Een Tiroler kerkklok Lang klonk het schot nog in mijn kinder oren na: als die Tiroler Kerkklok galmde het Bergen rond. Een kleine berggeit zwaar gewond op de grond! Lag verscholen in struiken met bloedende wond. Klonk nu in mijn kinder-oren zwaar galmend na! Nee het klinkt niet als vaat vallend aan scherven; klonk ook niet als een beek soms te horen in bergen waarom komt het geluid nu dichterbij mij gesneld; denk dat ik merk hoe het geitje door de jager sterft! Wilde nu naar huis, had hier niets meer te zoeken; al had mijn kinderhart met de jacht al wat verzoend! Maar het beestje moest nu heel alleengaan sterven! Ook niemand die nu een kruis zou maken en verven! Zag uit bergen komen; geroffel en een bliksemschicht; Waarom moet het geitje sterven als de donder zo klinkt. Maar doch over de Alpenvelden zie je de bliksem zelden! Hard zoals de donder hoor je in de velden maar zelden.
auteur:Adrie.21.12015.Copywriting
|