De trouwe papegaai - Een hindoe-verhaal over een kwijnende boom en een papegaai - |
Op zekere dag ging een jager in het rijk van de koning van Kashi met een pijlkoker vol giftige pijlen op jacht. Toen hij in het woud een kudde antilopen zag, schoot hij één van zijn pijlen erop af. Maar de pijl miste zijn doel en bleef steken in de stam van een grote boom. Door het gif begon de boom te kwijnen en weldra liet hij al zijn blaren en vruchten vallen.
Nu was er een papegaai, die zijn leven lang in een holte van die boom gewoond had. Toen de boom begon te verdorren, verliet hij zijn nest niet. Onbeweeglijk en zonder voedsel, zwijgend en verdrietig zat de vogel op een tak en hij kwijnde weg, samen met de boom.
Toen de god Indra zag hoe weinig invloed schoonheid en verval op die standvastige vogel hadden, was hij heel verbaasd en hij dacht: "Hoe komt deze vogel, een schepsel van lagere orde, aan zulke nobele gevoelens?"
Hij nam de gedaante van een goedonderwezen brahmaan aan, daalde op aarde neer en sprak tot de vogel: "Papegaai, waarom verlaat je deze verdorde boom niet?"
Daarop boog de papegaai eerbiedig en hij antwoordde: "Gegroet, opperste van de goden! Door de kracht van mijn ascese heb ik u wel herkend."
"Het zij zo!" riep de duizendogige Indra. "Maar waarom blijf je in deze boom die geen blaren meer heeft en die aan vogels geen geschikte schuilplaats meer biedt? Het bos is groot genoeg en er zijn voldoende bomen met veilige holen. Wees verstandig en verlaat deze boom."
Met een diepe zucht gaf de deugdzame papegaai hem ten antwoord: "O opperste van de goden, aan uw bevel ben ik natuurlijk gehoorzaamheid verschuldigd. Maar ik ben geboren in deze boom; hier in deze boom heeft mijn persoonlijkheid zich ontwikkeld; in deze boom heb ik in mijn jeugd een veilige schuilplaats gevonden. In zijn goede dagen heeft deze boom mijn leven beschermd. Moet ik hem nu in zijn kwade dagen ontrouw worden?"
Toen sprak de duizendogige god Indra: "Ik schep groot behagen in je trouwe aanhankelijkheid. Vraag me een gunst."
Daarop antwoordde de trouwe papegaai, de aanhankelijke uit het ei geborene: "Laat deze boom herleven."
Indra besprenkelde de boom. De boom kreeg nieuwe bladeren en hij bereikte een geweldige omvang en met zijn kruin raakte hij de hemel. En toen de trouwe papegaai aan het einde van zijn leven gekomen was, werd hij door Indra opgenomen onder de goden.
Zo verkrijgt men het geluk door omgang met vromen, zoals deze boom door zijn band met die trouwe, standvastige papegaai.
* * * EINDE * * * |
Bron : "Mahabharata" door Krishna Dvaipayana Vyasa. Vertaald en bewerkt door H. Verbruggen. Mirananda, Den Haag, 1991. ISBN: 90-6271-815-9 |
|