Ik ben Journée Wilfried , en gebruik soms ook wel de schuilnaam PAPOUM.
Ik ben een man en woon in LANDEN (België) en mijn beroep is gepensioneerde , slapen, goed eten en drinken..
Ik ben geboren op 04/06/1944 en ben nu dus 80 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: wielersport en tafeltennis, geschiedenis, reisverhalen, chansons, humor..
C'est plein d'Uylenspiegel Et de ses cousins Et d'arrière-cousins De Breughel l'Ancien
Le plat pays qui est le mien.
Tous les chemins qui mènent à Rome Portent les amours des amants déçus et les mensonges des anges déchus.
Pelgrim
Wat zich gaande voltrekt in de ziel van de pelgrim is niet een toenemend verlangen naar het bereiken van zijn reisdoel, niet het vinden van het heilige aan het einde van zijn bedevaart, maar zijn overgave aan de ruimte, aan de kiezels op zijn pad, zijn besef van niet-weten, zijn afdalen in de leegte.
Zijn benen worden zijn vrienden, de regen zijn lijden, zijn angst wordt gericht naar de honden langs de weg, het vele legt hij af en hij rust in het Ene. Al trekkend komt hij nergens, voortgaande bereikt hij niets, maar zijn vreugde neemt toe om een bloem en een krekel, om een groet en een onderdak.
Zijn reisdoel en zijn thuis vloeien samen aan de horizon, hemel en aarde vinden elkaar op het kruispunt van zijn hart. Het heilige verdicht zich in de dieren en de dingen. Zijn aankomst ligt verborgen in de wijsheid van het Zijn.
Catharina Visser
De Weg.
In de verte gaat een pelgrim, eenzaam over het pad. Met een blik voorwaarts, eindeloos turen naar het pad. Het pad dat hem leidt, de wind die hem begeleidt. Samen èèn met de natuur, de geur,het geluid en omgeving. Daar toont de schepping hem, nederig dat het pad van zand zo hard als steen is. Soms ook warm,koud en nat. De pelgrim stapt over het harde pad, met als enige vriend zijn schaduw. Samen op hun weg.
When we got to the sea at the end of the world We sat down on the beach at sunset We knew why we had done it To know our lives less important than just one grain of sand.
En camino de Santiago Sur le chemin de St Jacques Iba una alma peregrina Allait une âme pérégrine Una noca tan obscura Une nuit si obscure Que ni una estrella lucia ; Que ne brillait aucune étoile ;
Le patron de toutes les filles C'est le saint Jacques des Bourdons; Le patron de tous les garçons C'est le saint Jacques des Coquilles. Nous pouvons tous les deux nous donner un bouquet, Coquilles et bourdons exigent que l'on troque; Cet échange affermit l'amitié réciproque, Et cela vaut mieux qu'un œillet.
Dat een pelgrim bij terugkomst niet wordt herkend door de mensen thuis, is een geliefd thema in middeleeuwse pelgrimsverhalen. Waarschijnlijk wil de legende daarmee aanduiden, dat de pelgrim door zijn bedevaart een ander mens is geworden; hij is op Christus gaan lijken. Dat wordt uitgedrukt door de omstandigheid dat de mensen van vroeger de teruggekeerde pelgrim niet meer herkennen: hij beantwoordt niet meer aan het oude beeld, dat zijn nog hebben; de pelgrim is een nieuwe mens geworden.
Betrouw geen pelgrim met een baard Die met een schooikroes geld vergaart Al beed'lend langs de wegen sjokt En met een deerne samenhokt.
Priez pour nous à Compostelle - Barret et Gurgand - 1977.
Par milliers, par millions, le besace à l'épaule et le bourdon au poing, ils quittaient les cités, les chateaux, les villages, et prenaient le chemin de Compostelle. Gens de toutes sortes et tous pays, ils partaient, le coeur brulant, faire leur salut au bout des terres d'Occident, là où la mer un jour avait livré de corps de l'apotre Jacques.
Ik had het eerst niet in de gaten, en opeens zàg ik het spoor dat jij voor mij hebt nagelaten.
Mon père .
Assis dans un vieux fauteuil Recouvert d'un plaid usé, Il rêve de son passé, En attendant le sommeil.
La fumée d'un cigare Flottant au-dessus de lui, D'une auréole, pare, Sa tête grise, de nuit.
Vêtu d'un pantalon gris, Chemise de flanelle Sous le tablier bleu sali. Sa casquette est belle.
Il sait déjà que demain, Sera le grand jour pour lui. Mais il ne regrette rien, Et partira seul sans bruit .
***
La mort .
Le jour où tu viendras, A l'aube d'un matin, Me tendre les bras Me chercher par la main, Entre comme moi Par le fond du jardin.
Tu essuyeras tes pieds Sur le grand paillasson, Pour ne pas marquer Tes pas dans le salon, Et n'oublie pas d'ôter Ton noir capuchon.
La table sera mise Et le vin bien chambré, Quand tu sera assise Nous pourrons le goûter, Avant que je ne suive Ton ombre décharnée .
Mais si tu préfères Par surprise me faucher, Au début de l'hiver Ou au soir d'un été, Pousse la barrière Elle n'est jamais fermée.
Avant de m'emporter, De rendre ma valise, Laisse-moi griffonner Une dernière poésie Où je ferai chanter La beauté de la vie.
Ce n'est pas ce matin Que je quitterai le port, Puisque de mes mains J'ai caressé si fort Ses lèvres de satin Que je t'oublie, la mort.
+++
SEUL SUR LE CHEMIN .
J'ai traversé des villes, J'ai longé des cours d'eau J'ai rencontré des îles J'ai cotoyé le beau !
Tout au long du voyage Rien ne m'a retenu Même pas un signe de croix Tracé d'une main tremblante.
Le vent, la mer, la pluie M'ont façonné le coeur. Je suis leur propre image, Immuable douleur.
Je fais signe aux oiseaux, Seuls amis de ce monde, Qui m'entraînent dans une ronde A m'en crever la peau.
J'ai traversé des coeurs, J'ai rencontré des bras, J'ai caressé des fleurs, J'en ai ceuilli pour toi.
TENNIS DE TABLE MESATENISTA PING PANG QIU TISCHTENNIS TABLE TENNIS
photos courtesy ITTF
乒乓球 Stolni tenis Tenis Stolowy
ITTF TABLE TENNIS Classement mondial 26 - 08 - 2012 World Ranking Weltrangliste Ranking Mundial Värlen Rangordning Classifica Mondiale MESSIEURS : 1. ZHANG Jike - CHN 2. MA Long - CHN 3. XU Xin - CHN 4. WANG Hao - CHN 5. MIZUTANI Jun - JPN 6. MA Lin - CHN 7. BOLL Timo - GER 8. CHUANG Chih-Yuan - TPE 9. OVTCHAROV Dim - GER 10. WANG Liqin - CHN 11. JOO Se Hyuk - KOR 12. OH Sang Eun - KOR
-- DAMES : 1. DING Ning - CHN 2. LI Xiaoxia - CHN 3. LIU Shiwen - CHN 4. GUO Yan - CHN 5. ISHIKAWA Kasu - JPN 6. FUKUHARA Ai - JPN 7. FENG Tianwei - SIN 8. KIM Kyung - KOR 9. GUO Yue - CHN 10. WANG Yuegu - SIN 11. WU Yang - CHN 12. TIE Yana - HKG
De noodklok belt slechts éénmaal Komt weldra de ultieme speeltijd Ademen voor de laatste maal Gelukkig geen haat noch nijd Toch af en toe een flater Een zorg is dit voor later Lopen van os naar ezel Toch af en toe een flater Niet knikkers tellen, wel het spel Lopen van os naar ezel Dagelijks goed aan de kost Niet knikkers tellen, wel het spel Verwachtingen zelden ingelost Dagelijks goed aan de kost De beste blijft mijn moeder Verwachtingen zelden ingelost Water is het kostelijkste voeder De beste blijft mijn moeder Om bestwil een toontje lager zingen Water is het kostelijkste voeder Op zoek naar de diepte der dingen Om bestwil een toontje lager zingen Komt het varksken met de lange snuit Op zoek naar de diepte der dingen Nu is dit pantoumeke bijna uit Komt het varksken met de lange snuit Ademen voor de laatste maal Nu is dit pantoumeke bijna uit De noodklok belt slechts éénmaal.
Tibertyn. ***
Kleine mensenhand strooit op winterse dag kruimels voor de mus.
Schelpen op het strand die worden door de branding voor ons kind gebracht.
Molens in de wind draaien, draaien, en draaien in het vlakke land.
Kerstman in de straat borstelt met grote bezem sneeuw weg van de stoep.
De dode takken breken af bij felle wind van de avondstorm.
Kreten in de nacht van kikkers in de vijver lokken de reiger.
Hulpeloos jong lam verloren tussen struiken waar de wolf vertoeft.
De werkzame bij zoekt in de roze bloesems lekker naar honing.
The country with the biggest population in the world, the People's Republic of China, regards this sport as the most important.”
De pelgrim.
Hij is op de weg alleen al weet hij nog niet waarheen maar ergens stond geschreven dat hij die richting moest gaan en aarzelt hij soms even langs de eindeloze baan terwijl hij in zijn hart voelt dat velen eerder gingen mijmerend over dingen terwijl een windje afkoelt .
Verder dan Rome loopt de weg.
Ervaringen van een pelgrim.
09-08-2010
Juliens Lootens gebruikte als wielrenner de schuilnaam SAMSON.
Onder de 60 deelnemers die waren vertrokken in de allereerste rit Parijs-Lyon van de allereerste Tour de France in 1903 bereikten drie Belgen de meet : Marcel Kerff uit Sint Pieters Voeren, Alois Catteau uit Menen en Julien Lootens uit Wevelgem. Deze laatste reed om de 467 km af te leggen meer dan vier uren langer dan Garin, maar ik vind dat hij een groot wielrenner was, ook al heeft hij maar weinig gewonnen. Hij is zeker één van de belangrijkste pioniers van onze wielersport, maar werd ondertussen wat vergeten en daarom schrijf ik over hem op mijn blog.
Julien Lootens werd op 2 augustus 1876 geboren als derde zoon van Adolf uit Brugge en Leonie Sette uit Evergem bij Gent (waar ik eens de wielerkwis ' De wielerhersenen van het Meetjesland' heb gewonnen). Vader Lootens was huisschilder en cafébaas. Via Wevelgem, Kortrijk, Lauwe, Tourcoing, vestigde de familie Lootens zich te Brussel, waar Julien in de betere kringen terecht kwam. In die tijd, rond de eeuwwisseling, was het daar de gewoonte dat men als renner een schuilnaam koos, zoals nu bij schrijvers, filmsterren, zangers, en zelfs soms bij voetballers nog steeds het geval is. Zo'n schuilnaam werd gebruikt omdat gegoede burgers, de aristocraten, niet graag hun familienamen in de sportuitslagen zagen staan, ook al hadden zijn een grote passie voor de wielersport. De wedstrijden werden vooral op de velodroom gereden en met dure fietsen die niet konden betaald worden door gewone jongens uit het volk. Pas bij de opkomst van de Flandriens en de straatkoersen, tijdens de periode voor de eerste wereldoorlog, konden ook boerenknechten en arbeiders aan velokoersen deelnemen, zij het dan eerder om een centje bij te verdienen in krachtmetingen op de vuile en slechte wegen, of van café tot café op kermisdagen en feestdagen.
Via zijn connecties in de society van de hoofdstad, van ' Bruxelles au temps du cinéma muet' , kon sportman Julien geregeld aan de bak komen op de talrijke pistes die ons land toen telde. Een grensstad zoals Menen beschikte rond 1900 over een korte houten wielerbaan, een betonnen piste en een assepiste, met een drukke activiteit.
De escapades van Samson op de piste zijn de moeite waard, maar het is toch door te starten in de vier eerste edities van de Tour de France dat Julien Lootens belangrijk werd. Hij deed het goed bij zijn Tourdebuut. Hij werd 2de in de vierde rit, 3de in de derde en in de zesde rit, om te Parijs zevende te worden in de eindrangschikking. De veelbelovende Julien was een prachtig ronderenner, doch die zoals de meeste van onze Tourhelden slechts gedeeltelijk de in hem gestelde verwachtingen kon laten uitkomen. In de incidentrijke tweede Tour kwam opnieuw Julien Lootens aan de start. Hij werd gediskwalificeerd door op de trein te kruipen,na vele bandbreuken, maar reed toch nog mee tot Parijs voor de dagprijzen. Samson en zijn spitsbroeder Aloïs Catteau verschenen in 1905 als enige Belgen aan de start in een volgende Tour waar toen om de punten werd gereden. Julien werd slechts twintigste. In die periode vinden we Julien Lootens een vierde maal in het rondeverhaal terug, maar reeds tijdens de eerste rit van 1906 belandde hij tussen de opgevers..
Een andere wedstrijd, waar Julien zich door aangetrokken voelde, was Parijs-Brest-Parijs met zijn 1200 km de langste wegwedstrijd in lijn, de legendarische marathon van de weg. Deze thans verdwenen klassieker werd slechts om de 10 jaar betwist en was toen zeer belangrijk. Samson nam deel in 1901, 1911 en 1921. Hij reed ze alle drie uit wat een prachtige globale prestatie was. In 1901 waren er 139 vertrekkers waaronder drie Belgen. Julien werd met een tijd van 77 u 59 min 18 sec als negende afgeklokt in het Parijse Prinsenpark. Tien jaar later kon hij zich verbeteren met 66 u 28 min en een dertiende plaats. In 1921, hij was toen al 45 jaar, met een tijd van 95 uur, kon hij nog 24ste worden door nog 40 uren na de grote winnaar Louis Mottiat te finishen.
Een nog ander monument is Parijs-Roubaix. Na in 1902 (21ste) en in 1903 (20ste) werd de helletocht van 1904 betwist door de dwangarbeiders van de weg, die zonder gangmakers een totaal ander wedstrijd moesten rijden over de kasseien van het Noorden. Gedaan dus met tandems, tripletten, trekkende en duwende helpers, en automobielen die de wielrenners in de vorige edities voorafgingen en de strijd vervalsten door gesjoemel. Lootens werd tiende en eerste buitenlander. In 1912, hij was toen al 36 jaar, kon hij nog beslag leggen op de drieenzestigste plaats. Alsof al dat reizen naar en koersen in Frankrijk nog niet genoeg was, kwam Julien ook nog op de piste in de sprintnummers uit en in stayerswedstrijden. Vooral als stayer was hij goed. Samen met Arthur Vanderstuyft uit Ieper nam Samson deel in 1903 aan de Sixdays van New-York. In 1904 was hij ook deelnemer aan de 1000 km match in de Parijse wintervelodroom. Hij zou er vierde worden.
Ook in eigen land was hij een vedette. Meestal was Jan Olieslagers zijn gangmaker. Hij reed dikwijls op de Brusselse wielerbanen zoals: Karreveld, Vélodrome de la Cambre en Linthout, maar ook in West Vlaanderen, waar hij geregeld uitslagen scoorde achter de zware motoren om dik prijzengeld mee naar huis te nemen.
Op 21 juli 1909 was hij ook van de partij toen Karelke Verbist verongelukte. Julien Lootens had toen veel 'chance' en kon nog nipt uit die verschrikkelijke valpartij blijven. Na een schone wielercarriere van meer dan twintig jaar overleed Julien Lootens op 6 augustus 1942 in Brussel, hij was toen 66 jaar en 6 dagen oud.
De snelle jongens van de zuivere snelheid waren ' de aristocraten' van de wielerbaan.
Met zijn vriend Arthur reed Julien de dikbetaalde stayerskoersen.
Het nieuws van deze dag was het weerzien van Fidel Castro, el lider de la Revolucion cubana.
Vermits de Amerikanen weer domme dingen gaan doen kwam Fidel het nog eens uitleggen.
Fidel Castro , gezond als een oude walvis in fris water, sprak vandaag voor het eerst sedert 2006 terug in het Cubaanse Parlement voor een buitengewone zitting. Tijdens zijn speech van 12 minuten maakte de oude revolutionnair voor de zoveelste keer een kwade vinger op de Verenigde Staten die in het Midden-Oosten met vuur zijn aan het spelen terwijl er nucleaire dreiging is vanwege Iran en Noord-Korea. De grote communistische leider van het Cubaanse volk smeekte Barack Obama om te voorkomen dat er een kernoorlog zou komen.
Sedert een maand verscheen Fidel Castro reeds meerdere malen in het publiek. El comandante en jefe is weer fit en mager, staat mentaal weer zeer scherp, ondanks zijn 84 jaren, en lijdt niet meer aan de maagkwaal die hem in een zetel had geplaatst. In een olijfgroen uniform deed hij een zeer opgemerkt wederoptreden.
De vraag die velen zich stellen vanavond is ' Waarom ? ' . Wil hij aandacht trekken op zijn boek ' De Strategische Overwinning' dat onlangs uit is gekomen en dat weer gaat over de Cubaanse Revolutie van 1958 natuurlijk want daarover zal die man, strijder van zovele gevechten en held met zoveel memoires nooit uitgepraat geraken ? Is hij meer dan een oude man die zich nu wat beter voelt en nog eens een frisse neus wil halen, een veteraan die nog een laatste optreden wil doen alvorens dood te gaan ? Is zijn alerta sobre peligro de una conflagracion nuclear ernstig te nemen ? De toekomst en de geschiedenis zal het uitwijzen !
Fidel Alejandre Castro-Ruz laat sedert decennia de gewone mensen en ook de wereldleiders niet onverschillig. Ik behoor niet tot zijn tegenstanders, alhoewel de tocht van zeven weken die ik per fiets had willen ondernemen, op zijn eiland, me zwaar was tegengevallen in 2001, nadat ik zoveel gelezen had en zelfs wat Spaans leerde op de avondschool.
Welcome back, good old friend ! Con mucho gusto sua reaparicion companero !
Leg het nog maar eens uit , want zij begrijpen het niet !
Minder bekend maar zeer efficiënt , President Raul Castro, de broer van Fidel, is nu de grote baas op Cuba.
Op Cuba hebben wij de lekkerste cigaren en de beste hoeren heeft companero Fidel altijd beweerd.
Zal ik Vladimirke aanpakken in tenis de mesa, judo, boxen, baloncesto, béisbol, in het salsa dansen of in het mojito drinken, om hem te bewijzen wat een kerel ik ben, schijnt de grote Cubaan te reflexioneren.
Auberge de Jeunesse Le D'Artagnan, rue Vituve, 80, à Paris. Op de tweede verdieping bevinden zich rechts de kamers 21, 23,25,27,29 , en gescheiden door een gang en twee sanitaire zalen, links de kamers 20,22,24,26, en 28. Er wordt uitdrukkelijk gewenst dat de mannelijke en de vrouwelijke rugzaktoeristen, pelgrims, studenten en andere gebruikers van de overnachtingsfaciliteiten zich gescheiden soort bij soort houden en slapen op de voor hen voorziene kamers, bedden en matrassen. Soms is dat niet duidelijk, althans niet door uiterlijke kenmerken zoals kledij, zwaarte van de bagage, lang haar, baardgroei, borsten, billen, korte en lange broeken, lichte of zware schoenen. Het is begrijpelijk dat voor slaapwandelaars, onder-invloed-zijnden, of gewoon voor zij die het gesnurk van compagnons, de stank van zweetvoeten en te lang niet meer gewassen kledingstukken niet langer meer verdragen, op de overvolle kamers waar lijven, drogend wasgoed, muziekinstrumenten, en nog meer de ruimte bezetten. Op de gang, op een tussenverdiep, of op een andere kamer is het inderdaad soms beter om de uren van de nacht in de verplichte linnen slaapzakken door te brengen.
Terwijl ik op twee meter hoogte geen slaap kan vinden, bemerk ik plots dat in het midden van de nacht er schuin onder mij in het bed van mijn buurjongen een tweede persoon is bijgekropen. Haar blote benen tonen dat zij een meisje is. Zij slaapt echter diep verder met haar kop op de schouder van de jongen (uit Sydney) die ondertussen wakker wordt, en die roerloos blijft en wat verward zich vragen stelt maar verder de situatie niet beinvloedt. Wellicht weet zo'n Dundee uit Downunder dat je een slapende krokodil niet mag verjagen. Een kwartier gaat voorbij. Plots springt de onverwachte maar niet ongewenste gaste recht, zij loopt naar de spiegel, waterkraan en wasbaak, die voor de zes bewoners van de kamer dient, en begint daar en ook daarnaast op de grond over te geven. De Australiërs springt ook uit zijn bed, doet het licht boven de spiegel aan , en dan wordt het brakende meisje wakker, komt zij tot bewustzijn, gilt ze . De Australiër kan haar kalmeren omdat hij een schone jongen is bij wie iedere jonge vrouw wel zou willen slapen. Hij brengt haar rustig en zachtjes terug naar haar eigen kamer. Zij weet gewoon niet hoe en waarom dit was gebeurd, zij begint te snotteren. De Australiër komt terug de kamer in, en zegt tegen zijn kamergenoten ' no more comments please , O.K. this is Paris ! ..., I'll clean it all up, ... good night everybody ... !' . Wat later switcht hij het licht weer uit en daarna slapen wij verder tot de ochtend.
Ik berg al mijn bezittingen op slot in mijn muurkastje, telefoneer naar mijn vrouw Sonja, doe voor twee frank een wasje met de wasmachine van de jeugdherberg, en daarna vertrek ik met mijn fiets zonder bagage voor een geplande zwerftocht doorheen de stad Parijs.
Doel 1 : Vincennes, park van 994 ha ten Oosten van Parijs met Engelse tuinlandschappen en zeldzame sequoia's. Op een bank in 't zonnetje doe ik een dutje terwijl vele joggers voorbijlopen. Nadien kom ik op de omloop van Le Bois de Vincennes, bekend door vele wielerkoersen en ook door een film. Op een zondagse voormiddag rijden daar honderden fietsers en rolschaatsers. Aan een kruispunt gebeurde wat. Een oudere wielrijder ligt plat op het asfalt. Zijn dure Vitus Inoxydable is goed voor de schroothoop. Een groep mensen staat rond dit gebeuren. Vermits ik liefst geen ramptoerist ben, adem ik eens diep in, en met een boogje rijd ik rond de plaats van dit onheil. Chateau de Vincennes, Floralies Nationales, nogmaals genieten op een bank. Ik ga nu op zoek naar de parochie van Abbé Bertholet die kende toen ik nog bankbediende was. Ik stap de kerk van St-Louis binnen, brand een kaars voor de grote heilige, en in het gulden boek schrijf ik enkele zinnen terwijl ik tot het besluit kom dat ik maar beter mijn tijd niet verspil met pastoors.
Doel 2. Tour Eifel. Les bouquinistes de la Seine. Ik koop en schrijf kaartjes nabij Memorial Joffre. Zicht op de Eifeltoren. Te Bobourg eet ik een te duur Amerikaans ijsje. Ik bereik Les Invalides, terwijl ik nogmaals moet plassen, hetgeen me nogal ergert.
Doel 3. Langs de Champs Elysées en Avenue de la Grande Armée waar eens Oscar Egg woonde en waar de eerste flandrien Cyriel Van Hauwaert kwam met een papierke in zijn gespierde hand waarop een Westvlaamse fietshandelaar vroeg of hij mocht starten voor Alcyon in Parijs-Roubaix 1907. Meer als een cola en een sandwich heb ik niet nodig in deze peperdure buurt.
Doel 4. Het op 130 m hoogte gelegen Montmartre. Le Sacré Coeur, la Savoyarde, statues de Saint Louis et de Jeanne d'Arc. Place du Tertre, sur la Butte waar Picasso, Van Gogh, Toulouse-Lautrec, Dali en vele andere artiesten inspiratie vonden tijdens hun jaren van 'bohémien'. Het decadente Parijs van de frenchcancan, Pigalle en Le Moulin Rouge. Ik laat de vele restaurants liggen want ik weet helemaal niet meer waar ik op dat ogenblik ben.
De lichtjes van Parijs zijn reeds aan het fonkelen en de hoertjes tippelen op de boulevards, wanneer ik terug de rue Vituve kan bereiken. Ik neem een stortbad en begeef me te voet naar het Mexicaans Restaurant Pancho Vila waar ik tortillas eet en een hele fles Rioja drink.
8. Lundi 17 mai.
Een girl uit Bristol in Engeland wijst aan een oudere man hoe hij met internet e-mails kan verzenden. Ik praat lang met Misja uit Israël die in Irkoutsk werd geboren en nu in het beloofde land woont. Ik probeer aan deze Jood de betekenis uit te leggen van Les Chemins de Saint Jacques. Veel heeft hij gestudeerd, doch niets weet hij over Santiago, Jacob De Meerdere die toch ook nabij Jerusalem had gewoond.
11u15 - Vertrek - Place de la République - Notre Dame - Zo bereik ik op de linkeroever de kunstenaarswijk Saint- Germain- des-Près, la Tour St-Jacques en la Rue St-Jacques. Nu hoop ik dat de heilige Jacob mij eens zal helpen. Ik telefoneer naar Alain d'Otrange, een gepensioneerde headhunter die te Chicago en te Brussel had gewoond, maar die nu op pensioen is en weer in eigen woning te Le Vésinet- Chatou zich met zijn gezondheid en zijn stamboom bezighoudt. Tijdens mijn eerste pelgrimstocht naar Compostela en daarna had ik vriendschapsbanden met deze man gesmeed. Alain was lang de voorzitter van een belangrijke wielerclub met veel traditie. Formidabel ! Ik bereik Alain persoonlijk en word bij hem uitgenodigd. Door de ontroering van deze minuten aan de telefoon vergeet ik mijn telefoonkaart in de gleuf.
La Tour St-Jacques
Gebouwd op het begin van de XVIde eeuw op de resten van de verdwenen romaanse kerk van St Jacques de la Bouverie is deze alleenstaande toren van de flamboyante gothische stijl. Het is een monument van ' La ville de Paris' en van 'Le Patrimoine Mondial de l'UNESCO'. Volgens de Fransen van Association des Amis de St Jacques ligt op deze plaats ' la première borne du Chemin de St Jacques ' .
Deze visie wordt echter zeker niet gedeeld door de pelgrims uit de andere landen omdat de weg naar Compostela voor hen veel langer was en ook liep door gewesten buiten Frankrijk.
Voor mij volgt nu een slalom door het Parijs van het einde der XXste eeuw. Ik brand een kaars in de kerk van St-Sulpice en in een kapel van l'Abbaye de Saint Germain des Près. Ik kom aan l'Arc de Triomphe en in Le Bois de Boulogne, de groene longen van Parijs, gebouwd door Napoléon III en die een oppervlakte van 846 ha hebben. Weer moet ik voortdurend plassen. Gelukkig is dit in het zo grote bos mogelijk. Aan de rand van dat bos staat ergens een oude caravan. Denkend dat het een frietkot is, rijd ik er voor ravitaillering naar toe. Och, neen, een dagloonster van de oudste stiel werkt daar, doch te koop zijn er noch puntzakjes, noch worsten, noch mayonnaise, noch balletjes in tomatensaus, ... alhoewel te Parijs alles mogelijk is. ' Viens, mon grand ... ' zegt de valse blonde, en ik maak me zo klein mogelijk en fiets vlug onder haar vangnet door.
Wat verder kom ik in het verschrikkelijke ultra moderne stadsgedeelte van La Défense met mijn fiets. Ik vind er troost in de MacDonalds, een oase op dat ogenblik maar ook een goddeloze schande want een echte pelgrim moet de Franse keuken eer aan doen.
Me voelend als een figurant uit de film Traffic van Jacques Tati volg ik de richting van St-Germain-en-Laye, wring ik me door Carrières-sur-Seine, en uiteindelijk omstreeks 18u30 bereik ik het huis van mijn vriend Alain in de Avenue Foch.
Onvoorstelbare gastvrijheid, daar wacht me een gedekte tafel. Alain en Simone, hun zoon Christophe die Nederlands leert omdat hij te Brussel een lief heeft en daar wil werk vinden en trouwen ( ik moet absoluut met hem Vlaams praten ... ! ) wachten op mij, maar ook de stokoude wielertoerist, de legendarische Dudu die nog had gefietst met Georges Speicher en Benoit Faure, en die voor de gelegenheid uit zijn zetel was weggehaald om met mij over de koereurs van vroeger te praten en over zijn verschrikkelijke inzinking tijdens zijn Camino de Santiago van 1984, en over nog veel meer ... ! 'Normaal zou ik al dood moeten zijn, zo sprak Juju, ... mais je suis increvable ! ' .
9. Mardi 18 mai. Terwijl Alain drukke bezigheden heeft om het huis dat hij had geërfd te verkopen, praat ik de hele tijd Nederlands met zoon Christophe, die niet goed tegen drank kan vermits hij nog altijd niet echt nuchter is, en daarom is moeder Simone kwaad en stuurt hem weg om iets bij familie in een andere straat te gaan doen. De vrouw des huizes zal met haar naaimachine mijn broek wat herstellen. We kijken naar foto's uit 1984, genomen door Simone te Compostelle.
Bezoek aan het nabije Italiaanse Restaurant . Ik betaal het eten voor drie. Alain wil de drank betalen. Afscheid om 15u00. Met zware benen probeer ik me van Parijs te verwijderen. Versailles, Le Chesnay, Viroflay, Bois de Meudon, Vélizy-Villacoublay, Jouy-en-Josas, Palaiseau, Longjumeau, Sainte Geneviève-des-Bois, St-Michel-sur-Orge, ...
Ik probeer een plaatsje te vinden in een Formule1 en op 5 andere plaatsen : zonder resultaat ! Monthlery, Linas, ... opnieuw Formule1 en ook een ander hotel : occupé ! Op de N20 vorder ik langzaam naar Arpajon, terwijl het reeds donker wordt. Avrainville, Cheptainville, Lardy, Janville-sur-Juine. Nu ben ik toch wat slaperig aan het worden ! In de duisternis zie ik de oprit naar een kasteel. Deze zijweg stopt aan een grote poort en aan hoge ijzeren hekken die een droge slotgracht afsluiten. Er is een kleine parking geplaveid met kasseien. Daar is het rustig, droog, veilig en windstil, goed voor rust onder Gods hemel, naast mijn fiets, in mijn warme slaapzak. Enkele keren wandel ik wat rond, kijkend naar de sterren, en ga in het gras mijn blaas ledigen. Daarna in mijn droom zingen mooie vrouwen chansons over Parijs, terwijl de nachtdiertjes ver weg blijven omdat mijn gesnurk hen angstig maakt.
10. Mercredi 19 mai.
Vroeg uit mijn slaapzak gekropen en terug de fiets op . Etampes . Ochtendtoilet - Koffie. Op de N20 Mondésir, Guillerval, en dan naar links Meréville, Autry-sur-Juine, Enceville, Outarville, Bazoches-les-Gallerands, Neuville-aux-Bois - D97 - Middageten. Praatje met de uitbaters - Loury, Fay-Aux-Loges. Praatje met oude schrijnwerker die vertelt over zijn krijgsgevangenschap in Duitsland. Op zoek naar de Loire die ligt te Jargeau ten Oosten van Orléans. We stoppen reeds vroeg in Auberge du Clair de Lune- Logis de France. Douche, rusten, kaartjes schrijven, schuimbad, sokken gewassen, avondmaal, wijn. TV - Slapen in een goed bed.
11. Jeudi 20 mai.
Ontbijt om 9u00. Babbel met de patron en met gasten uit Nederland.Nog een uur op de kamer omdat het fel regent. 11u00 - Tegenwind langs de dijk van de Loire. Te St-Jean regent het opnieuw en onder een afdak blijf ik wel twee uren schuilen. Ik dood de tijd met het weer in orde brengen van al mijn fietstassen. Aan de oude brug van Orléans ben ik zeker dat ik op de reiswijzer uit De Pelgrim van Willibrord Mondelaers ben gekomen. Koude en regen blijft tijdens het rijden door de stad die ik in de nattigheid niet bezoek. Enkele tijd later kom ik aan een hotel-restaurant. Om lang te genieten van de kostprijs boek ik reeds om 15u00. Ik neem een bad en val in slaap op het droge heerlijke bed. Ik kleed me keurig om met classe aan tafel te zitten en na het dessert schrijf ik een brief naar huis.
Logis de France - L'Escale du Port Arthur - te St Hilaire et St Mesnil.
Op een regenachtige augustusdag van 2010 is het daar nog altijd even lekker als toen.
Le Chef vous suggère**
Entrées
Marbré de ris de veau aux langoustines, bohémienne de légumes au safran - 16
Duo d'asperges et coquilles Saint Jacques, uf mollet sur sa crème de homard - 16
Terrine de foie gras de canard et son cur gourmand - 16
Plats
Rôti de lotte, sa tarte aux champignons, fricassée d'escargots en persillade - 23
Mousseline de poularde poêlée, crème de morilles, rizotto et brunoise de magrets fumés - 23
Tournedos farci de foie gras, brochette de pommes de terre au romarin - 23
Desserts
Feuillantine praliné chocolat, ses profiteroles glacées à la vanille bourbon - 11
Assortiment de sorbets, son biscuit fragilité, craquant meringué et chantilly à la violette - 11
Crème légère de chocolat blanc aux fruits rouges, sa tuile aux amandes - 11
12. Vendredi 21 mai.
Wat een goed hotel ! Ik heb mijn regenjasje eens goed gewassen in het midden van de nacht. Mijn sokken zijn weer lekker droog. Mijn Eurocard doet het niet, maar met Visa gaat het afrekenen wel. Het is regenachtig. Ik besluit van mijn lelijke katoenen pullover te dragen. Die is veel te lang, maar beschermt wel mijn rug, en ik zweet niet omdat de wind er door blaast. Het is afzien en met weinig snelheid kilometers malen langs de Loire. Het schitterende Beaugency beloont me. Daarna maak ik goede vaart naar Chambord. Te Muides sur Loire eet ik wat brood, kaas, met een fles goedkope wijn en praat ik met twee vertegenwoordigers van een drukkerij. Te Blois kom ik in het ellendige verkeer en dat ontmoedigt me. Ik wil dan ook doorrijden over meer landelijke wegen en zo kom ik aan te Candé-sur-Beuvron waar ik een Gîte d'Etape ontdek. Het kost maar 180 FF met ontbijt en ik krijg een heel huis voor mij alleen. In een winkel kan ik net voor sluitingstijd nog brood en een prachtige saucisson kopen. Ik leg al wat ik nog als eten bij heb op de grote keukentafel en knabbel langzaam en veel.
A Candé les amoureux du calme et de la nature sont comblés par les plaines, les forêts, les rivières, les paysages viticoles et le chant de oiseaux.
13. Samedi 22 mai.
Na mijn vertrek uit de Gîte d'Etape volg ik de D751 en bereik Chaumont-sur-Loire, Amboise. Naast de prachtige stroom en de kastelen, is er ook de wijnstreek. Te Montlouis zal het feest zijn tijdens het Pinksterweekend. Op de Foor van de Landbouw onder een zeil eet ik moussaka bij een Griek. Dat geeft me verse moed en kracht om door te stoten tot Tours over verschillende bruggen. Saint Gatien en Saint Martin eer ik met lang bezoek. De relieken zijn er nog altijd van eeuwige en onschatbare waarde.
Sint Maarten de belangrijke heilige wordt vereerd te Tours.
Nadat deze plicht voorbij is, snuffel ik wat rond in de omgeving van het spoorwegstation van Tours. Nadat ik het zoeken naar Avenue de Grammont ( eindstreep klassieker Parijs-Tours) opgeef omdat het ongezellig fietsen is tussen de auto's laat Sint Jakob zijn onmetelijk kracht zien. Ik bots op de gezusters Janssens die met schelp, wandelstok, hoed, rugzak en zware schoenen te voet van Nederland naar Santiago de Compostela stappen. Ik felicteer deze stevige meiden voor de reeds afgelegde weg en ik trakteer hen op een groot glas bier. In de MacDonald ga ik daarna wat eten en nadenken over mijn afgelegde weg. Daar ben ik niet fier over, vermits door regen en wind, door gemakzucht ook, ben ik al dagen trager dan mijn slechtste schema. Als remedie koop ik daarom een treinkaartje Tours-Poitiers. Twee uren later ben ik niet meer in het station van Tours, maar wel in dat van Poitiers en dat is zo'n 101 km verder zonder inspanning. Ik telefoneer naar huis om mijn nieuwe positie te melden, zonder te zeggen dat ik wat vals heb gespeeld door de trein te nemen. Mijn objectief blijft Spanje bereiken op 1 juni.
Er is geen plaats in de jeugdherberg van Poitiers. Ik ben niet moe en heb geen goesting om deze zaterdagavond in een hotel te boeken. Vele kilometers fiets ik rond te Poitiers, maar nergens merk ik een voor mij passende plaats. De lichtjes van Poitiers fonkelen ondertussen in de avond. Aan een cinema gekomen zie ik dat daar een rij aanschuift. Ik vraag of ik achter de glazen kassa mijn fiets mag vastkabelen aan stevige buizen. Zo kan ik ook naar die film gaan. Ik geniet in de malse zetel van La Vie est belle van Roberto Benigni. Daarna waag ik me tussen de snelle vierwielers in 'the saturday night fever '. Door de nacht ontvlucht ik de stad al rijdend naar Saint Cyprien en Saint Benoît. Heerlijk en rustig is het daar, ver van alle nefaste geluiden. Zonder het te willen brengt de oude weg me in de duisternis tot Ligugé, waar ik precies als aan de Grote Hemelpoort kom. Ik sta voor de muren van de Abdij van Ligugé. Er is daar op dat nachtelijke uur niemand nog wakker, alhoewel vele lichten er de duisternis overwinnen. Aan de linkerkant is een duistere doorgang naar Chapelle Saint Martin. De deur van deze kapel is open. In het portaal leg ik mijn slaapzak op de vloer. Volledig naakt zoals ik op deze wereld aankwam, om goed te slapen, kruip ik voor het eerst in mijn zaklaken dat thuis werd genaaid. De pelgrim van Sint Jakob slaapt bij Sint Maarten. Zijn fiets Olive Green staat ook binnen in die kapel en is behangen met kledij die zo wordt verlucht in deze oudste abdij van Europa, gebouwd door Saint Martin de Tours in de VIde eeuw.
14. Dimanche de la Pentecôte 23 mai.
Geen enkele Benedictijn, stokoud of nog misdienaar, stond zo vroeg op als ik. Ik was me goed met het immer lopende water van een fontein op de parking. Fiets en bagage terug in orde, maar ik voel dat ik nog niet vertrekken mag van deze uitzonderlijke plaats. Ik wandel daarom rond tijdens het opkomen van de nieuwe dag en zo besef ik waar ik eigenlijk ben, te Ligugé bij de zeer belangrijke abdij uit de vroegste tijden van de godsdienst en de cultuur die de onze werd. Ik schrijf naar de pater kruisheer Boly van la Fondation Paul Claudel, die ongetwijfeld deze plaats goed kent en fier zal zijn dat een van zijn vroegere leerlingen weer op Le Chemin de Saint Jacques naar het ware geloof speurt.
Bij een vroege bakker open ik de zaak zodat ik met wat vers brood in mijn stuurtas kan vertrekken. Mijn volgend doel is het vinden van LE RELAIS DE VIVONNE op de N10 ten Zuiden van Poitiers. Dit is de top, het nec plus ultra, van de wegrestaurants voor truckers en reizigers. Excellent, incontournable, à ne pas rater, mij al jaren eerder aanbevolen door trucker-fietsende pelgrim Lucien Vander Elst uit Zaventem. Ik moet nogal lang zoeken om terug op de N10 te geraken. Er zijn werken, plassen regenwater en slijk. Tijdens een stop laat ik mijn natte pullover en mijn vuile badhanddoek achter op een geparkeerde bulldozer van een aannemer uit Parthenay, netjes opgeplooid uiteraard, als premie voor een slecht betaalde gastarbeider. Uit datzelfde Parthenay kwam lang geleden eens Aymery Picaud de middeleeuwse Compostela-ganger die de eerste reisgids voor pelgrims schreef.
Eindelijk vind ik Le Relais ***** waar ik als ontbijt nog een kanjer van een omelet binnenspeel. Voor een belangrijkere maaltijd zal ik later nog wel eens deze oase van de lange weg betreden.
VIVONNE. Le menu est à 12,50. Il comprend un très vaste buffet d'entrées, un choix parmi + de 6 plats chauds + un plat du jour et 4 accompagnements., fromages au buffet et dessert. La boisson est comprise (rouge, rosé, eau plate et gazeuse, limonade). La cuisine est très bonne. Dans le buffet, j'y ai trouvé (et goûté) du jambon cru et des huîtres. Il y a même de la mayonnaise maison .
Ik waag me in het uitgestrekte nomansland van La France profonde des fermes isolées du Poitou. Te Lusignan besef ik deze onhandige poging. Door mijn mislukking fiets ik koppig en snel weer verder op de N10 tot wanneer een verkoper van ijsjes en drank me mijn remmen doet toeknijpen.
Het zonnetje verschijnt. Lezay. Ik ontdek een rustbank. Ideaal voor een slaapje terwijl ik in de lichte wind mijn slaapzak en laken zuurstof geef vooraleer ze terug beter op te vouwen. Wat later bereik ik Melle , niet zonder emotie want hier waren de zilvermijnen van de Merovingers. Tussen de jaren 602 en 995 waren op deze plaats ertsen die werden gesplitst in lood en in zilver. Koning Dagobert I was er de eigenaar van. Het is dus zeker hier dat Pepijn de Oude van Landen, de Hofmeier, de rijkdom van zijn familie kwam halen. Zijn vrouw Itta van Aquitanië kwam trouwens ook uit dit deel van Frankrijk. Te Melle werden zilvermunten geslagen die de naam kregen van oboles en dinarii .
Ik voel me beter omdat de lucht zacht is in het Zuiden van de Poitou-Charentes. In een dorp met 1489 inwoners Brioux-sur-Boutonne vind ik een Restaurant-Hotel Routier waar ik welkom ben. Als avondeten wordt het een fles rosé, buffet de crudités, steak, fromage, dessert.Terwijl ik kaartjes schrijf naar familie, vrienden, en kennissen geniet ik van een koude Marie Brisard .
15. Lundi de la Pentecôte 24 mai.
Mijn rekening bedraagt slechts 252,5 FF . Geen twijfel meer, ik ben nu wel duidelijk op de oude Chemin de Saint Jacques, want een verroeste wegwijzer die werd geplaatst lang voor de geboorte van alle levende Amis de Saint Jacques laat me dat weten. Ik bereik Enseigné waar eens de Orde van de Tempeliers werd gesticht in een grote bouwvallige schuur waar toegang verboden is wegens instortingsgevaar. Langs de D109 en de D 950 kom ik aan de parochiekerk van La Villedieu gewijd aan Marie Madeleine en wat later in Aulnay de Saintonge, een dorp van 1507 inwoners, met de prachtige oude kerk Saint Pierre de la Tour. Ik brand er een kaars, vul de offerblokken met mijn kleine oboles zonder waarde. Mijn inscription in het gulden boek kwam wel op een moment van goede inspiratie.
Te Saint-Jean d'Angely is het weerom etenstijd na bezoek aan een patisserie. Terwijl ik knabbel en rust denk ik aan de verdwenen wielerkoers tussen Paris en Saint-Jean-d'Angely uit het interbellum waarin François Adam uitblonk. Een monument leert me over Michel-Louis Regnaud de Saint-Jean-d'Angely (1760-1819) in de tijd van la Révolution Française en van Napoléon Bonaparte.
Verder via Saint-Hilaire-de-Villefranche, en even rondrijden te Le Douhet, waar Pineau des Charentes wordt gemaakt, komen we weldra in de prachtige stad van Agrippa d'Aubigné .
SAINTES, op het einde van de twintigste eeuw met 26.000 inwoners, werd MEDIOLANUM SANTONUM genoemd en is dè historische hoofdstad van la Saintonge. Deze plaats die al belangrijk was in de Romeinse tijd, overleefde invallen en oorlogen, en is vandaag nog begiftigd met de boog van Germanicus, een aquaduct, een amfitheater, een triomfboog, thermen, maar ook met grote Romaanse kerken en een rijke abdij die voor vrouwen was. Ik vind plaats in de jeugdherberg. Speciaal voor mij maakt de bazin nog een dubbele portie ' langue de boeuf ' . Daarna wandel ik naar de kathedraal Saint-Pierre, waar ik rustig op een kerkbank ga zitten om te verteren, zonder dat mijn brein nog werkt, tot wanneer wegens het sluitingsuur een pater met een grote leren riem rond zijn buik me aan de deur zet. Telefoon naar huis. Drankje in de jeugdherberg. Kijken op televisie naar John Travolta.
De maand juli 2010 werd gekenmerkt door de steile opgang naar de hoogste top in de wielersport van ANDY SCHLECK, de vijfentwintigjarige zoon van Johnny en de broer van Frank. Voor de derde maal won hij de witte trui, als beste jongere, en vooral toonde hij zich op de Tourmalet de waardige tegenstander van Alberto Contador, de grote Spaanse klassementsrijder, voor de derde maal winnaar van de gele trui in de Ronde van Frankrijk. Door zijn prestaties op de fiets en ook door zijn houding voor de camera's van de internationale media werd Andy een grote vedette. Hopelijk volgt nu voor hem een aangepast salaris en komt nu weldra voor ons allen het belangrijke nieuws dat een nieuwe sponsor uit Luxemburg de wielersport zal binnenstappen om een sterke ploeg te vormen rondom de gebroeders Frank en Andy Schleck.
Het Groot Hertogdom is maar een landje, doch in de wielersport zal La Féderation Luxemburgeoise du Sport Cycliste steeds worden gerespecteerd omwille van drie grote wielrenners uit het verleden. De hoop groeit nu dat een vierde man deze zal kunnen evenaren of benaderen.
DE GROTE DRIE :
1. Nicolas FRANTZ. (1899-1985)
De ' sombere Nick' uit Mamer was een boerenzoon van goeden huize. Deze stevige atleet van 1m80 en 79 kgr was een kerel die nooit lachte. Uit liefde voor de fiets begon hij te koersen. Hij was onklopbaar in eigen regio en reeds na de Eerste Wereldoorlog vinden wij zijn naam terug in de Ronde van Haspengouw voor juniors, nadien in vele lange wegwedstrijden die op het internationaal kalender verschenen en verdwenen ( Luxembourg-Namur, Parijs-Longwy, Madrid-Santander, Parijs-Lyon, Parijs-Reims, Parijs-Calais, Zurich-Ulm, e.a. ) en waarin toen de dwangarbeiders van de weg onmenselijke inspanningen leverden. Frantz was gedurende tien wielerseizoenen een toprijder bij Alcyon (1905-1961) , de merkenploeg die slechts overtroefd werd als 'beste ploeg aller tijden' door Peugeot, en die beter was dan Mercier, Bianchi, Kas, en Legnano, om nog meer namen te noemen. Vooral door de Tour de France werd Nicolas Frantz bekend. Hij won er de zware edities van 1927 én van 1928 , die 5340 km en 5476 km lang waren. Hij won in totaal 20 ritten, en droeg gedurende 37 dagen de gele trui. Hij boekte 60 overwinningen tijdens zijn profloopbaan en dit tegen alle grote renners uit het interbellum. Toen Desgrange vanaf 1930 de Tour de France per landenploegen liet betwisten was dit bijzonder ongunstig voor deze Luxemburgse wielerheld. In 1978 werd Nicolas Frantz gehuldigd . Hij kreeg Le Guidon d'Or als blijk van de eeuwige nationale erkenning van zijn sportverdiensten, eerst als wielerkampioen en nadien als ploegleider.
Ottavia Bottechia en Nicolas Frantz de toppers uit de twenties
De sombere Nick reed snel over berg en dal met zijn krom stuur.
2. François FABER (1887-1915)
De zoon van een vader uit Wiltz en van een moeder uit Lorreinen, groeide op in de voorsteden van Parijs tussen de fabrieken, slachthuizen en vroegmarkten. Hij was een reus van 1m88 en 86 kgr, en verdiende zijn brood als verhuizer en dokwerker. Hij had nog geen fiets toen hij als 18 jarige geboeid geraakte door de wielerkampioenen van de Tour de France. Maar één jaar later stond deze gespierde kerel reeds aan de start met rugnummer 70, als neofietje tussen de wereldtop van de gesnorde wegrenners met de zware koersfietsen uitgerust met een stevige stuurtas.
De helft van de deelnemers was reeds uit koers wanneer ook de jonge Faber in de zesde rit Nice-Marseille opgeeft. In 1907 vertrekt hij met rugnummer 4. Hij wordt als twintigjarige zevende. Zijn populariteit was ondertussen onbegrensd geworden. De Kolos van Colombes was een volksjongen met een aangenaam karakter die zijn opgang verder zette zowel in de klassiekers als in de rittenkoersen. In de tweede rit Roubaix-Metz 398km van de Tour 1909, betwist in regen en koude leverde hij een toen nog nooit geziene prestatie. Hij won met 33 minuten voorsprong, maar daarna bleef hij ook de volgende vier ritten winnen. François Faber werd toen de eerste buitenlander die de Tour won. Tot aan de Eerste Wereldoorlog won Faber 19 ritten. Hij schreef tevens De Ronde van Lombardije, Parijs-Tours, Parijs-Brussel, Parijs-Roubaix, en Bordeaux-Parijs op zijn palmares.
Hij moest als Luxemburger niet naar de oorlog 14/18. Toch wilde hij voor Frankrijk gaan vechten aan het front, daarom meldde hij zich als vrijwilliger bij het Vreemdelingenlegioen. Toen hij in zijn loopgracht ging rechtstaan om een brief te lezen, trof een kogel van een Duitse scherpschutter hem. Faber werd niet ouder dan 28 jaar. Hij is een van de bekendste gesneuvelden uit die oorlog.
Is er ooit een grotere wielerkampioen dan Faber geweest ?
3. Charly GAUL (1932- 2005)
Winnaar van de Giro '56 en '59, alsook van de Tour de France '58, had deze sierlijke renner zoveel klasse dat hij de bijnaam ' De Engel van het Gebergte' kreeg, alsook veel later toen hij werd teruggevonden de eretitel 'Grootste Luxemburgse Sportman van de Twintigste Eeuw'. Deze Charly Gaul leverde op zekere dagen en liefst tijdens slecht weer in de bergen, grote prestaties die slechts voor weinig bergkoningen mogelijk waren. Vanaf zijn dertigste ging het niet meer zo goed met Gaul. Hij stopte gedurende drie seizoenen en probeerde in 1965 bij de ploeg Libertas van Willy Riem terug te komen. Via een goede Ronde van Luxemburg zou de legendarische klimmer mogen starten in de Tour van dat jaar. Persoonlijk zal ik nooit vergeten hoe zo'n kampioen achter in zijn auto lag te wenen van blijdschap omdat hij na maanden van miserie, na zware trainingen, er toch voor het eerst weer was in geslaagd om samen met Ernzer een zware van-stad-tot-stad over 200 km uit te rijden. Dat gebeurde in mijn dorp Walshoutem. Spijtig genoeg zou Charly door een blindedarmoperatie niet kunnen deelnemen aan de Ronde van zijn land, waardoor ook geen Tour-deelname mogelijk zou zijn. Gedurende vele jaren verdween Charly Gaul daarna, hij wilde geen mensen meer ontmoeten, was liever bij dieren, was een kluizenaar en wou zeker niet over koers praten. Op latere leeftijd werd hij bevriend met Marco Pantani en verscheen hij plots weer tussen de wielerliefhebbers en de media, en werd hij in ere hersteld.
Gepensioneerde Charly Gaul draagt dezelfde jas als ik . De gevleugelde klimmer.
NOG ANDERE VROEGERE WIELERKAMPIOENEN UIT LUXEMBURG.
Wij baseren ons op www.cyclingRanking.com en citeren de renners die daar minstens 1000 scoren.
Mathias CLEMENS, Jeng GOLDSCHMIT, Bim DIEDERICH, Jean KIRCHEN, Marcel ERNZER, Johnny SCHLECK, Arsène MERSCH, Pierre CLEMENS, Edy SCHUTZ, Willy KEMP, Lucien DIDIER, Jempi SCHMITZ, François NEUENS, Jean MAJERUS, Benoit JOACHIM, Aldo BOLZAN, Roger GILSON, en J.P. MULLER. ... + Lull GILLEN.
DE NIEUWE GENERATIE LUXEMBURGSE RENNERS.
Saxo Bank : Andy SCHLECK, Frank SCHLECK, Laurent DIDIER AG2R : Ben GASTAUER Katusha : Kim KIRCHEN Differdange Continental Team : Christian POOS, Jempy DRUCKER.
La Fédération Luxembourgeoise de Cyclisme , gesticht in 1917, telt 2500 aangesloten leden, wielrenners, mountainbikers, en wielertoeristen die lid zijn van 32 wielerclubs. Het hele jaar rond worden tientallen organisaties gebracht voor cyclosportieven en ook wedstrijden en koersen waaraan zeker ook veel meer Belgen zouden kunnen deelnemen
Voor de Luxemburgse Nationale Kampioenschappen op de weg in 2010 werden volgende inschrijvingen genoteerd : 7 beroepsrenners m/c , 13 beloften, 48 elites z/c, 37 masters, 23 juniors, 9 dames, 37 nieuwelingen, 28 cadetten, 28 miniemen. ( Totaal= 230 deelnemers). De gebroeders Schleck zijn dus wel de beste renners van het Groot Hertogdom, maar er rijden daar nog veel meer hardrijders rond, zonder te spreken van de vakantiegangers , de zomerse langzaamrijders, en de verdwaalde fietsende pelgrims.
DOOR ALLEN LANG VERGETEN RENNERS DIE IK TOCH NOG ZEER BIJZONDER VIND.
Natuurlijk zou hier de prachtige overwinning van Jean 'Bim' Diederich in de rit Reims-Gent 228km uit 1951 en het nemen van de gele trui een plaats mogen hebben, of over de veldritten in Luxemburg, maar voor een eerder persoonlijke reden volgt nu wat over Lucien Gillen en Willy Kemp, tijdsgenoten van de onsterfelijke Bim Diederich die ik nog in levende lijve zag op een Waalse Sportavond in 2004.
Toen ik als schoolgaande jongen droomde van een renner uit de Tour de France te worden, zoals Bahamontes of Gaul , toen kreeg ik mijn hele familie tegen me. Mijn ouders, tantes en nonkels, oudere nichten en neven, waren het allemaal eens dat een jonge man die met groot gemak moeilijke rekenkundige vraagstukken kon oplossen, zeer hoge punten kreeg in opstel, en al vele bladzijden van ' de bello gallico' van Julius Caesar had vertaald , onmogelijk snel mocht fietsen met een krom stuur en een rugnummer op zijn achterkant. Van zonen uit families als de onze werd rond 1960 verwacht dat zij leraar, apotheker, technisch ingenieur, officier bij alle-wapens, missionaris, minderbroeder, pastoor of zelfs het hoogst haalbare, namelijk bisschop van Brugge, zouden worden. Tijdens een eerbiedwaardig leven in hun eigen huis, gebouwd na sparen en lenen bij de Spaarkas, en op goede grond in de omgeving van een kerktoren zouden zij het voorbeeld van hun ouders moeten volgen en zorgen voor vrouw en kinderen.
Het zigeunerleven van kermiskoerser tussen bier en frieten, of van wielrenner op internationale wegen en gevaarlijke wegen, was dus onbetamelijk. Bovendien verdienden slechts enkelen in dat milieu eerlijk en goed hun kost. De meesten vervielen immers vlug naar een lot dat van hen cafébaas, fietsenmaker, kolenhandelaar, fabrieksarbeider, pooier of bandiet maakte. Alzo spraken de wijzen uit mijn katholieke Haspengouwse familie. Wielrennen was voor jongens uit de lagere klasse, uit de vakschool, voor zij die te lui waren om in land- of tuinbouw te werken, of voor zij die van geen hout pijlen konden maken, voor de mannen van twaalf stielen en dertien ongelukken ! De Luxemburgse renners Gillen en Kemp waren echter duidelijk het bewijs dat dit niet zo was.
Lucien (Lull) Gillen , geboren in 1928, was beroepsrenner van 1947 tot 1966. Hij was een elegante verschijning op de wielerbanen, waar hij optrad in sprint, achtervolging, omnium, en zesdagen. In 1955 vestigde hij op de Vigorelli te Milaan een wereldrecord over de 5km. Hij reed méér dan 100 zesdagen en won er 10, waaronder 5 met Ferdinando Terruzzi, en de andere met Post, Nielsen, Schulte, Severeyns en Lelangue. Tijdens de jaren 1949 en 1950 werd hij vaak gekoppeld aan Stan Ockers. Gedurende zijn sportieve loopbaan studeerde hij ook op universitair niveau de economie en de financiën. Zijn talenkennis en zijn mensenkennis, gepaard aan diploma's lieten hem nadien toe zeer hoge functies te bekleden in het Luxemburgse bankwezen.
Willy Kemp ( ik werd thuis ook Willy genoemd alhoewel zij mij als Wilfried hadden aangegeven en gedoopt in 1944) was de zoon van een rijk zakenman. Hij was geboren in 1925 studeerde economische wetenschappen en kon aanvankelijk weinig wedstrijden rijden tot wanneer hij als amateur bij de studenten universitair wereldkampioen 1947 op de weg werd. In Luxemburg was nog niemand ooit wereldkampioen geweest. Zo geraakte Willy Kemp aan de nodige faam voor een vergunning van beroepsrenner omdat hij werd gevraagd als helper in vele rittenkoersen en wereldkampioenschappen. In 1955 won hij mooi de Tourrit Namen-Metz voor eigen volk.
Op onze nationale feestdag 1909 stierf Charles Verbist.
DE DOOD VAN EEN HALFGOD VAN ONS VOLK. Wielrenner Verbist debuteerde als wegrenner maar schakelde wat later over naar de baan. Door gangmaker Ceurremans overtuigd en meegesleept ging hij zich toeleggen op races achter zware motoren waar toen veel geld te rapen lag. In die specialiteit verwierf hij snel een plaats bij de allerbesten in West-Europa, want hij was een virtuoos, een man die de supporters adembenemend spektakel bracht. In de belangrijke sportstad Antwerpen en voor wielerminnend België werd de immens populaire sinjoor wat Stan Ockers veertig jaren later zou worden.
Karel Verbist liet zich kennen in koersen met gangmaking tijdens de 24 uren van Antwerpen 1906. Kampioen van België halve fond in 1908 werd hij door Arthur Vanderstuyft te kloppen, toen een crack. Datzelfde jaar versloeg hij op Zurenborg (Antwerpen) Paul Guignard die nadien de eerste stayer zou worden die achter een motor meer dan 100 Km in één uur aflegde. Tijdens die match tegen deze Franse vedette legde Verbist de 100 Km af in 1u 08' 57". Onderweg brak hij de records over 50 km (24'15") en het uur (87 km 130 m). In het jaar 1909 zou Verbist nog op 18 juli de Grote Prijs van de Koning der Belgen winnen op de wielerbaan van Karreveld in Sint-Jans-Molenbeek. Leopold II woonde die wedstrijd persoonlijk bij. De volkstoeloop voor zulke koersen op de wielerbaan was zo groot dat de organisatoren drie dagen later, op dezelfde plaats ter gelegenheid van de Nationale Feestdag, een bijkomende meeting organiseerden met schoon prijzengeld voor Verbist om de duizenden fans van 'Sjoareltsje' toch maar te vermaken en om veel entreegeld te innen. Tijdens de laatste ronde van een stayerswedstrijd waarin hij door defect geplaagd werd, probeerde hij als een razende toch te winnen. De snelle eindsprint zou nog maar zés seconden duren. Door een klapband verloor de gangmaker echter plots de controle over zijn stuur en het zware vehikel begon te slingeren. De wielerkampioen Verbist, botste tegen de rol van de motor, vloog tegen de omheining, schoof weer op de piste en werd daar nog eens aangereden door de aanstormende Meinhold, de gangmaker van Schipke. De wereldrecordman werd zwaar toegetakeld, verbrijzelde ruggengraat en gescheurde schedel, en overleed ter plaatse onder de ogen van de verbijsterde toeschouwers in de bomvolle velodroom. Het drama van Karreveld dompelde het hele land in rouw. Verbist kreeg een begrafenis van een grote gesneuvelde held. Op de markten begonnen de liedjeszangers zijn tragische lot van diepbetreurde volksjongen te bezingen terwijl zij veel foto's en postkaarten verkochten, die vandaag, 101 jaar later, nog te koop worden aangeboden via eBay op het Internet, tegen bijvoorbeeld een prijsje van 4,95 euros + 1 euro verzendingskosten.
Het liedje gaat als volgt: "Charelke, Charelke, Charelke Verbist. Had gij niet gereden op de pist. Had gij niet gelegen in uw kist."
In het begin van de twintigste eeuw zorgden Thaddeus Robl, Louis Darragon, Paul Guignard, Piet Dickentman, Emile Bouhours, Bobby Walthour, Eugenio Bruni, e.a. dat de snelheden tijdens stayerskoersen waren omhoog geëvolueerd van 60 km tot 90 km/u. De nieuwkomer Verbist schoof als een superster mee aan tafel met hen voor het dikke prijzengeld, en zelfs tegen snelheden van 100 km/u beheerste hij nog de situaties. Om dit te kunnen beschikte de talentrijke Antwerpse stayer, over stalen zenuwen en een bovenmenselijke wilskracht, die de wielerliefhebbers zeer bewonderden zodat zij met duizenden naar de velodrooms kwamen waar een stayersnummer met hun idool op de affiche stond, en waar de stayers eigenlijk jongleerden met de dood.en dat was vooral het geval in Duitsland tot wanneer nieuwe reglementen het gevaar zouden beperken.
Enkele uitslagen van Karel Verbist :
1906 1e 24-uren van Antwerpen.
1907: 1e Grote Zomerprijs Munchen 1e Grote Wereldprijs Munchen 1e Stayersprijs Herfstfoor Leipzig 1e Match tegen Robl en Guignard 1e GP van Europa 1/2 fond (Steglitz) 1e Grote Herfstprijs (Steglitz) 1e totaalklassement op Duitse Wielerbanen 2e te Parijs in het wereldkampioenschap, na Darragon, doch voor Parent.
1908: 1e Grote Lenteprijs Hannover 1e Gouden Beker Keulen 1e GP Duitsland 1/2 fond (Dusseldorf) 1e Prijs Zevengebergte (Keulen) 1e Westduitse Derby (Keulen) 1e Uurkoers van Steglitz (D) 1e totaalklassement op Duitse wielerbanen 2e Internationale Lenteprijs (Leipzig) 1e Nationaal Kampioenschap tegen Goor en A.Vanderstuyft
1909: 1e Grote Paasprijs Steglitz (D) 1e Groot Gouden Wiel (Steglitz) 1e Uurkoers 1/2 fond van Leipzig 1e Grote Jubileumpriis (Keulen) 1e Feestweek Breslau 1e Wereldrecord achter zware motoren 1e Nationaal Kampioenschap tegen A.Vanderstuyft en Platteau. 1e Brussel - Grote Prijs van Koning Leopold II.
Zijn sportieve loopbaan was zeer kort. Hij kwam noodlottig om het leven. Zijn dood wordt nog altijd geciteerd wanneer wordt geschreven over onderwerpen als overmoed, wieleroverdrijving, waaghalzerij, uitzinnige strijdlust, die sportlui met een te enorme ambitie soms duwen tot in de dood door het nemen van grote risico's of het gebruiken van doping, om de vedetten van het publiek te worden of te blijven.
Hij werd niet ouder dan 25 jaar. Op 26 juli 1909 volgden vele duizenden sportmannen zijn kist naar de laatste rustplaats. Alle toen bestaande sportclubs stuurden bloemen en kransen. Opvallend was volgens mij ook het aantal bloemen dat uit Duitsland kwam waar Verbist op de vele wielerbanen grootse prestaties leverde en werd beschouwd als sportman nummer één, in een buurland waar op 21 juli 1909 nog bijna niemand van plan was om aan de oorlog 14-18 te beginnen. De nog 'goede' Duitsers van toen zonden alzo voor de begrafenis van onze Dauerfahrer Karel Verbist toen twee treinwagons bloemen naar Antwerpen om het graf van de sterkste velorijder van dat moment te sieren.
Het prachtige grafmonument van de wielerkampioen Karel Verbist is te bezoeken op het kerkhof in Wijnegem (België).
6u35- Uit bed. Olive Green, mijn geweldige fiets, staat volledig klaar met de nodige inhoud in alle fietstassen. Gehaktbal volgens het recept van echtgenote voor ontbijt en ook voor later onderweg. Afscheid. Kus aan vrouw, streling voor hondje.
7u25- Start- Drie foto's. Bergaf naar Sint Gertudis van Landen. Dit is een pelgrimskerk, voorkant van deze kerk verdient zeker meer aandacht en rond deze kerk zou ruimte moeten komen. Alhoewel ik maar een slechte parochiaan ben, plaats ik mijn handpalm toch een tijdje tegen de koude kerkmuur. Landen is mijn woonplaats, maar ik werd geboren nabij en gedoopt in Sint Pancratius te Waasmont waar tijdens het jaareinde steeds een bijzondere Kerststal wordt gebouwd. Langs het wandelpad van de Zeyp, langs de bakstenen van de Roospoort bereik ik de ander kant van de spoorweglijn Brussel-Luik, vervolg ik langs het bospad en kom ik in het geklasseerde landschap van Sinte Gitter. Daar ligt Oud-Landen, de bakermat van de Karolingers, waar eens de versterkte hoeve stond van Hofmeier Pepijn de Oude. Stop. Volgens Keltisch gebruik, zoals ook de Ierse zwerfmonniken deden die ons het geloof brachten, neem ik een beetje klei van Sinte Gitter en ik stop dat in een linnen zakje in mijn stuurtas. Een pelgrim die op zwerftocht vertrok verzekerde zich zo dat hij eens naar huis zou terugkomen na de gevaren die op hem wachtten op de onbekende wegen . Hup, ... in het zadel en duwen op de pedalen, trekken aan het stuur, niet langer tijd verkwisten, het onderweg zijn is nu begonnen !
Racour, Linsmeau, Libertange,Marilles,Noduwez, Enines, Huppaye, waar we de Ravel 2 volgen tot Ramillies. Ik rijd wat verkeerd. Het regent. Ik schuil. Te Eghezée koop ik dagblad Le Soir . Neen, zoals in volle Dutroux-tijd 1996 toen ik naar Rome vertrok zijn er nu nergens verdwenen maagden teruggevonden. Nogmaals schuilen voor een regenvlaag aan de Ancienne Gare de Leuze . Ik eet opnieuw 'home made gehaktbal', wat vroeger dan voorzien, maar waarom zou ik verder rijden in de regen. Op het natte fietspad maak ik wat later toch goed vaart tot Namur St Servais, genoemd naar de heilige van Maastricht, die zoals Amandus, Trudo en Bavo, en andere vergeten heiligen, belangrijk was voor onze voorouders. Ondertussen reed ik doorheen de landschappen waar de Veldslagen van Neerwinden en van Ramillies zich hadden afgespeeld.
Vallei van de Samber. Regen. In een buskotje schuil ik, lees ik verder de krant, en kan maar niet van de bouletjes blijven, want met een grijze boterham en Borgloonse siroop zijn die veel te lekker.Omdat ik daar zo ellendig zit en ik best misschien te Namen naar een droog logement zoek voor de rest van deze eerste dag, klim ik omhoog naar Belgrade-Namur, terwijl op dat ogenblik het oorlog is in het Belgrado van Yougo-Slavië. Oorlog is erger dan regen. Dat troost me. Namur Gare, oude wijken van Namen, Tour Saint Jacques, even nabij het casino een kijkje nemen bij Cycles Saïtta, na te zijn voorbijgereden langs cafés voor soldaten waar ik in 1965 veel pintjes dronk. Langs de Maas en de jeugdherberg naar Wépion, bekend om zijn aardbeien, en in de hellingen van de Maasvallei komt er weer een zonnetje kijken. Ik zoek naar Chemin des Ajoncs waar de secretaris van l'Association des Amis de Saint Jacques woont. Hij is vooral een motorrijder. Vrouw en man ontvangen me vriendelijk. Op zijn terras drinken we een Maredsous. De lucht is nu heerlijk om te fietsen. Afscheid van Monsieur Degehet.
Bois de Villers. Ik zoek naar La Chaumière in de Rue Raymond Noël waar volgens mijn oude informatie een naamgenote woonde, ene Viviane die ooit koers reed bij de dames en ook bevriend was met Pol Meura, een beroemde fietser uit Wallonië. Ik vind de woning, maar er hangt een plaat ' Te Koop' . Doorrijden en Viviane vergeten, is het beste wat ik kan doen. Mettet. St-Gérard. Ik ben moe en stop in een weide voor een dutje op mijn badhanddoek die ik eerder tijdens het schuilen al nodig had. Na een uurtje vertrek ik weer en even later kom ik aan een hotel. Zoals de auto's op het circuit word ik er afgevlagd door mijn goesting naar een goed glas bier. Biertjes, steak aux champignons, en daarna mijn vuile armen en benen wassen in een bad van heet zeepsop. Ik val wat later reeds in slaap want ik ben niet goed getraind en al fel vermoeid.
2. Mardi 11 mai 1999.
02u00- LE CAMPAGNOL METTET. Boum ! ... wanneer ik terug in mijn bed spring na het uitplassen van de pilsjes die ik dronk, zakt mijn bed in mekaar, want de Latoflex heeft het begeven. Ik slaap verder met de matras op de vloer. Wat TV en nogmaals in het bad, want ontbijten is pas later afgesproken. 8u45. Nog niemand in de eetzaal van het hotel. Het personeel is te laat, doch de baas leest zijn gazet in de keuken en langs daar geraak ik toch aan het tafeltje waar ik mag eten. De Waalse rommeligheid verandert na enkele minuten in een uitstekend ontbijt. Fruitsap, omelet, vele schijven brood, goede koffie, opgediend door een gehandicapte hotelbediende, een sukkel maar een erg vriendelijke man. De rekening bedraagt 1840 fr, maar ik laat hem de rest van de twee duizendjes, als fooi, en krijg veel dank. Ik hoop dat deze goede daad me op mijn tweede dag beter weer zal brengen en geluk op mijn pelgrimsweg. Mettet, Florennes, Philippeville, Couvin, Chimay, Hirson (France).
Enige feiten genoteerd op deze tweede dag : -Iemand verloor zijn regenjasje op de weg en dat raap ik op want het kan nog nuttig worden, al was het maar om mijn stuurtas te beschermen. -Stop te Philippeville. Ik loop even binnen in de CGER-Fortis, mijn vroegere werkgever waar ik een vervroegd pensioen kreeg als 52-jarige, hetgeen me toelaat schone fietstochten te maken. ' Chers camarades, j'ai si bon sous ma casquette et en cuissard cycliste, en vous voyant si bien travailler pour faire fructifier les actions de Lippens et de Davignon. ...! ' - Door het eten van een zure appelsien krijg ik maagkrampen. Daarom ga ik Rennies kopen in een apotheek, maar ik laat nabij de kassa mijn bril liggen. Gelukkig vind ik hem daar terug. - Te Couvin kom ik voorbij Donnay, bekend merk in de sportwereld. - Soms wandel ik een tijdje naast mijn fiets en dat doet me wel goed. - Te Chimay eet ik mijn laatste gehaktbal op en kijk in een Teles hoe het met mijn bankrekening is gesteld, alvorens België te verlaten. Dat is ook een bewijs waar ik me op dat ogenblik bevind . - Nabij de grens in een dorpswinkel ontdek ik dat de winkelierster een soort filosofe is die het fijn vind dat zo een pelgrim-met-baard haar bezoekt. Om te bewijzen dat zij geen dom blondje is schrijft zij op een kaartje "En mon coeur j'ouvre la rose de la connaissance ..." . Dit is een zin waarover ik moet nadenken terwijl ik vorder 'sur la route de Saint Jacques'. Ik vermoed dat zij wat verbleef in een godsdienstige sekte of in een klooster . - Op Frans grondgebied kan ik weer op goed tempo fietsen, maar rond 17u00 rijden er naast mij veel auto's en plots rijdt er ook een kerel op een Colnago met een zware tas op zijn rug. Hij ziet dat ik op een fietskader van kwaliteit zit en is erg nieuwsgierig. Vroeger kwam hij koers rijden in België omdat hij in Frankrijk veel gewonnen zodat hij door een puntensysteem alleen nog ik de grote koersen mocht starten, en die werden ver van zijn woonplaats betwist. Hij kwam toen veel liever naar het voor hem nabije België omdat hij daar in de omgeving van Leuven meer kon verdienen door anderen te helpen in de koers. 'Mijn familienaam is Dieu' , zei hij. Vraag maar aan zij die rond 1980 bij de 'amateurs' koersten of zij me daar nog kennen. Ik kon moeilijk geloven dat ik daar naast mij een echte God zag rijden op een koersfiets. Pelgrim op Gods wegen ontmoet Dieu. Hoe is het mogelijk ? Die toffe Monsieur Dieu uit Hirson raadt me aan van in zijn stad te logeren ' Au Cheval Blanc' . Loop daar niet voorbij omdat het daar vol Noord-Afrikanen zit, want het zijn daar eerlijke mensen met een goede reputatie in de horeca. Inderdaad, au 124, rue Charles De Gaulle, kom ik in een goed hotel van klasse **. Ik zal in lichtblauwe lakens slapen, kijken naar een groot kleurenscherm, me wassen in een kuip met merkwaardige waterkranen. Ik eet à volonté couscous et drink Jupilers uit een stevige pint. Ik blijf er lang op een barkruk zitten. Men legt me daar uit op verschillende manieren waar Kabylië ligt en welke mensen uit Kabylië afkomstig zijn, het zijn berbers die meer op Italianen gelijken en die geen enkele godsdienst belangrijk vinden.
De hotelbaas heeft één grote droom. Eens zal hij Le Cheval Blanc verkopen. Met zijn geld zal hij terug naar de bergdorpen van Kabylië gaan om daar met een sterk 4 X 4 voertuig, met mannen en metaaldetectors op schattenjacht te gaan. Onder het zand en in grotten ligt er van alles verborgen,. en ongetwijfeld ook wapens, niet alleen moderne maar ook uit de verre geschiedenis van het grote Berbervolk. Ingesmeerd met dierlijk vet en beschermd door tapijten, door roest niet aangetast, wordt dat verborgen en verdwenen materiaal voor de vinders een manier om goed geld verdienen. Zijn verhaal is spannend en erg mannelijk, maar hij, ikzelf en andere tooghangers afkomstig uit de Maghreb hadden toen al meerdere rondjes betaald want Kabyliërs drinken graag bier en zijn geen Arabieren die slechts thee en water slikken.
3. Mercredi 12 mai 1999.
8u30. Ontbijt. De toekomstge schattenjager, die zoals zijn vader en zijn grootvader uitbater is van dit café-hotel-restaurant, trakteert me nog op een koffie. In de richting van Vervins volg ik de Route van Charlemagne. Ik koop l'Equipe want die staat vol dopingverhalen over Virenque. De N2 is een drukke weg, en vooral na hun pauze, rond 14u00, razen alle chauffeurs van vierwielers daar als moordenaars-in-spe over de steenweg. Marle. Stop aan Musée des Temps Barbares. Ik maak een foto van een publiciteitsplaat om vooral het schone woord JOURNEE met veel duidelijkheid vast te leggen. Pijnlijke voeten verplichten me tot rusten op een zitbank, zodat ik weldra mijn sportkrant volledig gelezen heb.
Laon waar de Karolingers thuis waren bij mama Bertrada, the Queen.
In de verte op een heuvel daagt de stad LAON op ( uitspreken 'long'). Dze stad was eens de koninklijke residentie van de Karolingers. Bertrada van Laon (720-783 ) ook bekend als Berthe aux Longs Pieds, was niet meer en niet minder dan de moeder van Karel de Grote. Ook Boudewijn met de ijzeren arm was van Laon. Hij was de eerste graaf van Vlaanderen. De huidige kathedraal van Laon werd gebouwd tussen 1155 en 1235, maar eerder was er ook reeds een romaanse kerk. Deze stad overheerst sedert eeuwen La Thièrarche, een rijk landbouwgebied. Ik bezoek de kathedraal. Alvorens daar binnen te gaan vraag ik aan de bedelaar aan de poort of hij op mijn vastgeketende fiets wil passen, in ruil natuurlijk voor de flinke almoes die hij zal krijgen. Ik stap het Office du Tourisme binnen en informeer naar Mevrouw Martinet. Deze vrouw is echter overleden. Zij was een archeologe, een geschiedschrijfster, van wie ik boeken las over de Karolingers die naar Spanje trokken in de VIIIe eeuw om te strijden tegen de oprukkende Islam. Ik bekom het adres van haar zoon, een meubelmaker die dicht bij de kathedraal zijn atelier heeft. De man is een bekende 'artisan' . Ik leg hem even uit dat ik de geschriften van moeder Martinet zeer belangrijk vond, en dat het voor mij een eer is de hand van haar zoon te mogen drukken. Maar verder wil ik zijn tijd niet opeisen vermits hij klanten heeft in zijn zaak van antieke meubels.
Tijd om mijn stuurtas goed te vullen met proviand. Ik schaf me brood aan, bananen, saucisse sèche du pays, water, cola, gedroogde druiven, wijn van Marmande, alsook 'paté du Moyen Age'. Daarna op de D94 fiets ik op een golvende weg naar Le Chemin des Dames, waar ik herinneringen aan de Eerste Wereldoorlog wil bezoeken. Dit is een landschap waar verschrikkelijke gevechten plaatsvonden. Ik stop te Cerny-en-Laonnais. Eerbiedig wandel ik er op beide soldatenkerkhoven rond. In het gulden boek van de Fransen en van de Duitsers schrijf ik mooie zinnen ten voordele van de schone Vrede op Aarde. Ondertussen heb ik op het Duitse gedeelte een prachtige boom gezien, waaronder ik op een plastiek en in mijn slaapzak buiten zal slapen zoals de dappere en minder dappere soldaten uit de oorlog 14-18.
Op een monument van dit nécropole nationale staat : " Les choses visibles sont passagères, et les invisibles sont éternelles" - Corinthiens 4.18
en om na te denken vindt de oplettende pelgrim er ook nog : "Si l'homme une fois mort pourrait revivre " - Job 14.14
Kruis voor de vele Franse gesneuvelden van Le Chemin des Dames.
Friedhof Cerny-en-Laonnais waar ik sliep.
4. Jeudi 13 mai 1999.
Nécropole National de Cerny. Oude snurker in slaapzak. Mijn heerlijke nachtrust wordt bedorven door regenvlagen, maar ik lig droog onder het bladerdak van de grote Duitse linde. Een uur later begint echter mijn miserie. Zware druppels rollen met enige vertraging van de takken en vallen op mij, spetsen op mijn slaapstee. Deze moet ik daarom anders inrichten. Ik plaats de plastiek die onder mij lag nu boven op mij en weldra val ik terug in slaap tot wanneer de vochtigheid rondom mij en ook mijn zweet me helemaal nat maken. Het regent nog steeds, maar minder. Om aan de maan te laten zien dat ik een beetje gek ben, maar dat ik ook een gelukkig exemplaar ben van Gods Schepping, kruip ik recht, stroop ik mijn kledij van mijn lijf, en op mijn blote voeten start ik poedelnaakt voor een jogging rond de natte grasmat van het kerkhof. Dra hoor ik geen regen meer, maar wel de zuiderwind die met blaffende honden de schapenbenden van wolken wegblaast. Ondertussen merk ik in de verte de opkomende zon die gelukkig vandaag ook weer zal schijnen over Le Chemin des Dames, over de regio van de Dood, en dat betekent een nieuwe dag en Leven. Ik leg slaapzak, dekzeil, kledij, en al wat nat is open op een nabije haag zodat licht, lucht en warmte deze weer in betere staat zouden brengen.
Aan het gebouw van de tuinman had ik opgemerkt tijdens het lopen dat daar waterkranen waren en ook een mesthoop met tuinafval. In koersbroek, op instekers, met handdoek, washandje, een bol zeep, bladzijden van l'Equipe, slof ik toe naar die hoek van de necropolis. Overheerlijk moment van ontlasting in de natuur, hoopje en gazet wegstoppen onder rottend gazon, felle besprenkeling met water betaald door de Franse Staat, zijn mijn eerste bezigheden op deze vierde pelgrimsdag. Mijn kampplaats is weldra opgebroken en proper. Als een jonge soldaat die een verlofbrief op zak heeft, fiets ik in nieuwe Fortis-koerskledij door de frisheid van de ochtend over de D18 naar de Caverne du Dragon en de Ferme d'Hurtebise, langs kronkelende landwegen met klimmetjes.
Image d'un soldat pendant la Grande Guerre au Chemin des Dames.
Deze musea zijn op het vroege uur nog niet open, maar ik eet er worst en brood zodat ik met gevuld buikje door Vassogne, Jumigny, Oeilly en Villers-en-Prayères, rijd. Ik heb weer last van slechte bloedsomloop in mijn voeten en wandel daarom wat als voetganger verder, terwijl ik mijn fiets aan de hand meevoer. Een paardenliefhebber stopt en vraagt of hij me moet verder brengen want zijn aanhangwagen voor paarden is toch leeg. Praatje. Merci beaucoup, Monsieur. Bonne chance et au revoir.
Ik trek over de Aisne, kom weldra te Merval en wat verder te Fismes-sur-Vesle. In een café stop ik voor ontbijt met koffie, brood, melk, en een 'éclair au chocolat'. Het gebied waar ik voorbij kom is vol bossen, heerlijk voor de trekvogels die daar komen. Chéry-Chartreuve, Fère-en-Tardenois. Ik heb al wat gezweet en ik wissel daarom van onderlijfje. De D310 brengt me naar Coincy waar een wielerkoers voor aspiranten wordt gehouden. Seingevers laten mij amper passeren. Ik kan nog net de start meemaken van het mooie deelnemersveld wanneer ik die gemeente bereik. Het gaat moeilijk op weg naar Chateau-Thierry, waar ik mijn fiets laat stoppen aan het geboortehuis van de beroemde fabelschrijver en dichter Jean de la Fontaine.
Le Corbeau et le Renard
Maître Corbeau, sur un arbre perché, Tenait en son bec un fromage. Maître Renard, par lodeur alléché, Lui tint à peu près ce langage : « Hé ! Bonjour, monsieur Du Corbeau. Que vous êtes joli ! Que vous me semblez beau ! Sans mentir, si votre ramage Se rapporte à votre plumage, Vous êtes le phénix des hôtes de ces bois. » A ces mots le corbeau ne se sent plus de joie ; Et, pour montrer sa belle voix, Il ouvre un large bec, laisse tomber sa proie. Le renard sen saisit et dit : « Mon bon monsieur, Apprenez que tout flatteur Vit aux dépens de celui qui lécoute : Cette leçon vaut bien un fromage, sans doute. » Le corbeau, honteux et confus, Jura, mais un peu tard, quon ne ly prendrait plus.
L'Office du Tourisme bezorgt mij een regionale kaart en wijst me naar Hotel Wilson nabij het station. In dat oude gebouw logeer ik in een ruime kamer, met twee televisietoestellen, maar uit de kraantjes komt daar geen warm water. Op deze feestdag van Onze Lieve Heer Hemelvaart eindig ik mijn lange dag met Tripes à la mode de Caen, rode wijn, stokbrood en Camenbert.
6. Vendredi 14 mai 1999.
09u00- afgesproken ontbijtuur. Om 9u45 verlaat ik Chateau-Thierry, waar ik ook een andere fietser met pak en zak zie, een kerel met lang haar, blote benen en zonder kousen, die ik reeds te Laon had opgemerkt, maar op dat moment hebben wij geen kans tot ontmoeting. De wegwijzers zijn voor de auto's en niet voor de fietsers. Ik vind mijn gepaste kledij niet, ofwel heb ik te warm, ofwel heb ik te koud. Op de N3 ben ik een sukkelaar. Ik zwenk daarom af naar de dorpjes Bézu-le-Guéry, Méry-sur-Marne, Luzancy, La Ferté-sous-Jouarre, waar ik de rivier de Marne ontmoet. Op het postkantoor koop ik er zegels. De bediende vertelt dat hij als hobby niet fietst, maar wel met passie postzegels verzamelt. Ik beloof van hem Belgische postzegels te bezorgen en later zal ik naar hem mijn oude zegels opsturen. Ik kan niet weerstaan aan mijn hongergevoel en stap een restaurant binnen. Het menu van 68 FF versterkt me met de 'faux-filet aux poivres verts' met 'gratin de pommes de terre etcourgettes'. Maar ik vind een Lipton thee van 20FF toch wat te duur. In een winkel koop ik een fles mineraalwater, een fles rode wijn en een kurkentrekker. Daarna vorder ik moeizaam verder op de N3, langs industriële zone's en in het gevaarlijke verkeer. Ik zweet veel, stop regelmatig, en ook duw ik soms mijn zware fiets terwijl ik weer voetganger ben, in de hoop dat ik me zo beter zal gaan voelen. Te Meaux, de historische stad, zoek en ontdek ik Hotel Le Richemont gerund door de familie van Joop Zoetemelk, maar het is niet inspirerend, en duur. Bovendien is het nog te vroeg om reeds te stoppen. Ik bezoek de kathedraal (waar ik een kaars laat branden), l'Office du Tourisme, en het station waar ik in de Quick een kleine hamburger eet.
Op deze vrijdagavond heb ik eigenlijk een afspraak met mijn jongste broer Guido, die tijdens dit weekend Parijs en de Chateaux de la Loire bezoekt, maar ik ben reeds uren te laat door de regen, door de wind. Vooral door mijn slechte fysiek heb ik te weinig kilometers afgegd. Vermits het geen must is onze Guido te Parijs te ontmoeten, heb ik dit reeds doorgestreept, maar nu verneem ik in het station van Meaux dat ik voor 41 FF om 17u47 met de trein naar Parijs kan, zonder formaliteiten voor fiets en bagage. Ik maak dan ook deze keuze. Ik verfris me wat, pas mijn kledij aan ( lange broek en wandelschoenen) en kort daarna kom ik aan te Paris-Est. Het eerste wat ik daar doe is een toeristische kaart van de stad kopen voor 41 FF. Terwijl ik nog aan het zoeken ben maar toch reeds Hotel Paris-France nader kom ik per toeval de auto tegen waarin mijn familieleden zitten en ik smokkel mezelf en mijn fiets aalvlug binnen op een van beide kamers die mijn broer reserveerde.
Om 22u00 wanneer de metro reeds goedkoper is, vertrekken wij die avond naar Brasserie Julien (bezet) en naar Saint Germain des Près waar we met onze groep van vijf personen in de Lutèce Tripoux d'Auvergne au fromage blanc eten met een fles Bourgogne aligoté. Een taxi brengt ons voor 30 FF terug naar Place de la République. De twee dames en de kleine jongen gaan naar bed, terwijl de gebroeders Wilfried en Guido nog een uurtje op stap gaan en weldra vinden dat in het Paris by Night van 1999 anijsdrankjes en Mexicaanse batida's toch wel overdreven duur zijn.
6. Samedi 15 mai 1999.
Wanneer de fietsonvriendelijke hotelmanager ontdekt dat mijn fiets via de lift de kamer bereikte, begint hij daar een probleem van te maken, althans tegen de dames. Want als hij franssprekende kerels van 1m90 voor zich ziet, dan vermindert hij vlug van toon. Zwak ontbijt. Terug op de kamer liggen we nog wat op bed en nemen we allemaal nog een douche om kiplekker te beginnen aan deze zaterdag. Afscheid van Guido, Camy, Orfa en Stephen.
Ik fiets naar Notre Dame de Paris, naar Place St-Michel en Rue Saint Jacques, naar Musée de Cluny et du Moyen Age. Ik wil daar mijn fiets parkeren in een hofje, doch word weggejaagd als een schooier door een onvriendelijke vrouw. Twee minuten later maak ik een praatje met Parijzenaars die me hoog schatten omdat ik ben ' un pèlerin de Belgique sur la route de Saint Jacques de Compostelle' .
Uit een publieke cabine telefoneer ik naar Jeugdherberg d'Artagnan waar er nog plaat vrij is voor een senior zoals ik. Ik fiets doorheen Parijs, langs les Nations, naar die jeugdherberg, waar ik voor twee nachten boek en mijn bagage kan opsluiten in een 'veilige locker'. Na een conversatie met Mexicanen ga ik te voet op verkenning en besluit ik te eten in ' Flèche d'Or' . Steak argentin avec des frites, et avec 0,375 liter rouge de Chinon. Een uur later drink ik koffie in Café de la Gare Scènique à Bagnolet. De grote wandeling door Cimetière du Père Lachaise is de moeite waard, maar ik moet weldra stoppen wegens vermoeidheid en geniet er van een dutje in de zon. Ik bereik niet zonder moeite weer de jeugdherberg, waar ik nog wat frietjes kan eten. Ik ontmoet een reiziger uit Oregon (USA) , drink nog een pintje in Café Le Forgeron, waar ik een brief schrijf naar mijn echtgenote. Op de slaapkamer moet ik wel vaststellen dat anderen reeds de beste plaatsen bezetten en ik vrij hoog via een laddertje in het zesde en laatste bed zal moeten kruipen.
blz.14-15-16- van Zondagsvriend Sportmagazine van 3 oktober 1956 die het ganse sportgebeuren in beeld bracht en bovendien voor slechts 7 frank per week haar geaboneerden liet in aanmerking komen voor een uitgebreide ongevallenverzekering.
STAN OCKERS. We vragen ons terecht af dat er wel een meer volksgeliefde figuur is geweest in de wielersport dan Stan Ockers, de bescheiden, eenvoudige volksjongen, die met bescheiden middelen de hoogste trap bereikte in deze sport, die toch uren van toewijding, uren van volharding, uren van opoffering vergt. Tot de meest eenvoudige mens vindt zich in Ockers weer, die steeds streefde naar iets beter en iets hoger. Daaraan moet hij wellicht. zijn reusachtige populariteit te danken hebben gehad. Och, we zouden duizend en één bewijzen kunnen aanhalen van de sympathie, die hij in zowat alle lagen van de bevolking genoot. We hebben dit voor de eerste maal vastgesteld in een stampvolle cinema ' Roma' na zijn eerste Ronde van Frankrijk, wanneer hij gehuldigd werd. Hoevele van zijn vrienden en bewonderaars, maar ook hoevele die hem niet eens kenden, hebben toen niet uren en uren gewacht op zijn aankomst in het Oost-station ? Toen reeds had hij het hart van het Antwerpse volk gewonnen ... .
Amsterdam 1954- Départ du Tour de France, papa neemt afscheid van vrouw en kind.
De uitbundige rondtocht, welke hij vorig jaar maakte, wanneer hij als wereldkampioen uit Italië naar zijn stad terugkeerde, overtrof echter alles. Een schrik van volk verdrong zich toen in de Gemeentestraat, klein en groot, oud en jong, zodat zelfs de trams dienden omgeleid. Maar Stan Ockers was niet alleen in Borgerhout populair, ook ver daarbuiten droeg men hem een goed hart toe. Dat hebben we zelf best ondervonden toen hij in 1953 niet aangeduid was in de Belgische ploeg voor de Ronde van Frankrijk. Dit veroorzaakte een golf van protest die ons land overspoelde. Reeds dagen voor het vertrek van de Tour riep men ons zelfs op de Franse wegen toe : ' Qu'est-ce que vous avez fait d'Ockers, bande de saligauds ! ...' , hetgeen vrij vertaald kan worden door ' Waar is Ockers gebleven, ... lafaarden ! ...'. Want de boer uit Normandië, de stadsmens van Bordeaux, de zonneklopper van de Azurenkust, de bewoners aan de voet van het hooggeberte, en wie weet ik al, de vogels in de lucht, vroegen het ons allemaal : ' Waar is Ockers gebleven ... ? Maar wat ons vooral heeft getroffen, dat was in de derde rit Luik-Rijsel, wanneer op de Waalse wegen in koeienletters geschreven stond : OCKERS, OCKERS, OCKERS, OCKERS ....! Het was de stem van het volk, die op de stenen geschreven stond. Vox popumi, vox Dei .
De laatste koers van Stan Ockers. Festival der wegrenners . Grote prijs van de Antwerpse Sportpers. Het prestigieus deelnemersveld met de koningen van het wegseizoen 1956 bestond volgens de affiche uit : Van Steenbergen, Van Looy, De Bruyne, Ockers, Walkowiak, Gauthier, Darrigade, Gaul, Vannitsen, Derycke, Adriaenssens, Vlayen, Janssens, Bover, Robinson, Schulte, Voorting, Van Est, Lauwers,Wagtmans, ... .
De bange uren en de tragische ontknoping.
Zaterdag 29 september 1956 21u10 : Het hoofdnummer van de meeting in het Antwerps Sportpaleis tijdens de glansrijke opening van het winterseizoen is begonnen. Het betreft een koers op eigen kracht over 50 km en voor Stan Ockers is het zijn 116de optreden op de 250 m lange wielerbaan. 21u30 : De snelheid is opgedreven tot nagenoeg 50 km per uur tijdens de vierde klassementsprint. Renner Nest Sterckx , die wegens defect even was afgestapt, werd door zijn verzorger op de cementband terug op de piste geduwd, op het ogenblik dat het peleton kwam aangesnord. 21u31 : Ockers reed aan de kop van dit aanstormend peleton en bij het uitkomen van de bocht kon Stan niet zien dat er zich voor hem iemand op het ovaal bevond. Hij reed dan ook naar boven , hierbij omkijkend om alzo de leiding af te staan. 21u32 : En toen gebeurde het ongeluk. Ockers reed keihard tegen Nest Sterckx aan en beiden ploften zwaar tegen de planken, terwijl ook Gerrit Voorting en Rik Van Looy over hen heengingen. 21u35 : Van Looy en Ockers werden dadelijk op draagberries naar de hulppost van het Rode Kruis gebracht in het Sportpaleis, waar even later ook Nest Sterckx werd binnengeleid. 21u40 : Van Looy kwam terug tot bewustzijn, terwijl Nest Sterckx slechts oppervlakkige armwonden had. Ook bij Ockers scheen geen onmiddellijk gevaar te zijn. Volgens de eerste vaststellingen zou hij een sleutelbeenbreuk en een lichte hersenschudding hebben opgelopen. 21u50 : Ockers scheen even terug tot het volle bewustzijn te komen, zodat de meest hoopvolle berichten werden geuit. De dokter van dienst hield echter een nauwkeurig consult en stelde vast dat Ockers uit het oor bloedde. Hij gaf dan ook order tot een radiografisch onderzoek. 23u30 : Stan Ockers werd naar het Sint Bartholomeus-gasthuis te Merksem overgebracht voor een ernstig onderzoek. Inmiddels was ook dokter Augusteynen , de private dokter van Stan, gealarmeerd en die stelde met zijn collega's zware verwondingen vast.
Zondag 30 september 1956. Voormiddag : De radiografie had uitgewezen dat Stan Ockers een schedelbreuk had opgelopen en dat tevens vier ribben werden gebroken. De toestand was dus slechter dan eerst werd verondersteld. In de nacht van zaterdag op zondag bleek hij bij tussenpozen wel even tot het bewustzijn te komen, maar viel dadelijk daarop terug in het coma. Andere verwikkeling : de schedelbreuk compliceerde zich met hersenbloedingen. Namiddag : De toestand bleef steeds kritiek. Broer Jos, gangmaker Van den Broeck, en manager Van Buggenhout, die samen met zijn echtgenote steeds in de buurt bleven, zagen Stan Ockers bestendig achteruitgaan. Rond 14u00 kwam een priester voor de laatste sacramenten. 23u00 : Twee specialisten waren aan het ziekbed opgeroepen : de zenuwarts De Raedemaecker uit Brugge, en de chirurg Hachlisch uit Brussel. Na overleg met de dokters Augusteynen en Van Kerckhoven werd besloten tot een schedelboring over te gaan, als ultiem redmiddel tegen de hersenbloeding.
Maandag 1 oktober 1956 . 02u00 : 's ochends . Er waren vier schedelboringen uitgevoerd, doch men was er niet in geslaagd de bloedklonters in de hersenen te verwijderen. De onheilspellende berichten werden door dokter Van Kerckhoven bevestigd : ' Slechts een mirakel kan onze vriend Stan er nog doorhalen ... ' . 07u00 : Terwijl de familieleden, vooral zijn echtgenote en zijn moederke die maar steeds weenden, in angstige spanning het verdere verloop afwachtten, samen met broers en zusters, terwijl intussen zuurstofflessen waren geplaatst, omdat de ademhaling vrij onregelmatig was, kwam er een glimp van verbetering , maar de toestand bleef nog steeds bedenkelijk. 9u40 : De zware doodstrijd van Stan Ockers is ten einde ... Stan Ockers is overleden. In de witte ziekenhuiskamer van het St Bartholomeus-hospitaal is hij bezweken. Met hem ging niet alleen een van de meest volksgeliefde wielerkampioenen, maar ook een groot sportman heen, een goede mens en een trouwe vriend van velen. Rust zacht, arme Stan.
Antwerpen verloor haar geliefde zoon. De stem van het volk was sprakeloos. In en rond ' De Drie Koningen' bij Stan Ockers was alles stil en verlaten, doods. Men passeerde, stond stil en ging verder. Maandag en dinsdag gingen duizend en nog duizend paar voeten over de drempel van de rouwkapel. Iedereen wilde in het St Batholomeushospitaal, een laatste groet brengen aan de kleine, volksgeliefde Stan Ockers, de laatste hulde aan de overledene. Stan lag tussen de bloemen, rustig en vredig ... .
Op donderdag 4 oktober 1956 volgt een koninklijke begrafenis. Stan Ockers kreeg zijn laatste rustplaats op het Borgehoutse kerkhof Silsburg.
Rik 1 won op die dag, Rik 2 en Nest Sterckx overleefden de valpartij.
Bronzen beeld van sportheld Stan Ockers uit het Sportpaleis.
blz.12/13 - De mens Stan Ockers- ( Zondagsvriend 3-10-1956 )
Geschreven op een dag toen de zon boven Antwerpen niet meer scheen.
Stan Ockers die steeds heeft gestreefd het hoogste te bereiken als wielrenner en daarin volkomen is geslaagd, heeft ook altijd getracht om als mens op de voorgrond te treden. Met mens bedoelen wij niet slechts de wijze waarop de vroegere wereldkampioen zich kleedde, hoe hij zich gedroeg aan tafel of in het gezelschap van hooggeplaatste personaliteiten, maar de manier waarop hij reageerde tegenover mensen en dingen. Dit laatste heeft er ontegenzegelijk zeer veel toe bijgedragen dat hij in alle lagen der bevolking een populaire figuur was en ook bleef. Hij werd gevraagd om voor de ouden van dagen in zijn gemeente iets bijzonder te doen en aanvaardde aanstonds, ook al had hij zijn kostbare tijd nodig. Een renner ging het niet voor de wind en kende financiële moeilijkheden. Ockers wist er raad mee en zorgde in de mate van het mogelijke dat de nood werd gelenigd.Nooit werd tevergeefs beroep op hem gedaan. Altijd was hij bereid om iets mee te helpen verwezenlijken wanneer hij overtuigd was dat het gebeurde om iets goed te doen. Zo was hij de eerste om als wielrenner, wedstrijden te organiseren van voetballende wielrenners, waarvan de opbrengst ten goede kwam aan een of ander liefdadig werk.
" U kunt op mij rekenen ! " . Het ware enkele woorden welke hij uitsprak wanneer hem iets werd gevraagd en men kon overtuigd zijn dat de steun volledig was. Hetgeen Ockers vrijwillig en spontaan aanvaardde, volbracht hij. Zo vergeten wij niet zijn medewerking aan de wielerschool welke Sporta in het leven had geroepen voor jonge renners en waar de medewerking van Ockers werd gevraagd. Stan Ockers zou de Sporta-leiders gemakkelijk hebben kunnen antwoorden ' dat het voor hem uiterst moeilijk was, aangezien de vergaderingen doorgaans zondagmorgen in de Kempen of Oost-Vlaanderen plaats hadden en hij zaterdagavond meestal ergens een contract moest vervullen ' . Geen mens had hem dit ten kwade kunnen duiden. Ockers deed het niet. Hij aanvaardde spontaan en belangloos omdat hij overtuigd was van het werk dat de sportpater zaliger voor een vijftien jaren in het leven had geroepen. Stan Ockers wilde ook zijn steentje bijdragen voor dit grootse werk en de jongeren met het woord ten dienste staan.
Tijdens de talrijke vergaderingen voerde hij, samen met de leiders van Sporta en met enkele wielerjournalisten het woord. Hij vertelde de jongere generatie op aanschouwelijke wijze wat zij te doen had om het eenmaal tot renners van formaat te brengen die niet alleen als wegrenners konden presteren, maar ook als mens de hoogste sport van de ladder bereiken. Stan Ockers voelde dit aan als een plicht welke hij diende te vervullen ten opzichte van Sporta, het werk dat hij waardeerde, en als dank ten opzichte van de stichter, pater Van Clé.
De vroegere wereldkampioen had een zeer grote waardering voor de sportpater. Was hij het met hem niet altijd eens, werd er soms openhartig gediscussieerd over punten waar men het niet over eens was, er bleef immer de waardering voor een man die het goede beoogde, hetgeen eveneens de bedoeling en de opzet was bij Stan Ockers. Het verwonderde ons dan ook helemaal niet , in tegenstelling tot sommige mensen, Stan Ockers te zien opstappen achter het lijk van de sportpater. " Het was toch mijn plicht, niet ? " zei hij tot enkele journalisten. ' Pater Van Clé heeft zoveel gedaan voor de wegrenners, zodat het uiteindelijk niet meer dan billijk is om deze dankbaarheid te betuigen door aanwezig te zijn op zijn laatste tocht . " Deze woorden hebben ons getroffen, zijn ons altijd bijgebleven omdat zij de mens Ockers typeerden.
Hij was groot in zijn volharding om een groot wielrenner te worden, doch hij was naar onze mening zeker zo groot als mens die het goede nastreefde en overal bereid was om dit goede te verspreiden onder al de mensen, zonder onderscheid van stand of overtuiging. Ook hij zocht naar de mens, net zoals de overleden sportpater waarvoor hij zulke waardering had. Dit was zeker een van de redenen , misschien wel dé reden, waarom hij zich in zulke populariteit mocht verheugen en zich zo sympathiek maakte. Het is stellig ook de reden waarom zijn verscheiden in gans het land zulke beroering heeft verwekt en zijn laatste tocht door tienduizenden werd gevolgd. ------------------------------------------------------------------------------------------------- Onder enkele foto's kwamen volgende zinnen :
Wenende Impanis en Ockers : medevoelen met vrienden-renners welke werden getroffen door het noodlot. Stan Ockers, die zijn tranen niet meer kon bedwingen in Zwitserland (1948) nadat bekend was dat Depoorter op tragische wijze om het leven was gekomen tijdens een bergrit op de Sustenpas.
Op rustig beheerste wijze zette Stan Ockers aan de jonge renners uiteen welke weg zij moeten bewandelen indien zij ooit het hoogste willen bereiken en hoe zij zich als mens hebben te gedragen.
Ockers was een ware ambassadeur van de wielersport in het bijzonder en van de sport in het algemeen. Hij werd door Mgr. Van Wayenbergh gelukgewenst om een behaalde onderscheiding waardoor hij zijn sporttak en tevens zichzelf in het middelpunt van de belangstelling had geplaatst.
Ook op de opschik was Ockers steeds gesteld. Reinheid op zichzelf en kleding was een van de parolen van de wereldkampioen.
Stan Ockers kon zich in ieder gezelschap aanpassen. Maar uiteraard voelde hij zich best thuis in gezelschap van andere wielerkampioenen zoals Poeske Scherens en Dolf Verschueren. Op receptie in de bureau's van de Belgische Wielerbond genoten deze mannen echt van elkaars gezelchap.
De heer M. Van Bergen animeerde dikwijls de interviews op de vele sportavonden waarop Stan Ockers te gast was in de wielermilieu's en waar hij dicht bij zijn supporters kwam die hem zo graag zagen.
De strijd voor de Belgische driekleur op de weg voor elites met contract wordt komende zondag gereden te Leuven op een lastig traject waarop ook de Grote Prijs Jef Scherens Rondom Leuven zich jaarlijks afspeelt op het einde van de zomer. Zondag staan echter niet 13 ronden op het menu maar wel 17 ronden en dat betekent een koers over 240 km waarin poppemiekes niet lang in de spits van het gebeuren zullen kunnen blijven. Het wordt een topdag voor de Belgische wielersport zoals dat bestaat op de dagen van de voorjaarsklassiekers Ronde Van Vlaanderen en Luik-Bastenaken-Luik. Alhoewel het wielrennen te Leuven reeds werd beoefend in de XIXe eeuw ten tijde van de Hoge Bicycles, en alhoewel De Leuvense Stoempersclub nu al méér dan 100 jaar oud is, en alhoewel in het Leuvense straatbeeld zoveel fietsende studenten opvallen, heeft het toch lang geduurd alvorens Burgemeester Louis Tobback met de hulp van Stella Artois voor het eerst de titelstrijd voor profrenners te Leuven kan zien en laten gebeuren.
Vanaf 10u in de voormiddag zullen de wielerliefhebbers Leuven binnenstromen. Er worden 35.000 toeschouwers verwacht, zeker nu het weer warm wordt. De renners zullen voorgesteld worden en de start zal plaatsvinden in het decor van Grote Markt, Sint Pieterskerk en Stadhuis. Behalve in de laatste kilometer op weg naar het Fochplein zijn de 14,1 km golvend, draaiend en wringend, met ook twee nijdige hellingen : de Keizersberg en de Wijnpers. Er wordt een vroege vlucht verwacht met dappere kerels die op de loodzware omloop zullen zorgen voor een schitterende koers.
Terwijl thans in alle andere grote wegwedstrijden steeds méér dan honderdtwintig buitenlandse hardrijders meerijden en de Belgen al blij zijn na het behalen van een ereplaats, dan is dat één keer per jaar helemaal anders, want in een Belgisch Kampioenschap rijden alléén maar Belgen mee, en ook àlle Belgen van eigen volk met een licentie van de hoogste categorie. De ploegen zijn niet beperkt qua aantal renners die in de wedstrijd mogen aantreden. Bovendien zijn er de groepjes, de éénlingen en de veldrijders, die als ze tactisch slim zijn toch wel zullen samenspannen.
Er zullen 111 vertrekkers zijn die rijden in 24 verschillende truitjes waarop de namen van de vele sponsors die zorgen voor de maandlonen van deze beroepsrenners. Het deelnemersveld is eigenlijk verdeeld in vier soorten renners: 1. De leden de Belgische Pro Tour Teams : Quickstep (12) en Omega Pharma Lotto (17). 2. De Belgische renners uit buitenlandse teams : Cofidis (4), RadioShack ( 3),Vacansoleil Pro Cycling (3), HTC Columbia (3), Team Katusha (2), Team Milram (2), Skil Shimano (2), Garmin Transitions (1), AG2R La Mondiale (1), Liquigas Domo (1), Française des Jeux (1), en Rabobank (2). 3. De renners van de twee Belgische Pro Continentals : Topsport Vlaanderen Mercator (20), en Landbouwkrediet (16). 4. De renners uit Continentals en uit ploegen voor veldrijders : Verandas Willems (4), An Post Kelly (3), Qin Cycling Team (2), Jong Vlaanderen Bauknecht (1), Telenet Fidea (4), Sunweb Pro Job CT (3), BKCP Power Plus (2), AA Drink Team (1).
Reeds in 1894 in het Limburgse Smeermaas-Maaseik, op de weg en met gangmakers, werd het eerste nationale wegkampioenschap en dat werd toen in die heroïsche tijd gewonnen door de Luikenaar Léon Houa. De vraag die allen zich in het België van vandaag stellen, is van nu tot zondagavond niet meer ' Wie zal onze Eerste Minister worden ? ' maar wel 'Wie zal Eerst worden in ons Belgisch Kampioenschap 2010 voor wielrijders worden ?' .
De concurrentie tussen de blokken zal bikkelhard zijn, ook indien de afschaffing van 'de oortjes' de rol van de sportbestuurders zou beperken. Na een moeilijk te controleren koers, komt er wellicht na km 200 een verschrikkelijke finale. De renners die dan nog een hoofdrol willen spelen zullen absoluut zeer sterk moeten wezen. Als favorieten worden Stijn Devolder, Bjorn Leukemans, Greg Van Avermaet, en Philippe Gilbert, naar voren geschoven. Iedereen zal deze namen wel aanvaarden op de podiumplaatsen. Maar ' la glorieuse incertitude du sport' vraagt uiteraard om ook anderen te citeren. Wie dan ?
Me baserend op voorbije uitslagen op hetzelfde parkoers, maar dan met minder kilometers en met een groter peleton, in de Grote Prijs Jef Scherens, dan geef ik Stijn Vandenbergh, Nick Nuyens, Fréderic Amorison, Kurt Hovelijnck, en zelfs de goede oude Nico Eeckhout ook een kans. Me baserend op de op dit moment reeds gekende selecties voor de Tour de France 2010, dan zie ik als gemotiveerde kampioenschapsrijders die fit en in goede forme zijn : Serge Pauwels, Maxime Monfort, Jurgen Van den Broeck, Jurgen Roelandts, Jurgen Van de Walle, Francis Degreef, Mario Aerts, Kevin Seeldraeyers, Maarten Wynants, Dries Devenyns, Kevin Deweert, en Johan Vansummeren. Tenslotte hoop ik op iemand die niet verwacht wordt, maar die toch wel de man van de dag kan worden en die schoon zou staan in onze nationale kleuren. Mijn oog heeft wel gezien dat Johan Coenen weer goed bezig is. Hij mag winnen van mij na een verwarde koers. Een tweede outsider is Frederik Veuchelen, een regionaal die nu voor eigen resultaat mag vechten en zou kunnen overleven na een lange ontsnapping in een zware koers. Moge echter ook eventueel het volgende mirakel gebeuren, waarvoor ik een kaars zal laten branden in de Sint Pieterskerk, niet voor het paterke van Hasselt, maar wel voor Gert Steegmans die op de goede manier hopelijk zal reageren omdat hij niet mee mag met Lance Armstrong naar de Tour. Na 239 km onzichtbaar te zijn geweest, zie ik hoe Gert aan het station van Leuven een linkse draai neemt op groot verzet richting eindmeet waar de schone driekleurige trui wacht ( Gert, nog ne keer winnen, zoals Poeske Scherens ... , voor uw supporters en voor de centen ! ).
Ik schrijf niets over Niels Albert, Sven Nijs, en Bart Wellens, dat zijn de cracks voor de winter, maar ook zij zullen door vele toeschouwers worden aangemoedigd, mannen die naar Leuven komen voor een goede koers, voor enkele lekkere Stella's , of gewoon omdat het te Leuven plezant is.
Niels zal zeker zijn best doen ! - Jules Van Hevel legendarische kampioen 1920
Philippe Gilbert zou te Leuven ook graag het grote N.K. lot winnen !
STAN OCKERS - ( vervolg - Speciale Uitgave Zondagsvriend 3 october 1956)
blz 11 - In het leven van een beroepssportman treden meerdere figuren, zo niet op de voorgrond, dan alleszins op een fel geïnteresseerd zijplan. Het zijn die figuren welke eng met de verrichtingen van de de renner vergroeid zijn en welke omzeggens mede de grootheid en voor de sportbeoefenaar in de beroepsrangen ook mede de belangen van de vedette helpen verzorgen. Stan Ockers was een wielrenner die jaren onverdroten gewerkt heeft, lang op eigen houtje of slechts gesteund door zijn vrienden, zijn clubleiders en zijn trouwe omgeving, om de doorbraak te forceren en om de weg naar het succes en de roem in een sportloopbaan te vinden. Die mensen rond zo'n renner zijn, om een vertrouwde zinsspeling te maken op de gekende film, als de ' Schipper naast Ockers' geweest in diens drang naar de hoogste toppen en bij zijn gestadig pogen om zijn maatschappelijke toestand te verhogen. Al deze figuren die naast Stan stonden en met hem een lange tocht hadden afgelegd tot wanneer alles zo plots en zo dramatisch werd afgebroken voor de gewezen wereldkampioen, blijven nu in een verschrikkelijke eenzaamheid achter. We citeren enige van deze rouwende mensen. Oud-renner MARTIN VAN DEN BROECK die de trouwe gangmaker en oefenpartner was waarop Stan nooit vergeefs beroep deed. Broer JOS OCKERS die ondanks een mindere gezondheidstoestand in het begin met een buitengewone offervaardigheid zijn broer is blijven bijstaan in moeilijke jaren. JAN VAN BUGGENHOUT, de manager, die Ockers beroepsbelangen verdedigde en hem terzijde stond op de weg van zijn internationale vermaardheid. LEON VAN DER HULST, de baas van het rijwielmerk Elvé-Peugeot, welke voor Stan Ockers een buitengewone waardering en tevens hechte vriendschap koesterde.
Op deze foto blijkt duidelijk dat Stan Ockers geen wieltjeszuiger was die geen meter kop deed . Tour 1952.
Verwijzing naar vroegere stukjes over Stan Ockers.
Op deze blog kwamen al eerder stukjes over Stan Ockers.
28/8/2008 - Stan Ockers 1955
5/9/2008 - De grote prijs van de Molenbeek. De laatste zomer van Stan Ockers.
17/12/2009 - Zondag 28/8/1955 18/12/2009 - Oersterke Stan Ockers wordt wereldkampioen. 19/12/2009 - De pelgrim te Frascarti.
Deze stukjes kunnen bereikt worden via google, of door in de linkerkolom te gaan naar ' Archief per Maand' en daar te klikken op 8-2008 , 9-2008, 12-2009 .
blz.8/9/10- De Belgische en internationale wielerwereld werd in diepe rouw gedompeld met het heengaan van Stan Ockers. Voor de familie van de ex-wereldkampioen : de ouders van Stan, mevrouw Ockers, zoontje Eddy en de talrijke broers, zusters en familieleden. Want wie weet hoezeer mevrouw Ockers haar man in het hart droeg en niemand weet hoe erg de kleine Eddy van zijn papa hield. Niemand weet wat broer Jos voor Stan heeft gedaan en niemand weet wat de ouders van de overledene voor hun kinderen en voor Stan in het bijzonder hebben ontbeerd ; hoe fier en gelukkig ze later waren toen ze hun Stan zagen opklimmen in de maatschappij. Het was dan ook telkens verdiend als mevrouw en gans de familie in de vele huldebetuigingen die Ockers mocht ontvangen, betrokken werden.
STAN OCKERS BOUWDE EEN WERELD VOOR ZIJN HUISGEZIN.
Er waren jaren en tijdstippen dat Stan Ockers niet dikwijls de rust en de gezelligheid van de huiskring kon opzoeken omdat zijn taak, vooral zijn zware taak, van wereldkampioen hem voortdurend in het geweer stuurde, maar die weinige ogenblikken van gelukkig gezinsleven nam Stan Ockers telkens te baat om lichamelijk zowel als moreel herop te knappen. Op een sportavond hebben we iemand aan de micro Stan eens horen vragen hoe het toch kwam dat hij die dan toch jaar in jaar uit op de koersfiets zat, nooit lichamelijk ontredderd werd en telkens zo fris als een bliek aan de startlijn kwam.Toen vertelde Stan Ockers dat hij " het van zijn moedertje had". " Enkele ogenblikken van volkomen rust knapten haar volledig op", zei de wereldkampioen, " ... en zo is het ook met mij. Het volstaat dat ik enkele uren ga zitten of rusten om mij weer gans fit te voelen.". Moedertje Ockers, die dikwijls haar laatste centen gebruikte om voor de kleine Stan een koerstube of een trui te kopen ondanks het feit dat ze zeven monden te stoppen had, werd later wanneer Ockers een groot renner werd nooit vergeten. Zijn eerste verdiensten als jonge wielrenner in de oorlog gingen zelfs op de eerste plaats naar haar die in de moeilijke jaren voor de bevrijding een goede kop "echte koffie" best kon gebruiken. Na moedertje Ockers kwam mevrouw Ockers (Rosa Desmet, vijf jaren jonger dan Stan) ) die tot aan zijn lijdensbed haar man trouw terzijde stond, hem dikwijls volgde en verzorgde, en dikwijls deelachtig was in de behaalde successen. Net als zijn broer Jos die als eerste verzorger Stan onschatbare diensten bewees. Last but not least vernoemen we Eddy, supporter nummer één van zijn papa. De jongste jaren waren Eddy en Stan onafscheidbare vrienden geworden. De liefde was wederkerig. Voor zijn Eddy, geboren in 1950, zou Stan door een vuur hebben gelopen. Daar leefde en streefde hij voor. Daar wou hij voor werken en lijden opdat Eddy niet diezelfde lange en harde levensweg zou te bewandelen krijgen als zijn vader die bijna twintig jaar met een verbeten wilskracht hardnekkig moest volhouden om het opperste te bereiken wat voor een wielrenner bereikbaar is. Dat zoontje Eddy, zo fier en gelukkig wanneer hij ergens mee naartoe mocht, heeft nu geen vader meer. Op een ogenblik dat hij zijn afgod die zijn vader was voorgoed bij hem zou hebben, sloeg het noodlot toe in al zijn naakte werkelijkheid. Op een ogenblik dat Eddy Ockers zijn vader meer dan ooit nodig had om de harde werkelijkheid van het leven te leren kennen staat deze kleine jongen plots alleen. Alleen en onbegrijpend naast een wenende moeder en naast treurende familieleden. Te weten dat zovele duizenden mensen in het land medevoelen in de diepe rouw moge voor hen allen een kleine troost zijn. Een troost is het voorzeker ook te weten dat Stan niet alleen als een groot kampioen heeft geleefd maar ook als een groot mens, een voorbeeldig huisvader die het geluk en de voorspoed van de zijnen nastreefde.
DE KLEINE STAN. Toen hij zestien was en reeds afwisselend als helper-stoofsmid en kolendrager zijn eerste wedden in moeders schoot had neergelegd, kwam hij aan de tweesprong-van-zijn-leven. Hij moest kiezen en wist niet wat te doen: voetballer blijven of wielrenner worden. Alhoewel hij als "half" in het scholieren-team van Tubantia zeer voortreffelijke partijen ten beste gaf, hakte Stanneke Ockers toch kordaat de knoop, door : hij zou het maar als "coureur" proberen. En hij werd coureur. 1936. Dit was zijn proefjaar. Het waren de maanden van de aanloop.Het volgende jaar moet beschouwd worden als de definitieve start. Om eerlijk te zijn, alle supporters weten nog dat in die eerste koersen er niets overrompelends of ophefmakends gebeurde. Toch was er al vlug zichtbaar die koppigheid, verbetenheid, moed en wilskracht bij de jonge "Stanneman". Hij wist wat hij wou en waar hij heen wilde. Want eens gestart als wielrenner was hij als een stormwind : zeker, sterk en onvermoeibaar.Vreugdevolle dagen in het rennersleven van de junior Ockers waren er vooreerst niet veelvuldig, behalve dan die eerste zege te St-Amands-Puurs. Het verbeterde niet toen hij soldaat moest worden en ook nadien nog door de mobilisatie werd vastgehouden. Niettemin volhardde hij, boekte hij enige overwinningen en ereplaatsen. Zijn intense arbeid op training werd in de eerste oorlogsjaren beloond met overwinningen te Sint-Niklaas, Stekene, en Schoten. Door als neo-prof in 1941 de Grote Schelde Prijs winnen en ook door Kampioen van Antwerpen te worden, bewees hij een goede nieuwkomer te zijn in het vak van beroepsrenner. Er waren in die periode heel wat betere renners dan Ockers: renners met meer naam en faam ; renners met blijkbaar meer klas en talenten. Omdat Kobe, Robbe en Senne, mijn drie kleinzoontjes, de familienaam Meerschaut dragen, citeer ik hier graag Odiel Van den Meerschaut . De ' witte' kende toen gloriejaren en was toen Koning der Kermiskoersen en Kampioen van België.
En toch, toch was die kleine Stan al vlug meer volksgeliefd dan de meeste vedetten. Hoe kwam dat ? Was het door zijn kleine gestalte ? Was het door dat hij, die pas veel later de geheimen van de snelheid en de eindsprint in zijn macht kreeg, in de spurt meestal met een ere-plaats moest vrede nemen? Of was het omdat hij steeds rondliep en fietste met een lach in de ogen en om zijn mond ? Het ene en het andere hebben daar zeker toe bijgedragen. Zoals zijn taaiheid, zijn steeds maar doorzetten, zijn kranigheid, hem later sport na sport hoger, immer hoger brachten op de ladder van het succes en de roem.
1943. Het was nog niet te voorzien hoe ver die kleine pittige, vinnige, olijke Sinjoor, zou kunnen geraken in de wielersport, ook al verzamelde hij als broodrenner vele goede resultaten met zijn koersfiets. Tijdens de volgende jaren werd hij terug opgeroepen in het leger bij het ontmijningsbataljon te Nieuwpoort. Het was in 1946 dat voor hem de zon terug begon te schijnen. Hij mocht starten in de Course du Tour de France, tussen Monaco en Parijs, waar hij op de Galibier liet zien dat hij kon klimmen. Een valpartij schakelde hem uit, maar hij werd daar een toprenner. Terug uit het Zuiden werd hij weer Kampioen van Antwerpen, en hij won terug de Grote Schelde Prijs te Schoten, alsook primus in Brussel - SintTruiden ( waar hij met 30" voorsprong solo de meet bereikt), en in een reeks andere koersen.
1947. Stan Ockers ging deelnemen aan de Ronde van Zwitserland, waar hij sterk presteert tegen Bartali en Bresci, Coppi, Kubler en Koblet ! Het gevolg daarvan was dat men van dan af eindelijk niet meer ging twijfelen aan de ronde-talenten van de kleine Ockers, want eigenlijk was het schandelijk en onrechtvaardig geweest dat Stan door de selectieheren van de wielerbond was thuisgelaten voor de eerste na-oorlogse Ronde van Frankrijk.
1948. Op het einde van de Ronde van België, in een laatste rit gekenmerkt door regen, valpartijen, bandbreuken die de sterksten deden sneuvelen, fietst Stanneke Ockers op 23 mei met de koplopers het grote Heyselstadion binnen. Stan steekt zijn armen omhoog, groet glimlachend de twintigduizend sportmannen die daar zijn samengekomen voor de bokswedstrijd van Cyriel Delannoit tegen Marcel Cerdan, die er vlak na de koers zou beginnen. Zonder nog te sprinten voor de dagzege wint Ockers op dat moment het totaalklassement van onze nationale wielerronde. Onvoorstelbaar ! Slechts 1m61 hoog en 62 kgr zwaar, en toch werd deze wielrenner toen de 'grote Stan Ockers' , daverend toegejuicht door alle sportliefbebbers die het Heyselstadion vulden.
DE EEUWIGE GLIMLACH VAN STAN OCKERS.
Sportbeoefenaars, vooral dan in de beroepssport, tonen zich dikwijls al te enggeestige specialisten. Zij beoefenen hun eigen sport maar kunnen slechts matig interesse betonen voor de andere sporttakken en zoeken nog veel minder de gelegenheid om zich ook aan andere sportbeoefening te wagen. Stan Ockers behoorde niet tot deze laatste categorie, maar was integendeel een omni-sport-man in de volle zin van het woord. Hij betoonde daarenboven niet enkel een verregaande belangstelling voor andere sporttakken, maar hield er ook aan, in die andere sporten, iets te presteren. Zo wisten we dat Stan Ockers - het zou moeilijk anders zijn geweest voor een jongen die te Borgerhout geboren werd ! - heel en al verhangen was aan de duivensport en zelfs in het begin van zijn loopbaan als beroepsrenner nog altijd ijverig ' meespeelde' in de vluchten van de Borgerhoutse Duivenbond. Nadien hield Stan nogwel van een duifke ... maar dan was het eerder bedoeld als een smakelijke hap voor een grote inspanning ! Wie echter tijdens de wintermaanden een kijkje ging nemen bij de mededingers in de Antwerpse wintersporten, moest zich dikwijls verwonderen over zijn aanwezigheid bij deze proeven. Was Stan Ockers niet in de gelegenheid om zich in die competitiete mengen, hij betoonde toch een zekere belangstelling voor deze zo sportieve en nog zo echt amateuristische sportbeoefening. Een hartstochtelijk voetballer was Stan, dat weten we wellicht allemaal ! Vurige supporter van Berchem Sport als hij was, ging er geen vrije zondag voorbij zonder dat hij zijn favorieten ging aanmoedigen, en dit vaak op verplaatsing, ver van huis. Maar niet enkel als supporter liet Stan zich gelden, nog veel meer als beoefenaar van de voetbalsport. Hij was immers aangesloten geweest bij Tubantia Borgerhout, zou nadien ook aansluiten en een heel actief lid worden van het rennerselftal welke tijdens de oorlogsjaren dikwijls uitkwam in liefdadigsheidswedstrijden die werden ingericht ten voordele van ongelukkige renners. Er kon steeds beroep worden gedaan op Ockers die toch zo graag de linkervleugel van die voetbalploeg vormde met Van Steenbergen. Een andere sport waarin Stan Ockers met voorliefde uitkwam en waarin hij een behoorlijke graad van verfijndheid had verkregen, was de biljartsport. Als lid van de biljart vereniging welke in zijn eigen sportlokaal was gevestigd zou hij er nooit aan denken een vergadering of een speelavond te missen. Zelfs tijdens de winteravonden speelde hij graag een partijtje, louter voor het genoegen.
We zouden nog verder kunnen gaan en ook zijn belangstelling kunnen aanhalen voor het boksen, de worstelsport, eveneens voor het turnen dat hij de meest gezonde van alle sporten noemde, maar in het bijzonder had hij toch de snelheidsmicroob in het lichaam. Als piloot van zijn eigen wagen was Stan een ware virtuoos van de weg en hij zou zonder twijfel een flink figuur hebben geslagen in open autokoersen. Al deze vaststellingen tonen voldoende aan dat Stan Ockers begrip had voor meerdere sporten en een omni-sport-man was, die in alle kringen van de sportwereld vrienden telde . Het kon moeilijk anders !
blz. 6/7/8 - Frascarti: onder een brandende hemel kwam Ockers, de kleine Belg, vanuit een verloren stelling opzetten om schitterend te winnen. Op het podium, met zijn echtgenote en zijn zoontje voor zich, met de regenboogtrui om de lenden en de bloemen in de handen, beleefde hij ongetwijfeld het schoonste en gelukkigste ogenblik uit zijn zo lange en schitterende wielerloopbaan.
Reeds wereldrecordman achter tandems ( 25.12.48 : 56km100 ) verbeterde hij op 14.1.56 in het Antwerpse Sportpaleis ook het werelduurrecord. Dat gebeurde achter de derny van zijn trouwe vriend en gangmaker Martin Van den Broeck. Hij bracht dit record op 61km 745. Met Dolf Verschueren leverde Stan Ockers achter de derny en de kleine motor onsterfelijke duels. Hij was ook een groot specialist achter de grotere mechanische tuigen, waar men hem nog had verwacht, aan het einde van zijn ' carrière' als stayer, specialiteit welke hem nochtans afschrikte.
Hij richtte zijn pijlen hoog, omdat ze ver zouden vliegen. Zo was het met Stan Ockers, de weg-,piste-,en ronde-renner, de koning van de derny en tandem. Hij richtte zijn pijlen hoog, opdat ze ver zouden zouden vliegen ... . Lang en naarstig heeft hij moeten werken om de richting, de goede richting en de goede baan te vinden waarin hij zijn pijlen afzenden moest. Eens dat hij die richting en die baan had gevonden, schoot hij meermaals, steeds maar roos, keer op keer. En met elk schot dat hij (vooral) de laatste seizoenen afschoot bereikte hij een hoogtepunt. Het allereerste hoogtepunt behaalde hij in 1948 toen hij het bijna 13 jaar oude wereldrecord van Georges Ronsse achter tandems neerhaalde op die Kerstnamiddag voor zovele Antwerpse supporters. Een nieuw hoogtepunt, ditmaal van grote internationale weg-waarde, behaalde hij in de Ronde van Frankrijk 1950, met tweede te worden- prestatie die hij twee jaren later hernieuwde. Andere hoogtepunten op de weg verzamelde hij met schone ritoverwinningen te Rouen in 1949 en te Pau in 1954, met zijn solo in de Waalse Pijl 1953 en zijn tweede plaats in Parijs-Roubaix 1954. Grote momenten waren ook voor hem weggelegd op de velodrooms met diverse ploegmakkers en vooral in de Zesdagen van Brussel 1951, Gent 1954, en Antwerpen 1955, aan de zijde van Rik Van Steenbergen. Ja, dat waren allemaal hoogtepunten, kleinere en grotere, van alle maten en soorten.
De meest waardevolle, de schoonste, moesten echter nog komen. Zij kwamen in 1955 en 1956, met formidabele triomfen te Luik, in de Vurige Stede, in de Waalse Pijl en Luik-Bastenaken-Luik, het Wereldkampioenschap te Frascarti, de Wisselbeker Desgrange-Colombo, en Rome-Napels-Rome, waarin hij in 1956 zijn meest overtuigende van alle overwinnigen thuishaalde tegen Coppi en Bobet.
Ondertussen had hij opnieuw de Antwerpse Zesdaagse gewonnen en het werelduurrecord achter derny op zijn naam geplaatst. En thans, was hij op weg naar een nieuw hoogtepunt. Een tweede achtereenvolgende zege in de Challenge Desgrange-Colombo was nog steeds mogelijk, maar Stan kon zijn seizoen niet afwerken. Aanstaande zondag, tussen Parijs en Tours, en daarna in de Ronde van Lombardije, en daarna nergens meer zal hij nog koersen, noch op de weg noch in de sportpaleizen, want de plaats van Stan Ockers zal voor eeuwig open blijven, én dat zal zijn in de Belgische én in de internationale wielersport.
In zijn broer Jos vond Stan Ockers altijd een zeer trouwe helper en een steun. Toen Stan wereldkampioen werd was de vreugde van de Jos die zijn broer op de schouders droeg niet minder groot dan deze van de wereldkampioen zelf.
Mevrouw Ockers deelde veelal mee in het succes van haar echtgenoot die voor zijn gezin leefde en streed. Gelukkig als geen andere mensenkinderen waren beiden toen ze te Brussel in het Paleis voor Schone Kunsten ontvangen werden na de eindoverwinnig van Stan in de Desgrange-Colombo competitie. In de gezellige huiselijke kring vond Stan Ockers altijd de morele steun van zijn vrouwtje dat hem zowel in voor- als in tegenspoed trouw ter zijde stond. Daar werden banden gesmeed die slechts door de tragische dood verbroken werden.
Eén in het succes ! Stan, Eddy, mevrouw, moeder en broer Ockers, en ook ploegmaat Marcel Janssens waren allen dicht bij elkaar midden de duizendkoppige menigte bij de huldiging van de nieuwe wereldkampioen op het vliegtuig te Melsbroek. Het volk stond toch zo dicht bij ' de Stan' .
Zijn schoonste successen behaalde Ockers op piste met Rik Van Staanbergen met dewelke hij o.a. meerdere Zesdaagse-overwinningen verzamelde.
Eerst miskend,daarna gevierd als beste ronderenner.
blz 4/5 - Stan Ockers was ongetwijfeld een uitstekenden alzijdig piste-vedette. Hij was eveneens een hele kei op de weg, in de klassiekers. Voor alles was de Antwerpse selfmademan echter een uitmuntend en vooraanstaand ronderenner : ' De beste die België in de na-oorlogse periode naar het buitenland kon afvaardigen". Ockers, die het in zijn leven als doodgewoon werkmanskind nooit op een gouden schoteltje kreeg opgediend - uitzondering gemaakt voor zijn laatste glorievolle seizoenen- had het aanvankelijk ook niet gemakkelijk als ronde-man. Daarvoor werd hij vooreerst te veel tegengewerkt en te lang miskend. Bewijzen ?
In 1946 betwistte hij de kleine miniatuur Ronde van Frankrijk die liep van Monaco naar Grenoble. Niettegenstaande hij in de derde rit, te St Jean-de-Maurienne over een hond viel en uitgeschakeld werd - zonder dat hij het zelf wist en wilde- was iedereen er over eens om te zeggen en te schrijven , in Frankrijk : ' Ziedaar een nieuwe Belgische Ronde-hoop ! ' Daarna startte hij in 1947 in de Ronde van Zwitserland. In het eerste gedeeelte van de eerste rit, welke in drie stukken was gesneden, had hij heel wat pech, verloor hierbij 13'12" op de ritwinnaar Gino Bartali, en werd na die Zürich- Siebnen slechts 59e op 61. Niettegenstaande werd hij in de eindstand toch derde achter Bartali en Bresci, en tweede in de bergprijs. En, ' il campionissimo Bartali' zegde van Ockers : ' Een groot kampioen, een uitmuntend ronde-specialist ' . Niettemin vond men geen plaatsje voor Ockers in de Belgische ploeg voor de eerste na-oorlogse Ronde van Frankrijk, waarin hij daarna achtmaal zou aanzetten. Alleen in 1953 liet men hem (weer) thuis, omdat hij zogezegd te oud was geworden. Dit nadat hij tweemaal tweede eindigde : in 1950 achter Kubler en in 1952 achter Coppi. Dit alles ten spijt, de vele tegenkantingen en de vele tegenslagen (zoals in 1948 een ongestelde maag en in 1949 een gebroken pink), is Ockers opperste werkterrein dit der rittenkoersen geweest. Zijn vele ereplaatsen in de Tour de France, waarin hij zesmaal winnaar op punten werd (1949,50,51,52,55,56), zijn triomfen, performaties, en accessits in de Ronden van Luxemburg, Argentinië (2e in 1952), Italië, Zwitserland en België ( 1e in 1948) zijn daar de schoonste en zuiverste voorbeelden en bewijsnummers van.
Dat Stan zich in dit specifiek werk van hard labeur, van regelmaat en van-zich-steeds-herhalende-inspanningen zo goed thuis voelde ? Komt omdat hij alles had dat een Ronde-renner hebben moet. Hij zag alles. Hij voelde alles. Hij wist alles. Daarbij kon hij haarfijn rekenen en cijferen, wikken en wegen, had hij een stalen karakter, een goede gezondheid en een uitmuntend humeur. Bijzonderste van al : hij kon klimmen en tijdrijden. Vandaar dat hij alleen voor diegenen, die niet zien noch horen wilden, niet het echte ' Ronde-type' was dat razendsnel recupereerde en van alle markten thuis was. Het is daarom erg, zeer erg, spijtig, dat de naam van die Stan Ockers op geen enkele buitenlandse Ronde-erelijst vermeld staat als triomfator. Het is daarom dat het zo erg spijtig is dat Stan Ockers niet de Ronde van Frankrijk heeft gewonnen waarin hij de beste was, de sterkste en de kompleetste en waarin hij zijn beste Ronde reed, namelijk deze van 1956, waarin iedereen de Sinjoor als overwinnaar en opvolger van Louison Bobet verwachtte. Geklopt in de Tour 1956 zei men : ' Dat is niets. Er komen nog Ronden van Frankrijk voor Stan Ockers, die verre van versleten is.' Niemand wist toen immers dat die Ronde van Frankrijk, waaraan Ockers een deel van zijn leven verpand had, de laatste zou zijn waarin hij vertrokken was.
Een zeer goed renner op alle terreinen.
Met zijn vriend en ploegmaat Richard Depoorter reed Stan Ockers de Sustenpass op in de Ronde van Zwitserland 1948. De Westvlaming vond in een donkere tunnel de dood, terwijl dat ook het lot werd van de Antwerpenaar 8 jaren later.
In tal van internationale ronden behaalde Stan Ockers rit-overwinningen en werd hij met bloemen beladen.
Dansend op de pedalen, het wezen getekend door de inspanningen kon Stanneman uit Antwerpen jaar na jaar op de flanken van de Franse Alpen en Pyreneeën in het wiel blijven van de grootste kampioenen zoals Louison Bobet , en anderen.
Als klimmer vooral was de kleine pittige Stan te duchten op de steilste cols, ook nog in 1956 was hij de gelijke van Bahamontes en Walkowiak.
Soms was hij de ware kopman van de Belgische ploeg, maar ook vaak was hij nog meer de vriend en de helper die meeleefde met het lief en het leed van zijn ploegmaats, aan wie hij ook succes gunde, zoals toen hij spontaan in regenboogtrui de jonge Jan Adriaenssens ging feliciteren die te Luchon de gele trui had veroverd.
Tijdens de achtmaal dat hij de Ronde reed, werd hij zesmaal de beste met de punten. De eerste vier keren dienden de punten slechts om renners die gelijk stonden te klasseren in de rangschikkingin per tijd, maar in 1955 en 1956 was er reeds de groene trui met de extra vergoedingen. Het puntenklassement telde de plaatsen en ging toen om het minste punten. Door zijn regelmaat was Ockers onklopbaar. Hij scoorde in alle soorten ritten , en in het wiel van de spurters deed hij steeds zijn best bij het naderen van de meet. Vooral deze uitslagen bewijzen dat Stan Ockers onze beste na-oorlogse rondeman is geweest, en slechts Eddy Merckx en Lucien Van Impe zouden vele jaren later beter kunnen doen.
Op de zesde dag van de zesde maand van 2010 kreeg ik van onze oudste dochter Anne MEERSCHAUT-JOURNEE een tof geschenk tijdens de barbecue die bij ons thuis werd gehouden ter gelegenheid van mijn zesenzestigste verjaardag. Anne, moeder van onze drie kleinzonen, had voor mij op e-bay de Speciale Uitgave van ZondagsVriend gekocht die op zestien bladzijden verslag bracht over het leven en de dood van Stan Ockers, de toen zeer geliefde wielerkampioen van wie ik vanaf het tweede studiejaar toen ik nog maar pas kon lezen een grote supporter was, ondanks mijn jeugdige leeftijd. In 1956 betaalde men 5 Fr voor zo'n magazine en 35 cent in Nederland. Ik mocht niet weten voor hoeveel het bijna 54 jaren oud sportblad nu wordt verhandeld. Na mijn dood zullen mijn kleinzonen wel eens samen met mijn buurman Renson mijn boeken, knipsels, magazines, varia en foto's over de wielersport verkopen op een van de wielerruilbeurzen, waar het om big business gaat, of een wielerkwis inrichten met al mijn documentatie als prijzen.
Met zijn zoontje toen hij wereldkampioen werd, een volksjongen werd een goed geklede heer .
Ik breng op deze blog hetgeen wat over het idool van mijn kwajongensjaren werd geschreven op deze 16 blz. alsook een aantal foto's welke al of niet staan in dit geillustreerd weekblad.
Voorpagina: Dit bijzonder nummer wil een afscheid en een aandenken zijn aan een goed mens, een eerlijk sportman en een goede vriend. STAN OCKERS .
blz 2/3 . Stan Ockers op zijn doodsbed. Stan Ockers heeft ons verlaten. Zij die zaterdag na die brute val in het Antwerps Sportpaleis kwamen toegesneld om de eerste gevolgen ervan na te gaan, zij die de ganse zondag in bange verwachting die lange uren van vertwijfeling hebben doorgemaakt in het Ziekenhuis Sint Bartholomeus te Merksem, de miljoenen welke met hun hoop het in gevaar verkerende leven van hun vriend of favoriet wilden redden, zij allen kunnen zich nog steeds niet voorstellen dat Stan voor goed uit hun midden, uit het leven is getreden. De werkelijkheid ontneemt ons echter alle schijnbeelden en laat ons niets anders dan een dodelijke zekerheid. Dit is geen lofartikel meer aan het adres van de gulhartige, naarstige en hardwerkende wielrenner Stan Ockers, welke lange jaren alles heeft veil gehad om zich een ruimschoots verdiende plaats te bevechten in de sportwereld, in de wielerwereld in het bijzonder. Het is geen bijdrage meer om diezelfde Stan Ockers een helpende hand te reiken in de strijd die hij in de eerste stadia van zijn loopbaan had te leveren tegen mensen die niet in hem wilden geloven en waaraan Ockers, zoals honderden anderen, zou ten onder gegaan zijn zo hij niet méér had gehad dan die vele anderen die twijfelden bij de eerste grote tegenkanting en zich gewonnen gaven bij een nieuwe aanval : Stan is blijven voortijveren en heeft juist in de vele tegenkantingen de titanische kracht gevonden en aangekweekt welke hem in latere jaren mede naar het toppunt van de roem, de sporteer en de fortuin zou voeren. Dat alles werd met één slag verpletterd door de harde werkelijkheid van een noodlot dat van de meest energieke sportbeoefenaar welke we ooit hebben gekend de grootste vergoeding eiste welke hij kon afdragen : het leven.
Wielerbaan te Geel 1947
Het leven van de mens Ockers is schoon geweest, zoals het leven van de renner Ockers na een kille lente, een prachtig openbloeiende zomer en een buitengewoon schitterende herfst heeft gekend. Aan dat leven heeft hij gehouden zoals weinigen er aan gehouden hebben, want niemand beter dan Stan Ockers zelf kon, in zijn trage en lange opgang van klein miskend renner naar groot en gevierd kampioen, meer en beter meepraten van het eindeloos geduld, de nooit wegblijvende spanning en de zware opeenvolgende inspanningen, welke van hem geëist werden eer hij voor zichzelf, voor zijn familie en voor de zijnen wat vreugde in dat leven had kunnen brengen en zich een zekere toekomst had kunnen verzekeren. Alles, dat alles werd met één slag vernield, vergruizeld. Tegen de hellingen van de hoogste bergtoppen heeft Ockers steeds gestreden zonder ten onder te gaan, in het wiel van de meest gewaardeerde kampioenen heeft Stan zich geweerd en verdedigd om het levensdoel dat hij zich gesteld had traag maar zeker werkelijkheid te maken, in de hoogste internationale competities van de laatste tien jaren heeft Stan Ockers zich een naam en faam van alzijdig wielerkampioen vergaderd welke niemand hem nog durfde of mocht benijden: maar tegen de onmeedogende rechter welke de Dood is, moest diezelfde hardvechtende en zich tot het uiterst verwerende Ockers het onderspit delven. Het is zonder overdrijven dat we de loopbaan, de verdiensten, de rijke gaven en de diep menselijke deugden van Stan Ockers hier kunnen samenbundelen in een enkel volzinnetje: een parel is aan de Belgische sportwereld, aan de internationale wielerwereld ontvallen.
AFSCHEID AAN EEN VRIEND.
Zelden was er te Antwerpen zoveel volk op een begrafenis .
Door zijn overwinningen in de Waalse klassiekers was hij ook een held in het Luikse. Op de helling van Les Forges kreeg hij een standbeeld .
Stan Ockers, de vaak miskende kleine man, die met een voorbeeldige iever en een nooit falende geestdrift is blijven timmeren aan een reuzegebouw dat hij, trots een schijnbaar tekort aan athletische krachten en een dikwijls besproken gemis aan intrinsieke klasse, toch heeft opgetrokken, is van ons weggegaan. Weggemaaid door het lot dat hem enkele jaren alles scheen te hebben gegund om dan plots met des te meer afgrijzen te komen toeslaan en afbreken. Het is een afgrijselijke waarheid die zich onder onze ogen heeft afgespeeld ! Het afscheid aan een trouwe vriend valt steeds zwaar. Het brengt U opnieuw de lange keten van de diepst aangevoelde taferelen uit zijn voorbeeldige loopbaan voor de ogen : zijn strijd tegen de oneerlijkheid in de Ronde van Zwitserland 1947, de aan zijn lot overgelaten zieke Rondeman in de Crauvlakte tijdens de Ronde van Frankrijk 1948, de volharding in het jaar 1949, de laster die over hem kwam toen hij buiten verwachting tweede werd in de Tour 1950, de strijd die hij verder zette in 1951, de tweede plaats na Fausto Coppi in de Ronde van 1952, de ganse evolutie die zich in hem voltrok in de daaropvolgende jaren en welke een toppunt kendde op de hoogte van Frascarti waar hij wereldkampioen werd. Dat zijn grote, imponerende data voor een vriend. Er zijn er ook andere, ongekende, intieme voorvalletjes welke de band tussen vrienden - daarom niet steeds akkoord op alle punten -smeden en die een wederzijdse waardering doen ontstaan : tranen bij een zege of een nederlaag, de fierheid van de vader voor de zoon, de eenvoudige vriendensfeer bij een sportavond, het samen voelen en samen betrachten bij meerdere aangelegenheden en zovele voorvalletjes waarmede een vriendenband wordt aangesnoerd. Ons blijft thans nog slechts een sterke herinnering aan hem die steeds dol was op een trouwe vriendschap, die zich diep getroffen kon voelen bij een ongelijk hem aangedaan en steeds zo hard kon willen om zich waardig te tonen van de mensen die in hem geloofden en waartoe hij zich verplicht gevoelde.
Stan Ockers, de kleine man, is een gans aparte figuur in de wielersport geweest omdat nooit iemand met zoveel drang en ondanks zoveel tegenkantingen en miskende eigenschappen, heeft blijven voortijveren en werken om zich toch vooraan te plaatsen en zich een paleis bouwde! Het is de werkman die zich een paleis bouwde !
In het aanschijn van de dood buigen we ons hoofd voor de wil van Onze Lieve Heer, wiens plannen dikwijls ondoorgrondelijk zijn maar die het steeds om den goede doet. Hij heeft de veelbesproken Stan Ockers uit ons midden weggehaald, moge Hij echter de herinnering aan die grote sportman en vooral die goede mens levendig houden in de harten van de talrijke sportbeoefenaars welke aan wijlen Stanneke Ockers een voorbeeld op alle gebied kunnen nemen. In die geest van diepe genegenheid voor een karakter en een eerlijke sportbeoefenaar, de vader die zijn enig zoontje streng aanbad en een echtgenote die in lief en leed aan de zijde van haar man heeft meegestreden voor het schone doel dat Stan Ockers zich gesteld had, nemen we hier afscheid. Een afscheid dat zwaar valt.
( zonder naam - Dit proza uit 1956 was van een groot sportjournalist)
recordman achter de derny
STAN OCKERS was de vriend van de Koning bij wie hij ontvangen werd na zijn zege in het wereldkampioenschap, hij was een vriend van de burgemeester die de prestaties van zijn stadsgenoot volgde, hij was een vriend van de sportredakties waar hij herhaalde malen zijn belevenissen vertelde, en hij was een vriend van het volk dat hem langs alle zijden bestormde.
Deze week vindt het wereldkampioenschap tafeltennis voor landenteams plaats. De mannenploeg afgevaardigd door de Koninklijke Belgische Tafeltennisbond presteerde tot vandaag zeer goed want alle wedstrijden werden gewonnen. De hoop vermeerdert uiteraard dat ons team terug naar eerste divisie zal promoveren waar de beste 24 landen uitkomen.
' Tafeltennis voor allen en allen voor tafeltennis' dat is het thema van deze week in de hoofdstad van Rusland. Op het Rode Plein werd een speciaal (rood) tapijt opengerold en iedereen mag daar nu pingpong spelen. De kampioenen uit alle windstreken die voor het wereldkampioenschap kwamen, spelen hun matchen in het Olympisch Complex en niet in open lucht, maar vermits bij goed lenteweer dat toch ook mogelijk is, beleeft de sport van het celluloïd balletje thans mooie momenten op het Rode Plein, waar zowel de rode kant als de zwarte kant van de batjes mag worden gebruikt.
Wat opvalt bij het lezen van de namen op de bladzijden van de deelnemerslijst, is het feit dat er voor zovele landenteams sportui met Chinese roots spelen. Ook de bizarre identiteit van enkele deelnemers doet glimlachen of in het haar krabben. Ik amuseerde me door het volgende op te schrijven :
Bij de heren noteerde ik : Zo Razafindralambo uit Madagaskar, Chamsamon Khunladsuvannavong uit Laos, Mohammadreza Akhlaghpasand uit Iran, de Japanners Casuo Matsumoto en Hugo Hoyama uit Brazilië, Chung Wan Lung uit Nederland, Chen Weixung uit Oostenrijk Momo Bomboko Babungu uit de Democratische Republiek Congo, Nirmala Jayasinghe uit Sri Lanka, en Timur Kelbuganov uit Kazakstan. Ja, van mondialisering moet in tafeltennis niet meer worden gesproken, het is nu gewoon een feit dat op alle continenten beoefenaars zijn van dit spel. Bij de dames heb ik nog meer gevonden : de tweeling Viktoria en Veronika Pavlovich uit Wit-Rusland, Nodira Burkhankhodjaeva uit Ouzbekistan, Li Jiao en Li Jie uit Nederland, Wu Jiaduo uit Duitsland, Zhu Fang en Shen Yanfei uit Spanje, Ni Xia Lan uit Luxemburg, Suthasini Sawettabut uit Thaïland, en Zulfiniso Saidalimova uit Tadzjikistan. Tenslotte last but not least de USA en Canada. Bijna alle speelsters uit die landen zijn Aziaten : Gao Jun, Hsing Ariel, Sun Natalie, Zhang Lily en Wu Erica , en ook Zhang Mo, Yuen Sara, en Lee Carmen.
Wu Jiaduo speelt voor Duitsland De jonge Ariel Hsing uit California
Circonstances qui nous amenèrent à faire ce magnifique voyage :
Comme chaque année à mon travail il fallait se partager les périodes de vacances. Les mois de juillet et août étaient réservés à ceux qui avaient des enfants en âge d'école. Cette règle obligeait celui qui n'avait pas d'enfants et moi qui était le père d'un fillette très jeune, à prendre les congés en juin ou en septembre. Nous n'étions qu'à six dans notre agence CGER et il fallait toujours au moins quatre personnes pour faire tourner cette boutique. Un matin au mois de mai arrivait avec le courrier venant du siège principal une note avec l'information suivante : ' Voyage en Asie Centrale - Moscou-Samarkand-Boukhara-Taschkent- Alma Ata- Tourisme Poulaire , siège Rue de Stalingrad, à Bruxelles, nous propose un voyage intéressant. Un groupe de 20 personnes est invité par l'Organisation Syndicale de l'URSS. Guides parlant français accompagneront notre groupe . Départ le 24 juin. Pour plus d'info contactez Pierre.' . Je ne sais toujours pas pourquoi j'avais réagi avec une si grande vitesse à cette note. Après un coup de télephone très bref à mon épouse, j'avais pris immédiatement contact avec ce Pierre que je ne connaissais pas encore, et j'avais réservé deux places. Ouf, juste à temps , car en moins d'une heure le groupe de 20 personnes était déjà fixé. Mes vacances étaient ainsi par la même occasion fixées et je glissais déjà un peu vers le mois de juillet, ce qui me plaisait bien. J'ignorais cependant qu'un contact avec le communisme, avec la Russie, avec les peuples lointains , aurait un tel impact sur ma personne. J'avais 34 ans.
24 juin 1978. Samedi. Zaventem. Quatre personnes proches de mon épouse, notre fille et notre chien nous accompagnent au départ. 10h40. Rassemblement du groupe. Douanes. Taxe Free Shop.Visas. 12h45. Sortie 58. Grand avion CCCP et bientôt nous montons dans les airs. Des hôtesses musclées nous remettent des cartons avec un petit repas. 16h00. Voilà déjà Moscou, précédé par beaucoup de surfaces d'eau et des bois. Il faut ajouter une heure, car l'heure de Moscou n'est pas la nôtre. La vue de soldats avec des bottes nous effraie un peu. Contrôle des visas, sans ce document on est moins qu'un insecte dans ce pays ! Passage obligatoire au bureau de change, au taux légal officiel. 4.000 fr = 81,40 roubles. Un autobus nous attend. Nous faisons connaissance avec NATACHA notre guide.Sur la chaussée de Leningrad nous nous déplaçons de 40 km. Premières impressions.Nous trouvons notre chambre à l'Hotel Drochba = Amitié. Le repas du soir est animé avec un orchestre. Ensuite petit tour sur le métro. Il fait déjà noir lorsque nous nous promenons sur La Place Rouge. Dans le bar d'un hotel fermé nous buvons du vin. Course à pied pour le dernier métro . 24h50.
Dimanche à Moscou. 9h00. Départ avec un bus antique. Il fait déjà 20° C. Tour de Moscou commenté par notre guide Natacha : Université Lemontsov,St-Basile ,rélève de la garde sur la Place Rouge, la rivière Moscova.Les très larges avenues sont vides, il y a beaucoup de parcs bien verts.Repas: une sorte de boudin vert mauvais.Suite : Mausolée Lénine. Une longe rangée attend, mais notre groupe passe devant. Je vois des coureurs cyclistes qui se rendent au départ d'une course. Il y a trop peu de temps pour un tour en bateau mouche, et il n'y a aucun café pour boire un coup. Ici et là, nous voyons des tristes snack bars où les russes mangent. Retour à l'Hotel Amitié.Petite sieste de 16h à 18h. Nous payons le supplément de 700 fr qui nous donne l'occasion d'aller pour le repas du soir au Slavinski Bazar, un restaurant historique où des célèbres écrivains russes avaient été clients dans des temps lointains. Nous donnons tous 1 rouble et un trio qui mangera aussi avec nous, nous joue de la musique de balalaika. Nous offrons du chewing gum aux femmes qui font le service, et un employé du restaurant fait du change en noir avec nous.Très bon repas, vodka froid, caviar, vin blanc, vin rouge à volonté. Une radio nous communique qu'en ces moments-là de l'autre côté de notre planète, l'Argentine gagne la Coupe du Monde de football par 3/1 en prolongations. Nous chantons et fraternisons avec les travailleurs de Slavinski. Retour en metro. Dans une des chambres nous buvons de la vodka jusqu'à 2h30.
Lundi. Programme modifié, nous restons un jour en plus à Moscou. Le bus nous conduit à l'Exposition des Réalisations Economiques. Une collision avec le véhicule d'un moscovite nous force à changer d'autobus.Nous voyons le célèbrissime SPOUTNIK, beaucoup de fleurs et des fontaines. Une simple glace russe nous goûte bien. L'après-midi sert à la visite du Kremlin et à une excursion sur la Moscova. Nous rentrons à deux par le métro après quelques achats au Berioscha. Au souper nous buvons du champagne russe. 9.h20. Fin de journée dans notre chambre.
Mardi. Le bus nous conduit à l'avion qui nous attend au Sud de Moscou. 11h30. Envol vers la mythique Samarkand sur un avion à 4 moteurs. Il faisait terriblement chaud dans cette caisse en aluminium parquée en plein soleil, transpiration à gogo. Durée de vol = 5 heures. 16h30, mais il faut avancer les montres jusque 18h30.Repas du soir. L'eau qu'il faut boire, a un goût très particulier.Promenade en ville, repos dans un parc. Il fait très chaud. Nous trouvons de la bière sans mousse et sans alcool.
Mercredi. Visite de la ville de Samarkand. En matinée : Mausolée de Tamerlan, avec une deuxième guide à côté de Natacha. Promenade au marché, personnages bibliques, vêtements typiques. Le poisson qu'on y vend pue à crèver !
L'après midi : un bus vers l'Observatoire de Ouloug Beg, et les medressas d'une beauté extra-ordinaire sur la plus belle place du monde et de tous les temps ! Ensuite l'inoubliable Tombeau des Timourides . Joupie ! Nous avons trouvé un bar avec du champagne frais. Repas du soir. Ensuite nous passons la soirée à l'Intourist Hotel où nous buvons du jus d'orange avec de la vodka jusque 1h00 .
Jeudi. Excursion en autobus. Après 60 km nous entrons dans le Tadzjikistan. Un lac, avec de l'eau très froide dans une oase, nous invite à nous coucher sur le dos. Bronzage au soleil. Après-midi : visite à une usine de porcelaine. Repas du soir. Faire les valises.Le vol Samarkand- Buchara ne dure que 35' et nous atteignons l'hotel suivant à 21h30.Au bar le champagne y est bon marché et frais. Fin à 24h00.
Vendredi. 8h30. Petit déjeuner, pour la santé il faut boire de l'eau et du jus de prunes.Visite de Buchara avec un guide de cette ville. La chaleur est très élevée, malgré un peu de vent qui vient des steppes. Dans les rues il y a côté soleil et côté ombre.Chateau des émirs, musée, minarets, mosquée, medressas. Tombeau de Ismaîl Saman, jeu d'ombres et de lumières provoqué par la position des pierres.Visite du marché millénaire de Buchara. Repas à 14h00.Visite à une usine de brocats et à la villa d'été du dernier émir. 17h30 -19h00 siesta. Repas du soir. Ensuite au 12e étage du building nous buvons et nous mangeons encore: brochettes, vermouth et champagne. Au lit à 24h00.
Samedi. Voyage en avion. Buchara - Taschkent. Nous y arrivons dans un immense hotel. En Ouzbekistan la chaleur est encore plus forte. Promenade. Repos au bar.
Dimanche. Le guide Sergeï qui connait bien la Belgique nous emmène en autobus pour le tour de Taschkent. Une des plus vieilles villes du monde. Marché. Visite d'une galerie d'art. Hotel Zaravsjkan. Vodka. Nous nous amusons bien.
Lundi. Excursion en bus vers la Mer de Taschkent , distante de plus d'une heure.Lac artificiel - Bain de soleil- Natation- Pédalo sur l'eau. Retour vers l'hotel. Visite de l'Exposition des Réalisations Economiques en Ouzbékistan. Chaleur maximale. Dans une fabuleuse maison de thé avec Pierre nous commandons sept fois, ce qui veut dire que nous avalons par personne 3,5 litres de thé. Retour à pied. En soirée lorsqu'il fait si bon, tour en métro, visite d'un café. Dans la cave de l'hotel quelques-uns picolent bien à la vodka orange. Un de nos célibataires déclare avec sincèrité son amour à mademoiselle Natacha, sans succès. Il se brise le coeur et il avait bu trop car la petite Natacha est une intellectuele sérieuse.
Mardi. Adieu belle cité. Grandes chaleurs , surtout dans l'avion avant le décolage. Beaucoup de temps perdu parceque il faut attendre pour une raison que nous ignorons. Le vol lui-même ne dure que 85 minutes. Almaty. Kazakstan.Transfert en bus vers Medeo situé à une altitude de 1700 m. C'est déjà bien haut dans la montagne dans un décor magnifique.Nous nous retrouvons dans un climat très différent. Repas de midi seulement à 15h00. Visite de Medeo le Centre Sportif bien connu qui dispose d'une piste pour le patinage sur laquelle de nombreux records avaient été établis. Début juin il n'y a à Medeo ni neige ni glace. La temperature idéale et le bon air nous invitent à une promenade en haute montagne. De très loin nous voyons des énormes montagnes situées en Chine. Un barrage anti-avalanches nous empêche d'aller trop loin, en zone dangereuse. Repas à 20h00. Le bar n'y ressemble à rien et c'est pourquoi nous plongeons sous les draps à 22h30.
Mercredi. Medeo. L'air frais de la montagne nous a permis de bien dormir toute la nuit. Excursion en bus à Almaty. Nous admirons les batiments modernes, les monuments, et la vieille cathédrale. Après midi. Les voyageurs du groupe se plaigent qu'il faut faire plusieurs fois une ascension de 15 km pour rejoindre le centre sportif où nous logeons, et ce dans un vieil autobus sans confort. Seulement une partie du groupe accepte d'aller voir à nouveau en ville le Musée d'Art du Kazakstan. En soirée : Cirque. Formidable. Le Cirque National du Kazakstan.
Jeudi. Etc., etc.,etc. notre voyage en Asie-Centrale a continué . Il dure d'ailleurs dans ma tête encore jusqu'aujourd'hui , car Moscou, Samarkand, Buchara,Taschkent, Almaty, sont des endroits à nuls autres pareils. Le voyageur, le pélerin, le cavalier, qui passe par là y laisse toujours une partie de son âme, une partie de son coeur.
LIEBHERR 2010 World Team Table Tennis Championships,
Moscow, RUS, May 23 - May 30, 2010
Superbe. Perfection absolue comme femme et comme sportive. Telle était l'impression des observateurs qui ont regardé ce samedi 22 mai 2010 au Complexe des Sports Olympiques à Luzhniki (Moscou) le dernier entraînement de deux superstars du sport féminin, Liu Shiwen et Guo Yan. En jaune et turquoise la toute jeune Shiwen, la nouvelle numéro 1 mondiale, est une très belle personne qui est capable de pratiquer son sport à un niveau qui fait d'elle une déesse dans son immense pays. Yan, dont on disait qu'elle n'était pas en condition, avait pris place à la table face à la meilleure pongiste du monde et expédiait des topspins sans la moindre faute. Un seul regard sur les autres tables fit comprendre que les meilleures Européennes étaient maladroites et même si elles faisaient des coups difficiles ou spectaculaires leur technique était très inférieure à celle des virtuoses de Chine Populaire. Par la qualité de leur technique les filles de l'équipe favorite retournaient toutes les balles comme si c'était très simple, car ce qui frappe en voyant jouer ces joueuses, c'est la simplicité et la rapidité de leur action. Elles ne font aucun geste inutile, aucun déplacement superflu, aucun bruit qui dérange. Au niveau maximum de leur art tout semble tellement facile.
Mais, ce n'est pas à quelques heures avant la compétition sportive majeure pour tout un peuple que des championnes ont encore besoin d'affiner leurs coups. Pour faire gagner la Chine dans ce championnat du monde 2010 internations, depuis leur enfance Shiwen en Yan s'étaient entraînées déjà durant plus de 10.000 heures et pour écarter les autres concurrentes des cinq places prévues, il avait fallu battre quelques douzaines de compatriotes capables de se trouver également dans cette superbe équipe féminine de tennis de table de la Chine.
Photos des deux impératrices principales du Ping Pang Qiu .
If you can make it there, you can make it everywhere. Au coin de la Park Avenue et de la East 23 rd au centre de la grande ville de New York il y a maintenant un endroit très spécial où de jour et de nuit ( the city never sleeps) les gens les plus divers viennent jouer au tennis de table.
Ce sport explose pour le moment in Big Apple !.
On peut y voir des vedettes, des artistes, des filles splendides, des peaux de toutes les couleurs, et y consommer sans limites à la buvette.A visiter donc lors d'une prochaine visite of the USA et même à envisager en tant que last minte City Trip ! .
2010. En ce dernier dimanche d'avril, nous avons un mauvais nuage islandais dans le ciel et nous n'avons plus de gouvernement, mais cela reste supportable. Réjouissons nous, car le printemps est arrivé et demain sera dimanche, pas n'importe quel dimanche ordinaire car notre grande cité ardente est en fête à l'occasion de La 94ième Doyenne, la plus belle course cycliste de l'année. Les Italiens qui aiment tant cette classique, ont à nouveau envoyé leurs campionissimi actuels vers Liège pour un dernier grand test dans monts et vallées, à deux semaines du départ du Giro d'Italia qui partira, tenez-vous bien, à Amsterdam ! C'est naturellement la course des courses pour les coureurs wallons qui seront six au départ avec Philippe Gilbert, et ses équipiers Christophe Brandt et Olivier Kaisin, Maxime Monfort qui pourrait surprendre, et dans leur maillot agricole Sébastien Delfosse et Benjamin Gourgue, qui méritent leur sélection après un bon comportement dans d'autres courses de haut niveau. Liège-Bastogne-Liège est la classique qu'en 1955 avait gagné de façon grandiose l'idôle de ma jeunesse avec son éternel sourire Stan Ockers. Cet adorable Anversois avait été à lui-seul capable de mettre d'accord Flamands et Wallons avec ses coups de pédales en prouvant qu'il ne faut pas aller à l'école pour devenir malin, et qu'il ne faut pas être grand pour devenir un superchampion. Il faut simplement avoir de la patience et de la volonté pour gagner, et cela de manière à être aimé par tous. C'est pourquoi il y a un si beau monument Stan Ockers à Liège (sommet Les Forges) et à Anvers (Sportpaleis). Je ne citerai pas les possibles premiers de la course 2010, cela se trouve déjà bien ailleurs, mais je voudrais que, si Philippe Gilbert ne gagne pas, que ce serait Evans comme à Huy, car Cadel me fait penser à Ockers. Les chiffres se prêtent bien à une telle prédiction : 1955 + 55 = 2010 .
Les trois côtes de la finale sont : La Redoute ( 2,1 km à 8,4 %), Côte de la Roche aux Faucons ( 1500 m à 9,9 %) - tiens, ... faucons = valken ... comme dimanche passé où Phil avait triomphé ... bonne augure donc pour demain ... - et la Côte de Saint Nicolas ( 1 km à 11,1 %). Que le meilleur gagne à Ans ... sans être dopé ... !
Mais mon intention sur ce blog en tant que modeste historien du sport, était de faire un article sur la Doyenne de 1910, celle qui avait été disputée il y juste 100 années, et d'en profiter pour un peu voir ce qui s'était passé globalement dans le monde en cette année 1910.
Au cinéma on avait inventé Frankenstein
1910. C'est l'année du premier film d'horreur sur le monstre Frankenstein, tourné jadis à petit budget dans les Studios Edison du Bronx à New-York. Toutes les copies de ce film muet avaient disparu, mais en 1963 quelqu'un a retrouvé script et quantité d'images. Après restauration en 1970 les cinéphiles ont retrouvé Frankenstein à l'écran. Un exemplaire digital existe maintenant. 1910. Entre le 20 avril et le 18 mai, la Comète Halley s'approchait dangereusement de notre planète Terre, certaines mauvaises langues craignaient pour la fin du monde. 1910. Le tout Paris découvre Igor Stravinsky et son chef d'oeuvre ' L'oiseau de Feu'. 1910. 23 avril - Début de l'Exposition Universelle à Bruxelles, à ne pas confondre avec 1958. 1910. 21 avril - Dans le Connecticut décède le père de la littérature américaine, l'ecrivain Marc Twain, auteur e.a. des Aventures de Tom Sawyer et de Huckleberry Finn. 1910. Le petit Georges, fils de Désiré et de Henriette,vient d'apprendre l'abc à l'école primaire. Sim deviendra bientôt reporter à la Gazette de Liège et Simenon deviendra l'auteur le plus lu au monde. Ses livres ont été souvent filmés, et traduits en 55 langues. 1910. L'industrie des armes à Liège sort un revolver intéressant : le Nagant M1910, et décide de fabriquer des voitures de qualité.
Twain
1910. Année de naissance de Toine.Dignef cycliste de Landen et du Pesant de Liège, partant dans les Doyennes de 1933 à 1938, grand ami du triple vainqueur Fons Schepers. 1910. Par une victoire 0/1 à l' Antwerp le Standard termine bien sa saison, mais le champion de la saison précédente ne sera que cinquième en 1909/1910. Son voisin, le FC de Liège termine dernier. l'Union St-Gilloise est champion de Belgique. 1910. La course Bruxelles- Liège pour indépendants avait été gagnée par Paul Deman devant Charles De Ruyter, deux cracks de l'époque héroïque des courses sur route d'un jour.
Mais quelle nouvelle donc, ... avec Liège-Bastogne-Liège 1910 ?
Navré de vous décevoir, cher ami, mais 1910 fut une année sabbatique pour la course du Pesant Club Liègeois et du Journal l'Express. On n'a pas organisé la course en 1910. Cette année-là, le ciel était clair et non pollué, la Belgique avait un gouvernement et un roi avec une belle barbe, mais il n'y avait pas de grande course vélocipédique à Liège ! Voilà ce qui était vraiment bien triste .
Que ce soit en 2010 ou en 1910, l'organisation d'une course de longue distance sur route demande des efforts et des moyens considérables de la part des organisateurs. L'engouement pour le sport cycliste avait été très grand à Liège à la fin du XIXe siècle, surtout sur les vélodromes. Basé sur cet enthousiasme existant temporairement, le palmarés avait été inauguré en 1892-93-94 par le champion local Léon Houa. Le déclin du commerce du cycle toutefois, ainsi que l'essor de l'automobile et des motos, avait rendu impossible l'organisation d'une course du plus haut niveau. Il fallait attendre 14 ans pour voir la renaissance de l'épreuve. Le même jour qu'une course sur engins motorisés était mise sur pied la quatrième édition pour les cyclistes amateurs. Déroulement monotone, arrivée en peleton massif avec la victoire de André Trousselier, le frère du professionel français Louis Trousselier.L'année suivante la cinquième édition est disputée comme course d'attente pour amateurs avant le finish de Paris-Liège pour professionnels (gagné par Jules Masselis). Avant 14/18 les trois Doyennes de 1911-12-13 sont disputées par les indépendants, mélangés aux professionnels et aux amateurs, et peu importe la catégorie ou le classement, les tables des prix n'encouragaient guère les meilleurs coureurs et les champions à venir souffrir sur 257 km. Quelques jeunes concurrents révèlaient cependant des noms de coureurs wallons qui après 1919 deviendront célèbres : Jean Rossius,Léon Scieur, Louis Mottiat,Léon Despontins.
On peut se demander ce qui se serait passé dans ce sport si Alphonse Steines aurait été envoyé par son chef Henri Desgrange à Aywaille-Remouchampan au lieu de Sainte-Marie-de-Campan. C'est vraiment dommage que le grand H.D. n'avait pas organisé la grande classique à Liège déjà en 1910 et qu'il a fallu attendre un siècle pourque avec son know-how la Société du Tour de France prenne en main la destinée de ce monument vélocipédique.
Quand on partait de bon matin Quand on partait sur les chemins A bicyclette Nous étions quelques bons copains Y avait Fernand y avait Firmin Y avait Francis et Sébastien Et puis Paulette
On était tous amoureux d'elle On se sentait pousser des ailes A bicyclette Sur les petits chemins de terre On a souvent vécu l'enfer Pour ne pas mettre pied à terre Devant Paulette Faut dire qu'elle y mettait du cœur C'était la fille du facteur A bicyclette Et depuis qu'elle avait huit ans Elle avait fait en le suivant Tous les chemins environnants A bicyclette
NATHALIE.
La place Rouge était vide Devant moi marchait Nathalie Il avait un joli nom, mon guide Nathalie... La place Rouge était blanche La neige faisait un tapis Et je suivais par ce froid dimanche Nathalie... Elle parlait en phrases sobres De la révolution d'octobre Je pensais déjà Qu'après le tombeau de Lénine On irait au café Pouchkine Boire un chocolat... La place Rouge était vide Je lui pris son bras, elle a souri Il avait des cheveux blonds, mon guide Nathalie... Nathalie Dans sa chambre à l'université Une bande d'étudiants L'attendait impatiemment On a ri, on a beaucoup parlé Ils voulaient tout savoir, Nathalie traduisait Moscou, les plaines d'Ukraine Et les Champs-Élysées On a tout mélangé et on a chanté Et puis ils ont débouché En riant à l'avance Du champagne de France Et on a dansé... La, la la... Et quand la chambre fut vide Tous les amis étaient partis Je suis resté seul avec mon guide Nathalie... Plus question de phrases sobres Ni de révolution d'octobre On n'en était plus là Fini le tombeau de Lénine Le chocolat de chez Pouchkine C'était loin déjà... Que ma vie me semble vide Mais je sais qu'un jour à Paris C'est moi qui lui servirai de guide Nathalie... Nathalie
Marianne de ma jeunesse Ton manoir se dressait Sur la pauvre richesses De mon rêve enchanté
Les sapins sous le vent Sifflent un air étrange Où les voix se mélangent De nains et de géants
Marianne de ma jeunesse Tu as ressuscité Des démons des princesses Qui dans moi sommeillaient
Car ton nom fait partie Marianne de ma jeunesse Du dérisoire livre Où tout enfant voudrait vivre
Marianne de ma jeunesse Nos deux ombres enfuies Se donnèrent promesse Par-delà leurs joies et leur vie
Marianne de ma jeunesse J'ai serré sur mon cœur Presque avec maladresse Ton mouchoir de pluie et de pleurs
Il avait poussé par hasard Dans notre cour sans le savoir Comme un aveugle dans le noir Mon arbre Il était si petit Que c'était mon ami Car j'étais tout petit Comme lui J'attendais de lui le printemps Avec deux ou trois fleurs d'argent Un peu de vert, un peu de blanc Mon arbre Et ma vie s'accrochait A cet arbre léger Qui grandissait Comme je grandissais
Chanson de GILBERT BECAUD
Quand tu n'es pas là Tous les oiseaux du monde Quand tu n'es pas là S'arrètent de chanter Et se mettent à pleurer Larmes de pluie au ciel d'été Quand tu n'es pas là Le silence qui gronde Me donne si froid Qu'un jour ensolleillé Me fait presque pleurer Larmes d'ennui malgré l'été La ville fait de grâces La lune des grimaces Qui me laissent sans joie Les cantiques d'églises Malgré tout ce qu'ils disent Me font perdre la foi Quand tu n'es pas là Tous les oiseaux du monde La nuit sur mon toit Viennent se rassembler Et pour me consoler Chantent tout bas ' Elle reviendra ' Quand tu reviendras De l'autre bout du monde Quand tu reviendras Les oiseaux dans le ciel Pourront battre des ailes Chanter de joie Lorsque tu reviendras !
Le Pianiste de Varsovie Gilbert Bécaud
Je ne sais pas pourquoi Cette mélodie me fait penser à Chopin Je l`aime bien, Chopin Je jouais bien Chopin Chez moi à Varsovie Où j`ai grandi à l`ombre A l`ombre de la gloire de Chopin Je ne sais pas pourquoi Cette mélodie me fait penser à Varsovie Une place peuplée de pigeons Une vieille demeure avec pignon Un escalier en colimaçon Et tout en haut mon professeur Plus de sentiment Plus de mouvement Plus d`envolée Bien bien plus léger Joue mon garçon avec ton coeur Me disait-il pendant des heures Premier concert devant le noir Je suis seul avec mon piano Et ça finit par des bravos Des bravos, j`en cueille par millions A tous les coins de l`horizon Des pas qui claquent Des murs qui craquent Des pas qui foulent Des murs qui croulent Pourquoi? Des yeux qui pleurent Des mains qui meurent Des pas qui chassent Des pas qui glacent Pourquoi Le ciel est-il si loin de nous? Je ne sais pas pourquoi Mais tout cela me fait penser à Varsovie Une place peuplée de pigeons Une vieille demeure avec pignon Un escalier en colimaçon Et tout en haut mon professeur
What does not destroy us makes us stronger.
Rondvraag / Poll
Wie wordt wereldkampioen 2012 bij de profs ?
À la claire fontaine
M'en allant promener, J'ai trouvé l'eau si belle, Que je m'y suis baignée.
Il y a longtemps que je t'aime Jamais je ne t'oublierai.
Sous les feuilles d'un chêne Je me suis fait sécher, Sur la plus haute branche, Un rossignol chantait.
Il y a longtemps que je t'aime Jamais je ne t'oublierai.
Chante, rossignol, chante, Toi qui as le coeur gai, Tu as le coeur a rire, Moi, je l'ai à pleurer.
Il y a longtemps que je t'aime Jamais je ne t'oublierai.
J'ai perdu mon ami Sans l'avoir mérité, Pour un bouquet de roses, Que je lui refusai.
Il y a longtemps que je t'aime Jamais je ne t'oublierai.
Je voudrais que la rose Fût encore au rosier, Et que mon doux ami Fût encore à m'aimer
Turning and turning, the world goes on We can't change it, my friend Let us go riding now through the days Together to the end Till the end
Les bicyclettes de Belsize Carry us side by side And hand in hand, we will ride Over Belsize Turn your magical eyes Round and around Looking at all we found Carry us through the skies Les bicyclettes de Belsize
Spinning and spinning, the dreams I know Rolling on through my head Let us enjoy them before they go Come the dawn, they all are dead Yes, they're dead
Les bicyclettes de Belsize Carry us side by side And hand in hand, we will ride Over Belsize Turn your magical eyes Round and around Looking at all we found Carry us through the skies Les bicyclettes de Belsize
Julia Tulkens .
Hebben wij elkaar gevonden in dit land van klei en mist waar tussen hemel en aarde ons leven wordt uitgewist ?
Ben ik nog schaduw, ben ik al licht, of is d'oneindigheid mijn aangezicht ?
Treed ik in wolken of in hemelgrond ? Er ruist een hooglied aan mijn lichte mond. In uw omarming hoe ik rijzend ril ... Mijn haren wuiven en de tijd valt stil .
Julia Tulkens.
SONNET POUR HELENE
Quand vous serez bien vieille, au soir, à la chandelle, Assise auprès du feu, dévidant et filant, Direz, chantant mes vers, en vous émerveillant : Papoum me célébrait du temps que j’étais belle.
Lors, vous n’aurez servante oyant telle nouvelle, Déjà sous le labeur à demi sommeillant, Qui au bruit de mon nom ne s’aille réveillant, Bénissant votre nom de louange immortelle.
Je serai sous la terre et fantôme sans os : Par les ombres myrteux je prendrai mon repos : Vous serez au foyer une vieille accroupie,
Regrettant mon amour et votre fier dédain. Vivez, si m’en croyez, n’attendez à demain : Cueillez dès aujourd’hui les roses de la vie.
Regretting my love, and regretting your disdain. Heed me, and live for now: this time won’t come again. Come, pluck now — today — life’s so quickly-fading rose.