Hoe de koning hondendrollen at (2/3) Een Mongools sprookje over een jongen die de koning voor de gek houdt |
Toen Tasi zich daarop omringd door vele mensen naar de obo haastte, dacht de koopman: Daar gaat mijn asgrijze paard met de mooie kroep en het zadel van droog hout! Hij verkneukelde zich, maar de kameraden van de pientere Tasi maakten zich ongerust. "Onze Tasi is gek om ruzie te zoeken met de vorst. Het zal er nog van komen dat hij zijn zwarte hoofd verliest!" zeiden ze bezorgd.
Op dat moment had de vorst de obo-ceremonie beëindigd en was hij met zijn verwanten, vrouwen, kinderen, hoogwaardigheidsbekleders en soldaten in aantocht. De menigte riep luid en opgewonden: "Maak plaats! Achteruit!" toen hij daar zo machtig en angstaanjagend aan kwam schrijden. De mensen weken uiteen en de vorst baande zich een weg door de neerknielende menigte. Maar een slanke jongeman kwam door de mensenmassa naar hem toe en riep: "Edele heer, hebt u een goede reis gehad?" Daarop antwoordde de vorst, die er heel slecht uitzag: "Die is goed!" Toen sprong de pientere Tasi naar voren, trok en draaide uit alle macht aan de ballen van de vorst, deed een paar stappen achteruit en bleef staan.
Krimpend van pijn steunde de vorst: "Au, au!" Zijn gezicht vertrok van schaamte en hij beval zijn soldaten de pientere jonge Tasi te grijpen.
Tasi werd naar de tent van de vorst gebracht en zijn kameraden vreesden het ergste. Ze benaderden de tent zo dicht mogelijk om iets op te vangen en ook de bewuste koopman ging mee. Terwijl ze trachtten te volgen wat er met Tasi gebeurde, ging de vorst in zijn leunstoel zitten om zijn woede te koelen op de voorgeleide jongeman.
"Wat ben jij voor een verdorven kerel om zo'n stompzinnige streek uit te halen. Je vorst aan te raken, op klaarlichte dag, open en bloot in het zonlicht! Hoe haal je het in je hoofd?" Toen hij op die manier werd toegesproken, antwoordde de pientere Tasi: "Heer, ik moest u nu eenmaal misleiden om iets te bereiken."
De vorst gaf de soldaten die aan weerskanten van hem stonden het bevel de jongen een pak slaag te geven. Daarop zei de jonge Tasi: "Heer vorst, het maakt mij niets uit om te worden geslagen. Ook daar ben ik ongevoelig voor. Bovendien was ik erop voorbereid een of andere straf te moeten ondergaan." Een beetje verbaasd vroeg de vorst hem: "Heb je er ook over nagedacht op welke manier we het vlees van je botten moeten halen?" Waarop de pientere Tasi zijn kans zag en zei: "Ach! Heer, u hebt geen idee! Ik ben een mens met een besmettelijke ziekte, ik ben een mens op wie al het leed van de wereld rust. Daarom ben ik naar een heilige lama gegaan en heb ik mijn probleem aan deze wijze meester voorgelegd. Hij heeft me het volgende antwoord gegeven: 'Als je de ballen van een godheid weet aan te raken, zul je van je ziekte genezen!' Hoe moest ik dat voor elkaar krijgen? Toen ik daar voortdurend over tobde en piekerde, bedacht ik dat u, heer vorst, buiten de hemel uw gelijke niet kent, en dat ik daar om mijn leven te redden mijn voordeel mee moest doen, wat het me ook uiteindelijk zou kosten. Daarom heb ik u, hoogverheven vorst, bij de ballen gegrepen!"
De vorst voelde zich buitengewoon gevleid. "Zeg, hebben jullie dat gehoord?" vroeg hij aan zijn hoogwaardigheidsbekleders. Hij schudde van het lachen. "Je hebt je godheid mooi gevonden, jij, ha, ha, ha! Ik ben dus een god voor jou, en zo moet het ook zijn!"
Zo legde hij zich bij de zaak neer en omdat hij straf nu niet meer nodig vond, kwam de pientere Tasi ongedeerd uit de vorstelijke tent te voorschijn.
Zijn kameraden kwamen vol vreugde naar hem toe. De koopman wist niet wat hij moest zeggen, maar hij hield zich aan de weddenschap. Hij liet een schaap slachten voor Tasi en zijn kameraden en hield de jongens vrij.
Toen ze aan het feesten waren en brandewijn dronken, zei de pientere Tasi plotseling: "Ach, wat stelde dat eigenlijk voor! Morgen zal ik een manier vinden om de grote vorst als een hond te laten blaffen!"
Onmiddellijk riepen ze allemaal: "Je bent vandaag al ver genoeg gegaan! De vorst nu ook nog te laten blaffen als een hond kun je werkelijk niet maken. Denk je nu heus dat hij je dan niet laat afranselen?"
Daarop antwoordde de pientere Tasi: "Hoe het ook zij, ik wil toch proberen of ik die onaantastbare vorst niet zo gek kan krijgen." Prompt sloot de koopman een nieuwe weddenschap af, want hij dacht: De ballen van de vorst heeft hij aangeraakt, maar hem laten blaffen als een hond, dat lukt hem nooit!
* * * wordt vervolgd * * * |
Bron : "Mongoolse sprookjes" verzameld door Walther Heissig. Uitgeverij Elmar, Rijswijk, 2000. Oorspronkelijke uitgave: Mongolische Märchen. ISBN: 90-389-1111-4 |
|