpop maken!" - "Waarom niet?" zei Maroesja. "Wij mogen ook wel eens een pleziertje hebben. Maar waarom zouden we een grote sneeuwpop maken? Laten we een sneeuwkindje maken, nu God ons geen levend kindje heeft gegeven." - "Dat is een goed idee," zei Iwan tegen Maroesja en samen gingen zij naar buiten.

    En in de tuin, vlak bij hun huisje, gingen zij aan het werk. Zij maakten een klein lijfje en kleine handjes en kleine voetjes. Toen dat was gebeurd, rolden ze een sneeuwbal en maakten daar een hoofdje van. "De hemel zegene jullie," zei een voorbijganger. "Dank je," antwoordde Iwan. "De hulp van de hemel is altijd goed om te ontvangen," zei Maroesja vroom. "Wat zijn jullie aan het doen?" vroeg de voorbijganger. "We maken een sneeuwmeisje," zei Maroesja.

    Zij maakten twee kleine holten in het hoofdje, die de ogen moesten voorstellen en zij maakten ook nog een lief klein neusje en een kinnetje. En toen zij klaar waren - o, het was haast niet te geloven toen bewoog het kleine sneeuwpopmeisje! Iwan voelde een warme adem uit haar mond komen. Hij deed een stap achteruit en keek: de stralende ogen van het sneeuwmeisje waren blauw en haar lippen, nu roze gekleurd, krulden in een lieve glimlach.

    "Wat gebeurt hier?" riep Iwan uit en hij sloeg een kruis. Het sneeuwmeisje boog haar hoofd en de sneeuw viel van haar nu blonde haar, dat om haar zachte ronde wangen krulde. Zij bewoog haar armpjes en beentjes alsof ze een echt meisje was. "Iwan! Iwan!" riep Maroesja huilend van blijdschap. "De hemel heeft onze gebeden verhoord." Ze sprong op het meisje toe en overdekte het met kussen. "O, Snegoerka, mijn eigen lief sneeuwmeisje," snikte zij en zij droeg het kind naar binnen.

    Iwan had heel wat moeite om van zijn verbazing te bekomen en Maroesja werd haast gek van vreugde. Met het uur werd Snegoerka het sneeuwmeisje groter en mooier. De man en de vrouw konden hun ogen niet van het kind afhouden. In het kleine huisje, waar het altijd zo triest was geweest, was het nu vol leven en vrolijkheid. Alle buurkinderen kwamen met het sneeuwmeisje spelen. Ze babbelden met haar en leerden haar alle liedjes die zij kenden. Het sneeuwmeisje was erg knap. Ze lette goed op en leerde heel vlug. Zij was gehoorzaam, vriendelijk en erg lief. En zij praatte met zo'n lief stemmetje dat je er wel altijd naar zou willen luisteren. Zij speelde met de kinderen in de sneeuw en die zagen hoe goed haar handjes dingen van sneeuw en ijs konden maken. Maroesja zei: "Wat heeft de hemel ons na al die jaren toch gelukkig gemaakt." - "De hemel zij gedankt," zei Iwan.

    Toen begon het lente te worden en de zon verwarmde de aarde. De sneeuw smolt, op de velden kon je het groene gras alweer zien en de leeuwerik zong zijn lied hoog in de lucht. De meisjes uit het dorp zongen:
    "Lieve Lente, hoe ben je gekomen?
    Hoe ben je bij ons gekomen?
    Ben je op een eg of een ploeg gekomen?"
    Alle kinderen waren blij dat de winter voorbij was en zongen en dansten, maar het sneeuwmeisje werd steeds bedroefder. Maroesja nam haar op schoot en vroeg: "Wat heb je toch, lief kind? Ben je soms ziek? Waarom ben je niet vrolijk." - "Maakt u zich maar geen zorgen om mij, moeder," antwoordde Snegoerka. Ik ben heus wel in orde."

    Toen was de sneeuw overal gesmolten en verdwenen. In alle velden en tuinen bloeiden bloemen. In het bos zongen de nachtegalen het hoogste lied. Iedereen was opgewekt, behalve het sneeuwmeisje; zij werd steeds stiller en treuriger. Zij liep weg van haar vriendjes en vriendinnetjes en verstopte zich in donkere hoeken, als een schuwe bloem onder de bomen. Het liefst speelde zij bij het water, onder schaduwrijke treurwilgen. 's Nachts was zij het gelukkigst, of als er een storm woedde, zelfs als het een hevige hagelstorm was. Maar als de hagel gesmolten was en de zon weer doorkwam dan begon zij te huilen.

    Het werd zomer, het koren rijpte en het zou niet lang meer duren of het feest van Sint-Jan zou gevierd worden. De buurkinderen vroegen of Snegoerka met hen meeging naar het bos om bessen en bloemen te plukken. Het sneeuwmeisje zei dat zij liever thuis bleef, maar de moeder drong erop aan dat ze meeging, hoewel ook zij zich angstig voelde. "Ga spelen, mijn liefje," zei zij. "En jullie, kinderen, let goed op haar. Je weet hoeveel mijn man en ik van haar houden."

    In het bos plukten de kinderen bloemen en vlochten er kransen van. Het was warm en ze renden zingend rond, elk met een bloemenkroon op het hoofd. "Kijk eens naar ons!" riepen ze. "Kom met ons spelen. Ga toch mee!" Zingend en huppelend liepen ze verder. Opeens hoorden zij achter zich een zucht. De kinderen draaiden zich om, maar er was niets te zien, alleen een hoopje sneeuw dat vlug srnolt. Het sneeuwmeisje was nergens te bekennen. De kinderen gingen haar zoeken en riepen haar naam, maar zij kregen geen antwoord. "Waar zou Snegoerka zijn? Misschien is ze naar huis gegaan," zeiden ze.

    Ze holden terug naar het dorp, maar daar had ook niemand haar gezien. Toen gingen alle mensen uit het dorp haar zoeken en de volgende dag zochten zij ook en de dag daarna ook. Ze liepen door het bos en ze keken onder elke struik, maar ze konden geen spoor van het meisje ontdekken.

    Iwan en Maroesja dachten dat hun hart zou breken van verdriet en nog vele weken riep Maroesja huilend: "Snegoerka, mijn lief sneeuwmeisje, kom toch bij me!" Soms dachten de man en de vrouw dat zij de stem van hun kind konden horen. Misschien zou zij wel bij hen terugkomen als het weer ging sneeuwen...


                                            * * * EINDE * * *
    Bron : - "Sprookjesboek: 60 sprookjes en volksverhalen" samengesteld door de redacteuren van Reader's Digest.
               Reader's Digest, Amsterdam, 1988. ISBN: 90-640-715-86
               - www.beleven.org

    02-04-2011 om 00:03 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:volksverhalen
    » Reageer (3)
    29-03-2011
    nieuwsgierig héHet Eierlandse Huis
    Het Eierlandse Huis
    - Een volksverhaal van Texel -
    Ook het Eierlandse Huis op Texel bestaat allang niet meer. Op de plaats waar het ooit gestaan heeft, staat nu een grote boerderij die dezelfde naam heeft. Het echte Eierlandse Huis is lang geleden verbrand.

    Maar toen het er nog stond gebeurden er veel dingen die tegenwoordig niet meer voorkomen. Zoals het geval met de kastelein van het Eierlandse Huis die overleden was. Hij was zo dood als een pier en zou begraven worden.

    Maar dat mag goed gaan op andere plaatsen, in het Eierlandse Huis liep dat toen zeker niet van een leien dakje.

    De kastelein ging in een kist en omdat hij een goed christelijk mens was geweest, werd hij ook in een behoorlijke kist gelegd. Normaal gebeurt er niets met zo’n kist, maar in dit geval ging het anders. Want de kist ging recht overeind staan. Zomaar zonder dat iemand daar een handje bij geholpen had. Hij rees met het hoofdeinde omhoog en stond daar midden in de gelagkamer van het Eierlandse Huis.

    Het was heel erg griezelig, maar de eilanders waren voor geen kleintje vervaard en de kastelein was dood en die moest behoorlijk begraven worden. Dus dat hebben ze gedaan en naar het schijnt is er verder niets met de kist gebeurd.

    Dat er wonderlijke zaken plaatsvonden bij het Eierlandse Huis was niet zo heel verwonderlijk want het stond tenslotte op het uiterste puntje van het eiland. De zee golfde op korte afstand en regelmatig overstroomde al het land in de omtrek. Alleen het Eierlandse Huis stond dan rechtovereind in een eindeloze waterplas. Al wat leefde zocht er dan een vluchtplaats en alles wat de zee aanspoelde werd er opgeslagen.

    En dan was er nog vlak bij het Eierlandse Huis de Dooiemensenkuil. En het Engelse kerkhof. Daar was het vanzelf al erg griezelig en er gebeurden daar soms vreemde dingen. Vooral de postbode schijnt daar erg veellast van te hebben gehad. Andere mensen bleven er wel uit de buurt bij nacht en ontij, maar de postbode moest zijn post bezorgen, weer of geen weer.

    Zo is het ooit een postbode overkomen, op een gure stormavond, terwijl de zee dreunde en de wind gierde, dat kille, klamme handen, koude, dode handen over zijn hoofd streken. Hij kon niets zien, deze postbode, want het was pikdonker. Hij kon ook niets horen, alleen het loeien van de storm en het stampen van de zee. Maar voelen kon hij wel. En hij voelde duidelijk die dode handen over zijn hoofd strijken, over zijn voorhoofd glijden, hij voelde de kille vingers in zijn nek. De kilte ging in een rilling langs zijn rug omlaag, zodat zijn armen verlamden en zijn benen van lood leken.

    Zulke dingen gebeurden er vroeger dus bij het Eierlandse Huis. Niet bij de boerderij die er nu staat, maar bij het oude huis, dat ooit verbrand is.


                                            * * * EINDE * * *
    Bron : - Uit Verhalen van de Waddeneilanden
               uitg. HMP Voila 2002

    29-03-2011 om 00:13 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:volksverhalen
    » Reageer (2)
    28-03-2011
    nieuwsgierig héDe vrouw die...
    De vrouw die haar man naar Aguarenta volgde
    - Een volksverhaal uit Bolivia over het dodenrijk en zijn bewoners -
    I

    Een meisje wilde met een man trouwen, maar hij stierf. Zij had veel van hem gehouden. De volgende morgen, de dag na zijn dood, stond zij voor het huis van haar ouders toen het nog donker was en stampte in de vijzel. Toen kwam er iemand die de vijzelstamper beetgreep. "Wie ben je?" vroeg zij. "Ik ben het," zei hij. Het was haar dode man. "Wil je meekomen?" - "Ja," zei ze, daar zij veel van hem hield.

    Hij begaf zich nu in de richting waar de zon opgaat. Zijn gezicht was verborgen opdat niemand het zou zien. Zij liep achter hem aan. Ze gingen door het bos, ze liepen over de pampas en toen weer door het bos. Overdag sliep hij en 's nachts was hij wakker.

    Toen de vader zijn dochter miste, ging hij haar zoeken. Hij volgde haar sporen. Voor hem liep een vossenspoor. "Anya heeft mijn dochter genomen," zei de vader. Tenslotte vond hij haar dood langs de weg. Hij maakte haar echter weer levend en bracht haar naar huis. Toen ze over de pampas liepen, zagen ze een vos rondsluipen. De volgende dag stierf zij. De vader weende. Toen kwam Ururuti, de witte condor en zei dat hij niet moest klagen. Ururuti nam hem op zijn rug en vloog met hem naar Aguararenta.

    In Aguararenta sliep men overdag en was men 's nachts wakker. Toen de vader daar kwam, dronk men maïsbier. Uruturi bracht hem naar het huis van zijn schoonzoon. Hij sprak zijn dochter aan, maar hij kreeg geen antwoord. Hij ging nu naar Ururuti die hem naar huis bracht. Noch hij noch zijn vrouw beweenden de dode dochter. De volgende dag stierf de vader.

    II

    Er was eens een vrouw wier man was gestorven. 's Nachts kwam hij bij haar in de gedaante van een man en sliep bij haar. Hij vroeg haar met hem naar zijn dorp Aguararenta te gaan. Zij volgde hem. Toen ze vlak bij het dorp waren, hoorden zij gezang en gedans. Zij ging met haar man naar het marktplein waar een groot drinkgelag plaatsvond. Zij zag daar veel doden die zij kende. De doden waren echter bang van haar en bleven op behoorlijke afstand. Zij bleef daar tot het morgen werd. Toen verdwenen alle hutten en zij bevond zich op een vlakte vol vossensporen. Haar man veranderde zich in een rat. Zij bleef daar de hele dag, zittend op de stam van een algarrobo. Toen het donker werd, kwamen de mensen weer en er had daar een groot drinkgelag plaats. 's Morgens zeiden de doden: "Ik ga als boomstam; ik ga als rat; ik ga als gier; ik ga als vos; ik ga als vleermuis," etc.

    Zij keerde terug naar huis. Haar man zei dat hij haar zou komen halen. Na drie dagen was zij dood. Zij was haar man naar Aguararenta gevolgd.


                                            * * * EINDE * * *
    Bron : - "Volkssprookjes en legenden uit Zuid-Amerika" door Felix Karlinger.
               Uitgeverij Elmar B.V., Rijswijk. ISBN: 90-6120-433-X
               - www.beleven.org

    28-03-2011 om 00:08 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:volksverhalen
    » Reageer (2)
    25-03-2011
    nieuwsgierig héDe vrouwengek
    De vrouwengek
    - Een verhaal uit Gelderland -
    Nog niet zo heel lang geleden woonde er op 't Zelle, een beetje op Ruurlo aan, een man van zo'n 50 jaar, Maneveld. Hij had geen vrouw meer, z'n oudste dochter was al vijf jaar getrouwd en je zou toch zeggen dat zo'n man die al opa is zich geen gekkigheid meer op de hals zou halen. Dat zou je zeggen, ja maar 't was wel heel anders: die zelfde Maneveld was gek op vrouwen.

    's Zondags, hij was ook diaken in de kerk, dan keek hij meer naar de meisjes dan dat hij luisterde. En als hij dan met de collectezak rond was geweest en het geld naar de consistoriekamer gebracht had, liet hij de deur op een kier staan en keek of hij de meisjes van 't Zelle kon zien. Tenminste als de baron van 't Zelle er niet was, daar had hij ontzag voor, want hij was maar een gewone arbeider.

    "Verdraaid knappe meisjes. Zoals die Hente er uit ziet, nee daar krijgt hij kippenvel van: zo'n zacht mondje, zo'n mooie kleur en altijd zo netjes gekleed. En dan een paar flinke armen. Maar Fenneke mag er ook zijn: eigenlijk is Hente wat aan de magere kant; Fenneke is wat ronder. Daar zou je nog aan kunnen denken als je nog eens wil trouwen. Dat met Hente moet maar bij wat malligheid blijven." Dit alles schoot onze Manus door z'n hoofd. En daarbij als de ene niet wil, kon hij het bij de andere proberen. "Lelijk of oud ben ik nog niet. ik wed dat de meisjes nog best zin in me hebben."

    De beide meisjes hadden hem allang in de gaten, zo'n oude gek die af en toe al wat beverig is. Dan kennen jullie de Gelderse meisjes nog niet. Ze kunnen wel vijftig jonge kerels krijgen.

    Maar wat ze ook zeiden, Manus zat maar steeds achter ze aan wanneer ze na de kerkdienst naar huis liepen en had het er maar over wie er allemaal in ondertrouw waren en dat hij zelf nog aardig fit was.

    Fenneke zei: "Dan zul je het toch mooi vinden bij je dochter, die heeft al drie kinderen. Hoe gaat het met hen."

    "Oh bedankt. wel goed," zei Manus, maar hij wou er ook nog wel één van zichzelf hebben.

    En Hente die wel van gekkigheid hield: "Ach Manus ik denk er net zo over, maar echte vrijers zijn er tegenwoordig niet zoveel " Vanaf toen liep hij achter haar aan en vertelde steeds dat hij niet dronk, niet speelde en dat hij vooral van hard werken hield. Dan begon hij weer met andere malle praatjes en wilde haar kussen.

    Het begon de meisjes zo te vervelen dat Hente aan Harmen de koetsier vertelde: "Die Maneveld wordt me zo lastig, hij wil maar steeds aan me zitten, die rare kerel. Kun jij ons niet helpen?"

    Ik kan je vertellen dat die Harmen er schik in had. Hij mocht Hente graag. "Ik erger me allang aan die vent: hij loopt hier maar om het huis te lanterfanten. Die ouwe zeur zullen we eens flink te pakken nemen. Doe maar eens net of je hem helemaal ziet zitten." Dat deed Hente.

    En zo kwam het dat Manus wat later dacht: nu of nooit, en wilde haar al mee naar huis nemen... Maar Hente stelde hem voor om als haar vriendin naar haar ouders in Ruurlo was de deur open te laten. "Maar," zei ze, "dan moet je me eerst beloven dat je met me zult trouwen."

    "Dacht je dan dat ik dat niet zou doen?" had Manus in haar oor gefluisterd. Maar van binnen fluisterde de duivel hem in: "Zeg maar ja. Later kun je altijd weer nee zeggen. Wat kan jou dat schelen."

    In de keuken besprak ze verder de tactiek met Harmen de koetsier en met Manus dat hij op hun uitgaansavond maar langs moest komen. En hij moest niet voor elf uur komen en dan kon hij niet gewoon door de deur naar binnen. Meneer draait alles al om acht uur op slot. Nee, hij moest maar in de turfmand gaan zitten. Die zou ze wel neerlaten en dan kon hij zo door het dakvenster bij haar komen. Ze zou hem wel naar boven trekken.

    Wat was onze Manus blij! Hij kon er al bijna niet van slapen, de smiecht. Onder het grasmaaien moest hij maar steeds op zijn horloge kijken. Het begon ook nog te onweren, maar hij redde het net op tijd om z'n nette kleren aan te trekken. - Nou moest Hente gewoon wel zeggen dat hij er knapper uitzag dan menig jonge kerel. - En toen ging hij op pad.

    Daar achter het grote huis hing zowaar de mand. En of onze Maneveld er rap in zat! "Bun ie-j et?" hoorde hij het lieve mondje van boven fluisteren. En daar ging onze Manus de hoogte in. Opeens ging het niet verder! Hij was al zo hoog dat hij haar in het schijnsel van de maan kon zien. Hij wou net gaan roepen, maar ze keek uit het raam en fluisterde: "O gut e gut. Daar komt meneer aan! Hou je stil, Manus, straks haal ik je wel op!"

    Maar van straks kwam niks en de volgende morgen hing Manus nog net zo in de mand. Al was hij nog zo'n beste diaken, nu kon hij het vloeken niet laten.

    Maar het ergste kwam nog. Toen Hente met Fenneke en Harmen hem halverwege opgehaald hadden, waren ze naar bed gegaan. De volgende morgen had Harmen aan meneer gevraagd of die eens wilde komen kijken: hij had nu zo'n rare nachtvogel aan het huis hangen.

    Toen meneer, mevrouw, Fenneke en Harmen beneden waren liet Hente de mand zakken en je kunt je indenken hoe raar meneer er van opkeek dat er in de mand geen vreemde vogel maar Maneveld uit de mand stapte.

    Maneveld tierde en vloekte er wat af, maar meneer zei: "Ja ja Maneveld,

    Zó gaat het een vrouwengek
    als hij te veel met vrouwen gekt."


                                            * * * EINDE * * *
    Bron : - Opgetekend door J.H. Gallée in 1870 en in het Nederlands vertaald door Hetty van der Kolk-Eggink.
               
               - Oorspronkelijke titel : De bebbenbek -->zie blog.seniorennet.be/hetty1943/
               - www.beleven.org

    25-03-2011 om 00:12 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:volksverhalen
    » Reageer (3)
    24-03-2011
    nieuwsgierig héDe vijfhonderd geldstukken...
    De vijfhonderd geldstukken die er niet waren
    - Een Mongools volksverhaal over het eerlijk verdelen van geld -
    Er liepen eens twee mannen samen op straat. Ze praatten gemoedelijk met elkaar en plotseling zei de een tegen de ander: "Zeg, als we nu eens midden op straat vijfhonderd geldstukken zagen liggen, hoe zouden we die dan verdelen?" Daarop ontspon zich het volgende gesprek:

    "Zou het niet eerlijk zijn als we allebei tweehonderdvijftig geldstukken kregen? Wat denk je?" - "Wat? Zou je dat zo willen verdelen? Ik heb het geld het eerst gezien, dus het spreekt toch vanzelf dat ik dan driehonderd geldstukken krijg!" - "Daar ben ik het niet mee eens! Niet jij hebt het geld gevonden, ik heb het het eerst zien liggen!"

    En zo kregen ze ruzie en raakten ze zelfs slaags. In het vuur van de strijd botsten ze tegen een dschanggi op die toevallig hun kant uit kwam.

    "Hé, waarom vechten jullie?" vroeg de dschanggi. Daarop antwoordde de een: "We hebben het over vijfhonderd gevonden geldstukken en nu zegt die kerel daar dat hem driehonderd geldstukken toekomen en dat ik me daarbij moet neerleggen."

    Toen de ander meteen riep dat hij het geld het eerst had zien liggen en dat het toch heel normaal was dat hij er dan driehonderd van zou krijgen, zei de dschanggi: "Deze kwestie kan ik wel voor jullie oplossen. Jullie zijn met z'n tweeën en daarom krijgen jullie elk tweehonderd geldstukken. De overige honderd moeten jullie aan mij, de dschanggi, geven!"

    Deze woorden wekten de woede van de ruziemakers op. "Hé, inhalige dschanggi, we hebben het over geld dat we nog helemaal niet hebben gevonden!" Daarop werd het gezicht van de dschanggi rood van schaamte en wist hij werkelijk niet wat hij moest zeggen.


                                            * * * EINDE * * *
    Bron : - "Mongoolse sprookjes" verzameld door Walther Heissig. Uitgeverij Elmar, Rijswijk, 2000.
               Oorspronkelijke uitgave: Mongolische Märchen. ISBN: 90-389-1111-4
               - www.beleven.org

    24-03-2011 om 00:15 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:volksverhalen
    » Reageer (3)
    18-03-2011
    nieuwsgierig héDe kikker die...
    De kikker die al het water opdronk
    - Een oude overlevering van de Maori’s -
    De kikker die al het water opdronkHeel ver weg, dichtbij 't grote vasteland van Australië, ligt Nieuw-Zeeland. De oorspronkelijke bewoners van dat land zijn de Maori's. En onder dat oude volk gelooft men nog altijd dat kikkers regen kunnen maken. Dit komt zeker doordat er, als er na een lange tijd van droogte eindelijk regen valt, opeens
    zo heel veel kikkers te voorschijn komen. En niemand begrijpt waarvandaan. De kikkers worden daar dus bijzonder vereerd en wee degene die er een dood zou maken!

    "Zo'n kikker heeft massa's water in zich," zeggen ze, "en als je er een doodtrapte, zou er een overstroming komen zoals er nog nooit een is geweest!" Oude mensen kunnen daar een grappig verhaal van vertellen.

    Lang, lang geleden, voordat er zwarte of witte mensen in dit land woonden, verscheen er opeens een grote, grote kikker aan de oever van een meer. Hij was veel, veel groter dan alle andere kikkers en niemand wist waar hij vandaan kwam. Ook de andere kikkers niet. Die keken vreemd op dat het beest zo'n verbazende dorst scheen te hebben. Want kijk, hij dronk en dronk en dronk en dronk, net zolang tot hij dat hele meer had leeggedronken. En toen hipte hij naar een ander meer en dat dronk hij ook leeg en zo ging dat maar door, net zolang tot hij al het water uit alle meren en rivieren had opgedronken! En toen alles leeg was, ging hij midden in een droge rivierbedding zitten en zei maar aldoor: "Bluk! Bluk! Bluk!" Dat betekende dat hij nu genoeg had gedronken.

    Nu, je kunt begrijpen, hoe verschrikt alle andere dieren in dat land waren, nu ze nergens meer een druppeltje water konden vinden om te drinken! Ze vroegen de grote indringer of hij niet een beetje water terug wou geven, omdat ze anders allemaal dood zouden gaan van de dorst. Maar hij zei niets dan: "Bluk! Bluk! Bluk!" en ze kregen niets.

    Toen zeiden ze tegen elkaar: "We moeten proberen of we hem zover kunnen krijgen dat hij zijn grote, grote mond eventjes opendoet, zodat er wat water uitkomt." Hoe zouden ze dat het beste kunnen doen? Ze dachten er lang over na en toen bedachten ze dat ze hem aan het lachen moesten maken. Zo gezegd, zo gedaan. Eerst stuurden ze de koning van de kangoeroes op hem af. Die maakte allerlei dolle sprongen en op het laatst probeerde hij alleen op zijn korte voorpootjes te lopen. 't Was een heel gekke vertoning. Maar de kikker zei: "Bluk! Bluk! Bluk!" En hij lachte niet.

    Toen kwam er een klein koalabeertje, zo'n wollig beestje, en dat rolde zich op tot een bal en liet zich van een heuvel naar beneden rollen tot het met allerlei malle sprongetjes belandde in het droge riet waar de grote kikker zat. Maar die zei alweer: "Bluk! Bluk! Bluk!" En hij lachte niet. Nu kwam er een grote zwarte slang te voorschijn en die vertoonde ook allerlei malle kunsten samen met een grappig klein slangetje.

    Ze knoopten hun lange lijf ineen op de gekste manier die je maar kunt bedenken en alle andere slangen dansten en buitelden eromheen. 't Was o zo grappig om te zien, maar de kikker klokte diep in zijn keel: "Bluk! Bluk! Bluk!" En hij lachte niet.

    Nu kwamen de kaketoes en de parkietjes aan de beurt. Die zwermden met z'n allen boven de kop van de grote kikker en ze riepen allerlei zotte dingen naar beneden. De andere dieren schudden van het lachen. De tranen liepen hun langs de wangen, zo moesten ze lachen, toen de spotvogel er ook nog bijkwam. Die kon toch zo grappig alle andere beesten nadoen. En hij wist zulke grappige oude sprookjes.

    Hij ging vlak voor de kikker zitten en vertelde hem het malle sprookje van de slang die haar eigen staart verslond en zo langzamerhand zichzelf helemaal opat. En zo mooi als hij dat vertelde! Nee maar, het was gewoon te gek! Maar de kikker zat daar maar aldoor stil in het droge riet en diep in zijn keel klokte hij: "Bluk! Bluk! Bluk!"

    Ook de grappige buideldieren en de stekelvarkens en de miereneters konden hem maar niet aan het lachen krijgen, hoe ze ook dansten en sprongen en wat voor malle dingen ze ook deden.

    Eindelijk was de dag bijna voorbij en de dieren waren nog niets verder gekomen met de grote kikker, dan toen ze 's morgens begonnen. Hij zat daar maar aldoor stil in de rivierbedding en zei: "Bluk! Bluk! Bluk!"

    En kijk, juist toen de dieren ten einde raad waren, kwam de zeepaling met zijn vrouw en zijn hele familie en die zeiden, dat ze het nu nog wel eens zouden proberen om de grote kikker aan het lachen te brengen. De dieren hadden op de oever van de rivier een vuurtje aangelegd en ze vroegen de zeepaling of dat in de schemering licht genoeg gaf voor zijn voorstelling? "O ja," zei de zeepaling, "dat is voldoende. We gaan zo dadelijk beginnen."

    Nu plukte hij vlug alle groene grassprietjes die hij kon vinden en zijn vrouw haalde nog wat zeegras. En daarmee tooide hij zichzelf en al zijn familieleden. Daarna verhieven ze zich op hun staarten en al die palingen begonnen me daar rondom het vuur een dans uit te voeren... nee maar, wat een gekke dans was dat! Ze knikten en bogen dat de slierten gras en zeewier in de avondwind wapperden. En ze trokken er zulke gekke gezichten bij dat de grote kikker zich haast niet meer goed kon houden. En toen nu die opgesierde palingen met hun wit en bruine kronkellijven aldoor nog maller dansten, schaterde hij het opeens uit!

    En daarbij ging zijn grote mond wijd, wijd open. En kijk, daar stroomde het water eruit met grote kracht. Het stroomde terug in al zijn oude beddingen en het hield niet op te stromen, voordat alle meren en rivieren weer vol waren. "Ziezo," zeiden de palingen, "nu gaan we maar weer naar de zee terug. Als je onze hulp ooit weer nodig hebt, roep ons dan maar." En meteen glipten ze weg. Daar zat nu die grote kikker. En kijk, hij was helemaal niet boos dat ze hem zo aan het lachen hadden gemaakt en dat hij al dat water weer was kwijtgeraakt.

    Het was wel vreemd. Nu waren alle meren en rivieren weer vol en hij deed zijn bek weer dicht, maar het leek toch net, of hij nog een hele massa water in zijn buik had, zo dik was hij nog!

    Nu waren de dieren bang dat hij hun hele land zou laten overstromen en ze pasten voortaan wel op, dat ze hem nooit weer aan het lachen maakten.


                                            * * * EINDE * * *
    Bron : - "Het groot vertelselboek" verzameld door Nienke van Hichtum.
               Van Holkema & Warendorf, Bussum, 1973. ISBN: 90-269-0927-6
               - www.beleven.org

    18-03-2011 om 00:11 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:volksverhalen
    » Reageer (6)
    13-03-2011
    nieuwsgierig héDe streken van Djonaha
    De streken van Djonaha
    De streken van Djonaha
    - Een Indonesisch schelmenverhaal over schulden terugbetalen -
    Op een goede dag begaf het dorpshoofd van Padang-matogoe zich naar de woning van Djonaha om deze aan te manen zijn schulden te betalen. Hij vond Djonaha niet thuis en daarom begaf het dorpshoofd zich naar de sopo in de hoop hem daar wel aan te treffen. En inderdaad, daar zat Djonaha tussen zijn vrienden en had het hoogste woord. Hij vroeg het dorpshoofd waarom hij gekomen was en deze deelde hem toen mede dat hij hem nog tweehonderd bitsang schuldig was en dat hij deze vóór de volgende morgen moest betalen.

    "Ik heb helemaal geen geld," moest Djonaha bekennen.

    "Geef ons dan maar vast wat te eten," zei het dorpshoofd.

    "Uitstekend," zei Djonaha, terwijl hij opsprong. "Laten wij eerst wat gaan eten."

    Ze begaven zich naar het huis van Djonaha en de moeder maakte in allerijl een maaltijd gereed. Na de maaltijd beklaagde het dorpshoofd zich, dat ze geen vlees bij het eten gekregen hadden. "Het spijt me oprecht," zei Djonaha, "maar ik ben zó arm dat ik er geen kippen of varkens op na kan houden. Daarom eten wij hier ook geen vlees." De gasten verlieten de woning en begaven zich naar de sopo om daar de nacht door te brengen.

    De volgende morgen wekte Djonaha zijn moeder in alle vroegte en zei: "Hebt u gisteren niet gehoord hoe boos het dorpshoofd was omdat hij en zijn dienaren geen vlees kregen? Maar vandaag zullen zij het hebben! Slacht zeven kippen en braad ze in potscherven. Houd ze goed warm op het fornuis en dien ze op in de potscherven op gevlochten onderleggers."

    "Ik zal doen wat je vraagt, jongen," zei zijn moeder en zij ging meteen aan het werk.

    Djonaha ging intussen naar de sopo om het dorpshoofd en zijn gevolg voor die dag voor het eten uit te nodigen. "Ik ga nu vogels in het woud schieten. Heer," zei hij, "Zou één van uw bedienden mij kunnen vergezellen?" Daar had het dorpshoofd niet het minste bezwaar tegen en zo trok Djonaha met zijn blaasroer, vergezeld door een bediende, naar het bos. Al heel gauw ontdekten zij een groep neushoornvogels die zich aan bessen te goed deden. Djonaha mikte met zijn blaasroer op één en riep toen: "Vogeltjelief, vlieg naar mijn huis dan kan mijn moeder je voor mijn gasten braden."

    "Heb je die vogel werkelijk getroffen?" vroeg zijn metgezel. "Het leek net, of hij wegvloog."

    "Welnee vriend," antwoordde Djonaha, "die ligt nu al op een potscherf te pruttelen."

    "Dan heb je zeker een wonderblaasroer," zei de bediende die niet tot de slimsten behoorde.

    Djonaha wees op een woudduif, mikte erop en riep: "Snel, vogeltje, vlieg naar mijn moeder en laat je braden." De bediende sperde van verbazing zijn mond wijd open toen hij de duif in de richting van Djonaha's huis zag vliegen. Nog vijfmaal achtereen schoot Djonaha op die manier een vogel af en daarna keerden zij naar de sopo terug. De bediende raakte niet uitgepraat over de wonderlijke trefzekerheid van Djonaha, maar deze was al weer naar huis gegaan om zijn moeder te helpen met het bereiden van het gastmaal. Toen alles gereed was, ging hij zijn gasten ophalen.

    "Vrienden," zei hij, "ik hoop dat wat ik vandaag geschoten heb u goed zal smaken."

    Het moet gezegd worden dat de gasten zijn tafel alle eer aandeden. Het gebraden gevogelte in de potscherven smaakte overheerlijk en ook de rijstkegels en de verschillende soorten sajoer werden duchtig aangesproken. Na de maaltijd sprak het dorpshoofd zijn dank en tevredenheid uit. "Maar," liet hij er meteen op volgen, "vergeet niet, beste Djonaha, dat je mij nog tweehonderd bitsang schuldig bent. Ik wil je echter die schuld kwijtschelden, wanneer je mij jouw blaasroer geeft."

    "O nee Heer," sprak Djonaha, "dat is onmogelijk. Met dit blaasroer voorzie ik in ons onderhoud en voor geen geld zou ik het af willen staan."

    "Maar ik beveel je mij het blaasroer te geven. Eerder ga ik niet weg."

    "Ik weet dat wij een dorpshoofd gehoorzaamheid verschuldigd zijn," zei Djonaha met een onderdanig gezicht, "en daarom overhandig ik het u, al is het met een bloedend hart. Bedenk echter dat de wind nooit in het wapen mag blazen en dat er ook nooit een vlieg overheen mag lopen, want dan is het met de wonderkracht gedaan."

    "Ik zal er goed op letten," zei het dorpshoofd, "en ik zal je ook nooit meer lastig vallen." Toen vertrok hij met zijn gevolg.

    Een paar dagen later trok het dorpshoofd met het blaasroer het bos in. Al heel gauw zag hij een boom, waarin het krioelde van de vogels. Het was zeker geen kunst om er één te raken en daarom mikte hij naar een vogel hoog in de boom, terwijl hij riep: "Vogellief, vlieg naar mijn huis, dan kan mijn moeder je braden." Zo deed hij enkele keren achtereen en daarna ging hij naar huis.

    "Moeder," vroeg hij, "hoeveel vogels hebt u gebraden?"

    "Hoe kom je daarbij," zei zijn moeder, "ik heb geen enkele vogel in huis."

    "Wel, dan heeft die Djonaha mij bedrogen!" riep het dorpshoofd woedend uit en hij zocht hem meteen op. "Djonaha," zei hij, "dat blaasroer van je is een waardeloos prul."

    "Heeft u het wel goed opgeborgen?" vroeg Djonaha hem.

    Het dorpshoofd moest bekennen dat hij dit niet gedaan had.

    "Dan heeft er natuurlijk een vlieg overheen gelopen en is de toverkracht verbroken," stelde Djonaha vast. "Het spijt me, maar ik kan het nu niet terugnemen."

    En het gefopte dorpshoofd moest onverrichter zake terugkeren.


                                            * * * EINDE * * *
    Bron : - "Volksverhalen uit kleurrijk Nederland. List en Bedrog Verhalen over gastvrijheid, eerlijkheid, list en bedrog, uit de Chinese, Joodse, Nederlandse, Indiase, Turkse, Surinaamse, Marokkaanse en Indonesische verteltraditie"
               verschenen bij Uitgeverij Lemniscaat, Rotterdam, 1991.
               - www.beleven.org

    13-03-2011 om 00:29 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:volksverhalen
    » Reageer (9)
    09-03-2011
    nieuwsgierig héZilverworm
    Zilverworm, zijn zoon en de tijger
    - Een Mongools volksverhaal over een rijke zakenman -
    Er leefde eens, lang geleden, toen het vorstenhuis had gewisseld, een rijk man met de naam Bayar. Er was niemand die hij zijn vriend kon noemen en hij had ook geen familie buiten één enkele domme zoon, op wie hij was aangewezen. Van jongs af was er geen fatsoenlijk werk uit Bayars handen gekomen en voor een ambacht voelde hij niets. Hij gaf de voorkeur aan handelen en zakendoen. Dat ging hem goed af en zo werd hij steeds rijker. Zijn begerigheid naar geld en bezit had hem de bijnaam 'Zilverworm' bezorgd.

    Toen Zilverworm op een dag naar de stad ging, zag hij daar mensen brandhout verkopen. Het leek hem wel wat om op zo'n gemakkelijke manier winst te maken. Na zijn thuiskomst sleep hij een bijl, beval zijn domme zoon hem te volgen en trok de nabijgelegen bergen in.

    Terwijl ze dor kreupelhout verzamelden en er de wortels afkapten, raakten vader en zoon meer en meer van elkaar gescheiden. Ze bevonden zich nog wel in eikaars buurt maar de ruimte tussen hen in werd groter en groter.

    Plotseling kwam er een reusachtige tijger uit een bergspleet te voorschijn. Het dier bleef afwachtend op een vooruitstekend rotsblok staan, grommend en met platliggende oren, zijn lichaam gespannen voor de aanval. Zilverworm sprong uit pure angst in een greppel waarin hij nauwelijks kon liggen. Op datzelfde moment stormde de wilde tijger op hem af. Hij hield zijn prooi met zijn voorpoten tegen de grond en besnuffelde Zilverworms borst en hoofd. De koopman, die zich niet kon verweren en besefte dat hij zijn bezinning ging verliezen, gilde in doodsnood: "Hij wil me vermoorden!"

    Zijn domme zoon hoorde het gegil. Hij kwam met de bijl aangerend en zag zijn vader onder de klauwen van de tijger liggen.

    Toen de zoon in zijn angst de bijl tegen de tijger ophief, schreeuwde zijn vader: "Zorg dat je het tijgervel heel laat! Als je het in de stad verkoopt, krijg je er een hoge prijs voor!"

    Dat leek de domme zoon verstandige taal en dus draaide hij zich om en haalde een forse boomstam.

    Toen hij daarmee de tijger neer wilde slaan, schreeuwde zijn vader: "Vang de tijger levend. Als je hem in de stad verkoopt, krijg je er een hoge prijs voor!"

    Dat leek de domme zoon verstandige taal en dus draaide hij zich om. Toen hij aan kwam zetten met het touw dat was meegenomen voor het bundelen van het brandhout, was het hoofd van Zilverworm al in stukken gereten. Daarop greep de tijger ook nog de zoon en hij keerde voldaan terug naar de top van de berg.


                                            * * * EINDE * * *
    Bron : - "Mongoolse sprookjes" verzameld door Walther Heissig. Uitgeverij Elmar, Rijswijk, 2000.
               Oorspronkelijke uitgave: Mongolische Märchen. ISBN: 90-389-1111-4
               - www.beleven.org

    09-03-2011 om 00:11 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:volksverhalen
    » Reageer (6)
    08-03-2011
    nieuwsgierig héSidi el Waki
    Sidi el Waki
    - Een Marokkaans verhaal over gastvrijheid voor de afgezant van God -
    Het begon al te schemeren in het dorpje in het Marokkaanse Rifgebergte toen een arme reiziger bij het voornaamste huis van de streek aanklopte. In het huis hoorde hij mensen lopen en praten, maar de deur bleef gesloten. Eindelijk vroeg een schelle vrouwestem: "Wie ben jij?" De reiziger antwoordde: "Sidi el Waki, ik zoek een bed voor de nacht."

    Er kwam geen antwoord. De man hoorde de mensen in het huis steeds harder praten en lachen. "Denkt hij soms dat het hier een herberg is?"

    "Wie is er zo brutaal een logeerplaats te vragen terwijl hij toch geen sultan of edele is? Weet hij niet dat het verboden is een huis binnen te dringen waar niet alleen mannen maar ook vrouwen en kinderen wonen? Je weet nooit wat voor bedoelingen zo'n zwerver heeft." Dezelfde vrouw die de man eerder te woord had gestaan vroeg hem nu spottend: "Ben je soms een edelman?"

    Teleurgesteld droop de reiziger af. Moe sjokte hij verder tot hij even buiten het dorp een hutje ontdekte. Er brandde een lichtje. Toen de vreemdeling aanklopte openden de arme bewoners onmiddellijk de deur, haalden hem binnen, gaven hem water om zich te wassen, een stevige soep en een vacht om op te slapen.

    Voordat Sidi el Waki de volgende morgen vertrok zei hij: "Jullie gastvrijheid zal ik nooit vergeten. Als jullie ook maar iets nodig hebben, wenden jullie je dan tot mij en ik zal jullie beschermen. Wacht maar af wat er met de mensen gebeurt die weigerden een arme reiziger één nacht in hun midden op te nemen."

    Sidi el Waki hief zijn hand op en sprak zijn vloek. Onmiddellijk kwam er een wervelwind die het dorp wegblies als een strootje. Geen steen bleef op de andere. De bliksem trof alle bewoners en nooit heeft er op die plaats meer gras willen groeien.

    Maar de dieren, die nergens schuld aan hebben, herinnerden zich deze ramp. Ieder jaar op de verjaardag van de ramp hoorden de nieuwe bewoners die rond het gastvrije huisje waren komen wonen de dieren jammeren. De schapen mekkerden verdrietig, het geloei van de koeien was somber, de ezels huilden, de honden jankten. Alle dieren beklaagden het droeve lot dat voor altijd die mensen beschoren is die het zonder bescherming moeten stellen omdat zij weigerden Sidi el Waki te ontvangen, de arme, de onverwachte gast, de afgezant van God.


                                            * * * EINDE * * *
    Bron : - "Volksverhalen uit kleurrijk Nederland. Reizen. Verhalen over avontuurlijke reizen uit de Chinese, Joodse,
               Nederlandse, Indiase, Turkse, Surinaamse, Marokkaanse en Indonesische verteltraditie"
               verschenen bij Uitgeverij Lemniscaat, Rotterdam, 1991.
               - www.beleven.org

    08-03-2011 om 00:18 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:volksverhalen
    » Reageer (3)
    25-02-2011
    nieuwsgierig héZoete Hydromel
    Zoete Hydromel
    - Een grappig verhaal van Urbanus over een honingzoet meisje -
    Vader Fleuris ging naar de tuin om er zijn laatste boerenkool af te snijden. Terwijl moeder Fleuris de aardappels schilde, zaten al hun vierentwintig kindjes reeds met rammelende buiken aan tafel. "Het is niet waar!" klonk het plots vanuit de tuin en moeder en kroost spoedden zich naar vader, die bleek en bevend met de kool in zijn armen stond. "Alweer eentje," zuchtte moeder en de vierentwintig kindjes staarden met opengevallen mond naar hun splinternieuwe zusje dat midden in de boerenkool lag. "God vergeve mij," schreide de arme man, "maar we kunnen dit meisje niet houden, we scheuren nu al van de honger."

    Ze trokken met z'n allen naar het bos en legden de baby te vondeling in een bedje vergeet-mij-nietjes. Met een loden schuldgevoel en een lege maag gingen ze weer naar huis.

    Het kleine meisje had geen flauw benul van wat er gebeurde en giechelde naar de witte wolkjes in de lucht. Ze grabbelde met haar ronde handjes naar de groene stengels en de bloemblaadjes kriebelden haar in haar neusje. Zo lag ze daar uren en niemand kwam voorbij.

    Een zoemend bijtje, dat zich aangetrokken voelde door de geurige vergeet-mij-nietjes, verschoot bijna haar angel toen ze merkte dat er een rozig-blozend dingetje tussen de bloemen lag. Al gauw had ze begrepen dat het een verlaten mensenkind was en snorde als een spoedbestelling terug naar haar nest. "Ik moet dadelijk de koningin spreken," hijgde ze en ze werd dan ook onmiddellijk naar de troon gebracht. Met een ingewikkelde rondedans vertelde ze de koningin wat ze gevonden had en hoe je er weer naartoe kon vliegen. De koningin die al duizenden keren moeder was geweest, was onmiddellijk bereid om voor dat arme kind te zorgen. "Meester dar," sprak ze, "zeg aan al de werkbijen dat ze de helft van onze honing en een kwart van onze koninginnebrij naar dat meisje brengen. Het is onze plicht om ons over dat wichtje te ontfermen."

    Van toen af werkten de bijen dubbel zo hard, zonder daarvoor in staking te gaan en de koningin legde tweemaal zoveel eitjes want de kolonie moest uitbreiding nemen om het opgroeiende kind te voeden. Toen het meisje één jaar werd kwam de bijenvorstin haar persoonlijk geluk wensen en gaf haar als verjaardagsgeschenk een naam. "Voortaan zal je Hydromel heten," sprak ze plechtig en al de bijen juichten: "Leve Hydromelleke!"

    Zo groeide het meisje op en toen ze achttien was geworden, kon ze reeds goed voor zichzelf zorgen. Ze zoog de nectar uit de bloemkelkjes en de klaverbloempjes en knabbelde het stuifmeel uit de stampertjes.

    In de schaduw van een zilverberk deed ze haar middagdutje en het toeval wou dat een jonge prins, vergezeld door een oude tovenaar, daar voorbijkwam. Ze sprongen allebei van hun paard en knielden bij het meisje neer. "Dit is wat ik zoek!" zei de prins, "de mooiste jonge vrouw van de wereld en nu heb ik ze gevonden."

    Hij kuste haar zachtjes op de bovenlip en Hydromelleke werd wakker. "Wie ben jij?" vroeg ze angstig. "Ik ben de prins en ik wil met je trouwen want jij bent zo mooi en zoet als een kers." Hydromel, die van haar leven nog nooit een jongen had gezien, en zeker geen prins, voelde voor het eerst iets dat ze nog nooit eerder bij de bijtjes had gevoeld. De prins glimlachte en kuste haar weer en Hydromelleke liet hem begaan.

    De tovenaar begreep dat hij daar niet nodig was en ging gauw een eindje verderop toveren. Ze kusten elkaar minuten lang op de mond. Toen de prins even ophield en naar adem snakte, gilde het meisje verschrikt: "Maar prins wat is er met je mond gebeurd?" De prins keek in zijn spiegel en zag dat al zijn tanden verdwenen waren behalve nog een paar bruine stompjes. "Oo, ljief meisje, jouww kwussen zjijn zo zoewt dat al mijn tjanden rjot geworden zjijn!"

    Nu liep hij naar de tovenaar en zij: "Tover mij onmiddellijk een nieuw gwebit wjitste pwordelein." De prins kreeg zijn gebit en met een fonkelende glimlach stapte hij weer naar zijn geliefde. Hij kust haar opnieuw maar nu nog langer. Van al dat gezoen werd de prins zo suikerachtig, dat hij verlangde naar iets bitter, iets pikants. Hij knabbelde dan ook een ganse mand knoflook op.

    Nu stonk zijn adem zo afschuwelijk, dat Hydromelleke hem de rug toekeerde. "Tovenaar, wil je eens komen?" riep de prins.

    "Wat kan ik voor u doen?" vroeg de wijze. "Maak mij een gorgelwater en een drankje, dat ik het meisje kan beminnen zonder haar te kussen." De tovenaar brouwde een sudderend goedje en goot het in een fles. "Neem hiervan één eetlepel," zei hij en de prins dronk het flesje leeg. Nu begon hij te gloeien, het zweet spoot als fonteintjes uit zijn voorhoofd en zij oren floten stoom. Zijn vals gebit kletterde als een stepdanser. "Schone vrouwe, ik smacht naar jou."

    En de prins omhelsde haar zo wild dat de tovenaar nog een heel eind verder moest gaan toveren. Maar Hydromelleke was zo zoet dat ze in de armen van haar vurige aanbidder begon te smelten als sneeuw voor de zon. Toen de tovenaar terug kwam, zag hij dat de prins huilend als een kind op zijn knieën zat met alleen nog een beetje stroop aan zijn handen. "Gesmolten," snikte hij.

    En vandaag de dag zit een oude prins heel alleen in zijn kasteel. Koning is hij nooit geworden. Droevig kijkt hij door het raampje. Hij schenkt zichzelf het zoveelste kopje thee in en telkens voor hij het klontje suiker er in gooit, geeft hij er een kusje op.


                                            * * * EINDE * * *
    Bron : - Tekstboek bij de LP: 3 sprookjes van Urbanus, 1977.
               Zie ook: De goede dennenboom en Het windemannetje.
               - www.beleven.org

    25-02-2011 om 00:15 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:volksverhalen
    » Reageer (6)
    23-02-2011
    nieuwsgierig héEen slimme man
    Een slimme man
    - Een Afrikaans verhaal over waarom slimheid wenselijk is -
    Op een dag ging een man op weg met drie dingen: een geit, een luipaard en een mand vol cassave. Ze reisden drie dagen. Tijdens deze reis aten noch de man noch de dieren iets en ze kregen alledrie ongelooflijke honger. Ze reisden zo ver totdat ze een grote rivier bereikten. Er was een wet ingesteld die te maken had met het oversteken van deze rivier: een persoon mag per overtocht slechts één lading tegelijk meenemen.

    De man bereikte de rivier en wilde oversteken met de geit, de luipaard en de mand vol cassave. Als de man de rivier oversteekt met alleen de mand vol cassave, zal hij de geit en de luipaard samen moeten achterlaten en zal de luipaard de geit opeten. Als hij de rivier oversteekt met alleen de luipaard, moeten de cassave en de geit samen achterblijven, en zal de geit de cassave opeten.

    Wat moest hij doen?

    Toen de man de oversteekplaats van de rivier bereikte en hem de wet werd uitgelegd, stak hij eerst de rivier over met de geit en bond hem vast aan de overkant voordat hij terugkeerde om de luipaard te halen. Toen de man met de luipaard de rivier was overgestoken, maakte hij de geit los en ging hij samen met de geit weer terug om hem aan de andere oever vast te binden. Toen nam hij de mand vol cassave en stak daarmee de rivier over en zette die aan de overkant naast de luipaard die er toch niet van zou eten. Toen stak hij de rivier nog een keer over, maakte de geit los en bracht hem als laatste naar de overkant. Toen vervolgde de man zijn reis met alledrie zijn bezittingen.

    Deze man liet slimheid zien door te voorkomen dat de dieren elkaar op zouden eten. Hij bereikte veilig en wel zijn bestemming met zijn drie bezittingen. Dat is waarom slimheid wenselijk is.


                                            * * * EINDE * * *
    Bron : - "Royal Antelope and Spider: West African Mende Tales", Marion Kilson, The Press of The Langdon Associates, Cambridge, Massachusetts, 1976.
               - www.beleven.org

    23-02-2011 om 00:08 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:volksverhalen
    » Reageer (4)
    19-02-2011
    nieuwsgierig héDe strooppot
    De strooppot
    - Een volksverhaal uit Texel -
    Eens, op een donkere, stormachtige nacht, liep een schip op het strand van Texel. De golven beukten over het schip en de wind scheurde de zeilen. De mast sloeg overboord en er sloeg een lek in de kiel. De boeg boorde diep in het zand en de lading rolde door het ruim. Het schip sloeg uiteen en de bemanning verdronk. Geen levende ziel is van het schip gekomen.

    Toen de storm ophield en de zon weer scheen, lag het wrak op het strand. De donkere brokstukken staken schril af tegen het blauwe water. De zee klotste om en over het schip en met haar onmetelijk kracht sloopte ze steeds meer van schip. Er lagen brokstukken her en der over het strand verspreid en nog steeds spoelde van alles aan.

    Ook de lading dreef naar de kust. Houten kisten, grote pakken en bundels stof, het leek enorm veel voor zo’n klein schip. En tussen al die balen en tonnen die al op het strand lagen, lag ook een heel klein kistje.

    De jutter was die dag zo vroeg hij kon naar het strand gegaan, want het nieuws dat er een schip was gestrand, was allang over het eiland gegaan. Met snelle blik monsterde hij wat er aangespoeld was en hij zag iets glinsteren. Het was het kleine kistje, dat vol goud bleek te zitten. Snel liet hij het goud in zijn wijde zakken glijden, want van alle kanten kwamen de mensen al aan met paarden en karren, met zakken en touwen. Ook de strandvoogd kwam met grote stappen het strand opgelopen. Hij had een brede glimlach op zijn gezicht, want dit was nog eens een goede buit.

    De jutter sloop met zijn volle zakken langs slinkse wegen terug naar zijn arme hut, ergens aan de Koogerweg.

    Maar de strandvoogd miste de dukaten. Er was veel aangespoeld, maar het kistje was leeg. En volgens de scheepsinventaris hadden daar goudstukken in moeten zitten. En hoe het nu kwam is onbekend, maar de strandvoogd verdacht de jutter uit de arme hut aan de Koogerweg ervan de goudstukken te hebben weggenomen. Misschien was het hem ingefluisterd door giftige tongen, misschien was het gewoon de wind, wie zal het zeggen?

    Maar vast staat dat de strandvoogd en de schout op weg gingen naar de hut van de jutter om de vermiste goudstukken op te sporen.

    Maar ook hutten, al zijn ze nog zo nederig, hebben vensters en mensen kan je soms al van verre zien aankomen. De walletjes langs de paadjes rond het hutje mochten dan hoog zijn, de jutter had met zijn scherpe ogen de schout met zijn rakkers en de landvoogd al aan zien komen.

    Het was een goede tijd om langs te komen. De jutter en zijn gezin zaten juist aan de middagmaaltijd. Brij met stroop. De landvoogd en de schout konden een bordje mee-eten als ze zin hadden. Maar daar kwamen ze niet voor, eten konden ze thuis wel beter krijgen. Ze kwamen voor de goudstukken, de kostelijke dukaten.

    Dat had de jutter natuurlijk best begrepen toen hij ze aan zag komen lopen, en vlak voor ze bij zijn huisdeur waren liet hij de goudstukken één voor één in de strooppot glijden. Langzaam zonken de goudstukken door de dikke, kleverige stroop naar de bodem van de pot. En juist toen de twee bezoekers binnen stapten, zakte het laatste goudstuk naar beneden en sloot de bruine massa zich boven de glanzende schat.

    Toen hem gevraagd werd waar de dukaten waren, hield de jutter zich van de domme. Hij wist van geen dukaten. Hij was wel aan het strand geweest en had er een beetje rondgekeken, maar dukaten had hij niet gezien. Dat geloofden de heren niet en ze doorzochten de hele hut. De kasten moesten open en het hooi uit de schuur moest naar buiten. Al snel was de huiszoeking voorbij. Want in zo’n arm hutje waren maar weinig kasten en in die kasten zat niet veel. Arme mensen hebben nu eenmaal niet veel hoekjes en gaatjes om schatten te verstoppen.

    De schout en de strandvoogd moesten met lege handen vertrekken. Wanneer ze niet zo uit de hoogte waren geweest en hadden aangeschoven aan de eettafel, hadden ze misschien meer geluk gehad.

    Jaren later brak de jutter zijn arme bouwval af. Hij zette er een boerenhuisje voor in de plaats en kocht een koe. Hij kocht ook nog wat schapen en geiten. Het verging hem goed. De schapen ooiden en de koe kalfde.

    Hij bouwde een schuur en weer later een hooiberg en zo werd de arme jutter een boer. Hij kocht een stuk land en het jaar daarop volgende weer. Er kwamen steeds meer schapen en geiten bij en zo groeide het boerenhuisje uit tot een grote boerderij.

    Het spreekt voor zich dat zo’n grote hoeve ook een naam moet hebben. De jutter hoefde er niet lang over na te denken. Wat was een betere naam dan De Strooppot? Want was het eigenlijk niet allemaal aan de strooppot te danken dat het zo in zijn leven gelopen was?

    Natuurlijk had het ook aan de jutter zelf gelegen, maar dat is niet iets om ophef over te maken. Jutters zijn altijd slim en handig. Maar zonder die strooppot was alles misgelopen en daarom kun je nu nog langs de Koogerweg een hoeve vinden die De Strooppot heet.


                                            * * * EINDE * * *
    Bron : - Uit Verhalen van de Waddeneilanden, uitg. HMP Voila 2002
               - www.hetopenboek.nl

    19-02-2011 om 00:09 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:volksverhalen
    » Reageer (5)
    16-02-2011
    nieuwsgierig héGeld maakt niet rijk...
    Geld maakt niet rijk als God niet helpt
    - Een Fins volksverhaal over teruggevonden rijkdom -
    Midden in het woud stond een hut waar een oude man woonde. Omdat de hut betrekkelijk dichtbij de stad lag, namen drie jagers, die op jacht waren, er tijdelijk hun intrek.

    De oude baas van wie de hut was zat de ganse dag touw te draaien, aan één stuk door, en begon de jagers knap op hun zenuwen te werken.

    "Hou toch op met dat touw draaien!" zeiden ze, en alle drie gaven ze hem een goudstuk, met de woorden: "Daar kun je mooi van leven." Nu ja, dat vond de bejaarde touwdraaier natuurlijk geen gek idee, en hij nam de goudstukken aan en verstopte ze tussen de klemringen van een klein kommetje.

    Op een dag kwam er een voerman bij hem binnengestapt. De voerman vroeg: "Heeft de goede waard misschien niet een kommetje of zo voor mij, waaruit ik mijn paard z'n stro kan voeren?"

    De oude man greep gedachteloos naar het inmiddels natuurlijk kostbare kommetje en sprak: "Alsjeblieft, laat 'm hier maar uit eten." De goudstukken, die tussen de ringen van het kommetje geklemd zaten, was hij glad vergeten.

    Toen de voerman zijn paard gevoederd had stapte hij op en wierp met een achteloos gebaar het kommetje op de bok: "Dat kan ik onderweg nog wel eens gebruiken om m'n paard te voederen," mompelde hij, en weg was-ie.

    Van arremoe begon de oude man maar weer touw te draaien om aan de kost te komen, want geld had hij nu niet meer en hij wist bij god niet waar hij anders van moest leven.

    Toen de jagers een tijdje later weer eens op jacht gingen, besloten ze opnieuw bij de oude baas te gaan overnachten. Min of meer tot hun verbazing zat deze daar in zijn hutje als vanouds touw te draaien, en wederom zeiden ze tegen hem: "Hou nou op met dat touw draaien, ouwe!" Ten tweede male gaven ze hem elk een goudstuk. Het toeval wilde dat de oude man op dat moment een grote hoed op had, en omdat dat een voor de hand liggend voorwerp was stopte hij het geld ditmaal in de band van de hoed. Kort daarop namen de jagers afscheid en vertrokken.

    De oude man ging naar buiten om een luchtje te scheppen, toen er als een wervelwind een grote vogel kwam aangevlogen die de grijsaard de hoed van zijn hoofd griste, en weg waren zijn goudstukken.

    Berustend in zijn noodlot zette hij zich weer aan het touw-draaien en knoopte een prima sleepnet van zijn koorden, dat hij verkocht aan twee boeren die graag vissen mochten. Als extraatje gaf hij de kopers ook nog een goede hazestrik mee, met de woorden: "Die strik krijgen jullie van me cadeau, maar dan is wel de eerste vangst die jullie met dat net doen voor mij."

    Dit leek de boeren een fideel aanbod, maar toen ze voor het eerst met het net uit vissen gingen en het uit het water trokken zat er maar één vis in. Deze gaven ze volgens afspraak aan de oude baas, die de bescheiden maaltijd mee naar huis nam.

    Nu wilde het geval echter dat de vis in de zee een steen had opgeslokt, en toen de oude man het dier opensneed om hem toe te bereiden vond hij die steen in de maag van de vis. Het was duidelijk geen gewone steen, maar het soort steen dat heel voorname mensen in hun ringen dragen, of rijke dames in hun oorbellen - een zeer kostbare steen dus.

    Na verloop van tijd kwamen de jagers opnieuw bij hem langs. Hij liet ze de steen zien en vertelde ze hoe deze op miraculeuze wijze in zijn bezit was gekomen.

    Dit was het moment dat God koos om in te grijpen en er zorg voor te dragen dat de oude man weer wat beter in de slappe was kwam te zitten.

    De heren jagers keerden terug naar de stad en vertelden daar over de waardevolle steen die de oude man bezat, en terstond rukte er een legertje kopers uit dat na enig heen en weer gehandel een kapitaaltje neertelde voor de steen. Om de koop rond te maken kochten ze ook nog een fraaie boerenhofstede voor hem, en drongen erop aan dat hij zijn karige hutje voor deze van alle gemakken voorziene, riante behuizing zou verwisselen.

    De oude baas hoefde hier niet lang over na te denken en verhuisde weldra naar zijn nieuwe hofstede. Nauwelijks had hij het erf betreden, of zijn oog viel op een onooglijk kommetje, dat hij ogenblikkelijk als het zijne herkende. Hij bukte zich, raapte het op en sprak: "Dat is toch sterk, hier vind ik verdraaid zomaar het kommetje weer terug dat die man toen meegenomen heeft!" En toen hij keek tussen de ringen ontdekte hij tot zijn grote verrassing dat zowaar zijn goudstukken er nog in zaten! Tevreden liet hij het geld in zijn beurs glijden.

    Een dag of wat later, toen hij wat door de tuin wandelde, ontwaarde hij daar in een grote berk een vogelnest. Naderbij tredend herkende hij in het nest de hoed die de grote vogel hem destijds zo onverwacht van z'n hoofd gerukt had, en hij kon een jubelkreet niet onderdrukken toen hij in de band van de hoed de andere drie goudstukken ontdekte.

    Zo kreeg de oude man dus ook nog zijn hoed en zijn geld terug. En tot het eind van zijn dagen leefde hij tevreden en gelukkig op zijn prachtige boerderij.


                                            * * * EINDE * * *
    Bron : - "Sprookjes uit Finland en Estland" bijeengebracht door August von Löwis of Menar. A.W. Bruna & Zoon, Utrecht/Antwerpen, 1979.
               Oorspronkelijke titel: Finnische und Estnische Märchen © 1962 Eugen Diederichs Verlag Düsseldorf-Köln. ISBN: 90-229-3311-3
               - www.beleven.org

    16-02-2011 om 00:09 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:volksverhalen
    » Reageer (6)
    07-01-2011
    nieuwsgierig héTijl Uilenspiegel zal vliegen
    Tijl Uilenspiegel zal vliegen
    - Een Vlaams schelmenverhaal waarin Tijl de mensen een lesje leert -
    't Was kermis in Mechelen en Tijl verdiende een aardige stuiver, door als acrobaat op te treden. Maar natuurlijk was hij daarmee niet tevreden, hij wilde de mensen weer eens te pakken nemen en liet bekend maken, dat hij de volgende morgen op de markt vanaf het hoogste dak naar beneden zou vliegen. Dat was me een gebeurtenis: gekke Tijl, de kunstenmaker, zou vliegen!

    De volgende morgen was het op het marktplein zwart van de mensen. Tijl verscheen, ging één van de huizen binnen en kwam weer te voorschijn in de dakgoot. Hij zwaaide met de armen, net of hij vliegen ging en een langgerekt "Ha!" steeg er uit de menigte op.

    "Dames en heren! Stilte asjeblieft!" riep Tijl.

    Het werd doodstil en toen sprak Tijl: "Wel, ik dacht, dat ik de enige dwaas in het land was, maar nou zie ik, dat er duizenden dwazen zijn! Als een van jullie mij verteld had, dat-ie vliegen kon, zou ik hem niet geloofd hebben. Maar jullie hebben het allemaal geloofd, toen gekke Tijl het zei, jullie zijn dus nog gekker dan ik! Adieu mensen, wel bedankt!"

    En na een sierlijke buiging stapte hij weer naar binnen.


                                            * * * EINDE * * *
    Bron : - "Boek voor de jeugd"
               Uitgeverij de Arbeiderspers, Amsterdam, 1937.
               - www.beleven.org

    07-01-2011 om 00:21 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:volksverhalen
    » Reageer (16)
    04-01-2011
    nieuwsgierig héEen huilende koe
    Een huilende koe
    - Brahma helpt Moeder Aarde -
    De aarde is een levend wezen. Ze heeft geen armen en benen, maar dat heeft een slang ook niet. Ze heeft geen ogen en geen mond, maar dat heeft een pompoen ook niet. Maar zoals een slang en een pompoen toch leven, leeft de aarde ook.

    De mensen, de dieren en de planten wonen op de huid van de aarde zoals er mijten en microben op onze huid wonen. Hele kleine wezentjes die je met het blote oog niet kunt zien. Soms zitten er van een bepaalde soort opeens te veel op je vel. Als dat een kwaaie soort is, krijg je een huidziekte.

    Meer dan vijftig eeuwen geleden had Moeder Aarde zo’n huidziekte. Er zaten te veel kwaaie mensen op haar vel. Het waren duivelse vorsten met oppermachtige legers.

    Moeder Aarde voelde zich er akelig van. Ze zag maar één mogelijkheid om ervan af te komen. Als Visnu haar te hulp zou kunnen komen, zou ze weer gezond verder kunnen leven.

    Moeder Aarde bezit vele wondervermogens. Een ervan is dat ze net als Visnu van vorm kan veranderen. Bijvoorbeeld in een smetteloos witte koe. Als zo’n koe kan ze dan over haar eigen huid heen en weer lopen: over de aarde. En als zo’n koe kan ze haar eigen aarde-gras grazen.

    Toen de duivelse vorsten haar huid bezeerden, veranderde Moeder Aarde zich in een sneeuwwitte koe. Droevig loeiend hief ze haar kop op. Niet naar Visnu, want God was te ver weg. Ze hief haar kop op naar Brahma.

    Brahma is de onderkoning van het heelal. Hij heeft vier armen en ook vier hoofden. In opdracht van Visnu heeft hij de hele wereld geschapen. Hij woont boven in de kosmos op een hemellichaam in de vorm van een lotusbloem. Met onze mensenogen kunnen we hem niet zien.

    Maar Moeder Aarde, die geen mens is maar een godin, zag hem heel goed. Loeiend deed ze bij Brahma haar beklag. Meteen nam Brahma haar mee naar de kust van de Melkzee.

    De andere goden kwamen in een stoet achter hen aan: Siva, Ganesa, Indra, Narada, Varuna, Kuvera en hoe ze allemaal ook mogen heten. Honderden, duizenden goden en andere hemelbewoners volgden de schepper met zijn vier hoofden en Moeder Aarde in de gedaante van een witte koe. Het was een wonderlijke stoet... Aan de kust van de Melkzee bleven ze allemaal staan.

    De Melkzee is een eindeloze plas van licht, waarin Visnu en Lakshmi wonen. Visnu ligt languit op zijn rug op een reusachtige slang, die languit op zijn rug in de Melkzee drijft. Visnu ligt dus op de slangenbuik, die wit is en zacht als fluweel.

    De slang heeft honderden koppen. Al die koppen houdt hij als een parasol over Visnu en Lakshmi heen. Lakshmi zit op de fluwelen slangenbuik aan Visnu’s voeten. Ze masseert ze met haar vier handen.

    De naam van de slang is Ananta.

    Dat betekent: Eindeloze. Je zult wel begrijpen dat hij geen gifslang is. Hij is een honingslang. Uit zijn monden komt geen gif maar honing. Zijn honderden koppen vertellen in alle eeuwigheid honingzoete verhalen over Visnu. En geen twee koppen zeggen hetzelfde: zo veel verrukkelijks is er over God te vertellen. En God maar zalig liggen luisteren naar al die prachtige verhalen over hem. Als we alles zouden proberen op te schrijven wat Ananta’s koppen over Visnu hebben te zeggen, zouden we aan al het papier van de wereld niet genoeg hebben.

    We hebben al verteld dat Visnu in zichzelf vele vormen van God meedraagt; en dat een aantal van ze er anders uitziet dan hij. De slang Ananta is er één van. Ananta is even goddelijk als Visnu zelf. God kan eruit zien zoals hij wil. Hij is almachtig.

    Moeder Aarde en de goden konden Visnu, Lakshmi en Ananta niet zien. Alleen Brahma de schepper zag God. Eerst aanbad hij hem, samen met de anderen. Toen bracht hij hem de klacht over van Moeder Aarde, die haar droevig loeien even staakte.

    Visnu weet alles. Hij kent het verste verleden, hij kent het heden en hij kent de verste toekomst. Als je dat vreemd vindt, weet hij dat je dat vreemd vindt. Hij is immers alwetend. Hij wist dus ook dat Moeder Aarde last van haar huid had. Dat kwade vorsten er met hun reusachtige legers over rondrosten en de gewone goede mensen onderdrukten.

    Maar Visnu liet Brahma helemaal uitspreken, alsof hij nergens van afwist. Dat was zijn goddelijke spel. Toen de schepper was uitgesproken zei Visnu:

    "Luister. Heer Ananta en ikzelf zullen naar de aarde komen. Maar niet zoals we er nu uitzien. We zullen op aarde verschijnen in de gedaante van gewone mensenkinderen. We zullen ervoor zorgen dat we samen geboren worden in de koninklijke familie Yadu.

    "En niet alleen wij tweeën zullen komen. Ook Yogamaya, mijn wonderkracht, zal neerdalen. Zij komt in de gedaante van een meisje.

    "Ook jullie goden zullen in de familie Yadu op aarde geboren worden. En de godinnen. Daal allemaal neer. Met elkaar zullen we de aarde redden van het gespuis."

    Toen Visnu zo gesproken had dankte de witte koe de Heer. Ze liet de Melkzee achter zich. En was de ronde aarde weer.


                                            * * * EINDE * * *
    Bron : - "De wonderbaarlijke avonturen van Krsna en Balarama" Verhalen uit het Bhagavata Purana.
               Opnieuw verteld voor de jeugd. Uitgevrij Miranda.
               - www.beleven.org

    04-01-2011 om 00:06 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:volksverhalen
    » Reageer (8)
    02-01-2011
    nieuwsgierig héDe zoon van de rechter
    De zoon van de rechter
    - Een oud volksverhaal uit Celebes over de rechtspraak -
    In veel oude volksverhalen uit Indonesië speelt het rijk Antah Berantah op het voormalige Celebes (Sulawesi) een rol en in dit rijk - dat nooit echt heeft bestaan - woonde vroeger een bekwaam rechter die bij iedereen in hoog aanzien stond om zijn rechtvaardigheid.

    De rechter had een zoon die rechtswetenschappen studeerde en later ook rechter wilde worden. Tijdens zijn studie kwam echter bij hem steeds vaker de gedachte op dat rechtspreken niet altijd zonder gevaren was als er een niet rechtvaardige uitspraak werd gedaan.

    De zoon raakte zo in zijn gedachten verstrikt dat hij tot de conclusie kwam dat het niet mogelijk was om een goed rechter te zijn. Hij maakte zich daardoor zorgen om zijn vader en vroeg hem om zijn functie neer te leggen, maar de rechter had daar geen begrip voor en ging gewoon door met zijn werk.

    Dag in dag uit praatte de zoon op zijn vader in om hem te bewegen met rechtspreken te stoppen, maar de rechter weigerde zijn werkzaamheden te beëindigen. Uiteindelijk zag de jongeman in dat de gesprekken met zijn vader vruchteloos waren en besloot te vertrekken, de wijde wereld (Celebes) in. Hij wilde er niet bij zijn als zijn vader in gevaar zou komen als deze een onjuiste uitspraak zou doen in een belangrijke rechtszaak. Met lede ogen zag de rechter zijn zoon vertrekken en hoopte op een terugkeer als de jongen zou inzien dat zijn gedachten niet reëel waren geweest.

    Op zijn reis door Celebes ontmoette de jongen een oude vriend waar hij van harte welkom was en waar hij bleef logeren. Na een paar dagen moest zijn gastheer, een handelaar in alle mogelijke goederen, op reis en hij vroeg de jongen de twee vrouwen waarmee hij getrouwd was, gezelschap te houden en eventueel te beschermen bij dreigend onheil.

    De eerste vrouw van de handelaar had een baby en op de tweede dag na vertrek van de man gebeurde er een drama. De baby werd dood aangetroffen en bleek te zijn vermoord en de moeder, die haar kind zelf had omgebracht, gaf de tweede vrouw de schuld van de moord.

    De moeder van de baby wilde kort na vertrek van haar man, naar een vriend, maar de baby begon te huilen toen zij weg wilde gaan. Nadat zij het kind tot bedaren had gebracht door het wat te eten te geven, wilde ze weer vertrekken, maar opnieuw begon de baby hard te huilen. Ook een derde poging om weg te gaan mislukte omdat het kind begon te schreeuwen. Daarop werd de moeder razend, pakte een grote steen en doodde haar baby.

    De rechter in het dorp kwam er aan te pas en hij vermoedde dat de twee echtgenotes van de handelaar elkaar niet mochten en dat daarom de tweede vrouw de schuld kreeg van de moord op de baby. Deze kreeg dan ook de schuld en werd door de rechter veroordeeld. Maar omdat de veroordeelde in hoger beroep ging, kwamen beide vrouwen voor een andere rechter te staan, die echter hetzelfde oordeel uitsprak. De geschiedenis herhaalde zich keer op keer en de zaak van de moord op de baby kwam negenendertig keer voor. Alle rechters veroordeelden de (onschuldige) tweede vrouw van de handelaar.

    Uiteindelijk kwam de zaak voor de rechter wiens zoon zijn ouderlijke woning had verlaten. Deze stelde het duo tijdens de rechtszitting slechts enkele vragen waaronder de vraag of ze wilden doen wat hij hen zou zeggen. De eerste vrouw ging direct akkoord, maar de andere wilde alleen doen wat netjes en rechtvaardig was.

    De vraag van de rechter was of de vrouwen zich wilden uitkleden, naar een bepaald punt lopen en weer terugkeren, om zich vervolgens weer aan te kleden. De eerste vrouw ontkleedde zich meteen, snelde weg en keerde meteen weer terug. De tweede vrouw weigerde aan de opdracht van de rechter te voldoen omdat ze het niet netjes was om naakt rond te lopen en zou haar echtgenoot zou beledigen.

    De rechter deed meteen uitspraak. Hij besliste dat de eerste vrouw, degene die haar kind had gedood, schuldig was, omdat zij beslist de rechtszaak had willen winnen en daarvoor niet had geaarzeld naakt te gaan rondlopen en zodoende haar man zou beschamen. De vrouw bekende de moord op haar baby en werd door de rechter veroordeeld.

    De zoon van de rechter had het hele proces aandachtig gevolgd en was, nadat negenendertig rechters een verkeerde uitspraak hadden gedaan, er van overtuigd dat zijn vader een rechtvaardig rechter was. De zoon vond dat zijn vader zijn functie als rechter moest blijven vervullen en keerde terug naar het ouderlijk huis.


                                            * * * EINDE * * *
    Bron : - Een oud volksverhaal uit Celebes opgetekend door Achmad, in een bundel "Indonesische volksverhalen"
               van de heer Schaap opgenomen en bewerkt door Karel van der Veen.
               - www.beleven.org

    02-01-2011 om 00:09 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:volksverhalen
    » Reageer (11)


    Welkom bij saagje !
    Foto


    Laatste commentaren
  • Harden vol 1 (Rodolfo)
        op De mythe van Stinsterloo
  • Cheap Jerseys From China (Anthony)
        op De mythe van Stinsterloo
  • Lieve groetjes vanwege DEWESTHOEK (Annie & Rogier)
        op De boer en de duivel
  • Hallo Saagje,heel mooie story, (paolo)
        op De boer en de duivel
  • Piepelou Saagje (Jeske)
        op De boer en de duivel
  • Blog als favoriet !

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto


    Kribbelboekboek
  • Fijne midweek toegewenst
  • Lieve midweekgroetjes blogmaatje
  • Het blijft hier stil
  • Een fijne Donderdag gewenst
  • Voor alle Papa's en Opa's een fijne vaderdag gewenst

    bedankt voor de trouwe bezoekjes
    saagje


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    E-mail mij


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Archief per week
  • 08/07-14/07 2013
  • 01/07-07/07 2013
  • 24/06-30/06 2013
  • 07/05-13/05 2012
  • 30/04-06/05 2012
  • 05/12-11/12 2011
  • 31/10-06/11 2011
  • 24/10-30/10 2011
  • 10/10-16/10 2011
  • 03/10-09/10 2011
  • 26/09-02/10 2011
  • 19/09-25/09 2011
  • 12/09-18/09 2011
  • 05/09-11/09 2011
  • 29/08-04/09 2011
  • 22/08-28/08 2011
  • 15/08-21/08 2011
  • 08/08-14/08 2011
  • 01/08-07/08 2011
  • 25/07-31/07 2011
  • 18/07-24/07 2011
  • 11/07-17/07 2011
  • 04/07-10/07 2011
  • 27/06-03/07 2011
  • 20/06-26/06 2011
  • 13/06-19/06 2011
  • 06/06-12/06 2011
  • 30/05-05/06 2011
  • 23/05-29/05 2011
  • 16/05-22/05 2011
  • 09/05-15/05 2011
  • 02/05-08/05 2011
  • 25/04-01/05 2011
  • 18/04-24/04 2011
  • 11/04-17/04 2011
  • 04/04-10/04 2011
  • 28/03-03/04 2011
  • 21/03-27/03 2011
  • 14/03-20/03 2011
  • 07/03-13/03 2011
  • 28/02-06/03 2011
  • 21/02-27/02 2011
  • 14/02-20/02 2011
  • 07/02-13/02 2011
  • 31/01-06/02 2011
  • 24/01-30/01 2011
  • 17/01-23/01 2011
  • 10/01-16/01 2011
  • 03/01-09/01 2011
  • 26/12-01/01 2012
  • 20/12-26/12 2010
  • 13/12-19/12 2010
  • 06/12-12/12 2010
  • 29/11-05/12 2010
  • 22/11-28/11 2010
  • 15/11-21/11 2010
  • 08/11-14/11 2010
  • 01/11-07/11 2010
  • 25/10-31/10 2010
  • 18/10-24/10 2010
  • 11/10-17/10 2010
  • 04/10-10/10 2010
  • 27/09-03/10 2010
  • 20/09-26/09 2010
  • 13/09-19/09 2010
  • 06/09-12/09 2010
  • 30/08-05/09 2010
  • 23/08-29/08 2010
  • 16/08-22/08 2010
  • 09/08-15/08 2010
  • 02/08-08/08 2010
  • 26/07-01/08 2010
  • 19/07-25/07 2010
  • 12/07-18/07 2010
  • 05/07-11/07 2010
  • 28/06-04/07 2010
  • 21/06-27/06 2010
  • 14/06-20/06 2010
  • 07/06-13/06 2010
  • 31/05-06/06 2010
  • 24/05-30/05 2010
  • 17/05-23/05 2010
  • 10/05-16/05 2010
  • 03/05-09/05 2010
  • 26/04-02/05 2010
  • 19/04-25/04 2010
  • 12/04-18/04 2010
  • 05/04-11/04 2010
  • 29/03-04/04 2010
  • 22/03-28/03 2010
  • 15/03-21/03 2010
  • 08/03-14/03 2010
  • 01/03-07/03 2010
  • 22/02-28/02 2010
  • 15/02-21/02 2010
  • 08/02-14/02 2010
  • 01/02-07/02 2010
  • 25/01-31/01 2010
  • 18/01-24/01 2010
  • 11/01-17/01 2010
  • 04/01-10/01 2010
  • 28/12-03/01 2016
  • 21/12-27/12 2009
  • 14/12-20/12 2009
  • 07/12-13/12 2009
  • 30/11-06/12 2009
  • 23/11-29/11 2009
  • 16/11-22/11 2009
  • 09/11-15/11 2009
  • 02/11-08/11 2009
  • 26/10-01/11 2009
  • 19/10-25/10 2009
  • 12/10-18/10 2009
  • 05/10-11/10 2009
  • 28/09-04/10 2009
  • 21/09-27/09 2009
  • 14/09-20/09 2009
  • 07/09-13/09 2009
  • 31/08-06/09 2009
  • 24/08-30/08 2009
  • 17/08-23/08 2009
  • 10/08-16/08 2009
  • 03/08-09/08 2009
  • 27/07-02/08 2009
  • 29/06-05/07 2009
  • 22/06-28/06 2009
  • 15/06-21/06 2009
  • 08/06-14/06 2009
  • 01/06-07/06 2009

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Welkom bij
    Foto

    Foto


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!