ZESENTWINGTIGSTE ZONDAG DOOR HET JAAR Lc.16,19-31: De arme Lazarus en de rijke. In de naam Lazarus zit het werkwoord helpen(lazor). Lazarus vroeg om geholpen te worden. Hij had honger. De rijke ,wiens naam niet vermeld werd, reageert niet. De rijke heeft in zijn rijkemansleven wellicht nooit iets gevraagd. Als zijn leven voorbij is en in de miserie zit , vraagt hij (voor de eertse keer ?)om hulp. Eerst vraagt hij iets voor zichzelf en daarna vraagt hij iets voor zijn broers. Daarmee wordt duidelijk dat als je de tijd laat voorbijgaan om zelf hulp te vragen, je niet meer in staat bent om zelf te helpen. Wat je alleen maar gedacht hebt, bestaat niet. Wat je hebt uitgesproken en toevertrouwd wordt realiteit. Hoe lang is het geleden dat ik nog iets gevraagd heb. Hugo Dierick,Rosier.
VIJFENTWINTIGSTE ZONDAG DOOR HET JAAR Lc16,1-13 Vers 13 b: 'Je kunt niet God dienen en de mammon.' De mammon is de geldmaniak.De geldmaniak staat niet meer tegenover bezit. Wie bezeten is door hebben heeft nog maar één belangstelling : Hoe kan ik behouden wat ik heb en bovendien nog vermeerderen wat ik heb ? Dan blijft er geen tijd meer over om met de Liefde bezig te zijn. Angst neemt de plaats in van vrijheid. En het echte genieten kun je vergeten want je bent eenzaam bezig. Weet ik dat alleen maar of beleef ik dat ook? Wat doe ik daar dan mee?