Hoe het Chikaso meer ontstaan is - Een volkssprookje van de indianen over een hoogmoedig stamhoofd - |
Heel lang geleden woonde langs de oever van de brede rivier de indianenstam van de Chikaso. De zoon van het stamhoofd was met een misvormd been ter wereld gekomen en sleepte onder het lopen met zijn rechtervoet. De indianen noemden hem Paardenhoef.
De jongen groeide voorspoedig op. Hij wist bij het spelen bespot te worden en dat wekte zijn eerzucht. Hij leerde in het geheim boogschieten, de sporen van het wild volgen en vis vangen.
Toen hij eenmaal volwassen was, stond hij onder de mannen van zijn stam hoog in aanzien; men prees zijn vaardigheden en zijn moed.
Het duurde niet lang of Paardenhoef werd tot stamhoofd gekozen. Het ging het dorp goed: vlees en maïs in overvloed, niemand leed honger.
Maar in de wigwam van Paardenhoef was het stil en eenzaam, geen enkel meisje van de Chikasostam wilde met hem trouwen.
"Ik wil geen man met een horrelvoet," zei elk meisje, dat het stamhoofd tot zijn vrouw wilde maken.
Op zekere dag kwam een koerier van het stamhoofd de boodschap brengen, dat de mooie dochter van het stamhoofd van de Chakto nog geen man had.
Paardenhoef riep zijn dapperste en knapste krijgers bijeen en trok er met hen op uit.
"Wij begroeten het dappere wijze stamhoofd," zei Paardenhoef, toen hij voor het stamhoofd van de Chakto stond. "Vele goede dingen hebben wij over u gehoord. We brengen u pelzen en schelpen ten bewijze dat wij in vriendschap zijn gekomen."
Die woorden vielen bij het stamhoofd van de Chakto in goede aarde. Hij aanvaardde de geschenken en richtte ter ere van de gasten uit de Chikaso-stam een feestmaal aan.
Nadat Paardenhoef en zijn krijgers gegeten hadden, vroeg Paardenhoef het oude stamhoofd: "Van wie is het meisje dat daar zit?"
"Dat is mijn dochter," antwoordde het stamhoofd.
"Als u mij een bruidsschat van tien paarden en tien dekens geeft, zal ik haar tot vrouw nemen," zei Paardenhoef uit de hoogte.
Het stamhoofd schudde zwijgend zijn hoofd.
"Met vijf paarden en vijf dekens zou ik ook genoegen nemen," zei Paardenhoef en ging daarmee een stap terug.
Opnieuw weigerde het stamhoofd zwijgend.
"Goed, dan zal ik uw dochter zonder bruidsschat tot vrouw nemen."
Nu werd het stamhoofd kwaad: "Moet ik mijn dochter tot vrouw geven aan een man met een horrelvoet. Ga weg en neem een meisje uit jullie eigen stam tot vrouw!"
Als een vurige pijl boorden deze woorden zich in Paardenhoefs gedachten. Rood van woede bedreigde hij het oude stamhoofd.
Het stamhoofd van de Chakto zag, dat Paardenhoefs krijgers goed bewapend waren en schrok.
Hij liet zijn tovenaar komen en vroeg hem, wat de wil van de Grote Geest was. "Ik zal me schikken en Paardenhoef mijn dochter tot vrouw geven, als de Grote Geest dat zo wil."
De tovenaar kwam zijn tent binnen. Hij had ratels, een slangenvel en hondenbotten meegebracht en hij smeekte de Grote Geest te willen spreken. Geknield en met gebogen hoofd luisterde de tovenaar naar de stem van de Grote Geest en toen hij zich oprichtte, bracht hij de volgende boodschap: "Uit de bossen en moerassen is de indiaan Paardenhoef gekomen. Deze man wacht grote rampspoed. Hij dient behoedzaam te zijn en zich niet blindelings in het ongeluk te storten. De wet verbiedt een indiaan een meisje te roven dat tot een andere stam behoort. Zou Paardenhoef deze wet overtreden, dan zal zijn stam door onheil getroffen worden."
Paardenhoef stond machteloos. Hij verliet met zijn krijgers de tent van het stamhoofd en keerde naar het voorvaderlijk dal terug.
Maar de smaad brandde in zijn hart als een gloeiende steen. Hij wilde zich op het stamhoofd wreken. Die tovenaar moest gelogen hebben. Als de Grote Geest nu eens wel toegestemd had en de tovenaar op bevel van het stamhoofd de boodschap verkeerd had overgebracht?
En 's nachts ging Paardenhoef met zijn krijgers onopgemerkt terug naar het kamp van de Chakto-stam en ontvoerde het meisje.
Alle leden van de Chikaso-stam waren blij dat hun stamhoofd eindelijk een vrouw had gevonden. Tot diep in de nacht waren trommels en gezang en het stampen van de dansers te horen.
Onverwacht klonk er een donderslag boven het bos. De aarde dreunde en er raasde een stormwind door het dal. Verschrikt drukten de indianen zich tegen de grond.
En de hemel opende zich en de Grote Geest riep: "Ik heb je gewaarschuwd, stamhoofd Paardenhoef, maar je hebt niet geluisterd. Nu zal je stam met je omkomen."
En de machtige stem van de rivier verhief zich, de golven sloegen hoog op en voerden de ramp aan. Modderwater stroomde het ruime dal binnen en begroef het dorp waar de stam van de Chikaso had gewoond. Een meer bleef er achter.
* * * einde * * * |
Bron : - "Sprookjes van de prairie. Verhalen uit Noord-Amerika" door Vladimir Stuchl. Uitgeverij Ankh-Hermes, Deventer, 1982. ISBN: 90-202-0051-8 - www.beleven.org |
|