Verhalen, sprookjes, fabels, mythen, sagen en legenden
welkom!
Problemen Er zijn nogal wat problemen met het lezen van de teksten, daarom volgende tip :
Met de muis links klikken en over de tekst schuiven.
De tekst verschijnt duidelijk leesbaar.
02-06-2011
De levende himphamp (slot)
De levende himphamp (vervolg) - Een sprookje uit Nederland over onmogelijke opdrachten -
Maar een paar dagen later stond hij jandorie, weer in de smederij. De smid beefde als een riet. Met een streng gezicht zei de heer: "Smid, je bent weer aan het zwetsen geweest en als je niet nakomt wat je hebt gezegd, hang je morgen aan de hoogste galg te bengelen. Morgenvroeg sta je met een levende himphamp voor m'n deur, en zo niet, dan is het voor de middag nog met je gedaan." Weg was de heer; beteuterd keek de smid. "Vlucht, vlucht," riep z'n vrouw, "want hij houdt zich aan zijn woord." Met hangend hoofd, als een jongen die een kopje heeft gebroken, sloeg hij voor de derde keer het pad over de hei in. En voor de derde keer kwam hem het oude vrouwtje tegemoet.
"Maar smid, wat is er nou weer aan de hand? Zo ontdaan heb ik je nog nooit gezien." - "Dat is niet voor niks. Ik merk dat ik haar te veel ben en hem in de weg zit." - "Wat heeft hij je dan nu weer opgedragen?" - "Ik moet morgen bij z'n kasteel komen met een levende himphamp en ik weet niet eens wat een himphamp is."
"Een levende himphamp," zei het oudje, "dat is zo gemakkelijk als wat, dat gaat vanzelf. Smid, luister goed en onthoud alles wat ik je zeg, want voor het laatst geef ik je raad. Je gaat gauw naar huis en sluipt heel stil op je tenen door de achterdeur binnen. Het is er niet pluis. Je vrouw is niet alleen. Bij de zoldertrap staat een bezem met een dikke steel en met die steel klim je heel zachtjes naar de zolder. Vlak boven de bedstee is een gat en daar loer je alles af. Zo gauw je iets ziet wat je niet aanstaat, zeg je zachtjes "Hou vast" en alles zit muurvast."
Zo gezegd, zo gedaan. De smid vloog naar huis en sloop met de bezemsteel naar de zolder boven de bedstee. Daar zag hij z'n vrouw in bed liggen en de heer stond er voor, in zijn hemd.
"Ik moet eerst pissen," zei hij tegen de vrouw. "Geef me de pot eens aan." Ze pakte de pot en gaf hem die. "Hou vast," zei de smid. Opeens zaten hun handen aan de pot vast alsof ze er aan vastgespijkerd waren. In haar angst riep de vrouw de knecht wakker: "Zet de pispot eens op de plank." De knecht pakte hem beet. "Hou vast," zei de smid boven, en de knecht zat vast alsof hij er aan was vastgeklonken. Toen moest de meid komen. "Zet de pispot eens op de plank." - "Moet ik daarvoor uit mijn bed komen?"
Nijdig greep ze de pot, maar o wee! de duivel kon haar niet los krijgen, zo vast zat ze, toen de smid zei: "Hou vast."
Toen ze met z'n vieren in hun hemd de pispot vasthielden, kwam de smid voor de dag. Hij zwaaide met zijn knuppel links en rechts in het rond en ranselde zo hard op hun blote ruggen, dat de splinters eraf vlogen. Aan schreeuwen en janken geen gebrek, maar dat hij de meid en de knecht niet raakte, daar paste hij wel voor op.
Toen hij zo lang had geslagen dat het licht werd, joeg hij ze de deur uit en de weg op naar het kasteel. Maar op straat merkte hij dat het hemd van zijn vrouw kapot was. Haar hele achterwerk stak er uit, zo'n groot gat zat er in. De smid zat er een beetje mee in zijn maag. Hij plukte een handjevol klaver achter z'n huis en smeet die in het gat. "Hou vast!" Het gat zat dicht en het achterwerk was bedekt. Verder ging het. Ze kwamen bij een groot weiland waar al het vee van de heer liep. De wei was zo kaal als een luis en dwars door de wei liep een voetpad.
Nog geen tien stappen hadden ze in de wei gedaan of een hongerige koe kreeg de geur van de verse klaver in haar neus. "Hap," deed ze. "Hou vast," zei de smid, en mee moest ze. Daar kwam de stier aangehold en sprong boven op de hongerige koe. "Hou vast," zei de smid, en of hij er aangegroeid was, zo vast zat de stier op de koe. Tenslotte kwam de smid met de stoet bij het kasteel. Daar hoefde hij ze niet wakker te kloppen; hij bracht lawaai zat mee. De stier brulde en de heer en de vrouw van de smid zetten een keel op.
De vrouw van de heer, z'n knechten en meiden, stonden een, twee, drie voor de deur. Harder en harder kwam de knuppel op de heer z'n rug neer. Die ging zo geweldig tekeer dat zijn vrouw medelijden kreeg. Op haar knieën smeekte en lamenteerde ze zo hartverscheurend, dat de smid zei: "Laat los." Opeens waren de stier en de koe met de klaver en de meid en de knecht en de heer en de vrouw van de smid los. De pispot viel op de stoep in duizend stukken. De heer schaamde zich zo, dat hij zichzelf van kant maakte. Hij sprong in het Rode Meer en verzoop.
* * * einde * * *
Bron : - "Alle sprookjes van de Lage Landen" door Eelke de Jong en Hans Sleutelaar. Uitg. Rebo Productions, Sassenheim, 1985. - www.beleven.org
De levende himphamp - Een sprookje uit Nederland over onmogelijke opdrachten -
Aan de oever van het Rode Meer stond een mooi kasteel en in dat kasteel woonde een ridder met zijn vrouw. Niet ver daarvandaan stond een klein huisje en daar woonde een smid met een verduiveld knap vrouwtje. Een knapper ding was uren in het rond niet te vinden. Die heer z'n vrouw was lelijk en een echte viespeuk. Geen wonder dat de heer meer zin had in het knappe vrouwtje van de smid dan in zijn eigen smeerpoets.
Elke dag, als de smid druk aan het hameren was, kwam hij bij haar een praatje maken en altijd bracht hij iets mee en het zou onnatuurlijk zijn geweest als het vrouwtje niet meer trek kreeg in de knappe ridder dan in haar eigen zwarte smid. Dat de smid de heer in de weg zat, spreekt vanzelf en wie een hond wil slaan heeft gauw een stok gevonden. Nu stond de smid bekend als een echte kletsmajoor en dat moest de stok worden om hem zijn huis uit te jagen.
Op een keer kwam de heer in de smederij: "Dat gezwets en die opschepperij van jou beginnen me te vervelen en ik wil dat er een eind aan komt. Je hebt gezegd dat je in een nacht een kasteel aan het Rode Meer kunt bouwen en als je nou niet maakt dat er morgenvroeg een mooi kasteel staat laat ik je ophangen aan de hoogste galg."
Weg was de heer; beteuterd keek de smid. Met een bedroefd gezicht vertelde hij alles aan zijn vrouw. Ze was hem liever kwijt dan rijk en spoorde hem dringend aan te vluchten. Tegen de avond ging hij de deur uit en sloeg een weg in over de hei. Toen hij daar zo droevig ronddwaalde, kwam hem een oud vrouwtje tegemoet.
"Smid," zei het vrouwtje, "waar ga je nog zo laat naar toe? En je laat je kop zo hangen, is er iets niet goed?" - "Het ziet er lelijk voor me uit," zei de smid. "De heer zal me aan de hoogste galg laten ophangen als ik niet zorg dat er morgenvroeg een mooi kasteel is gebouwd op de oever van het Rode Meer." - "Kom smid, daarom hoef je niet zo bedroefd te kijken. Dat kan ik wel." "Jij? Jij zou dat kunnen? Dat kan geen mens op de hele wereld." - " Ja, ja smid, ik kan nogal wat, veel meer dan je denkt. Morgenvroeg staat er een nieuw kasteel kant en klaar en kun je de heer de boodschap doen dat zijn orders zijn uitgevoerd."
Roef, weg was het vrouwtje. De smid vertrouwde het zaakje toch niet helemaal en met lood in zijn schoenen keerde hij terug. 's Morgens was hij al voor dag en dauw uit de veren en op weg naar het Rode Meer. Zijn betrokken gezicht klaarde opeens op toen hij het fonkelnieuwe kasteel in de morgenzon zag blinken. Hij klopte de heer uit zijn bed en wees hem op het mooie bouwwerk. Vrolijk fluitend kwam hij in zijn smederij terug. Maar de vreugde was van korte duur.
Op een goede dag kwam de heer tegen de avond in zijn werkplaats. De smid stond te hameren dat de vonken eraf vlogen. "Kletsmajoor," zo begon de heer, "dit keer zul je leergeld betalen, daar kun je van op aan. O, je zult waarmaken wat je hebt beweerd. Je zorgt, dat je morgenvroeg met twee pasgeboren kinderen, die papa en mama kunnen zeggen, voor mijn deur staat. Zo niet dan hang je aan de hoogste galg die er is voor de klok morgenmiddag twaalf heeft geslagen."
Weg was de heer: beteuterd keek de smid. De vrouw van de smid had maar al te goed gehoord waarmee de heer had gedreigd en weer spoorde ze haar man aan op staande voet te vluchten.
De smid ging er subiet vandoor. Hij sloeg hetzelfde pad over de hei in en opeens stond weer het oude vrouwtje voor hem. "Maar smid, wat kijk je beteuterd. Je moet je hoofd niet zo gauw laten hangen." - "Ja. jij hebt makkelijk praten. Hou je hoofd naar eens omhoog als je met de galg wordt bedreigd." - "Wat heeft hij je dan nu weer opgedragen?" "Ik moet morgenvroeg met twee pasgeboren kinderen, die papa en mama kunnen zeggen, voor de deur van z'n kasteel staan of hij hangt me op." - "Kom smid, daar kan ik je wel aan helpen. Morgenvroeg, voor het kraaien van de haan sta ik er mee bij je werkplaats en ga nu maar gauw naar je vrouw en slaap lekker."
En weg was ze. Vol goede moed ging de smid terug en kroop lekker warm achter zijn vrouw. Het grootje hield weer woord. Nog voor de zon op was gaf ze twee kinderen aan de smid, en die ging er op een draf mee naar de heer. Verbouwereerd stond deze te kijken toen hij de kinderen duidelijk papa en mama hoorde zeggen, en hij werd boos omdat hij de smid niet uit de weg kon ruimen.
* * * wordt vervolgd * * *
Bron : - "Alle sprookjes van de Lage Landen" door Eelke de Jong en Hans Sleutelaar. Uitg. Rebo Productions, Sassenheim, 1985. - www.beleven.org
Het boertje van Wakelslag en de duivel (slot) - Een Gelders volksverhaal over een boer die de duivel te slim af is -
Toen de tijd aanbrak dat er weer gezaaid en gepoot moest worden, wist ons boertje niet zo een, twee, drie wat hij moest doen. Want zodra het weer herfst zou zijn, moest de duivel zijn portie hebben. Maar hij was een slimmerd en had er gauw wat op bedacht.
Met een opgeruimd hart deed hij het werk en wachtte geduldig de tijd van oogsten af. Op de bepaalde tijd in de herfst kwam de duivel om zijn aandeel van de vruchten te halen. Maar de room was eraf, want wat had de boer gedaan? Hij had alleen maar aardappels gepoot! Daar ze afgesproken hadden dat de duivel alles zou hebben wat boven de aarde groeide, moest hij zich tevreden stellen met de struiken.
Toen de duivel merkte dat de boer hem erin had laten lopen, werd hij hels en hij begon te vloeken. Maar de boer hield zich rustig en hij zei: "Weet je niet meer wat in het contract staat? Lees het maar eens na, ik sta in mijn recht."
De duivel moest zich, al vloekte hij de bomen uit de grond, gewonnen geven. Maar nu wilde hij een ander contract. Na veel gezeur en gezanik kwam het eindelijk in orde. Volgend jaar zou de duivel alles hebben wat onder de aarde zou groeien. Toen dit zwart op wit stond, vloog de duivel tandenknarsend weg.
Weer ging de winter voorbij en het voorjaar kwam. De boer begon weer te bouwen en te zaaien. Er kwam op tijd regen en droogte. Alles groeide en bloeide. In de zomer toen het Sint-Japik werd, sloeg de boer de sikkel in de rogge, hij had nu alleen rogge gezaaid. Op tijd pakte hij de rogge op de balken en de duivel kreeg, toen hij om zijn aandeel kwam, de stoppels. De duivel was zo nijdig als een spin, maar hij verbeet zich, want hij dacht: De derde keer zal ik mijn aandeel in de buit hebben.
Hij begon dan ook te vleien: "Ja, vriendje, dat was ook deze keer een handigheidje van je en het is niet onaardig. Maar je begrijpt wel: vóór wat, hóórt wat. De derde keer zullen we eerlijk delen van wat onder en boven de aarde groeit."
De boer hield zich dom en deed of hij er niets van begreep. Maar de duivel wist zijn voorstel zo duivelachtig in te kleden dat het boertje toch maar weer in het nieuwe contract toestemde. En met een vrolijk gezicht nam de duivel afscheid.
Midden in de zomer van het volgende jaar, op een stralende dag, kwam de duivel de boer eens opzoeken om te zien waar de vruchten op het land stonden. De boer leidde hem overal rond. Overal stonden mooie blauwe bloemetjes. Een maand of wat later haalde de boer zijn gewas in huis. En toen de herfsthonden begonnen te blaffen, kwam de duivel weer om met de boer te delen; hij grijnsde.
De boer, die de laatste tijd erg hard had gewerkt, was net het laatste vlas aan het braken en hij had de hekel al klaar staan om het te hekelen. Hij had dit jaar alleen maar lijnzaad gezaaid! Toen de boer klaar was zei hij tegen de duivel: "Dat is mijn portie." En hij hield het vlas. "Dat is jouw deel," zei hij toen. En hij wees de duivel de hoop met afval. "Daar kun je een oven in de hel mee stoken. Me dunkt: nu is het dan toch wel eerlijk toegegaan. Driemaal is scheepsrecht."
Maar de duivel werd spin- en spinnijdig. Hij maakte de boer uit voor alles wat lelijk was. "Je bent een ploert, een schoft, nog slechter dan... de duivel!" Maar dat was te veel gezegd. De boer werd giftig, greep de duivel bij kop en staart en trok hem een keer of wat met zijn achterwerk over de hekel heen. Hij gilde het uit van pijn! Toen de boer hem eindelijk losliet, vloog de duivel, of er vuur in zijn broek gestookt werd, met een wilde kreet de lucht in...
Na die tijd is hij nooit terug geweest en de boer had voor altijd rust. Maar niet alleen ons boertje, ook de anderen, al hadden ze het niet verdiend, hadden rust. Ja, geen boer van Wakelslag komt sindsdien meer in de hel, want de duivel is veel te bang dat ze de hekel meebrengen!
* * * einde * * *
Bron : - "Volksverhalen uit kleurrijk Nederland. Draken en andere vreemde wezens. Verhalen uit de Chinese, Joodse, Nederlandse, Indiase, Turkse, Surinaamse, Marokkaanse en Indonesische verteltraditie" uitgegeven door Lemniscaat, Rotterdam, 1991. ISBN: 90-6069-719-7 Oorspronkelijke titel: t Boertjen van Wakelslag en 'n duvel - www.beleven.org
Het boertje van Wakelslag en de duivel - Een Gelders volksverhaal over een boer die de duivel te slim af is -
In vroeger jaren moet er eens een grote wervelstorm geweest zijn, wel niet zo erg, maar voor wie het aanging, naar genoeg. In Wakelslag lagen op een morgen kort na Allerheiligen alle huizen tegen de grond. Nu waren het allemaal huizen van rijke boeren en die konden wel weer een nieuw huis kopen, maar er was ook een boertje dat het zonder storm al erg arm had, en nu was zijn huis ook nog geruïneerd! Hij was zo arm dat hij geen nieuw huis zou kunnen kopen. En zo lag hij dan met vrouw en kinderen onder de blote hemel. Helpen? Ho maar! Iedereen had het te druk met zichzelf. En de arme boer was aan de wil van God overgelaten. Maar het ging hem als de meesten: hij verliet zich er niet op.
Op een nacht ging hij naar de kruisweg met een zwarte haan onder zijn arm. Daar wachtte hij tot de klok in het dorp twaalf uur zou slaan. De klok had nog geen twaalf geslagen of hij hakte de zwarte haan de kop af en hij riep: "De duivel!"
Die liet niet lang op zich wachten. De boer had zijn naam nog maar nauwelijks genoemd of hij hoorde een ketting rammelen en daar stond de duivel voor hem. De boer klaagde hem zijn nood. Toen hij merkte dat de duivel met hem te doen kreeg, smeekte hij hem te helpen een nieuw huis te krijgen, vooral met het oog op zijn vrouw en kinderen.
De duivel had het te kwaad gekregen. Hij veegde een paar tranen uit zijn ogen, maar toen hij hoorde dat de mensen die in goede doen waren, het boertje niet wilden helpen, werd hij boos. Hij zei dan ook: "Als ze u allemaal in de drek laten zitten, dan haal ik u eruit. Morgen heb je een nieuw huis, een mooier en beter dan je gehad hebt. Maar dan moet ik wel je ziel hebben!"
De boer wist niet wat hij hoorde: morgenvroeg al een nieuw huis! Zijn hart bonsde van blijdschap.
Maar dat laatste zinde hem niet. Zijn ziel voor een huis... Nee, nee, dat ging niet, dat kon hij niet riskeren... Op een echt duivelachtige wijze spiegelde de duivel hem het mooie huis voor. Maar de boer weigerde daar zijn ziel voor te geven. Toen de duivel zag dat het boertje niet wilde, kwam hij met een ander plan: "Als je mij van de herfst alle vruchten van je land geeft, dan zal ik je helpen."
"Nee, dat is te veel," antwoordde de boer, "waar moeten we dan van leven?"
Hoe de duivel ook praatte - en dat kan hij goed - het boertje wilde niet. Uiteindelijk keerde hij de duivel de rug toe. Maar een duivel laat zijn slachtoffer niet zo makkelijk weer los. En zo begon hij opnieuw met de boer te sjacheren. "Nu dan," zei hij, "dan zal ik omdat jij het bent, deze keer tevreden zijn met wat boven de aarde groeit."
"Ook dat is te veel," spartelde het boertje tegen. Maar de duivel wist het toch zo mooi te draaien dat het boertje uiteindelijk in de koop toestemde.
Dadelijk stelde de duivel een contract op en de boer schreef er met bloed zijn naam onder.
De duivel stak de overeenkomst in zijn achterzak en toen ging hij aan het werk. Zulk werken had de boer nog nooit gezien. Het was een wonder! Nog voordat de hanen begonnen te kraaien, was het huis kant en klaar. En toen de zon opging, kon de boer met zijn vrouw en kroost de nieuwe woning betrekken. Je had de buren eens moeten zien kijken, toen ze daar dat mooie huis zagen staan! Hoe was het mogelijk: in één nacht zo'n huis!?
Ons boertje was wel slim genoeg, toen ze hem ernaar vroegen, om hun dat niet te vertellen. Ze hadden niets met hem te maken willen hebben, nu wilde hij niks meer met hen te maken hebben. Blij en tevreden zag de boer de winter tegemoet.
* * * wordt vervolgd * * *
Bron : - "Volksverhalen uit kleurrijk Nederland. Draken en andere vreemde wezens. Verhalen uit de Chinese, Joodse, Nederlandse, Indiase, Turkse, Surinaamse, Marokkaanse en Indonesische verteltraditie" uitgegeven door Lemniscaat, Rotterdam, 1991. ISBN: 90-6069-719-7 Oorspronkelijke titel: t Boertjen van Wakelslag en 'n duvel - www.beleven.org