Mjas-eik - plaaggeest - |
Waar nu het dorpje Gotem ligt, was vroeger een groot bos, dat men het Appelarenbos noemde. Iedereen wist dat in het Appelarenbos geesten ronddwaalden. De grote geest Mjas was hun meester. Er werd verteld dat de geesten 's nachts uit het bos kwamen, om jonge mensen in hun macht te krijgen en hen mee te lokken naar het bos. Elke keer wanneer in het Appelarenbos een nieuwe geest aankwam, was er een hels lawaai te horen. Er werd gezegd dat de geesten elke nacht een feest hielden rond een grote eik, die de Mjas-eik werd genoemd. |
Bij maneschijn zag men daar tussen middernacht en één uur een soort damp opstijgen. Toen de mensen al een hele tijd niets meer gezien of gehoord hadden in het Appelarenbos, geloofden ze dat de geesten verdwenen waren. Geleidelijk overwonnen de mensen hun angst en durfden ze zelfs in het bos hout gaan halen. De pastoor liet in het bos een kapel bouwen. Toen een pater op een zondag in de kapel stond te prediken, was er onder de toehoorders een man die zoveel ophef maakte dat men hem moest vastbinden. |
Omdat de pater vermoedde dat het een man was die vroeger met de geest Mjas had omgegaan, vroeg hij alle gelovigen om samen voor de man te bidden. Toen iedereen zat te bidden, begon de man te beven en te snikken. Daarna viel de man plat op de grond, terwijl zijn geest zijn lichaam verliet. Omdat de man dood was, gooide men zijn lichaam in het water. De geest van die man is daarna nog vele jaren bij het water komen spoken. |
De mensen die in de buurt van het water woonden, maakten vaak vreemde dingen mee. Zo werd hun vee soms 's nachts losgemaakt, zodat het in het water viel en verdronk. Wie 's nachts voorbij het water moest, keerde niet meer levend terug. Soms liet het spook zelfs overdag mensen met paard en kar van de brug vallen. Omdat de mensen ten einde raad waren, gingen ze naar de bisschop van Tongeren. |
Negen dagen lang moesten de mensen bidden opdat het spook rust zou vinden. Op de negende dag werd er op de brug een mis gehouden door enkele hoge geestelijken. Toen de misdienaars tijdens de consecratie met het belletje rinkelden, kwam de geest plots uit het water en ging gedwee vóór de predikant staan. De pater nam een zware ketting in zijn hand en leidde de geest naar het Appelarenbos. Toen de pater bij de grote eik kwam, maakte hij de geest met de ketting aan de boom vast. Zo werd de geest voor eeuwig uit het dorp verbannen. De geest jankte en huilde , en kroop tenslotte in de boom. Daarna keerde de rust onder de bewoners terug. |
Soms gingen enkele kwajongens rond de boom dansen, maar ze zorgden er altijd voor dat ze minstens met drie waren, want anders kregen ze van het spook een mep in hun gezicht. Toen de boom moest omgehakt worden, durfde niemand uit het dorp deze karwei aan. Uiteindelijk heeft men enkele mannen uit Zepperen moeten laten komen om de klus te klaren. regio : Hoepertingen verzamelaar - F. Beckers - |
Bron : Vlaamse Volksverhalenbank © Seminarie voor Volkskunde K.U.Leuven |