Vers 21 :' GEEFT AAN DE KEIZER WAT DE KEIZER TOEKOMT, EN AAN GOD WAT GOD TOEKOMT.'
In feite was het een crapuleuze vraag die hier aan Jezus gesteld werd: ' is het geoorloofd belasting te betalen aan de keizer of niet ?'
Ofwel zegt Hij neen, dan doet Hij een politieke uitspraak en valt Hij in ongenade bij de keizer.
Ofwel zegt Hij ja, dan valt Hij in ongenade bij de joden.
Wat Hij ook kiest, miserie zal ervan komen.
Geniaal antwoord van Jezus vooral omdat het zo realistich is : Geef aan de keizer wat de keizer toekomt( je kunt trouwens niet anders) en Geef aan God wat God toekomt (Wat hebben wij wat we niet gekregen hebben van God ?) Iedereen zwijgt.