210 Evolutie
Tijdens een gesprek met een oud-student kwam een belangrijk aspect van het werk in het talenpracticum ter sprake. Men werkt met opnamen of rechtstreeks (eigen stem). De opnamen genieten de voorkeur tenzij het om een leerkracht native speaker gaat. Er zijn weinig opnamen die goed gemaakt zijn. Bovendien moeten die in het A.A.AC.ZC.-systeem gemultipliceerd worden, waarbij bij elke nieuwe opname kwaliteitsverlies optreedt. In de analoge systemen moeten de oefeningen opgenomen worden in erbarmelijke omstandigheden. De studio condities zijn niet aanwezig. Tijdens de opname werden heel wat bijgeluiden meegenomen. De zorgvuldigheid van de leerkracht was hier ook essentieel. Aandacht hiervoor en bijscholing ontbraken in de meeste scholen. Het resultaat loog er niet om, en veroorzaakte bij de studenten na enige tijd wrevel over de erbarmelijke kwaliteit van wat ze te horen kregen. Omkadering met techniciens en Multi-media vrijgestelden was niet voorzien. Met de opkomst van de numerieke ICT toepassingen wijzigde de techniek volkomen. Dat resulteert in een voordeel voor het multipliceren. Dat wordt geprogrammeerd en de stimulus wordt niet steeds opnieuw opgenomen. Men werkt met 1 enkel model. Of het beter is weet ik niet. Ik stel vast dat de A.A.AC.ZC.-toepassingen in de vergeethoek geraken. Met de multimedia treedt spielerei op de voorgrond. Goede leerkrachten en studenten ervaren vaak de inefficiëntie van die oefeningen. Onderzoek naar de leerresultaten wordt niet meer gedaan. Gebruik van het talenpracticum wordt dan ook vaak opgegeven.
04-08-2009 om 09:36
geschreven door Jef De cuyper
|