SIMSON (D)
VEB FAHRZEUG-U. GERÄTE WERKE SIMSON ---- SUHL ------ Duitsland (DDR)
Simson is een historisch Oost-Duits bedrijf dat voortkwam uit de oude staalfabriek van de gebroeders Löb en Moses Simson. Onder de opeenvolgende politieke regimes veranderde de merknaam van de producten van dit bedrijf in BSW, Gustloff, AWO en uiteindelijk weer in "Simson". Het bedrijf produceerde wapens, fietsen, automobielen, motorfietsen, bromfietsen en kinderwagens.
De bedrijfsnamen veranderden een aantal malen onder invloed van de politieke ontwikkelingen rond de opkomst en de heerschappij van het Nationaalsocialisme, de kortstondige naoorlogse situatie in de Sovjet-bezettingszone, de daaropvolgende Duitse Democratische Republiek en ten slotte de Duitse hereniging.
BEDRIJFSNAMEN
1856-1933: Simson & Co. Eigenaar: Familie Simson. Merknaam: "Simson"
1933-1934: Waffen- und Fahrzeugwerke GmbH. Eigenaar: Familie Simson. Merknaam: "Simson"
1934-1935: Berlin-Suhler Waffen- und Fahrzeugwerke Simson & Co. Eigenaar: Familie Simson. Merknaam: "BSW"
1935-1936: Berlin-Suhler Waffen- und Fahrzeugwerke. Eigenaar: Fritz Sauckel. Merknaam: "BSW"
1936-1946: Gustloff-Werke Waffenwerk Suhl. Eigenaar: Wilhelm-Gustloff-Stiftung. Merknaam: "Gustloff"
1946-1947: Fahrradfabrik der sowjetischen Aktiengesellschaft für Spezialmaschinenbau Awtowelo. Eigenaar: Awtowelo. Merknaam: "AWO"
1947-1952: Staatliche Aktiengesellschaft "Awtowelo" Werk vorm. Simson & Co; Suhl (Thür.). Eigenaar: Staatseigendom DDR. Merknaam: "AWO"
1952-1968: VEB Fahrzeug und Gerätewerk Simson, Suhl. Eigenaar: Staatseigendom DDR. Merknaam: "Simson" (motorfietsen nog steeds "AWO")
1968-1989: VEB Fahrzeug- und Jagdwaffenwerk "Ernst Thälmann". Eigenaar: Staatseigendom DDR. Merknaam: "Simson"
1990-1991: VEB Fahrzeug- und Jagdwaffenwerk "Ernst Thälmann". Eigenaar: Treuhandanstalt. Merknaam: "Simson"
1991-1997: Suhler Fahrzeugwerk GmbH. Merknaam: "Simson"
1997-2000: Simson Zweirad GmbH. Merknaam: "Simson"
2000-2002: Simson Motorrad GmbH & Co. KG. Eigenaar: Klaus Bänsch (Kontec GmbH). Merknaam: "Simson"
HISTORIEK:
Het bedrijf ontstond in een voormalige zaagmolen in Suhl, die in 1741 was omgebouwd tot ijzerpletterij. In 1854 kochten de broers Löb en Moses Simson een derde deel van dit bedrijf. Er werd inmiddels staal geproduceerd. In 1856 richtten de gebroeders Simson het staalbedrijf Simson & Co. Op.
Simson & Co.
Simson & Co. produceerde aanvankelijk staal voor de vervaardiging van jacht- en militaire geweren. Later werden ook vuurwapens en lopen geproduceerd. In de daaropvolgende tien jaar verwierf de fabriek een reputatie vanwege hun geweren en geweerlopen.
Vanaf 1866 werd het Pruisische leger door Simson van wapens voorzien. In 1871 werd een stoommachine gekocht om de machines in het bedrijf aan te drijven. In 1896 begon men ook rijwielen naar Brits voorbeeld te maken. Dat betrof waarschijnlijk modellen die leken op de veiligheidsfiets die John Kemp Starley in 1885 had uitgevonden. Simson werd al snel een grote producent van fietsen.
Simson auto's.
In 1907 ontwikkelde men voor het eerst een kleine auto, die in 1908 klaar was, maar tot grote serieproductie kwam het pas in 1914. Tijdens de oorlog lag de autoproductie stil ten gunste van de wapenproductie. Na de oorlog werden nog enkele nieuwe modellen geproduceerd, waarschijnlijk in zeer kleine aantallen, en met steeds andere motoren. In 1924 werd de productie van deze auto's beëindigd, maar feitelijk helemaal opnieuw opgestart met de meer populaire Simson Supra-modellen.
Eerste Wereldoorlog
Het bedrijf had een grote groei doorgemaakt: van 20 werknemers in 1855 naar 1.200 in 1904 en 3.500 in 1918. Daarmee was Simson & Co. een van de grootste werkgevers in Suhl. In 1919 was de kleine staalfabriek dan ook uitgegroeid tot een enorm nieuwbouwcomplex, en tevens was een fabriek in Berlijn geopend. Tijdens de Eerste Wereldoorlog produceerde het bedrijf geweren en het Luger P08 pistool. Na de oorlog moest de wapenproductie beëindigd worden, maar het vredesverdrag van Versailles bood de mogelijkheid om in 1925 een contract met de Reichswehr af te sluiten voor de levering van lichte machinegeweren.
Jaren twintig
In 1924 was de autoproductie weer opgestart. Men maakte luxe modellen, die onder de naam "Simson Supra" populair werden. De Simson auto's waren meteen voorzien van moderne en dure techniek. In 1926 begon de ontwikkeling van de automotoren van Simson eigenlijk "achterstevoren" te verlopen. Was men de "Supra" serie begonnen met uiterst moderne motoren met dubbele bovenliggende nokkenassen, de nieuwe motoren hadden weliswaar kopkleppen, maar die werden nu door stoterstangen bediend.
Jaren dertig
Het bedrijf overleefde de beurskrach van 1929 door de monopolypositie als wapenleverancier voor de Reichswehr, maar de crisissituatie veroorzaakte wel klachten van het verbond van wapenfabrikanten in Suhl, omdat de overige bedrijven zwaar te lijden hadden. De nationaalsocialisten grepen deze onvrede aan om de Joodse bedrijfsleiders Arthur en Julius Simson te belasteren en aan te vallen.
Waffen- und Fahrzeugwerke GmbH
In januari 1933 doopten Arthur en Julius Simson hun bedrijf om tot "Waffen- und Fahrzeugwerke GmbH", om hun Joodse naam uit de firmanaam te halen en daarmee de angel uit de aanvallen van de nationaalsocialisten te halen, maar Fritz Sauckel, inmiddels rijksstadhouder van Thüringen, begon een onderzoek naar vermeende bevoordeling van de Joodse firma Simson bij de verdeling van staatsopdrachten. Hoewel de Duitse rekenkamer (het Reichsrechnungshof) geen bovenmatige winsten kon vaststellen, kwam het op voorspraak van Sauckel in 1934 in Meiningen tot een showproces tegen Arthur Simson. Pas een jaar later werden alle aangeklaagden wegens gebrek aan bewijs vrijgelaten.
BSW: Nog tijdens het proces waren de broers Julius en Arthur Simson gedwongen hun bedrijf om te vormen tot de "Berlin-Suhler Waffen- und Fahrzeugwerke Simson & Co." en de NSDAP-stroman Herbert Hofmann als bestuurslid aan te nemen. Daarmee waren ze de leiding over hun bedrijf kwijt. In het kader van de "Arisierung" werd het bedrijf met een waarde van ongeveer 18 miljoen Reichsmark dat in 1934 nog 1,6 miljoen Reichsmark winst boekte, aangeboden aan de zakenman Friedrich Flick voor 8 à 9 miljoen Reichsmark. Flick sloeg het aanbod echter af. De autoproductie werd in 1934 beëindigd. In 1935 ging Sauckel in beroep bij het Thüringer Oberlandesgericht, waar hij een besloten proces kreeg. De bedrijfsleiding van Simson werd hier veroordeeld tot een boete van 9,75 miljoen Reichsmark. Onder bedreiging van geweld werden de broers Simson gedwongen afstand te doen van dat bedrag. Op 28 november 1935 werd Fritz Sauckel eigenaar van het bedrijf. De naam "Simson" werd opnieuw uit de bedrijfsnaam verwijderd, zodat het nu " Berlin-Suhler Waffen- und Fahrzeugwerke" ging heten. De merknaam werd kortweg "BSW". De familie Simson vluchtte in 1936 naar de Verenigde Staten. BSW legde een financiële basis voor de in 1936 opgerichte Wilhelm Gustloff-Stiftung, een stichting die genoemd was naar het vermoorde NSDAP-lid Wilhelm Gustloff. In 1936 verscheen de eerste lichte motorfiets, de BSW 98.
Jaren veertig; Gustloff Werke: Na het begin van de Tweede Wereldoorlog ging BSW naast motorfietsen ook kinderwagens en fietsen produceren. Het bedrijf was inmiddels opnieuw omgedoopt, ditmaal tot "Gustloff-Werke Waffenwerk Suhl". Er werkten 6.000 mensen, die ook wapens maakten. In 1944 werden alleen in de fabriek in Suhl al 61.450 MG42 machinegeweren geproduceerd. Martin Stolle ontwikkelde een hulpmotor voor fietsen voor de Gustloff Werke.
AWO:
In 1945 /1946 werd de fabriek in opdracht van het Sovjet Militaire Bestuur in Duitsland gedeeltelijk ontmanteld en getransporteerd naar de Sovjet-Unie (USSR) als onderdeel van het Sovjet-herstelprogramma, herstelbetaling. Met de overgebleven productiemiddelen werden jachtgeweren, fietsen en kinderwagens gemaakt, maar er werden ook reparatiewerkzaamheden uitgevoerd. In 1947 werd de fabriek geïntegreerd in de Sovjet-Unie. Aanvankelijk was alle productie bestemd voor export naar de USSR. De fabriek heette intussen "Fahrradfabrik der sowjetischen Aktiengesellschaft für Spezialmaschinenbau Awtowelo" en was opgenomen in het Sovjet-consortium "Awtowelo". AWO was de merknaam van motorfietsen die kort na de Tweede Wereldoorlog werden geproduceerd in de Sovjet-bezettingszone in Duitsland. Deze merknaam was afgeleid van de Sowjetische Aktiengesellschaft Awtowelo, waarin een aantal onteigende Duitse fabrieken was samengevoegd.
Eind 1948 kreeg AWO, de voormalige Simson-fabriek, de opdracht een nieuwe motorfiets te ontwikkelen. Het moest een 250cc-motor worden die geschikt was als zijspantrekker. De machine kwam in 1950 op de markt.
Vanaf 1 mei 1952 was het bedrijf niet meer Russisch, de Sovjets droegen de fabriek over aan de Duitse Democratische Republiek en kreeg de naam VEB (VolksEigener Betrieb der DDR.
In 1952 werd de naam gewijzigd in Volkseigener Betrieb Fahrzeug- und Gerätewerk Simson Suhl. Tot 1957 bleef men bij de motorfietsen echter de merknaam "AWO" voeren. Het bedrijf heette nu " VEB Fahrzeug und Gerätewerk Simson, Suhl" en ressorteerde niet meer onder Awtowelo, maar onder de nieuw opgerichte "Industrieverwaltung 19 Fahrzeugbau der DDR", dat later zou worden omgedoopt tot "Industrieverband Fahrzeugbau". In 1957 kwam bij de motorfietsen de oude naam Simson als merknaam weer terug.
Tussen 1949 en 1962 produceerde de fabriek in Suhl meer dan 209.000 viertaktmotoren met de aanduiding 425 (viertaktmotor met een cilinderinhoud van 250 cc).
Begin jaren zestig voerde de DDR een beleid van Kapazitätsbündelung ('capaciteitsconcentratie') in, waarbij de productie van grotere motorfietsen geconcentreerd zou worden in de MZ-fabriek in Zschopau. De Volkswirtschaftrat ('Volkseconomische Raad') van de DDR beëindigde de productie van Simson viertaktmotoren in december 1961 en vanaf januari 1962 moesten alle nieuwe personenauto's en motorfietsen tweetaktmotoren zijn.
Maar Simson produceerde al sinds 1955 tweetaktbromfietsen; hun eerste model was de SR 1, een 48cc-machine met 1,5 pk. In 1958 lanceerde Simson de KR 50, met geïntegreerde beenschilden en een achterwielbehuizing zoals een scooter, maar 16-inch (410 mm) wielen zoals een kleine motorfiets. De KR 50 had een 48cc-motor zoals de SR-serie, maar met een hogere compressieverhouding die het vermogen verhoogde tot 2,1 pk. Toen de productie van viertaktmotoren werd stopgezet, verhoogde de Simson-fabriek het vermogen van de KR 50 tot 2,3 pk. In 1964 werd dit model opgevolgd door de KR 51 Schwalbe ("zwaluw"), waarmee het vermogen met bijna 50% toenam tot 3,4 pk. De bromfietsproductie groeide gestaag in Suhl; Er werden tot 200.000 bromfietsen per jaar gebouwd en in 1965 telde de Simsonfabriek 4.000 werknemers.
In 1968 fuseerde Simson met VEB Ernst-Thälmann-Werk Suhl tot VEB Fahrzeug- und Jagdwaffenwerk Ernst Thälmann Suhl. De Schwalbe bezorgde het bedrijf wereldwijde faam en in de DDR stond de scooter symbool voor het succes van de Oost-Duitse tweewielermotoren productie.
Na de vreedzame revolutie in Oost-Duitsland in 1989 en de Duitse hereniging in 1990 werden er een aantal pogingen gedaan om de assemblagelijnen te moderniseren, waaronder de commerciële productie van Makarov PM-pistolen. Er werden echter minder dan 1.000 commerciële Makarovs onder de merknaam Simson geproduceerd voordat de productie werd stopgezet.
Hoewel verschillende investeerders probeerden de productie draaiende te houden en nieuwe ontwikkelingen op de markt te brengen, mislukten na de politieke omwentelingen in Oost-Duitsland in 1989 talloze pogingen om de assemblagelijnen te moderniseren. Uiteindelijk werd de productie in het najaar van 2002 stopgezet. Op 1 februari 2003 werd het faillissement aangevraagd, waarna de resterende 90 werknemers zonder enige compensatie werden ontslagen.
https://fleshandrelics.com/2013/03/simson.html
https://de.wikipedia.org/wiki/Simson_(Unternehmen)
https://fahrzeug-museum-suhl.de/simson-geschichte/







|