Verhalen, sprookjes, fabels, mythen, sagen en legenden
welkom!
Problemen Er zijn nogal wat problemen met het lezen van de teksten, daarom volgende tip :
Met de muis links klikken en over de tekst schuiven.
De tekst verschijnt duidelijk leesbaar.
03-06-2010
Confucius en de loop van het water
Confucius en de loop van het water... - Een taoïstisch verhaal over de woelingen van het leven -
Ik volg de loop van het water...
Ik zit stil, doe niets.
De lente komt en het gras groeit vanzelf.
Op een dag maken de wijsgeer Confucius en zijn volgelingen een wandeling bij een waterval die van honderdvijftig meter hoogte naar beneden stort. Het schuim drijft over een afstand van zestig kilometer voort.
Geen schildpad, vis of krokodil kan zich in de kolkende massa handhaven.
Dan ziet het gezelschap tot zijn verbijstering een oude man rondzwemmen in het kolkende water. Het kan niet anders of hij verkeert in doodsnood.
De wijsgeer stuurt zijn volgelingen erop af om hem te redden. Toen ze dichterbij kwamen, liep de man echter alweer zingend op de kant. Zijn haar hing los en hij genoot van de prachtige omgeving.
Confucius sprak hem aan, en zei:
"Ik zag u voor een geest aan, maar nu zie ik dat u een mens bent. Mag ik vragen: hebt u soms een bijzondere truc om door dit woeste water te gaan?"
De man antwoordde: "Nee, een bijzondere kunstgreep heb ik niet. Maar ik begon het te leren op jeugdige leeftijd en toen ik opgroeide, werd het mijn tweede natuur. Nu is de goede afloop zo zeker als het lot. Ik ga erin en met het water omlaag tot aan het middelpunt van de draaikolk. Ik kom weer boven als het de andere kant uitdraait. Ik volg de loop van het water en doe niets uit mijzelf dat daar tegenin gaat. Aldus is de manier waarop ik er doorheen kom."
Koobor de koala en het water - Een aboriginal-verhaal over waarom koala's geen water drinken -
Lang geleden, waren de dieren geen dieren - zij waren mensen. Koobor de koala was een jongen. Zijn ouders waren dood en hij leefde met familieleden in een zeer droog deel van het land, waar nooit genoeg water was. Iedereen in de familie kreeg elke avond water, maar Koobor kreeg altijd als laatste te drinken en er was nooit genoeg meer over om zijn dorst te lessen.
"Ik heb nog dorst!" schreeuwde hij, "ik wil meer water." "Wees stil Koobor," schreeuwde zijn famlie. "Jij bent een wees en wij hebben je een huis gegeven. Je zou dankbaar moeten zijn voor wat je gegeven wordt." Toen hij opnieuw klaagde, sloegen zij hem en noemden ze hem ondankbaar.
Wanneer zijn familie op weg ging om voedsel te zoeken, verborgen zij hun wateremmers zodat Koobor geen water kon drinken. Koobor leerde om het sap van gombladeren drinken, maar het was nooit genoeg om zijn dorst te lessen.
Op een dag toen de mensen Koobor alleen lieten en voedsel gingen zoeken, vergaten zij hun wateremmers te verbergen. Zodra zij uit zicht waren, dronk hij al het water dat zijn maag kon herbergen en voor het eerst had hij geen dorst meer, maar zijn lichaam zwelde op als een ballon.
Toen de zon onderging, wist Koobor dat zijn familieleden spoedig terug zouden komen. Zij zouden hem slaan en zouden al het water nemen zodat hij weer niets te drinken had. Hij verzamelde alle wateremmers en klom in de takken van een kleine boom. Toen zong hij een speciaal lied en de boom begon te groeien en te groeien. Tussen de takken zat Koobor met de wateremmers. De mensen kwamen bezweet en vermoeid terug van het zoeken naar voedsel. Zij konden hun wateremmers noch Koobor vinden. Toen zagen zij hem zitten in de hoogste boom met naast hem de wateremmers die aan de takken hingen.
"Koobor, breng onmiddellijk die emmers naar beneden, of je krijgt een pak slaag," schreeuwden zij. "Ik kom niet naar beneden," riep Koobor, "het is nu jullie beurt om dorst te hebben!" Verschillende mannen begonnen in de hoge boom te klimmen, maar Koobor wierp de wateremmers naar hen, en zo vielen ze terug naar beneden. Tenslotte lukte het twee mensen om omhoog te klimmen, de emmers ontwijkend. Zij grepen Koobor, sloegen hem hard en gooiden hem naar beneden.
Zijn gebroken lichaam lag op de grond, waar Koobor in een koala veranderde. Het dier klom in een nabijgelegen boom en begon gombladeren te eten. Toen keek hij neer op de mensen en zei: "Van nu af aan, kunnen jullie me doden als je voedsel nodig hebben, maar jullie moeten mijn lichaam eerst koken alvorens je mijn huid neemt of mijn beenderen breekt. Dit is mijn wet. Als je die niet volgt, zal ik terugkomen en zullen alle rivieren en meren opdrogen en zullen jullie altijd dorst hebben "
Dit is waarom koala's geen water nodig hebben om in leven te blijven en waarom de aboriginals altijd de wet van Koobor volgen bij het koken van een dode koala. Zij worden bang gemaakt dat hij zal terugkomen en al hun water zal wegnemen, en hen voor altijd dorstig zal laten.
* * * EINDE * * *
Bron : "Myths &Legends" planetozkids Oorspronkelijk verschenen onder de titel Koobor the Koala and Water
De echo en de narcis - Een Griekse mythe over onmogelijke liefde, trots en hoogmoed -
Lang geleden, toen iedere rivier zijn eigen beschermengel had en iedere boom zijn eigen boomnimf, ontvoerde Kepheus de blauwe nimf Lester. De beeldschone Lester werd moeder en bracht een zoon ter wereld. De jongen stal, zo klein als hij was, de harten van alle mensen. Zijn moeder gaf hem de naam Narcis en de jongen werd elke dag knapper. Toen zijn moeder aan de profeten vroeg, wat haar zoon in de toekomst te wachten stond, sprak de blinde Theresia: "Als hij geen misbruik maakt van zijn knappe uiterlijk, zal hij een hoge leeftijd bereiken."
Maar Narcis bereikte geen hoge leeftijd. Zijn knappe uiterlijk deed hem meer kwaad dan goed. Wie hem eenmaal gezien had, wilde voor altijd bij hem blijven. De jongemannen bedelden om zijn vriendschap en de meisjes om zijn liefde. Maar Narcis ontweek ze allemaal, vluchtte voor de vriendschap en ging de liefde uit de weg. Het liefst zwierf hij alleen door de bossen. Het liefst joeg hij op wild en, net als het wild, schuwde hij de mensen. De mensen dachten, dat hij trots en hoogmoedig was. En de bergnimf Echo moest het zelfs met de dood bekopen. Zij volgde hem in de bossen als een schaduw, ze wilde met hem praten, maar dat kon ze niet. De godin Hera had haar een keer gestraft, omdat ze zich met kletspraat ophield. Vanaf die tijd kon Echo alleen maar herhalen wat een ander zei; ze kon zelf geen gesprek beginnen.
Ook tegen de knappe Narcis kon ze niets zeggen, ze moest wachten, tot hij zelf het woord tot haar richtte. Toen Narcis op een keer in de gaten kreeg dat er iemand achter hem aan liep riep hij: "Wie is daar?"
En Echo zei hem na: "Wie is daar?"
Narcis keek om zich heen, maar zag niemand. Hij riep nog eens: "Waar ben je en waarom verstop je je voor mij?"
En Echo herhaalde opnieuw: "Waarom verstop je je voor mij?"
Narcis keek weer om zich heen, om te zien wie er met hem sprak en riep toen: "Kom te voorschijn."
En Echo zei hem vrolijk na: "Kom te voorschijn."
Toen kwam ze uit haar schuilplaats en liep naar Narcis toe om hem te omhelzen. Maar Narcis moest daar niets van hebben en hij ging op de vlucht terwijl hij riep: "Van jou houden? Dan sterf ik liever."
En ongelukkige Echo kon alleen maar herhalen: "Dan sterf ik liever!"
En na korte tijd ging ze aan haar ongelukkige liefde ten onder. Elke dag werd ze dunner, tot er van haar alleen nog maar de stem overbleef. Ze verstopt zich voor de mensen in holen en bossen, loopt zoals vroeger door bergen en dalen, maar niemand kan haar meer zien. Men kan haar alleen als echo horen.
Maar nog erger behandelde Narcis een vriend van hem. In plaats van vriendschap te laten blijken stuurde hij hem een zwaard en de vriend doorstak zichzelf met het zwaard op de drempel van zijn huis. Dat konden de goden niet ongestraft laten en enige tijd later namen ze wraak.
Toen Narcis op jacht was, kreeg hij vreselijke dorst en in de schaduw van de bomen zag hij een bron. Nadat hij zich had voorovergebogen en zijn dorst had gelest, zag hij voor het eerst zijn eigen gezicht in het water weerspiegeld. Hij werd er dadelijk verliefd op en wilde het knappe gezicht kussen, maar nauwelijks had hij zijn gezicht aangeraakt of het water kwam in beweging en het beeld verdween. Toen bemerkte hij, dat het zijn eigen gezicht was en zijn verdriet werd er des te groter door.
Lange tijd klaagde Narcis om zijn ongelukkige liefde en de ongelukkige echo klaagde met hem mee. En toen Narcis zich tenslotte uit vertwijfeling met een dolk neerstak en zijn beeld voor het laatst vaarwel zei, herhaalde de arme echo: "Vaarwel, voor altijd vaarwel, mijn ongelukkige liefde!" Toen een paar van zijn vrienden hem wilden begraven, zagen ze het lichaam van Narcis niet meer. In plaats daarvan groeiden er in het gras prachtige gele bloemen. Ze dragen tot op de dag van vandaag de naam Narcis.
* * * EINDE * * *
Bron : "De betoverde tuin" door Marie Mrstikova. Nederlandse vertaling van Els Nuijen. Uitgeversmaatschappij Holland, Haarlem, 1978. ISBN: 90-251-0297-2 Foto : Vincent de Groot CC 3.0
De mooie heks - Een heksenverhaal uit Terschelling -
Er was eens een jonge boer op Terschelling, die verkering had met een meisje van het dorp. Ze was niet alleen rijk, maar ook mooi en de jongen hield verschrikkelijk veel van haar. Op een dag zei een vriend tegen hem: "Je hebt een beste meid, maar het is een heks." - "Hoe kom je er bij?" zei de jonge boer. "Als je me niet gelooft, moet je maar eens langsgaan als ze je niet verwacht," stelde de vriend voor.
Die opmerking bracht de jonge boer aan het twijfelen. Om zich zekerheid te verschaffen, ging hij op een avond, toen iedereen naar bed was, kijken.
Het meisje lag te slapen. De jonge boer riep haar naam, maar ze gaf geen antwoord. Hij stootte haar aan, schudde haar door elkaar, maar er was geen leven in te krijgen. Hij vond het vreemd en ging op een stoel bij het hoofdeind zitten wachten tot ze wakker zou worden.
Opeens hoorde hij een muis ritselen. Hij keek op en zag het diertje over de dekens rennen en in haar mond verdwijnen. Meteen begon ze diep te ademen en sloeg ze haar ogen op. De jonge boer verzon een uitvlucht en ging weg zonder iets te laten merken.
Een paar dagen later ging hij nog eens kijken. Ze zat op een stoel te slapen met haar voeten op een stoof. Weer was ze niet wakker te krijgen. Even later sprong een vonk uit het haardvuur in haar mond. Daarop zuchtte ze en werd wakker.
Hij wist genoeg en wilde haar nooit meer zien.
* * * EINDE * * *
Bron : "Alle sprookjes van de Lage Landen" door Eelke de Jong en Hans Sleutelaar. Rebo, Sassenheim, 1985.