Vers: 31' Nu gingen hun ogen open en zij herkenden Hem ......'
Die leerlingen zijn zeer ontgoocheld : Hun held is vermoord en ze gaan terug naar huis. Hij heeft zich niet kunnen verdedigen. Ze zijn wellicht ook bang voor de reacties van hun vrienden.
Ineens komt daar iemand mee lopen en die heeft belangstelling voor hen. In feite zegt deze vreemde man
'Je hebt toch niet zo goed geluisterd. Je hebt alleen maar geluisterd naar wat u interesseerde.'
Daarop nodigden ze hem uit om nog te blijven. Het vreemde van die man was er af .
En dan ineens als hij hun brood zegende en brak en hun wijn deelde, dan pas gaan hun ogen open en weet ge wat zij dan zegden: HIJ LEEFT ! ( Zij zeggen niet: Hij is verrezen want dat zou theorie geweest zijn.)
Terug in contact met Hij die leeft ... Wat verandert dat niet aan hun leven ? Alles toch ! Hugo Dierick, Rosier 26 2000 A.