Ombaq en Oemboel - Een Javaans volkssprookje over een koninklijke tweeling - |
De prins van Djenggala, die Raden Poetra heette, had twee echtgenoten, waarvan de ene Wadal Werdi heette en de andere Limaran. Op een dag kreeg Limaran een tweeling, twee jongens. Wadal Werdi was jaloers, dat Limaran kinderen had en zij niet. Uit afgunst stopte ze de tweeling in een kistje en verving ze door twee jonge hondjes. De tweeling liet ze de rivier afdrijven. Wadal Werdi speldde Raden Poetra op de mouw, dat de kinderen van Limaran er niet als jongetjes uitzagen, maar als jonge hondjes...
En inderdaad, toen Raden Poetra er naar kwam kijken, zag hij, dat het wel jonge hondjes leken. Aan zijn patih droeg hij op Limaran te verwijderen; te Wesi Asad moest ze tot haar hoofd begraven worden op een viersprong. De patih moest bekend maken dat de voorbijgangers haar mochten kwellen zoveel zij wilden, en als ze dat niet deden, ten minste hardop haar fout moesten verkondigen.
Nu willen we het hebben over het kistje met de tweeling. De vrouw van de Groene Reus was net naar de rivier gegaan om de was te doen. Daar zag ze een kistje de stroom afdrijven; ze ving het op, opende het en zag tot haar verbazing, dat er twee kleine jongetjes in lagen. Ze nam ze mee naar huis en stopte ze weg. Toen de Groene Reus thuiskwam, vertelde ze hem: "Man. ik heb een kistje in de rivier gevonden. Toen ik het deksel oplichtte, bleken er twee jongetjes in te zitten. Dit zijn ze!"
"Goed, wat wil je met ze doen, vrouw?"
"Ik wou ze grootbrengen, omdat ik zelf geen kinderen heb. Later pluk ik daar de vruchten van."
Toen er geruime tijd verstreken was en de jongens al groot geworden waren, werd de een Ombaq en de ander Oemboel genoemd. Op een dag moesten de jongens de Groene Reus luizen. Toen ze zijn haar losmaakten, zagen ze drie dingen. In de eerste plaats een vuurvlieg. Ombaq vroeg: "Wat is dat, grootvader, een vuurvlieg?"
"Dat is een tovermiddel: als ik met een vijand te doen krijg en ik haar laat vliegen, wordt het vuur."
Daarna vroeg Ombaq: "Wel, wat is dit, grootvader, een steentje?"
"Als je dat weggooit, kan het een berg worden."
En daarna: "Hé, dit is net een ranti vrucht."
"Als je dat weggooit, kan het een zee worden."
Ombaq nam de drie tovermiddelen weg.
De twee jongens kregen een influistering van de goden om weg te gaan en hun moeder bij te staan, die door rampspoed gekweld werd. Toen grootvader en grootmoeder Groene Reus sliepen, liepen de beide jongens weg. Grootvader Groene Reus werd wakker en riep Ombaq en Oemboel, maar ze kwamen niet. Om ze te krijgen liep hij hen door het bos achterna. De Groene Reus riep ze toe om stil te staan, maar zij namen het eerste tovermiddel, de vuurvlieg, die ze loslieten met de opdracht: "Vuurvlieg, pak de Groene Reus met je vuur en zorg dat hij doodgaat!"
De vuurvlieg veranderde in een mantel en viel de Groene Reus onhoorbaar op het lijf, zodat hij helemaal verbrandde.
Ombaq zei: "Broertje, laten we deze drie tovermiddelen vooral meenemen naar Raden Poetra van Djenggala."
"Goed, broer. Als Raden Poetra jou of mij mishandelen wil, dan zullen we het hem betaald zetten."
"Als je ze bij je hebt, kunnen ze ons geen kwaad doen."
"Kom broertje, laten we nu snel verder gaan om onze moeder uit haar ongeluk te verlossen."
De beide jongens gingen meteen op weg, en het duurde niet lang of ze waren in Djenggala gekomen. Ze kwamen nu bewoners van het rijk tegen. Ombaq vroeg aan een voorbijganger of het waar was, dat de echtgenote van Raden Poetra te Wesi Asad, midden op een viersprong begraven was.
De ander antwoordde: "Ja, het is me wat moois. Ik heb juist een omweg gemaakt, omdat nu eenmaal bepaald is, dat iedereen die daar komt en de koningin niet wil mishandelen, toch zeker haar fout hardop moet verkondigen."
* * * morgen het vervolg * * * |
Bron : - "Nieuwe Indonesische Sprookjes" samengesteld door Bert Oosterhout. Uitgeverij Elmar, Rijswijk, 1993. ISBN: 90-389-01461 - www.beleven.org |
|