Hij raapte een kokosnoot op. Met veel moeite haalden de mannen de bast eraf. Daarna sloegen ze de kokosnoot op een steen.
"Er loopt water uit!" riep Rata en hield de kokosnoot boven zijn mond.
"Wees toch voorzichtig!" zei Maru. "Misschien is die vrucht vergiftig."
Rata gaf de kokosnoot aan Maru en zei: "Proef zelf eens. Zo'n vrucht is zeker niet vergiftig."
Maru dronk nu ook van de kokosmelk en zei: "Dit is het lekkerste water, dat ik ooit heb geproefd."
Toen aten ze van het vruchtvlees, tot ze geen honger meer hadden. En ze vonden het zo lekker, dat Maru zei: "Ik denk, dat dit eiland alleen bewoond wordt door goden. Zulke heerlijke vruchten zijn zeker niet bestemd voor mensen."
Ineens hoorden ze een stem die riep: "Er zijn twee mensen op het eiland! Er zijn twee mensen op het eiland!"
Verschrikt keken ze omhoog. Het was een beo, die deze woorden riep. Een eind verder was een opening van een grot. Daar kroop nu een reus uit. Toen hij rechtop stond, was hij nog groter dan een kokospalm. Hij zag Rata en Maru dadelijk en bulderde: "Wat doen jullie op mijn eiland? Natuurlijk zijn jullie gekomen om kokosnoten te stelen. Maar dat zullen jullie met de dood moeten bekopen!"
"Wij zijn schipbreukelingen," zei Rata.
"Dat doet er niets toe," schreeuwde de reus. "Er zijn hier al vaker mensen geweest. Ze kwamen om kokosnoten te stelen. Maar ik heb ze allemaal gedood. En jullie moeten ook tegen me vechten."
Hij nam een groot rotsblok en smeet dat naar Rata en Mam. Als de mannen niet gauw opzij gesprongen waren, zouden ze verpletterd zijn.
Maru riep: "Reus, we willen wel met je vechten. Maar nu zijn we te moe. Laat ons vandaag uitrusten, dan zullen we morgen zien, wie de sterkste is."
"Ha! Ha!" lachte de reus. "Dacht je dat je me morgen zou kunnen verslaan? Nu, dat mogen jullie proberen. Mijn beo's zullen wel oppassen, dat jullie niet stilletjes wegvluchten." Hij liep weg en kroop weer in z'n hol.
Rata zei tegen Maru: "Morgen is ons laatste uur geslagen. De reus is veel sterker dan wij. Hij zal ons zeker doden."
Doch Maru zei: "De reus is inderdaad sterker dan wij, maar hij is niet zo slim. Ik heb een mooi plannetje. Help me een boog te maken." Toen de boog klaar was, sneden ze ook een paar pijlen met een scherpe punt. Bovendien wreven ze de punten nog in met het sap van vergiftige planten.
Ze wachtten tot het donker was geworden. Heel voorzichtig kropen ze toen naar een kokospalm, die vlak bij het hol van de reus stond.
Haast onhoorbaar klom Maru naar boven. Maar in de top van de boom zat een beo. Die werd wakker en riep: "Er klimt een man..." Verder kwam hij niet. Want Rata, die onder de boom stond, had hem met een pijl gedood. Gelukkig werd de reus niet wakker. Maru verborg zich in de top van de kokospalm. Rata bracht hem de boog en de pijlen en ging toen op de grond liggen slapen.
De volgende morgen kwam de reus uit zijn hol. Hij stond vlak bij de kokospalm, waarin Maru zich verborgen had.
"Zijn jullie nu uitgerust?" riep de reus.
"Jawel!" antwoordde Rata. "Laten we beginnen."
De reus nam een grote steen en gooide die naar Rata. Maar hij zag Maru niet, die zijn boog spande. Zo kwam het, dat Maru hem een vergiftige pijl precies in het hart kon schieten! De reus stortte neer en was meteen dood.
Samen maakten de mannen een groot vlot van kokospalmstammen. Ze plukten ook een groot aantal kokosnoten en voeren vervolgens naar Kupolu. De zee was nu erg kalm. Ze kwamen dan ook veilig thuis.
Nadat ze hun avonturen verteld hadden, gingen ze de kokosnoten planten. Iedereen op het eiland was verbaasd, toen uit die vreemde vruchten zulke mooie bomen groeiden.
Toen Rata en Mam oud waren geworden, stonden overal op Kupolu kokospalmen. Alle mensen vonden de vruchten heerlijk. En de moeders vertelden aan hun kinderen het verhaal van Rata en Maru, die op het eiland van de reus waren geweest en daar kokosnoten voor Kupolu hadden gehaald.