Een heel stout jongetje (1/2) - Een Sinterklaasverhaal over een jongetje dat in de zak gaat - |
Er was eens een heel stout jongetje. Dat jongetje was ook wel eens aardig, maar hij kon het niet nalaten om kattenkwaad uit te halen. Hoeveel ruiten hij al niet met voetballen op straat had gebroken - daar zou je een heel glazen paleis van kunnen maken. En hoeveel potten jam hij al niet had leeggelikt - daar zou je een hele jamfabriek mee kunnen beginnen. En hij klom altijd in bomen en scheurde altijd zijn kleren en op school strooide hij nies- poeder in de brillenkoker van de meester en hij was nooit op tijd voor het eten thuis en 's morgens kreeg je 'm zijn bed niet uit en hij deed alles wat jongetjes niet mogen doen.
En het ergste was, dat hij zo'n brutale mond had. Als je tegen hem zei: dat hij toch eigenlijk een heel stout jongetje was, dan haalde hij zijn schouders op en antwoordde: "Nou, en wat zou dat? Je hebt stoute jongetjes en Brave Hendriken. Laat mij dan maar een stout jongetje zijn." En als je dan zei dat het toch niet nodig was om zó héél verschrikkelijk erg ontzettend ongelooflijk stout te zijn, dan stak hij alleen zijn tong maar uit en trok een lange neus tegen je.
Zijn vader en moeder vonden het natuurlijk niet leuk dat hij zo stout was. Zijn vader moest steeds maar gebroken ruiten betalen en zijn moeder nieuwe potten jam kopen. Nu was dat niet zo heel verschrikkelijk, omdat vader een Directeur was van Iets en dus veel geld verdiende, maar toch wilden ze graag dat hun jongetje eens een klein beetje minder stout zou worden. Toen de Sinterklaastijd naderde, zeiden ze dus tegen het jongetje: "Kun je nu eindelijk niet eens wat zoeter zijn? Je weet heel goed dat Sint Nicolaas verleden jaar ook al zo verdrietig over je was... Hij zei toen dat je dit jaar beter je best moest doen, want anders zou hij je misschien wel in de zak laten stoppen!"
"Poeh," zei het jongetje, "ik laat me toch niet bang maken, hoor!" En hij holde hard de straat op en schopte tegen een keisteen, die daardoor natuurlijk juist door de spiegelruit van de banketbakker vloog. Het jongetje kreeg geen enkele avond iets in zijn schoen. Maar hij zei dat hij dat niet erg vond, want er waren zoveel zoete jongetjes die bang voor hem waren, dat ze al hun snoepgoed met hem deelden. En toen kwam Sinterklaasavond.
Vader en moeder en het jongetje zaten te wachten tot Sint Nico- laas zou komen. Want komen zou hij zeker. Hij kwam toch overal! En ja hoor, opeens werd er hard gebeld. Vader ging opendoen en Sint Nicolaas en Zwarte Piet kwamen de kamer binnen.
"Even kijken," zei Sint Nicolaas terwijl hij zijn bril opzette en in het Grote Boek keek, "ah, juist, nu weet ik het weer, hier woont dat hele stoute jongetje. Zozo..." en hij keek over zijn brillenglazen naar het jongetje. Het stoute jongetje keek brutaal terug, maar zijn tong durfde hij toch niet uit te steken.
"Piet," vervolgde Sint Nicolaas tegen Zwarte Piet, "dit jongetje is onverbeterlijk. Wat ik niet allemaal over hem gehoord heb, sinds ik weer in Nederland ben!"
"Dus geen cadeautje, Sinterklaas?" vroeg Zwarte Piet.
"Cadeautje?" vroeg Sint Nicolaas. "Hoe haal je 't in je hoofd, Piet. Is het niet juist," vroeg hij toen aan Vader en Moeder, "dat dit jongetje dit jaar nóg meer ruiten heeft gebroken en nóg meer potten jam heeft leeggelikt dan verleden jaar? En dat hij de schoenen van zijn schoolmeester, die de arme man uitgetrokken had omdat zijn voeten zo'n pijn deden, zomaar heeft verstopt, zodat de meester op zijn sokken naar huis moest? En... ach, ik kan wel blijven doorgaan."
"Het spijt ons," knikten vader en moeder, "het is allemaal waar."
"En heb jij geen spijt?" vroeg Sint Nicolaas aan het jongetje.
"Je hebt stoute jongetjes en Brave Hendriken," zei het jongetje, "en ik wil geen Brave Hendrik zijn."
"Nog steeds even brutaal," zei Sint Nicolaas. "Piet, stop hem in de zak!" Het jongetje probeerde nog weg te lopen, maar Zwarte Piet pakte hem meteen beet en stopte hem in de zak. "Zo, dan gaan we maar weer," zei Sint Nicolaas. "Maar ons jongetje dan?" vroegen vader en moeder. Sint Nicolaas en Zwarte Piet waren echter de kamer en het huis al uit. |
Bron : "Daar wordt aan de deur geklopt. Verhalen voor Sint Nicolaas, liedjes en recepten" door Ineke Verschuren. Uitgeverij Christofoor, Zeist, 2000. ISBN: 90-6238-734-9 |
|