TENHEMELOPNEMING VAN MARIA Luc.1,39-56 Vers 46: Maria sprak: 'Mijn hart prijst groot de Heer.' In dit vertaalde vers - hoe mooi die vertaling ook klinkt- heeft het vertaalengeltje de oorspronkelijke betekenis helemaal omgekeerd. De naam Maria sprak Jezus uit als Myriam en betekent ' De Verhevene' . Logisch toch dat de aanhef van dit magnificat (groot maken) alsvolgt staat opgeschreven : ' En Myriam (DE Verhevene) sprak : De Heer heeft mijn 'ziel' opgeheven, verheven' Dit is ook echt bijbels want het is altijd God die handelt. Wij moeten dit alleen toelaten en laten gebeuren. Laten wij het toe dat God ons ophemelt, groot maakt, verheft? Wat houdt ons tegen ? Welke balast ? Hugo Dierick, Rosier.
NEGENTIENDE ZONDAG DOOR HET JAAR Lc. 12,32-48 Vers: 34: ' WAAR UW SCHAT IS DAAR IS OOK UW HART.' Letterlijk( rechtstreeks vanuit de oorspronkelijke openbaringstaal naar onze taal omgezet ) : Want de plaats waar uw schat is daar zal eveneens uw bewustzijn zijn, uw besef, uw bezorgdheid, uw geheugen zodat je dat blijft herinneren. Hart staat in Jezus'taal niet zozeer voor gevoelens zoals in onze cultuur maar voor weten, herinneren . Onze ingewanden daarentegen zijn in feite ons gevoelscentrum. Met de rijkdom van ons leven ( de schat van ons leven, het waardevolle, het diepere, het echte) komen wij dus contact dankzij ons geheugen ( ons bewustzijn). Het geheugen maakt ons dus bewust van onze rijkdom (schat), gevoelens echter zijn altijd gebonden aan een bepaald moment. Zij kunnen evenwel via ons geheugen terug in herinnering worden gebracht en terug beleefd worden anders verdwijnen zij samen met dat moment waaruit ze ontstaan zijn. Ben ik vaak, geregeld, dagelijks in contact met mijn geheugen om te beseffen welk schat ik in mij draag ? Hugo Dierick, Rosier.
ACHTTIENDE ZONDAG DOOR HET JAAR. Lc12,13-21. Vers 21: ' Zo gaat het met iemand die schatten vergaart voor zichzelf, maar niet rijk is bij God.' Wat je niet geeft, bezit je nooit. Dat is de ervaring in het Rijk Gods. Als we wat ons nu doet leven en gelukkig maakt niet doorgeven aan anderen kunnen we zo niet verder leven. Hugo Dierick,Rosier.