367 AVSG ENG vert. I 6
Thuis
1 P Dag, moeder 2 Waar ben je ? 3 M Ik ben in de keuken 4 P Wat eten wij, moeder ? 5 M Groentensoep 6 lamskoteletjes 7 en fruittaart 8 Heb je honger ? 9 Ja 10 M Het eten is klaar 11P Er is geen brood op de tafel 12 M Het ligt in de keuken 13 Ik breng het 14 P Zijn deze appels voor het middageten vandaag ? 15 M Neen, die zijn voor morgen
Grammaticale structuren
1 C Heysel 2 P Wij stappen daar af 3 C Stap hier af 4 C Zij stappen hier af 5 P Ik ben in de keuken 6 M Breng het brood a.u.b. 7 P Ik breng het 8 M Je brengt het brood 9 C Hij brengt het brood 10 P Wat eten we ? 11 M Er is soep, lamskoteletjes en taart 12 P Ik heb honger 13 M Ik breng de soep 14 C Zij brengt de soep
Grammatica in beeld
1 P Ik breng het brood 2 M Jij, brengt het brood 3 C P brengt het brood 4 M brengt het brood 5 P Wij stappen hier af 6 C Zij stappen hier af
|