Ik vertel mama dat ik maandagavond, na het geven van de typeles, onze auto heb vast gereden op de speelweide van de school. Door de felle regen van zondag was de weide flink drassig geworden. Het was er niet aan te zien, maar het was wel zo. Het heeft een tijdje geduurd vooraleer ik weer, met veel hulp van lieve mensen, op het droge stond. Toch voorzichtig zijn, hé kind? zegt ze zorgelijk.
Als we terugkeren van ons wandeling en bezoekje aan de cafetaria staat het avondeten al klaar. Ik doe nog maar eens mijn verhaal aan Karoline, die al bij Marcel aan tafel zit. Ik vertel over de natte weide, de modder, het omhoog krieken van de auto om planken onder de wielen te steken en hoe een man heel traag netjes onze auto weer op de begane weg kreeg. Plots gaat mamas vinger de hoogte in: Ellen, en niet meer over water rijden hé! Karoline draait zich met een ruk in mijn richting, haar ogen wijdt open van verbazing: Ze is mee,Ellen.. ze is mee! Ik verzeker mama dat ik voorzichtig zal zijn. Ik geef haar een dikke zoen, maar haar aandacht is al weer bij haar boterhammetjes.
Mama s haar moet geknipt worden. Ik stel haar voor om samen naar het kapperssalon te gaan dat zich op de benedenverdieping van het rusthuis bevindt. Mama vindt het een goed idee: Wij samen?...Oh, kind wat zie ik jou toch graag! Kom hier, je krijgt een dikke kus We gaan arm en arm naar beneden. Maar we kunnen geen afspraak maken, de kapster is net vandaag een dag met verlof. Mama vindt het helemaal niet erg: Doen we dan wel eenandere keer, kind.
Er komt een dame bij ons een praatje maken, wiens vader onlangs is opgenomen op de afdeling van mama. En dat is jouw dochter, hé? Ik zie dat meteen! zegt ze tegen mama. Mama fronst de wenkbrauwen en schudt bedenkelijk van neen. Ze kijkt naar mij, zo liefdevol, en wrijft met de buitenkant van haar hand zachtjes over mijn kaak. Ze wendt zich terug naar de dame. Neen, maar ze kan er wel voor doorgaan!
MISSCHIEN KENT U HAAR?
en plotseling vraagt ze aan me "ken ik u misschien?" "Ja, mama, ik ben je dochter" maar ze blijkt het niet te zien
en beleefd vraagt ze nog: "waar komt u vandaan ?" "Maastricht, mama, dat weet je toch" verbaasd kijkt ze me aan
"Och", zegt ze "dat is toevallig mijn dochter, zij woont ook daar we gaan weleens naar haar toe misschien kent u haar?"
Overgenomen uit "Spoorloos" gevoelens van een dochter bij het proces van dementie van haar moeder Annette F.C.Willems-Hendrikx
Mama is verzot op mijn T-shirt. Er staan grote citrusvruchten op afgebeeld en telkens opnieuw probeert ze die te grijpen. Mag ik er ééntje nemen? vraagt ze. Die kan je er niet afnemen, mama. Ze zijn niet echt. Ze zijn gewoon op de stof gedrukt, leg ik haar uit. Ze kijkt een beetje verbaasd: Oh ja?... maar toch is het zeer mooi! Ik vertel haar dat ik deze T-shirt kreeg van Lydia. Echt waar? Van Lydia?... t Is een zeer mooie!
Mama twijfelt er helemaal niet aan wie Lydia is, ze weet maar al te goed wie zij is. Tal van herinneringen heeft ze: hoe we toen we klein waren samen speelden, dat ik als kind zo graag bij Lydia een keertje bleef slapen, dat ze met ons na het overlijden van papa, meeging naar de camping aan zee. En dat we, eens volwassen, vriendinnen bleven. Dat weet ze nog allemaal. Maar hoe verklaar ik dat nu: als Lydia bij mama op bezoek komt, herkent zij haar niet langer meer!
We zitten buiten op het terras. Mama kijkt me aan, ze maakt met beide wijsvingers cirkelvormige bewegingen rond haar ogen en vraagt me: Waar zijn mijn ruiten?. Ik weet meteen wat ze bedoelt, want al sinds weken is haar bril zoek. Haar ganse kamer heb ik al afgezocht, maar nergens is haar bril te bespeuren. Misschien is hij op een andere kamer verzeild geraakt. Je bent jouw brilkwijt,mama. We zullen nog eens aan de verpleegster vragen of ze hem nergens hebben gevonden. Mijn antwoord stelt haar tevreden: Goed hoor!
Deze namiddag gaan we Denise en haar vriendin afhalen in Rijsel. Ze gingen een weekje naar Avignon en komen vandaag met de TGV terug. Dus deze morgen naar mama, want met dat prachtige weer zal het haar deugd doen om even buiten te zijn. Marcel staat net aan de deur van mamas kamer. Hij krijgt van mij, gewoonte getrouw, zijn begroetingszoen. Hij stapt dan ook maar meteen de kamer van mama mee binnen. Mama neemt hem met haar beide handen vast: t Is zo een brave! Marcel glimlacht eens, drentelt wat rond in de kamer, maar echt reageren of praten doet hij niet meer. Dat werd hem door zijn Alzheimerziekte al ontnomen. Terwijl ik mama in haar jas help, - zij is al opgetogen en blij met het vooruitzicht om met dit zonnig weertje te gaan stappen,- zeg ik: We gaan wandelen, Marcel. Ga je mee? Misschien zal het nog wel frisjes zijnbuiten. Voor het eerst in maanden hoor ik Marcel praten, heel traag, alsof hij over elk woord heel diep moet nadenken: Hm dat zal nog wel gaan hoor Ik vraag aan de bejaardenhelpster hem ook een warme jas aan te doen en zo gaan we met zijn drietjes het park in. Aan de ene kant mama aan mijn arm, aan de andere kant Marcel aan mijn hand. Mama babbelt weer honderd uit, Marcel stapt, weer stilzwijgend, braafjes mee. Kijk, zijn datkoeien? vraagt mama uitbundig. Neen, mama dat zijn schapen, antwoord ik. Van Marcel geen reactie, maar hij glimlacht zoals meestal. Oh, kijk al die bollen! zegt ze plotseling. Inderdaad, wat verderop staan heel wat buxusboompjes, netjes rond geschoren. We gaan wat dichterbij en mama blijft staan. Eén en al bewondering, vraagt ze: Wie heeft dat zo mooirondgeschoren?De tuinman, mama zeg ik. Vol goedkeuring blijft ze nog even kijken. Jullie mogenallemaal eens op bezoek komen! zegt ze uitnodigend tegen de boompjes. Ze bewonderen nog met hun tweetjes de goudvis, die rondzwemt bij de fontein, die aan de ingang van het rusthuis staat. Mama druk doende hoe zonde dat is voor die kleine goudvis om in dat koude water te moeten zwemmen, Marcel weer stilletjes glimlachend. We keren terug naar de afdeling. De soep staat al op hen te wachten.
Na onze wandeling gaan mama en ik zalig nog wat profiteren van het najaarszonnetje op het terras van de cafetaria. Mama heeft zoals meestal wel zin in een snoepertje. Er worden pannenkoeken besteld. Omdat ik weet dat het haar zelf niet meer lukt, begin ik alvast boter en suiker op de pannenkoeken te doen. Als ik de boter en de suiker er voor jou opdoe, dan mag ik even proeven, hé? gebruik ik als excuus. Ze is akkoord en wacht geduldig tot de twee pannenkoeken zijn opgerold en in stukjes zijn gesneden.
Het is een plezier om te zien hoe ze met zoveel smaak netjes de eerste pannenkoek naar binnen werkt. Plots gaat ze de overgebleven stukjes tellen. Ik ben benieuwd of haar dat nog lukt. En ze begint: één, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, acht Het gaat goed zit ik bij mezelf te denken, want er liggen ook precies nog acht stukjes op haar bord. Maar dan gaat mama gewoon door met tellen: negen, tien, elf, twaalf. De reeds getelde stukjes worden er nog maar eens bij opgeteld. Oh, ik heb er nog veel hé? zegt ze glunderend. Ja mama, ze geven hier wel echtreuze pannenkoeken. Tevreden eet ze verder tot alles op is.
Vandaag, precies 56 jaar geleden werd ik geboren. Gisteren sprak ik erover met mama. Ze kan er zich niets meer van herinneren, geen dag, geen maand, geen jaar. Ik weet het niet meer gaf ze grif toe. Toen Denise nogmaals duidelijk maakte dat ik morgen jarig ben, strekte mama haar armen naar mij uit. Echt waar? Kom hier en ik kreeg een klinkende zoen. Maar meteen was ze ook weer vergeten waarom ze mij had gezoend.
Ze krijgt ook steeds meer problemen om mij te herkennen. Enkele weken geleden deden we samen gek. Al plagend zei ik: Ja, als ik jou kan duvelen dan doe ik dat! Lachend keek ze me aan: Jij spreekt juist met de taal van ons Ellen. Zondagavond zwaaiden Arsène en ik nog even naar haar, toen we na ons bezoek terug naar huis gingen. Ik stond slechts enkele meters van haar vandaan. Maar ze zat me onbegrijpend aan te staren. Karoline, die bij Marcel en mama aan tafel zat, zei: Marcella, dat is toch Ellen. Waarop mama ter verdediging een beetje bitsig antwoordde: Ja?... maar zo heb ik ons Ellenniet in mijn ogen!
Mama vindt in die 56 jarige vrouw haar dochter niet meer terug. Ik leef gewoon verder in haar herinnering als dat kleine meisje van vroeger.
Is mama veroordeeld om de rest van haar dagen door te brengen, opgesloten in de stoel?
Ik weet het: als ze vrij mag rondlopen, doet ze heel wat rare dingen. Zo stopte ze onlangs een bloempot in het toilet, dat hierdoor natuurlijk verstopte.
Zulke toestanden kan men niet hebben in het rusthuis. Men zou haar voortdurend in de gaten moeten houden, haar begeleiden bij alles wat ze doet. Maar daar is niet genoeg personeel voor.
Is de énige haalbare oplossing voor zulke patiënten dan maar het beknotten van hun bewegingsvrijheid? Dat is erg voor mama en mij! Moeten we opnieuw, - machteloos voor de zoveelste keer -, verplicht weer een stap achteruit doen? Zullen we er ons noodgedwongen moeten bij neerleggen dat mama zomaar wordt vastgezet?
Het is een vreselijk ongelijke strijd. Wint mijnheer Alzheimer weer?
De manier waarop ik mama zondagnamiddag vind, - wéér rustig opgesloten in haar zetel, - daar heb ik geen woorden meer voor. Wat haar en mij rest, zijn tranen.
Vergelijk maar met deze foto van zaterdagnamiddag, toen ze vrij was, gelukkig, opgewekt en vrolijk kon rondlopen.
Mama zit gezellig in de leefruimte, babbelend met een medebewoonster. Nu ze vandaag niet opgesloten is in dé zetel lijkt ze een stuk gelukkiger. Ze zwaait meteen naar mij, gaat rechtstaan: Ons Ellen is hier! We gaan naar haar kamer, ze maakt uitbundige vreugdepasjes, haar armen en benen gaan alle kanten op. Denise komt ook toe en met zijn drieën gaan we naar de cafetaria. Mama is enorm goed gezind en is vandaag een echte spraakwaterval. Terwijl we een drankje drinken zegt ze plots, wijzend op haar nieuw bloesje: Mooi hé? Het is gesneeuwd. Ik kijk, en Denise ook, haar een beetje onbegrijpend aan. Mama blijft op het bloesje kijken, maar vraagt toch wat onzeker: Ja, hé ik zeg het toch juist? Het isgesneeuwd? Denise antwoordt meteen: Ja hoor, dat is goed. Ik zag deze week op televisie dat het is nu in is om nieuwe woorden te gebruiken. Dus jij mag dat dan ook doen. Mama glundert. Na onze gezellige babbel keert ze tevreden terug naar de afdeling.
Een schoolvoorbeeld hoe Denise met Alzheimerpatiënten omgaat. Je hoeft hen niet steeds te verbeteren of hen voortdurend op hun fouten te wijzen. Laat hen maar gelukkig zijn met hun eigen taaltje!
Ziekte van Alzheimer: wat doen als de patiënt ronddwaalt?
Patiënten met de ziekte van Alzheimer dwalen vaak rond. Dat probleem van het steeds heen en weer lopen van Alzheimerpatiënten die verward zijn wordt gezien bij 65% van de patiënten die in een instelling verblijven en bij 36% van de patiënten die nog thuis wonen.
Naarmate de ziekte verergert, neemt de desoriëntatie in tijd en ruimte toe: het verlangen om zich te verplaatsen wordt dan opgewekt door allerlei impulsen zoals een bekende gaan bezoeken, onveiligheidsgevoel, verveling, angst, pijn, enz. Bij een opname in een rust- en verzorgingstehuis verliest de patiënt zijn familiale referentiepunten. Dat brengt hem uit evenwicht en beangstigt hem. Angst verergert het ronddwalen en zou de risicos op verdwalen en vallen nog verhogen.
Het risico dat de patiënt loopt, is voor het verplegend personeel in een rusthuis een zeer belangrijke bron van stress. Als iemand niet ter plaatse blijft op zijn kamer of de gemeenschappelijke leefruimte, de gangen op en af gaat, dichtbij u blijft staan, u overal bij volgt, verdwaalt op andere kamers, enz. kan dat erg vermoeiend zijn. Nochtans speelt de omgeving een doorslaggevende rol: de omgeving moet constant informatie geven zodat de patiënt zich in tijd en ruimte kan oriënteren, en dat heeft een geruststellend effect.
· Rust, ruimte... Zorg voor een weinig lawaaierige, goed maar niet overdreven verlichte, goed aangeduide en veilige plaats.
· De patiënt wil wandelen? Wel, wandel wat mee en profiteer ervan om de persoon te helpen de weg terug te vinden. Regelmatige, gerichte wandelingen volstaan vaak om aan hun behoefte tegemoet te komen en de atmosfeer te ontspannen.
· Verplicht de persoon niet te blijven zitten en bind hem of haar vooral niet vast: dat zal de behoefte om zich te verplaatsen alleen maar aanwakkeren.
· Zorg voor regelmaat: opstaan, toilet, maaltijden, activiteiten.
· Zorg voor speelse of artistieke activiteiten, laat de persoon helpen bij het huishouden (linnen plooien, de tafel afruimen), bestrijd verveling.
· Behandel angst en depressie. Gedragsstoornissen zijn vaak het gevolg van angst en depressie. Er bestaat geen geneesmiddel tegen ronddwalen. Kalmeermiddelen verhogen de kans op slaperigheid en dus op vallen!
· Handhaaf het waak-slaapritme (opwekkende activiteiten s morgens, relaxatie in de late namiddag).
De oudjes zitten deze namiddag rond de tafel, er wordt samen gezongen. Ook mama zit, - op een gewone stoel -, in de groep. Ze heeft me niet zien aankomen en als ik vooroverbuig om haar een zoen te geven, kijkt ze me verwonderd aan: wie zijde gij? Het hoofd uit veiligheidsoverweging iet wat achteruit, je laat je immers niet zoenen door een wildvreemde: ik ken u niet! Maar van zodra mama mijn stem hoort, weet ze het weer: t is ons Ellen. Ze lacht en er mag meteen gekust worden!
Ik denk bij mezelf: wat mama, als je ook mijn stem niet meer zult herkennen?
Deze namiddag tikken de minuten langzaam weg. Voortdurend kijk ik op mijn uurwerk. Ik wil naar mama, maar omdat ik haar niet opgesloten wil zien in haar zetel, moet ik zeker wachten tot de klok drie uur aanduidt. Want zoals afgesproken met de hoofdverpleegster, wordt mama pas s namiddags ná het koffie drinken vrijgelaten uit de zetel. Dus eindelijk, twintig over drie vertrek ik naar het rusthuis. Van zodra ik de lift uitkom, zie ik mama zitten. Wenend, geblokkeerd in haar rollende zetel, zit ze aan tafel bij Marcel en de twee mensen die bij hem op bezoek zijn. Van koffie drinken merk ik niks meer op, de andere oudjes zitten verspreid in de leefruimte of zijn al terug op hun kamer. Het is ondertussen half vier. Teleurgesteld mama terug zó te moeten vinden, tracht ik haar maar weer te troosten. Ik krijg van een vriendelijke bejaardenhelpster te horen dat de oudjes ijscrème hebben gegeten, en dat daardoor mama nog steeds in de zetel zit. Ik wil zeker met haar niet in discussie gaan, want de afspraken waren gisteren gemaakt met de hoofdverpleegster. Maar ze merkt waarschijnlijk wel mijn teleurstelling op. Ze tracht me met de beste bedoelingen uit te leggen waarom mama nog gevangen zit: We doen het ook om haar tebeschermen. Af en toe heeft ze het hier aan de stok met een andere bewoonster. Jouw mama kan zich helemaalniet tegen haar verweren, dus ja we doen het echt om haar te beschermen.
Ik ga met mama naar haar kamer. Ik droog haar tranen, slik de mijne weg. Mama klaagt dat ze zo stijf wordt: mijn knieën willen nietmeer mee kind! We gaan met zn tweetjes lekker het park in. Plots hangt er een dreigende regenbui boven ons hoofd: Als we droog willen blijven, zullen we flink moeten doorstappen, mama. Ze neemt mijn arm wat steviger vast en met grote passen stappen we naar binnen. Weg, die stijfheid!
Het is koffietijd als ik vanmiddag bij mama kom. Ik zie haar niet op haar vertrouwde plekje aan tafel zitten bij de vaste gasten. Ik kijk even rond. Wat verderop zit mama, zoals trouwens altijd sinds haar terugkeer uit het ziekenhuis op 1 juli, weer opgesloten in haar rollende zetel. Het tafeltje vóór haar vast geklikt op de leuningen van de zetel, zodat ze er niet uit kan. De kop koffie binnen handbereik op het tafeltje. Zielig, het eerste wat ze snikkend zegt als ik bij haar kom is: Ohkind, mijn zoete, wat ben ik blij dat je er bent. Ze weet dat ze door mij wordt vrijgelaten en ze kijkt al wat gelukkiger.
Deze week heb ik een e-mail gestuurd naar de hoofdverpleegster van mamas dienst. Ik stelde haar voor om het probleem dat mama nog steeds gevangen zit in haar stoel, - ondanks het feit dat ze terug kan stappen -, eens te bespreken. Ik zie haar toevallig tijdens mijn bezoek aan mama. Ze zegt dat ze net bezig is mijn mailtje te beantwoorden. En rechtstaande in de gang beginnen wij ons gesprek. Ik vertel haar dat we zo ons best hebben gedaan om mama na haar thuiskomst uit het ziekenhuis weer te leren lopen. Dat bijna elke dag mama zonder problemen, met mij of met Denise een grote wandeling maakt in het park. Maar dat ze toch op de afdeling ganse dagen in die zetel blijft opgesloten. En dat we vooral bang zijn dat mama binnenkort het stappen totaal zal verleerd zijn. Volgens de hoofdverpleegster is dit probleem net, op de briefing met het personeel, besproken. Er is besloten om mama vanaf vandaag, s middags ná het koffiedrinken niet meer op te sluiten in haar zetel: Maar het is ons opgevallen dat je ma veel rustiger is geworden sinds ze in haar zetelzit. Je moet ook helemaal geen schrik hebben dat ze binnenkort niet meer kan lopen. Er wordtvoldoende met haar gestapt. En - nu komt het denk ik - je weet ook als ze hier kan rondlopen, ze overal loopt, ook op anderekamers. We zouden de deuren wel moeten sluiten En echt hoor, ze is veel rustiger in die zetel Ja, het is mij ook wel opgevallen, dat er meer rust is in mamas kamer: het bed wordt niet meer afgehaald, de fotokaders blijven netjes op hun plaats staan, de schilderijen blijven aan de muur hangen, want mama kan nergens meer aan of bij.
Beroofd van haar vrijheid is ze noodgedwongen blijkbaar tot rust gekomen. Maar of mama nu gelukkiger is, dat betwijfel ik!
Ik kom nog maar net de kamer van mama binnen, of ze wrijft zich al blij in de handen, haar gezichtje straalt. Ik zie het al, mama heeft een goede dag vandaag.
- Mama (echt bezorgd): Kind, ben jij daar nu weeral? Ze herkent me, denk ik meteen. - Ik: Ja, t is vrijdag, dus ik kom je haar doen. Is dat niet goed? - Mama: Ja, hoor, ik ben zo blij dat je er bent!
Gewoontegetrouw zit mama, terwijl ik haar haar in de krulspelden draai, in een stoel vóór de televisie. Wij weerspiegelen alle twee op het zwarte scherm. - Mama: Kijk, je zit op televisie! - Ik: Ja, en jij ook mama. Kijk maar, ik ben degene die recht sta, jij zit in de zetel. Je ziet deweerspiegeling van ons op het scherm van de televisie." Deze uitleg is iets teveel, want meteen is de interesse weg. Ze tracht mijn arm te pakken te krijgen, ze wil geknuffeld worden, daarna hoor en zie ik dat ze zit te snikken. - Ik: Waarom, ween je nu? - Mama: Ik heb er al zoveel moeten achterlaten , mijn ma en pa Ze is een beetje mis met het kiezen van het woordje achterlaten, maar ik begrijp wat ze bedoelt. - Ik: Dat is het leven, mama. Maar bonma en pepe zijn toch heel oud geworden. Pepe was bijnanegentig toen hij stierf! - Mama: Ja, hij was oud De tranen zijn al weer opgedroogd.
- Mama: Ellen, ik ga dit hier wat verzetten Ze neemt het toilettasje met de krulspelden dat naast haar op tafel staat, en verplaatst het een paar centimeters. Terwijl zij druk bezig is het tasje op de, voor haar, juiste plaats te krijgen, geniet ik stilletjes van het horen van mijn naam. Ik krijg een goed gevoel van binnen. Nadien wordt er door mama nog heel wat onzin verteld, waar ik even onzinnig op antwoord. Maar we hebben weer plezier met ons tweetjes. Ik ben hier zó blij om, dat ik haar veel te stevig vast neem als ik wegga.
- Mama (lachend): Pas op dat ik niet in twee val! Ze voelt inderdaad zó broos aan, en ze bedoelt waarschijnlijk dat ik moet oppassen dat ze niet breekt. Nog een laatste knuffel en een dikke zoen. - Mama (steeds lachend) : Ik wil nog één! - Ik (lachend): Ik ook.
Ik heb de indruk dat die laatste zoenen het gehele gebouw doorklinken, maar wat kan het ons schelen.
Sinds onze thuiskomst van reis, twijfel ik er sterk aan of mama mij nog herkent. De eerste begroeting was al heel koeltjes, en er zit geen betering in. Heel de week is mama toch wel héél erg verward. Zondag heeft ze Kattekermis bij Yvonne en Robert moeten missen. We hadden er haar niets over verteld, want zoals elk jaar, waren mama en wij uitgenodigd. Vorig jaar genoot ze er nog van. Maar haar meenemen voor een ganse namiddag en avond lukt nu niet meer. Wij gingen, maar mama bleef thuis.
Dus dan maar maandagnamiddag trachten voor mama, ten opzichte van onszelf, het goed te maken met een extra traktatie: koffie en een goed gevuld dessertbord. Maar mama weet geen raad met al dat lekkers op één bord: ijscrème, chocolademousse, slagroom, een aardbei, een trosje rode bessen en twee stukjes taart. Ze begint dan ook maar meteen, met de lepel in de rechterhand en met de vingers van de linkerhand van alles te proeven. Zonder mijn hulp wordt het één grote knoeiboel. Als ik vraag of ik een hapje mag nemen, is mama direct akkoord: Twee ook! . Als ik met de vork een stukje taart neem, kijkt ze me boos aan, haar hand klaar om mij te slaan: Zal ik jou eens een draai geven? Nooit, ook niet toen ik kind was, heeft mama mij geslagen. Ik kijk haar in de ogen en vraag: Waarom zou je mij slaan, mama? Haar hand zakt weg, en ze begint heel ongecontroleerd luidop te lachen. Ze reageert er niet op dat ik haar 'mama' noem. Ik zeg maar niets meer en help haar verder met het oplepelen van al die heerlijke zoetigheden.
Donderdagnamiddag ben ik mama aan het klaarmaken voor een wandelingetje als Denise de kamer binnenkomt. Zij wordt door mama begroet als tante Margriet. Dat is niet de eerste keer, en Denise is dat blijkbaar al gewoon, want ze reageert niet op die verkeerde naam. Ze wijst echter wel in mijn richting en vraagt mama: En wie is dat? Door de reactie van mama zou je denken dat ze best nog bij de pinken is: ze gaat voor Denise staan, en wijst verwijtend met haar vinger: Weet jij niet wiedat is! Weet jij niet wie dat is!!!" Denise lacht een beetje schuchter en zegt: Ja, t is Ellen. Mama kijkt vol ongeloof naar mij: Hm, ja Als ze even later, buiten op het terras aan mij vraagt: Waar is Urbain? , weet ik dat ze mij niet herkent. Want Urbain was mijn papa, en nooit zou mama zijn voornaam gebruiken als ze tegen mij over hem praat. Dan hebben wij het samen altijd over papa.
Na een zalige vakantie in de immer zonnige Provence, kwamen we, wel uitgerust en ontspannen, laat woensdagavond terug thuis. Donderdagnamiddag vlug naar mama. Arsène en ik verlangen er erg naar haar terug te zien. Hoe zal ze reageren na zeventien dagen zonder bezoek van ons?
Ze zit in de leefruimte. Ik begin al meteen naar haar te zwaaien. Ik stap op haar af en neem haar eens goed vast: Dag, mama, hoe is het? Ze kijkt me aan: Ah, jij bent het. Het lijkt alsof ik gisteren, eergisteren, gewoon elke dag bij haar op bezoek ben geweest. Ik krijg een doordeweekse kus. Haar begroeting voor Arsène is uitbundiger, ze valt hem rond de nek en neemt daarna zijn hoofd met beide handen vast: Dag jongen Oef, ik ben meteen gerustgesteld: ze weet wie we zijn, ze herkent ons. Verder doet mama heel gewoon. Ze heeft mij, - zoals 'het thuisfront' me per e-mail steeds verzekerde -, inderdaad niet eens gemist. Denise komt even later ook toe en met zijn vieren gaan we gezellig op het terras van de cafetaria zitten. Karoline en Marcel komen er ook bijzitten. Wat 'bijpraten'
Alles is oke, ik voel mij goed. Nu maar bij een volgend verlof, geen schuldgevoel meer hebben dat ik mama achterlaat!
Een mevrouw, die trouw mijn blog leest, wist het zo mooi te verwoorden. Toen ze mij schreef dat ze het voor ons zo leuk vond om onbekommerd van onze reis te kunnen genieten, - wetend dat mama vertroeteld werd door zovele vriendinnen -, noemde ze deze fantastische mensen: mamas vervangdochters. Ik kon het zelf niet beter bedenken.
Ik neem dit woord heel graag van haar over en zeg hierbij dank aan alle vervangdochters.
Jij in het bijzonder, Denise, omdat je onvermoeibaar elke dag bij mama op bezoek ging. En s avonds was je nog welkom bij jouw zus en schoonbroer, waar steeds de geruststellende mailtjes werden geschreven en verstuurd naar ons vakantieadres.
Bedankt Karoline, omdat ook jij aandacht had voor mama. En haar die knuffel gaf, die ze soms miste. Bedankt ook voor die lieve mailtjes die jij ons stuurde.
Bedankt Lydia, Yvonne en Greta voor jullie bezoekjes tijdens de weekends. Hoewel mama jullie niet meer herkende, - dat vernam ik van jou, Lydia, pas nu ik thuis ben, want in jouw mailtjes verklapte je niets -, gaven jullie niet op!
Bedankt aan al het verplegend personeel, dat zo goed voor mama zorgde tijdens onze vakantie.
Door jullie allemaal hadden wij een super onbezorgde reis, waar we met volle teugen hebben van genoten.
Alles gaat goed met mama. Ze blijft verwend worden met vele bezoekjes van Denise. Karoline blijft ook een oogje in het zeil houden, en stopt haar soms nog een extra koek toe. Lydia en haar ma, Yvonne zijn zondag bij mama geweest. Aanvankelijk had mama wat problemen om hen te herkennen, maar ze werd wel enthousiast toen ze plots tot het besef kwam wie ze waren. Omdat ze vonden dat mama zo goed was, hebben ze samen met Denise en mama een lange wandeling gemaakt. Ze zijn gezellig met zijn vieren pannenkoeken gaan eten. Toen mama vroeg, kijkend naar Yvonne en Lydia (moeder en dochter): Waar is mijn dochter? , hebben ze toen uitgelegd dat Arsène en ik op reis waren. Blijkbaar nam mama daar genoegen mee, want er kwam geen reactie.
Hoe we dat hier in de Provence allemaal te weten komen? Heel simpel: wij hebben onze laptop mee op reis, en we worden per e-mail door iedereen op de hoogte gebracht van hoe mama het nu stelt. We kregen zelfs een foto doorgemaild van het pannenkoekenfestijn!
Door al de mailtjes die we ontvangen, zijn wij zijn zo enorm gerustgesteld. Mama wordt helemaal niet in de steek gelaten. Integendeel! Dank aan iedereen van het thuisfront, want door jullie inspanningen genieten Arsène en ik van een zorgeloze vakantie.
Donderdagmorgen heb ik het aan mama gevraagd: of ze het goed vond dat Arsène en ik voor enkele dagen op verlof gingen. Waarom niet, kind, naar mij moet je niet kijken! Heel fair was die vraag van mij niet: alles was al geboekt, en niet voor een paar dagen maar voor ietsje meer dan twee weken. Niets vertellen! hadden ze mij in het rusthuis voor goede raad gegeven. Maar ik wou mama toch op de één of andere manier laten weten dat Arsène en ik met vakantie gingen. En ik vertrok vrijdagmorgen met een beetje minder schuldgevoel, omdat mama zowat haar toestemming gaf.
En nu zitten wij in de Provence, Arsène en ik. Op dezelfde plek waar mama, na pas overlijden, jarenlang steeds mee naar toe ging. Een zalig plekje onder de zon, midden de wijngaarden, en een prachtig uitzicht op de Mont Ventoux. Ze hield er zo van, maar we zijn hier al voor de derde keer zonder haar.
Al het verplegende personeel in het rusthuis stelden ons gerust: Profiteer nu maar eens van jullie vakantie, wij zullen goed voor haar zorgen!
Denise verzekerde ons dat ze bijna elke dag naar mama gaat, zelfs op zondag, wat ze anders nooit doet: Nu jullie er niet zijn, ga ik zeker ook op zondagnamiddag! En Karoline zal s avonds een oogje in het zeil houden, als ze bij 'haar Marcel' op bezoek is. Ook Lydia, die toch een eindje af woont, beloofde om bij mama langs te gaan, samen met haar ouders. En allemaal gaan ze mij per e-mail laten weten hoe mama het maakt. Al dat spontane medeleven, die betrokkenheid en daadwerkelijke hulp, het doet ons niet alleen echt deugd maar het is voor ons ook een zekere geruststelling.
Arsène en ik gaan even de zorgen vergeten en genieten van onze vakantie.