TWEEËNDERTIGSTE ZONDAG DOOR HET JAAR MC12,38-44 Vers 44c:' Zij gaf alles waar zij van leven moest' Dat is precies wat Jezus gedaan heeft: zichzelf gegeven. De arme weduwe was in de volle betekenis een volgeling van Jezus. Waarvan moet ik leven? Weet ik dat op hoeveel nauwkeurig na? En wat zou mij dat kosten om dat weg te schenken? Daar moet iets tegenover staan: Jezus volgen. Besef ik daarvan de meerwaarde of lach ik daar eens mee?