We hebben nog eens een krant gekocht. Een papieren krant. Om ze zeker niet te vergeten stond ze mee op het boodschappenlijstje. Zo zelden kopen wij nog een krant. Vanmorgen had LM ze bij.
Het was me om de extra-bijlage te doen. 32 blzs over het begrip moeder, over het verschijnsel moeder. Het leek me goed om eens te weten wat beroepsdenkers daarover denken. Zij worden ervoor betaald, dus leveren zij degelijk denkwerk. Hoop ik. Denkwerk als vakwerk. De betaling is de proeve van hun bekwaamheid. En al deze materie is verkrijgbaar voor de prijs van een krant. Wat zou ik aarzelen !
De extra-bijlage zat weggestopt ín de weekendbijlage. Ik vond de extra niet direct. Die voorpagina is nochtans markant genoeg, een moeder-vlek.
Heel efkes dacht ik dat in het supermarktje een buurtbewoner uit dit exemplaar van de krant de extra-bijlage, de denkers, gepikt had. Maar in onze wijk stelen ze andere dingen dan denkwerk. De alcohol staat achter glas. Boeken en de kranten met hun bijlagen lopen zo geen gevaar. Dat is tot hier toe een rustgevende gedachte.
Moeders zijn er in alle soorten en gewichten. Kinderen ook. De band tussen beiden kan liefdevol zijn, maar tegelijk ook grillig, verstikkend of ondoorgrondelijk complex. Wie kan er beter vertellen over die bijzondere relatie dan de Nederlandse schrijver Arnon Grunberg? In zijn ultieme moederroman zet hij twee mensen neer die elkaar zo dicht op de huid zitten dat ze niet mét en niet zonder elkaar kunnen leven of sterven.
Arnon Grunberg over de mythe van de ideale moederband. Met wetenschappelijke inzichten, een sofagesprek bij de psychoanalytica, onthullende beelden en brieven, en een reportage achter gesloten deuren :
“Die baby, daar kreeg ik geen grip op. Ik wilde mijn kind niet meer zien. Geef haar maar op voor adoptie, zei ik tegen de dokter. En laat me vooral niet alleen met haar.”
Daarom wou ik die 32 blzs bijlage, omdat het geen opgefokte blijlage is die ons een goed gevoel of een bepaalde feeling of een zogezegde flair wil aanpraten. Of geluk.
Daar wordt ik dus gelukkig van, dat er een ongezoete versie kan verschijnen tegenover het suikeren beeld dat bloed, zweet en tandengeknars verguldt, of tegenover het suikeren beeld dat onverschilligheid en erger verzwijgt. Niet elke vrouw met kinderen is een moeder. Niet elk wezen met een moeder is een kind.
Oma aan moederszijde verhuisde als jonge vrouw met haar pril gezin van Merksem naar Antwerpen. Naar 't Stad! Haar moeder, de Moemoe van mijn Ma is daar lang niet goed van geweest, dat haar dochter 'uitgeweken' was. Er reed toen al wel een tram van Merksem naar Antwerpen, maar men moest zich fatsoeneren om naar 't Stad te gaan en dat was niet elke keer mogelijk, voor mijn drukke overgrootmoeder.
Toen in 1933 de tweeling geboren werd en mijn Ma 5j was, besloot Moemoe te breken met alle flauwe kul. Ze nam nu geregeld in haar eentje de tram, en niet meer opgedoft maar om te gaan helpen in het huishouden van haar dochter, mijn Oma. Op zonnige dagen nam ze ook een paraplu mee want met de kleine, dat was mijn Ma, ging ze dan wandelen tot bij Brabo.
En daar mocht Ma van haar Moemoe onder de waterspuiers gaan staan. Met de hele grote zwarte paraplu waarop het water kletterde. Helemaal in haar eentje, gelijk een groot meisje van 5. Brabo, de Waterworld van 1933. En een Moemoe die het nuttig vond om te breken met de geplogenheden. Jammer dat daar geen foto's van bestaan.
Tekenverhalen en cartoons in de krant. Dat was een lichtpuntje in de avonduren. Pa kwam thuis en hij had de krant bij. Er waren de vervolgverhalen natuurlijk, en er was Meneerke Peeters, getekend door pil ofte Joë Meulepas. Meneerke Peeters beleefde absurde situaties. Eén situatie per dag, meestal gespreid over drie prenten.
Mijn zussen waren nog iets te jong voor absurditeiten, maar ze vonden zijn neus goed. En Laura wist waar hij woonde! In een héél groot huis op de Jacqmainlaan in Brussel. (de redactiekantoren)
Meneerke Peeters is ondertussen gedateerd, maar tekeningen die geen woorden nodig hebben vind ik nu nog altijd goed. Al zijn er tekenaars die ook in hun lijntjes tekst meesterlijk zijn, want de cartoonwereld is geëvolueerd natuurlijk.
“Je hoeft me zondag niet te vieren, kind. Ergens heb ik een hekel aan die opgelegde vieringsdagen. Geef toe zo’n lieve, oergezellige moeder ben ik überhaupt niet. Ik vraag me steeds weer af wanneer moeders diep in eigen boezem kijken, durven kijken, of ze, zoals ik, soms ze met rode kaakjes voor de spiegel staan. Ik weet het ik maak je knettergek met mijn opmerkingen. Wanneer ik je voor de zoveelste keer zie slikken, zie denken “My God, daar gaat ze weer” bij mijn zoveelste opmerking dat die fijne spulletjes van je dochter beter op 30 graden met Dreft worden gewassen dan met dat laatste nieuwe commercieel ingevoerde vloeibaar spul dat je gebruikt of dat je dure meubels hongeren naar een flinke beurt met een oerdegelijke vaste boenwas dan met die rotzooi van sprays.
Ik weet het, ‘t is om horendol te worden die commentaar van mij. Moet je mij niet vertellen hoor, heb ik eveneens ervaren met jouw grootmoeder. Kind toch, heb ik mijn make vaak een betweterige zaag gevonden. En nu, zou ik er alles voor over hebben nog een keer onder mijn voeten te krijgen omdat de schoudernaden van de overhemden niet naar haar zin zijn gestreken. Ons make, jouw liefste meméke, zij beheerst nog steeds een stuk van ons leven, nietwaar?
Je hebt natuurlijk van die moeders die zelden opmerkingen maken, die altijd een brok gezellige warmte zijn wanneer de kinderen eens per week of om de veertien dagen langs komen op de koffie of zo. Wij zitten zo niet in mekaar. Jij komt nooit langs op bezoek, jij komt altijd naar huis haast elke dag. Dat oude vertrouwde nest blijven we delen, jij en ik. Ons huis ademt naar jou, jouw geur raakt er nooit meer uit. Kan niet, zesentwintig jaar onder eenzelfde dak wonen laat sporen na. Overal. Je babyschoentjes, je fopspeentje, je glazen papfles, een tetraluier met twee veiligheidsspeldenspelden, je kindercouvert, je poppenhuis, je Barbies, al je melktanden, al je schoolrapporten, je 45-toerenplaatjes, je nieuwjaarsbrieven, heel wat opstellen, je diploma’s, tapes vol zelfgezongen en soms zelfbedachte schlagers toen je de Abba en Olivia Newton-Jones toer opging, zelfs je eerste cognackleurig behaatje alles heb ik gehouden. De liefdesbrieven van je man liggen onaangeroerd in de lade van je nachtkastje. Met rood lint er rond. Jawel onaangeroerd. Oké, ik heb er ooit een tweetal gelezen, twintig jaar geleden, sedertdien nooit meer, mijn erewoord. Hoeveel van je tekeningen, jouw attenties voor mij hangen er hier wel niet in huis? En je slakkenhuisje in klei in ons toilet.
Ach, liefje, ik hoef geen bloemen of parfum en zeker geen beurt in zo’n wellness-salon. Jij bent mijn wellness, jij en je twee kinderen. De klank van je stem, je ‘mamma, ik ben hier’, die tedere blik in je mooie grote ogen en je lippen op mijn wang. Van geschenken gesproken! En die, die krijg haast ik elke dag”. TP
Dat is een machtig idee, TP, dat rond Moederdag een vrouw eens haar eigen moederschap onder de loep neemt. Zonder herinneringen met roze tule en sentimentele franje maar in de stilte voor de spiegel. Zonder in de bovenkamer het verleden te schminken. De dissectie van een moederschap. Of is het vivisectie …
Mijn moeder was een drama-queen, haar moest ik zoiets niet vragen. Tenzij van op veilige afstand, per mail bvb. Of ze zichzelf nog voor het lapje hield in de stilte voor de spiegel, dat zou ik nu graag weten. Wist ze na al die jaren wat voor soort moeder ze was of hield ze het voor zichzelf nog altijd rozig?
m – HiH-05/2016, bijgewerkt – de tekst in het zwart is van TP
Er zijn kinderen die zonder morren hun speelgoed opruimen. Zonder dat Oma of Opa moet helpen. Jawel, écht waar, zo’n kinderen bestaan. Ergens.
Zelf heb ik geen kinderen of kleinkinderen maar ik heb wel twee jongere zussen en vroeger, om de kleine spullen op te ruimen had onze Tante S me een snelle methode aan de hand gedaan. Een oud laken. Met Lego speelt men op een oud laken. Na het spelen knoopte ik het laken zo goed mogelijk dicht en klaar. De Lego kon de speelgoedbak in. Wel eerst de zusjes/jonge kinderen van het laken halen.
Bij ons zag het er vroeger ongeveer zo uit :
We hadden toen een patent moeten nemen op ons oud laken, want later heeft een firma een soortgelijk systeem op de markt gebracht, een rond stuk zeildoek met een koord ingewerkt in de zoom. Koord aantrekken, dichtmaken, zak wegbergen …
Mijn zussen en ik zijn opgegroeid in een landelijke gemeente, waar men hooiweiden had. Daar groeide het gras hoger dan op andere weiden. En er waren de veldwegels, daar kwam geen ene tractor nog langs, na een bepaald uur. En er waren houtkanten en boomgaarden. En weiden en velden, het Pajottenland vonden wij toen een inspirerende streek. De streek bood 's zomers beschutting velerlei.
Koppel gaat van bil op perron Antwerpen-Berchem
Toen ik de krantenkop las dacht ik eh … die twee zijn getikt zeker? Is dat niet strafbaar? Openbare Zedenschennis en zo. Er zijn toch rustiger plekken om te vrijen, zoals weiden, velden, kanten, gaarden. Zoveel dwaasheid vond ik lachwekkend. Niet grappig, en zeker niet geestig, gewoon lachwekkend. Tot ik het artikel gelezen had en de foto gezien had.
Eerst het artikel, wo-11/05:
Had hun trein vertraging of hadden ze elkaar al een tijd niet gezien? Op het perron van Antwerpen-Berchem werd vanmiddag om kwart voor drie een vrijend koppel gespot door een Syntra-medewerker die aan de overkant van het perron werkt. Het pleziertje werd nauwlettend en met veel hilariteit gevolgd door het hele Syntra-gebouw. "Vorige week waren ze ook van de partij, maar toen werden ze afgeschrikt door een voorbijganger", getuigt de medewerker die liever anoniem wil blijven.
Het zou de tweede keer zijn dat het koppel van bil gaat op het perron. Het koppel had duidelijk niet door dat ze in de gaten werden gehouden. "Ze gaan er waarschijnlijk van uit dat het gebouw leegstaat, omdat er op de eerste verdieping nog geen activiteit is. Maar op de tweede en derde verdieping zit in totaal zo'n honderd man die alles op de voet gevolgd hebben."
Daar is het koppel zich duidelijk niet van bewust, want na hun pleziertje lachten en speelden ze nog even met elkaar alvorens weg te gaan. Ook bij Syntra ging het werk weer verder.
"Ze hebben het veilig * gedaan en we focussen ons nu terug op onze cursisten. <- veilig … ze zijn niet onder een trein gerold? Maar wie weet komen ze volgende week wel terug", lacht de medewerker nog.
Zowel de spoorwegpolitie als de lokale politie hebben nog geen klacht over het vrijende koppel ontvangen.
Wie is vrij op woensdagnamiddag om 14h45 ? Scholieren, studenten en mensen die in ploegenstelsel werken.
Mogelijk is het budget er niet om een kamer te huren. Of de tijd is er niet om naar die wijken van de stad te gaan waar kamers verhuurd worden. En men kan geen uren te laat thuis komen ookni.
Volgens het artikel was de foto toen al 738.517 keer leuk bevonden op FaceBook.
Nu de foto :
Zij draagt een beige jas, of toch een lichtgekleurde. Op de zitjes naast hen staan tassen. Twee. Misschien schooltassen? Woensdag 14h45, treinstation, lichte korte jas, donkere tas,
De kans is reëel dat iemand van de 738.517 mensen begint te puzzelen en de identiteit van de persoon in de lichte jas achterhaalt. Als daar maar geen drama’s van komen. 'k Lach al vele minder dan toen ik de krantenkop las. Er valt niks meer te lachen. Er komen vodden van, er komt ambras. Of erger.
* Syntra geeft opleidingscursussen, oa voor veiligheidsagent. Misschien is dit dan het lachwekkende van de story: Veiligheid voor alles ! Daarom zetten mensen van Syntra het op FaceBook. En het komt in de krant. Anoniem. Zijn die twee speelvogels van toen die dag op het perron nu nog wel veilig?
Gisteren stapte ik door de supermarkt met achter mij als winkelkarretje zo'n laag plastieken vierwielerke. Het rammelde en ratelde de hele winkel bijeen.
Uit een van de zijlanen kwam een onverschrokken kleine mens gestapt. Laarsjes, jeans, houthakkershemdje en oorbelletjes onder roodgoud kort haar. Ze hield halt en plantte haar handjes in de zij. Ze bekeek me, neusje omhoog. Ik hield ook halt, want zij kwam van rechts. Ze bleef staan en bleef staan kijken. Was ze boos? Maakte mijn karretje teveel lawaai? Mocht ik doorlopen? Wat een blik … Ik kuchte eens en zei iets als ‘dag’ of ‘hallo’. De kleine zei niks, ze bleef me aankijken en ik voelde me per seconde onwijzer worden.
Ik kén dat figuurtje van ergens, een beetje vrank en nogal vrij, maar niet Pipi Langkous.
De mama met de grote metalen kar was ondertussen toegekomen. 'k Keek haar vragend aan. Niet op letten, deed ze. En ineens wist ik aan wie de kleine me deed denken : - Calamity Jane, zei ik, blij dat ik het zo snel gevonden had. - Nogal ja, antwoordde de mama zuchtend.
Waarop wij elk onze weg vervolgden, met gammele karren over de prairie.
Mijn schoonzoon heb ik nog niet gezien dit jaar, noch gezien, noch gehoord, noch gesproken. Niet eens 'n leuk of mooi gebaar, de liefde is al lang gebroken...
als die er ooit geweest is ! Ben ik misschien zijn genre niet ? Ik moet niet gaan als er eens feest is, hij weet zich sinterklaas, ik ben de zwarte piet.
"'n Boer is altijd maar 'n boer !" zegt men, "en draai hem tien keer om, hij blijft 'n boer !" Hij voelt zich stoer, geen chef zijn gaat hem niet, hij valt nog liever om.
Ach, ik lig er niet van wakker, hij trouwde met mijn kind, voor hem ben ik 'n stakker, hem gaat het voor de wind.
Mijn dochter draaide met hem mee : geen kaartje, mailtje, geen gerucht. Ja, ik bewoon 'n flatje van 't OCMW, en voor mijn schoonzoon ben ik lucht.
JF
Er zijn zo van die inzendingen waar ik stil van word en die dagen blijven doorwerken, die een mens aan het denken zetten. Willen of niet. Bovenstaand gedicht was er één van.
Schoonzonen of schoondochters hebben LM en ik niet want we hebben geen dochters of zonen. Maar ik ben wel zelf schoondochter geweest en dochter ook.
Schoondochter ben ik niet meer, de Moeder van LM is overleden. LM en ik zijn getrouwd toen we al veertig waren, 'k Was dus geen zotte blaag of onvoorspelbaar kalf meer. 'k Wist hoe een schoondochter zich te gedragen heeft, als nieuwkomer in de clan. Mijn schoonmoeder was een gezinsmanager, iemand met gezond verstand en doorzicht. Dat alles in stilte. Ooit richt ik een standbeeld voor haar op.
Dochter ben ik ook niet meer. Mijn ma is overleden in 2017. Dat gedicht maakte dat ik me afvroeg welk soort dochter ik geweest ben, in welke categorie ik mezelf zou kunnen onderbrengen.
Niet als kind of als puber, -ik weet zelf wel welke etiketten die periodes hebben, in mijn geval- maar als volwassene. Welk soort dochter was ik tot die dag en ben ik geweest in de afgelopen 40 of 45 jaar. Met die vraag ben ik een tijdje bezig geweest. Een zelfonderzoek. Willens nillens. En de conclusie is niet echt om over te schrijven : een band die amper of niet bestaan heeft tussen ons, moesten we niet krampachtig proberen in stand te houden. Daarvoor was haar tijd te kostbaar en haar energiebalans te broos. En de mijne ook.
'k Liet wel om de zoveel weken bloemen bezorgen. In haar gemeente is een atelier dat zeer artistieke stukken aflevert. Maar verder dan de fatsoensnormen en de geplogenheden ging onze relatie niet. Om in die laatste jaren nog iets op te bouwen moest er eerst teveel puin geruimd worden.
Een muisje wou gaan varen op de woeste wilde baren.
- Moe, ik wil het water op. Ik kies het ruime sop. - Jong, da's meer iets voor een rat. Ratten doen vanalles en ook dat. Wij muizen doen gewoon. Wees redelijk, mijn zoon.
Een puber, reedlijk, echt? De moeder vreesde zeer terecht. En wat komen moest dat kwam, wat haar de adem toen benam : aan de oever van de vijver hing hij met vertoon van ijver aan een hoge wiebel-halm. Ogenschijnlijk was hij kalm.
't Bravoure-joch kwam toch naar huis, want 't blijft natuurlijk wel een muis. Maar ach, wat een moeder lijden mag! Dáárom is 't zondag Moederdag.
In de letteren heet het hartstocht, ook wel lust, en zeer vaak passie. Verbloemingen voor een ordinair hormonaal gebeuren, de drift, de neukjeuk. Dat het hormonaal gestuurd wordt krijgt iet-of-wat fysioloog in een wip uitgelegd. Niks romantisch aan, wel ingewikkeld, echt examenstof. En dit is het verhaal:
In de zomer van '95 had de zoon van Rina (een zus van LM) een eindwerk te maken. Over noten. Voor Voedingsleer. Het werk kon ten laatste ingediend worden op 31 mei, een woensdag.
Rina was in alle staten. Dat werk zou niet intijds af raken, en of we konden helpen. Dat was op 10 mei, ook een woensdag. We hadden nog drie weken. Tijd genoeg om af te werken, dacht ik. Een beetje correctiewerk, een beetje bladschikking en printen. Dacht ik.
Wanneer duidelijk werd dat er nog geen letter op papier stond zijn LM en ik in gang geschoten en we hebben nog iemand gemobiliseerd, het eindwerk was nu een kleine familiale onderneming. Toen de printer het liet afweten kwam nonkel R met de zijne de ploeg vervoegen. In die drie weken geen Neef te zien, geen enkele keer, hij moest 'studeren' voor het eindexamen.
Op woensdag 31 mei 1995, om 12h parkeerde LM de wagen in de straat van Rina. De zoon liep op de stoep te ijsberen. Hij had ons zelfs niet zien aankomen. Tegen dat we uitgestapt waren had hij al vijf keer de gevelbreedte afgestapt. - Hij is nerveus, zei LM.
We hadden drie exemplaren van het eindwerk bij, gelijmd, met een witte rug en 105 blzs dik tussen blinkende plastic buitenbladen. Het kraakte van de nieuwigheid.
Neef nam het pak met twee handen aan, legde het binnen op het kastje in de hal en kwam buiten weer geagiteerd staan doen. Geen blik op het afgewerkt product, geen mercietje of danku voor 105 blzs, op drie weken tijd in de afgewerkte versie. De zenuwen hé, dacht ik, want wat lagen die eindwerken nu binnen te doen?
- Neem een exemplaar en stap in, we rijden nu naar uw school, zei ik.
Toen volgde er een uitleg dat iemand van zijn klas hem wel naar de school zou voeren, want ze hadden afgesproken. Jaja, maar dat was niet wat wíj hadden afgesproken, er was gezegd dat we nu naar zijn school zouden rijden om een exemplaar van het eindwerk binnen te brengen. - Komt Karolien? vroeg ik, dan kan ze meerijden hè. Want op haar brommerke rijdt ge toch niet met twee naar de stad zeker? - Jamaar, ze komt met de auto van haar broer. - Heeft Karolien nu een rijbewijs? Weer een vage uitleg, het was niet Karolien, het was iemand anders. Iemand met een rijbewijs. En met een broer die een auto had, dus. Dus hij was ons liever kwijt dan rijk, het werd duidelijk.
Plots liet ik het hele project vallen. Voor mij stopte het toen en daar. Al mijn gedrevenheid viel weg tegenover zoveel desinteresse. We waren onze belofte tegenover Rina nagekomen. Punt. LM & ik reden naar huis. Maar dat beeld op de stoep bleef in mijn achterhoofd hangen.
Toen 's avonds het licht uitging kreeg ik een helder moment. - Weet ge wat? - Wat … - Hij was niet op zijn eindwerk of op ons aan het wachten. Hij wachtte op die vriendin. En ze gingen dat eindwerk niet samen binnenbrengen. Dat interesseerde hem zelfs niet. Hij had neukjeuk, dát was zijn agitatie daar op de stoep. - Kan zijn, mompelde LM. Gij met uw scenario’s ...
Een paar weken later kwam het eindwerk ter sprake en ik vroeg aan Rina of het die woensdag nog intijds ingediend was.
- Ja hoor, ik ben dat direct na 't werk gaan brengen. - Zijt gíj dat gaan brengen? vroeg ik een octaaf hoger - Ja, er lagen toch drie exemplaren op het kastje hé. - En was er toen nog iemand op school? - Nee, ik ben dat naar de leraar thuis gaan brengen hé. - Met de brommer helemaal naar Wilrijk? - Ja, 't ging over zijn eindwerk hé, da's belangrijk hé.
Achteraf tegen LM:
- Ik met mijn scenario's ? Dat manneke zijn agitatie op de stoep was gewoon platte neukjeuk. Hij was zelfs te tam om achteraf met zijn eindwerk nog naar de school te rijden. Rina heeft het 's avonds moeten in orde brengen in dat weer langs de Boomse Steenweg en ze weet niet eens … Hij had niet het fatsoen, geen greintje verantwoordelijkheidsgevoel, die lammetamme sukkel … - Rustig, rustig, zei LM. Wees blij dat wíj geen kinderen hebben.
Stel dat uw favoriete vakantiehotel onderstaande tekening gebruikt om te verduidelijken wat hun koffie-aanbod inhoudt. Hou voor ogen dat die koffie-kaart mogelijk geïnspireerd werd door het zaalpersoneel. Dit is hoe de mensen van de bediening de koffiedrinkers indelen. Qua generositeit. Fooigewijs, wil dat zeggen.
Als ik deze uilenkoppen een voor een bekijk dan zou ik bij het ontbijt een décaf bestellen, wat me een ramp lijkt, décaf in de vroege ochtend. Maar heeft een mens de keuze? Hebt ge die andere koppen al eens goed bekeken? De décafdrinker is de enige met iets van een glimlach. Mogelijk omdat hij van twee taskes décaf nog niet wakker geworden is.
Dave Mottram, Ohio-USA
Linksonder is er de Irish Coffee-drinker, die glimlacht ook. Breder en guller eigenlijk. Dan bestel ik na het avondmaal een Irish.
Hoe komt men de dag door van ontbijt naar avondmaal … wel, ik weet het niet. Alle andere opties kan ik missen. Vooral die dubbele espresso.
Och, misschien is 't opgelost als ik het van bij het ontbijt de hele dag hou op Irish. Die glimlacht toch zo genereus hé.
“In 1956 werd ik als parachutist-commando op voorwacht gestuurd naar onze vroegere kolonie, om alles over te nemen van de lichting militairen die voor ons de daar verblijvende landgenoten moesten beschermen. Wat een uitzonderlijk mooi land, de natuur is ongelooflijk, dat overvalt je. Er zijn maar twee jaargetijden zon en regen, met niets dan vrolijke mensen die onbezorgd door het leven gaan. Daar gingen wij Belgen eens verandering in brengen, we zouden onze kennis eens ten dienste stellen van die arme negertjes. Toen we daar aankwamen na 23 dagen varen en een vliegtuigvlucht naar Kamina, Katanga kregen we een militair reglement toegestopt hoe we ons moesten gedragen tegenover de inlandse bevolking.
Gelooft ge wat ik nu ga schrijven? Ze waren niet te vertrouwen, we moesten niet met de vrouwen omgaan en zeker geen seksueel contact hebben, want gegarandeerd kreeg ge dan syfilis. We mochten geen vriendschap sluiten met die mensen, we mochten ze geen handdruk geven. Dat is me toen zo hard tegengevallen en het stoort me nog altijd, zodat mijn wereld waarin ik was grootgebracht in elkaar stortte. Zoiets was toch niet te verenigen, ik begreep uit die tekst dat we die mensen gewoon moesten negeren! Wij waren tenslotte toch in hun land, hier zegt men toch dat degene die naar ons land komt, zich moet aanpassen? Daar was het omgekeerd, wij zouden toch de taal van die mensen moeten leren en er werd Frans aangeleerd, zeker geen woord Nederlands.
De zwarte medemensen woonden in hutten aan de rand van het militair domein, ik gaf wat ik kon missen aan de kinderen, ze moesten ons Bwana noemen (meester). We verbleven er 1 jaar en beleefden er mooie dingen, we plaatsten een brug, deden harde oefeningen, gingen op safari, sprongen met de parachute, trachtten 10 dagen te overleven in de brousse. Als beloning kregen we 14 dagen vakantie in de stad Kamina. Het deed deugd eens weg te zijn van dat strenge militair gedoe. Op de eerste dag, ik vergeet het nooit, ging plots een avondklok. De gekleurde medemens pakte zijn boeltje en verdween uit de stad, waar heen vroeg ik mij af? Ik ben gaan kijken, ze woonden in betonnen koten met golfplaten afgedekt, bloedheet, zoiets waar thuis onze steenkool in ligt. ‘s Avonds was de stad alleen voor de blanken, enkel de kelners moesten blijven om ons te bedienen en whisky-cola te brengen.
Wat ik me nu altijd nog afvraag: wat hebben die mensen van ons geleerd? Al die bemoeienis van ons heeft geleid tot niets, alleen de grondstoffen zijn van tel voor ons. De kolonialen moesten maken dat ze weg kwamen toen Kongo onafhankelijk werd. Er zullen waarschijnlijk ook wel mensen geweest zijn die echt wilden helpen en goed werk verricht hebben.”
Vanmorgen, eigenlijk vannacht, heb ik hier afgestoft, met gepaste zorg. 'k Heb een zachte verfkwast over alle fragiele apparatuur gehaald. Zo’n brede verfkwast op ultrakorte steel, made in China. Ik gebruik graag verfborstels om apparatuur af te stoffen. Dat heb ik geleerd van iemand die als trucker reed. Met een gelijkaardige kwast hield hij zijn dashboard stofvrij. Die jongen was een beetje maniakaal, wat zijn cabine betrof. Later heb ik dezelfde manier van afstoffen gezien aan boord, op de consoles in de ECR, de controlekamer van de machineruimte. Shipshape heet de propereteit daar.
Zojuist was een klein spinnetje van anderhalve millimeter een web aan het weven tussen de twee kabels van mijn extern geheugen. Dat mag hoor, maar ik vind het verloren moeite. Dat klein spinnetje zal hier binnen nooit voldoende voedsel vinden om iet of wat spin te worden. Daarom heb ik het beestje met draad en al buiten gezet. Er was ooit een TV-documentaire waarin uitgelegd werd hoeveel energie het kost om een web te maken. Zodus, om haar energie te sparen, heb ik haar vanaf het begin van het web op het balkon gezet. Voor het ogenblik is ze daar aan het draad-zweven. Ze zal zich daar of elders installeren, ergens waar ze nuttig zal zijn voor de mensheid. Hier tussen de draden van mijn extern geheugen is ze dat niet. Ze zou maar verhongeren, met haar lijfje van anderhalve millimeter.
Maar wat lees ik zojuist op een van de gezaghebbende spinnensites :
"Als je een huisspin buitenzet, zal die ongelukkig worden en sterven. De huisspin zal er dus alles aan doen om weer naar binnen te komen."
Dus ze komt terug? Dan is het vanaf nu uitkijken dat we er niet op trappen, op die anderhalve millimeter.
m – HiH-05/2017, bijgewerkt & voorzichtig uitgekeken -
Hier een typische vaudevillesituatie, een misverstand.
DNA, die term moesten wij vanbuiten kennen, lang geleden. Wee degene die de term niet vlot kon aframmelen, want in ongeveer elke cursus dook DNA op, of werd het op zijn minst vermeld.
Die term zit bij mij nog altijd ingebakken, zodanig dat ik er in 2008 zelfs last mee kreeg, met DNA, nu Desoxyribo Nucleine Acid. Indertijd mochten wij nog gewoon desoxyribonucleïnezuur zeggen.
In 2008, aan boord van de tanker waar LM en ik toen gemonsterd waren was er weer eens een audit aangekondigd. In welke haven dat zou zijn weet ik niet meer. Er zou in elk geval een auditeur overgevlogen worden.
In de dagen ervoor, op zee, hield de kaptein zelf al een interne audit als voorbereiding. Of dat de juiste aanpak was, vraag ik me nu nog af, want veel discretie was er niet bij. Iets later hoorde ik echo’s over de resultaten van zijn voorbereidende audit. Via het roddelcircuit. Men is soms verbaasd wie daar aan meedoet, of wie misschien zélf een gerucht verspreidt.
Volgens een van die echo's was de tweede stuur absoluut niet voldoende op de hoogte van de D&A. Hospitaal en farmacie zitten in het takenpakket van een 2de stuur, maar DNA onderzoek zag ik aan boord nog niet gebeuren, dus lachte ik dat nieuwtje weg, tot ongenoegen van de informant.
- Ge weet toch wat D&A wil zeggen? deed ze terloops. - DNA? Desoxyribo Nucleine Acid, rammelde ik vlot. Aan haar gezicht zag ik dat ik iets verkeerds gezegd had. - In 't Nederlands desoxyribonucleïnezuur, probeerde ik. Het bleef stil. - Gewoon genetisch materiaal, zei ik nog. Ze begreep me wel, maar ze vond de situatie duidelijk niet grappig. Ze verdacht me ervan dat ik een spelletje speelde en dat zou hogerop gerapporteerd worden, zag ik. Ik voelde dat ik plots op glad ijs zat en ik wist niet hoe dat kwam of waarom dat zo was. - Drugs & Alcohol, zei ze strak. En ze was weg.
De D&A Policy! Nu pas viel mijn cent. Het D&A-beleid! Ja natuurlijk. Zero Tolerance! Niemand lacht met het beleid van de rederij, ge moogt gerust zijn … Maar 'k was te laat hé, 'k had het verprutst. En ze was al weg. En ik had écht DNA verstaan hoor.
m - EZW-08/2012 – HiH 10/2014, 05/2017 - bijgewerkt
'k Ben een regelrechte reclame voor astrologie. Qua beroepskeuze, qua partnerkeuze, interessesferen, wat betreft de weke punten in de gezondheid, het-klopt-al-le-maal, helemaal. Ik ben een wandelend stereotiep, een cliché. En dat vind ik erg.
Een eerste ontnuchtering kwam ergens in '72, toen we cursus kregen van Bekaert, fysiologie. Hoe hormonen ons gedrag én ons innerlijk gedrag (ons denken) sturen. Die cursus ging over ongeveer alle hormonen, niet enkel over de vijf of zes klassiekers die we al eens terug vinden in een artikel dat we tegen beter weten in tóch lezen. Worden wij dan helemaal gedicteerd door eiwitten? Wat bleef er over van de Vrije Wil? Van het Vrij Denken? En van Vrij Onderzoek! ('k was dan toch aan het jammeren) Dágen ben ik niet goed geweest van het besef van die dictatuur van een aantal eiwitten in ons lijf.
Later wist een bereidwillige ziel voor mij een complete studie te maken op basis van mijn datum & plaats van geboorte -gratis, vanwaar die ijver? 'k Weet niet of ik het uur van geboorte toen heb meegegeven. Van het resultaat stond ik perplex, ik zag mezelf daar sterrebeeldig in kaart gebracht. Nul privacy. Ik was & ben compleet doorzichtig want alles klopte of zou later van kracht worden.
Gestuurd door hormonen ... Gestuurd door astro-logische krachten ... En opgebouwd uit het DNA van twee anderen en al hun voorgangers, zelfs mijn namen komen van hen. Alleen mijn kippenvel is van mezelf ? 'k Vraag me af waarom ik nog geloof in individualiteit.
'k Waag me al eens aan exotische recepten maar om te zeggen dat ik ze kan bereiden volgens de kunst, nee. Het blijft bij verdienstelijke pogingen. LM overleeft dat tot hier toe en hij vindt dat zelfs een lekkere afwisseling. Daarom blijf ik rustig verder knutselen.
Winter 1993 - LM en ik waren pas getrouwd en zijn zussen bekeken de situatie met argwaan want ik was waarschijnlijk, zéér waarschijnlijk een goudzoekster.
'k Had op een voormiddag een mullygatawny soep gereed staan op de kookplaat. Ttz, een restje soep, één portie. En nog zonder tomaat of linzen of andere afwerking. Die portie zou tegen de middag afgewerkt en opgewarmd worden voor LM. In de pot ernaast stond op een laag vlammetje visafval onder water om een fumet te laten trekken. Die zou ik na de middagboterham zeven en afwerken.
LM's jongste zus kwam efkes langs, ze kwam me goeiedag zeggen in de keuken. Ze keek in het klein potteke. - Wat is dát? vroeg ze schril. - Dat is LM zijn soep voor vanmiddag, antwoordde ik, dat is mully … maar ze was de keuken al weer uit. Ze stond in de woonkamer en ik hoorde dat ze een octaaf hoger bleef spreken. Iets later was ze al weer weg. Geen tas koffie, niks willen drinken, ze had zelfs haar jas niet uitgedaan.
Toen LM & ik aan tafel zaten had ik een vermoeden waarom ze zo snel weg was. Een portie koude mullygatawny van heldere bouillon, -zonder afwerking met tomaat of linzen of wat dan ook- met al die currypoeder onderin met daar bovenop iele reepjes kip, sliertjes groenten en een paar lepels gekookte rijst lijkt op een aangebrand kookpotje waarin een paar centimeter water gezet is. Als men niet weet wat het is, is het absoluut geen appetijtelijk zicht. En daarnaast stond dan de pot met viskoppen en -graten die ik afdekte juist op het moment dat zij de keuken binnenkwam.
Met welk van die twee brouwsels ging ik haar broer vergiftigen? Met het afwaswater of met het visafval?
'k Vertelde het fornuistafereel aan LM. - Dan is ze nu de politie aan het bellen, zei hij laconiek.
Er bestaan veel recepten van mullygatawny. Misschien evenveel recepten als er koks en huisvrouwen zijn in India.
Een afbeelding van een heldere, nog koude mullygatawny die op vies water lijkt, heb ik niet gevonden. Jammer.
Wanneer we nu nog eens zo'n soep eten, warm natuurlijk, en met vis kan ook, dan serveren we daar sindsdien het lauw politie-grapje bij. Maar dat weet zijn zus niet. En dat houden wij zo.
'k Wor een watje. Een week-wollig-watje. Dat kan natuurlijk niet, watten zijn niet van wol, ze zijn van katoen. En zo'n watteponneke heeft niks weeks, het is zelfs sterk.
Maar 'k wor wel een watje : 'k Kan 'Born on the 4th of July' niet meer kijken zonder tranen. Een jaar of drie geleden zou ik nog op het randje van de sofa gezeten hebben met gebalde vuisten tandenknarsend krachtige commentaren mompelend. Nu hing ik half achterover achter een kleenexke, snuffend met tuiten. Dat lag niet aan het acteren van Tom Cruise. Ook niet aan de sofa. En gelukkig was het putteke nacht, 'k was al afgeschminkt. Met van die stevige watteponnekes.
Tot een jaar of drie geleden kon ik helemaal meegaan in zo'n verhaal, naar daar waar de regisseur ons hebben wil. Nu denk ik : wat moeten de Moeders van die jongens afgezien hebben. En nog altijd afzien, de Moeders van de snotters in Irak en Afghanistan, en Syrië, en Yemen. En overal, overal Moeders.
"Elke vrijdag, tijdens het laatste lesuur, worden er in het klasje van de kleindochter door de kinderen verhaaltjes verteld. Soms krijgen ze een thema aangereikt, kwestie hun fantasie de vrije loop te laten, die dag mochten ze een bepaalde gebeurtenis vertellen, dus ging ze aan de slag. Ons zoetje is verzot op zo’n weekafsluiters.
Aan de schoolpoort gaf de leerkracht me een teken dat ze me wou spreken. Ik dus bij haar. Ons kleintje had met trots over haar pépé verteld, die heel slim was, die boeken had geschreven en voor haar alleen een erg speciaal verhaal had bedacht. Het was een lang verhaal en elke week keek ze uit naar de knotsgekke lotgevallen van de oude Margriet en haar tweelingbroer Filemon en straks zou pépé verder gaan met zijn vuile ton.
“Ik heb uw kleindochter niet willen onderbreken, mevrouw, maar ik heb geen flauw idee waarom ze tot tweemaal toe over de vuile ton van uw echtgenoot spreekt?”
Onderweg naar huis, ik langs de neus weg, toch even over de vuile ton van mio marito begonnen. Kleindochter was hoogst verbaasd. “Maar pépé heeft er zoveel geschreven in de krant, toen hij jong was. Hij heeft daar veel centjes mee verdiend en jij weet dat niet?” Uiteindelijk is mijn frank toch gevallen, natuurlijk heeft hij haar verteld over de talrijke feuilletons, die hij als bijverdienste voor de krant schreef tijdens zijn debuutjaren." TP
Uit mijn kinderjaren herinner ik me twee uitspraken van dat woord, TP. Un Filletong (wat mijn moeder deed denken aan tongfilets) en Ne Fuile Ton, naargelang men Frans of Nederlands sprak. Zellik was toen al een beetje tweetalig. Of drietalig. Want er was de Vlaamse streektaal, er was het Frans en er was het Proper Vlaams, waarmee toen ABN bedoeld werd. Veel had dat allemaal niet om het lijf, in ons eigen wereldje waren wij allemaal even vlot polyglot.
Op een keer vertelde Ma dat Betty was komen vragen of ze witte kaartjes mocht nemen voor haar visbak. En mijn Ma had geantwoord dat ze jammer genoeg geen witte kaartjes had, voor een visbak. En toen was Betty treurig naar huis gegaan.
Ik zat perplex over zoveel onverstand. Onverstand bij mijn eigenste moeder dan nog! kauren = keien, kaurtjes = keitjes
Betty had witte kaurtjes naar ABN vertaald en dat werden dan witte kaartjes. Ze had gevraagd of ze wat witte keitjes mocht nemen van de oprit voor de op bodem van een klein aquarium. Daarop zei Ma dat ze geen witte keitjes had? De oprit lag vol! Voor het oprapen! Tegen Betty … Tegen een speelkameraadje, iemand met wie ik de straat deelde, de plek waar een groot deel van ons kinderleven zich afspeelde.
'k Weet niet of ik toen een keel opgezet heb of in tranen uitgebarsten ben, maar die avond nog mocht ik een bakje vol witte keitjes gaan afgeven bij Betty thuis. 'Voor de visbak'. Ze lag al in bed, zeiden ze. En ik had ook al in bed moeten liggen. Maar voor één keer mocht ik na het avondeten nog buiten. Waarschijnlijk omdat mijn Ma zich even rot voelde als ik.
Tot zover een plaatselijke versie van een spraakverwarring van toen.
m – HiH- 05/2016, bijgewerkt – de tekst in het zwart is van TP
Vind je nodige inspiratie in je eigen arbeidsvreugde, en geniet dan volop van het hier en nu. van P²
Geconcentreerd bezig zijn kan enorm veel voldoening geven, dat is een feit. Soms is het resultaat van die bezigheid zelfs bijzaak, het gaat om de bezigheid zelf, 'de voldoening van het volbrengen'. Of zoiets. Die voldoening is familie van vreugde en contentement en die twee vallen dan weer onder de hoofding ‘geluk’, in mijn ervaring. Geluk is een kasteel met héél veel kamers.
Heeft geluk ook een kleur? Buiten het cliché van de roze wolk, heeft geluk een kleur volgens iemand? Misschien heeft elke vorm van geluk een eigen tint en helderheid ...
"Elke kleur die je een goed gevoel geeft is de kleur van geluk." VDL
Dat zinnetje is niet bruikbaar want het draait de vraagstelling om. Dan zou een simpele kleurencataloog van een verfmerk al voor extatische toestanden zorgen. Dan zouden we bij het stalenrekje van elke doe-het-zelf zaak geen fronsen zien maar uitsluitend gelukzalig glimlachende mensen. Een kleur die een goed gevoel geeft, geeft een goed gevoel. Of maakt blij. En meer is dat niet.
Mijn vraag was niet een kleur --> geluk ! Mijn vraag was wel geluk --> een kleur ?
Niet of bij een kleur zich een geluksgevoel aandient, wel of bij een geluksgevoel een kleur verschijnt. En welke tinten daar dan zijn, in het brein van de persoon in kwestie. Welke kleuren verschijnen op het ogenblik dat iemand zich gelukkig voelt? Bvb: gij houdt voor de eerste keer het eerste kleinkind in de armen, dat geluksgevoel, heeft dat een kleur?
Ach, een foto is maar een momentopname natuurlijk en waarschijnlijk dacht de fotograaf er ook zo over. Maar wat een vriendelijk aandenken moest worden lijkt mij een scène uit een Griekse tragedie of twee. Van links naar rechts staan de moeder van de bruidegom, de bruidegom, de bruid, de vader van de bruidegom.
De moeder en de vader hebben gezien hun loopbaan camera-ervaring. Tonnen camera-ervaring allerlei. Daarom vond ik de foto zo eigenaardig. Voor beroepsposeurs bijna bizar.
De moeder legt haar hand op de arm van haar zoon als om hem te beletten dichter bij zijn bruid te gaan staan. Of bij zijn vermaledijde vader. Is het een hand of is het een klauw?
En wat denken van de vader die ongegeneerd tussen de schouder en de tiet van zijn schoondochter staat te leunen.
De zoon reikt wel naar zijn vrouw, maar wordt zodanig tegengehouden door de moeder dat zijn jas ervan gaat gapen.
De schoondochter lacht stralend naar de lens. Blij met haar echtgenoot of blij met zijn beroemde vader? Het lijkt wel alsof zij met de laatste het bruidspaar vormt.
Heeft de fotograaf te vroeg afgedrukt ? Terwijl de mensen nog iets meer naar links en iets meer naar rechts aan het schuiven waren. Zo ja, waar is dan de definitieve versie van deze foto ? De versie waarop de moeder en de vader van James met iéts minder lichaamstaal poseren. Als die versie bestaat. Nee, ik vrees dat dit de definitieve versie is.
De fotograaf van dienst was mogelijk geïmponeerd door wie er voor zijn lens stond en is niet gewend beroemdheden bij te sturen.
Ik vond de foto zó eigenaardig, dat ik niet meer weet of ik hem grappig vind of zielig. Het is geen groepsfoto van kiekjeskwaliteit, hier staan vier individuen een eigen verhaal te vertellen.
vlnr : Jerry Hall, James Jagger, Anoushka Sharma, Mick Jagger