Deze morgen maak ik een afspraak met de tandarts: morgenmiddag om 12u30 komt zij naar het rusthuis. Ik leg haar uit wat er aan de hand is met de tand en vertel dat mama de ziekte van Alzheimer heeft. Het schrikt haar niet af. Zij klinkt heel vriendelijk aan de telefoon en het lijkt me een lieve dame te zijn. Maar wat belangrijk voor me is, is dat ze vooral bereid is om mama te helpen: We zullen het eens rustig bekijken, zien hoe we het kunnen oplossen. Ik breng in ieder geval alles mee om een tand te trekken. Hoewel ik blij ben dat mama zal verlost worden van haar tandpijn, krijg ik al de kriebels. Arme mama, denk ik bij mezelf. Ik zeg de tandarts nog dat ik er niet zeker van ben of mama gewillig zal meewerken. Oh, antwoordt zij mij geruststellend, zelfs demente mensen werken vaak gewillig mee. Ik heb mijn twijfels. Ik ken ons mama, die vaak al moppert dat haar haar kammen pijn doet! Zorg ervoor dat jouw moeder op haar kamer is en dat er iemand van het verplegend personeel aanwezig is. Ik zal wel assistentie kunnen gebruiken, zegt ze enthousiast. Ik spreek met haar af dat ik er ook zal zijn, zo ben ik meteen op de hoogte van wat er staat te gebeuren.
Ik ga naar het rusthuis en vertel aan een verplegende dat morgen de tandarts komt. Als ze hoort dat er materiaal wordt meegebracht om de tand te trekken, reageert ze niet bijster positief. Zij deelt blijkbaar het enthousiasme van de tandarts niet, maar zij kent natuurlijk ook ons mama
Tandproblemen, hoe los je dat op bij Alzheimerpatiënten?
Bij het eten van een bolletje ijscrème in de cafetaria van het rusthuis gaat het mis. Mama legt haar hand op haar kaak en trekt hierbij pijnlijke grimassen.
Terug op de kamer wil ik kijken wat er aan de hand is. Na veel aandringen opent mama eindelijk haar mond en dan zie ik het. Net dié tand waaraan met een haakje haar onderste vals gebit is vastgemaakt, is voor de helft afgebroken! Natuurlijk heeft ze pijn.
Maar hoe kan ik met mama nog naar de tandarts? Ik roep er een verzorgende bij. Wij laten de tandarts komen. Wie is jullie vastetandarts? vraagt ze. Maar onze tandarts is door ziekte al maanden niet meer aan het werk. Wijbellen wel zijn vervanger stelt de verzorgende voor. Ik vraag om mij te verwittigen van zodra ze een afspraak heeft vastgelegd, want ik wil er bij zijn. Dat is blijkbaar misgelopen. Maandagavond krijg ik telefoon vanuit het rusthuis. De verzorgende vertelt mij dat de tandarts al is geweest. Hij stelt voor om mama naar het ziekenhuis te brengen en onder volledige verdoving de tand te laten behandelen of er meteen uit te trekken. Ik schrik enorm. Een volledige verdoving in mamas toestand? Praat er eens over met de hoofdverpleegster, zegt de verzorgende die ik aan de telefoon heb.
Dus dinsdagmiddag ga ik naar de hoofdverpleegster. Ik begrijp uit haar woorden dat ze een volledige verdoving ook wel een heel drastische maatregel vindt. Maar ze onderkent het probleem om een dementerende door een tandarts te laten behandelen: Ze begrijpen niet meer wat er met hen gebeurt en het hun uitleggen, heeft ook al geen enkele zin. Deze mensen zitten niet meer stil, ze willen de mond niet openen. Je wilt echt niet zien, hoe er hier soms een tand wordt getrokken. We moetenze vasthouden, iets over de ogen leggen, dat ze niets meer kunnen zien! ... Ik word er steeds maar ongeruster in en dat ziet de hoofdverpleegster ook. Praat eerst eens met de huisarts, raadt zij mij op haar beurt aan.
Meteen diezelfde avond de huisarts gebeld. Misschien met de ambulance naar detandarts? Of toch maar meteen naar het ziekenhuis? Of vraag eens raad aan tandarts X, een zeer bekwaam helpt ze mij. Oké, ik heb het al door! Een simpel iets als een tand herstellen of trekken wordt voor mama een hele bedoening.
Na het gesprek met de huisarts bel ik naar de door haar voorgestelde tandarts. Ik krijg het antwoordapparaat: De praktijk is gesloten tot 15 maart. Ik ben met verlof. Voor dringende gevallen kunt u zich wenden in het UZ te Gent ... Hopelijk houdt mama het nog een beetje vol. Maandagmorgen bel ik meteen voor een afspraak.
Zaterdagavond staan een dame, die bij haar demente moeder op bezoek komt, Arsène, mama en ik in de lift. Arsène en mama staan arm in arm voor de grote spiegel, die in de lift hangt. Plagerig zegt hij, wijzend op hun spiegelbeelden: Kijk eens mams, wat een lelijkaards! Mama kijkt in de spiegel en Arsène herhaalt lacherig: Het zijn toch lelijkaards, hé? Aan mamas gelaatsuitdrukking zie ik meteen dat ze begrijpt wat hij zegt. Maar het plagerige ziet ze er totaal niet van in. En een beetje gekrenkt als ze is, - mama is toch nog altijd graag mooi,- antwoordt ze heel ernstig: Ze zijn niet lelijk! Wij moeten er om lachen, ook de dame. Maar mama blijft doodserieus en benadrukt nog een keer dat ze het er helemaal niet mee eens is. Potverdomme! protesteert ze nog eens.
Het kwam deze week in het nieuws: rusthuizen kampen constant met een personeelstekort. Bekijk maar eens dit fragment uit het VTM-nieuws van vrijdagmiddag 5 maart onlangs.
Het is in het rusthuis bij mama niet anders. Maar deze week is er op mamas afdeling een nieuwe kracht gestart. Het personeel had handen tekort en gelukkig kregen ze er een collega bij. Het is een zwarte man. Het is hier bij ons echt de buiten en hij is de eerste kleurling die in het rusthuis werkt.
Donderdagnamiddag, tijdens de ziekenzalving zag ik hem voor het eerst. Een beetje verlegen, vriendelijke ogen, een brede glimlach. Toen iedereen aan tafel ging om van de aangeboden koffie en cake te genieten, hield hij zich wat afzijdig. Wacht hij af hoe hij door de bewoners en hun familieleden zal ontvangen worden?
Ik geef toe dat het ook voor mij even schrikken was. Ik had een zwarte man als verzorgende nog niet zo vlug hier bij ons in het rusthuis verwacht. Maar ik verwelkom hem hartelijk. Iemand die de moeilijke en lastige taak op zich wil nemen om voor dementerenden te zorgen, heeft het hart op de juiste plaats en is een goed mens. Huidskleur mag geen rol spelen.
Ik hoop alleen maar dat mama mijn mening deelt. Zij is van een geheel ander generatie. Terwijl wij al spraken van een zwarte, sprak zij nog van een neger. Ze zijn zó zwart kon ze vroeger vies-misprijzend zeggen. Volgens haar deugden ze nergens voor. Mama was ervan overtuigd dat ze lui waren, niet wilden werken, en had niets liever dan dat deze mensen in hun eigen land bleven wonen. Diegene die naarBelgië komen, is enkel om op ons kosten te leven! was ze overtuigd. Zij had daarin soms wel gelijk en ik kon haar dat niet kwalijk nemen.
Maar "'t kan verkeren" (= het kan veranderen), zei G. A. Bredero (volksdichter 1585 - 1615), wiens devies was: "Al siet men de lui, men kent se niet".
De ziekenzalving gebeurt steeds in een ingetogen sfeer. De bewoners van mama s afdeling zitten in een kring, naast hen een familielid of iemand van het personeel. Klassieke muziek speelt zacht op de achtergrond. Ik zit donderdagnamiddag naast mama. Ze kijkt de aalmoezenier lachend aan als hij haar gedag komt zeggen. Als hij wat verder van ons afstaat, zegt ze knikkend in zijn richting: Die daar in t wit
Mama ondergaat, zoals de meeste bewoners, de handoplegging en de zalving zonder dat ze goed beseft waarover het gaat. Toch ben ik ontroerd. Als de pastorale werkster mama de Heilige Hostie aanbiedt, houdt mama de lippen stijf op elkaar. Is helemaal niet erg, Marcella. Als je niet wilt, dan moet het niet! zegt ze stilletjes tegen mama. Maar het is helemaal geen kwestie van niet willen, mama begrijpt er niets van.
Na het hele gebeuren krijgt elke patiënt een prentkaart waarop een paaslelie is afgebeeld. Het is een aandenken aan de ziekenzalving. Als ik even het kaartje uit mamas handen neem, snauwt ze luidop: En ge gaat dat niet op de grond smijten, hé. Ik doe je dood en laat je lopen hoor!